Kliniek voor zieke en verminkte kunst
Koninklijk
Instituut
voor Kunst
patrimonium
van België
Werelc
550.000 foto's
en 2.000.000
steekkaarten
BBSBB1 buitenland
SAMENWERKING
FOTOARCHIEF
LABORATORIA
KLINIEK
Animo v<
toto en 1
Verbaasd
Deuk
in pr
Zaterdag 31
„De Aanbidding der Herders" van Rubens zoals het uit de brand van de Carolus Bor-
romeuskerk in Antwerpen werd gered en nadat het een eerste behandeling in het insti
tuut heeft ondergaan.
Wanneer men in het ultra
moderne gebouw waarin het
Koninklijk Instituut voor
het Kunstpatrimonium te
Brussel in 1962 zjjn intrek
heeft genomen, het bureau
van de directeur betreedt,
wordt het oog onmiddellijk
getroffen door een grote
kaart van België, die volge-
prikt is met talloze speldjes
met koppen van verschil
lende kleuren. Ieder speldje
duidt de plaats aan waar
een of ander belangrijk
kunstwerk wordt bewaard
schilderijen, muurschil
deringen, retabels, reliek
schrijnen, wandtapijten, me
talen kunstvoorwerpen, le
deren muurbekledingen
die door dit Instituut om
hun historische of kunst
waarde op de voet worden
gevolgd en geregeld ter
plaatse worden onderzocht.
Onder die kunstwerken be
vinden zich verscheidene
wereldberoemde schilderij
en zoals de „Kruisafneming"
van Pieter Paul Rubens
(O.L. Vrouwkathedraal van
Antwerpen) en, wellicht het
kostbaarste schilderij ter
wereld, het „Lam Gods" van
de gebroeders Van Eyck dat
in de Sint-Baafskathedraal
van Gent wordt bewaard.
Beide schilderijen werden in
het Koninklijk Instituut voor
het Kunstpatrimonium volle
dig gerestaureerd- Toen, na de
Tweede Wereldoorlog, het
Lam Gods in België terug
keerde uit de zoutmijn van
Alt-Aussee, waar het tijdens
de Tweede Wereldoorlog oP
bevel van maarschalk Goering
was heengesleept, drong die
restauratie zich op. Na een
grondig en volledig onderzoek
kwamen historici, weten
schapsmensen en restaura
teurs, tot een zeer volledige
diagnose. Twee jaar lang werd
gewerkt aan het wegnemen
van het vergeeld, gebarsten en
vervuild vernis, het aanvullen
van de lacunes, het verstevi
gen van de houten draagpane-
len en tenslotte het aanmeten
van een ijzeren geraamte om
diefstal te voorkomen (zoals
men zich wellicht herinnert
werd in 1934 het paneel De
Rechters gestolen en nooit te
ruggevonden).
Hiermee hebben wij dan
een tip van de sluier opgelicht
die hangt over de bijzonder
delicate opdracht, zrwaar van
verantwoordelijkheden, die dit
Instituut vervult voor het be
houd van het Belgisch kunst
patrimonium.
Het behoud en de restauratie
van kunstwerken en werken
van historische betekenis,
scheppen tal van problemen
waarover al heel wat contro
versen zijn ontstaan. Reeds
meer dan een eeuw geleden
deden vooral de opvattingen
van de grote Franse architect
en restaurateur van openbare
gebouwen Viollet-le-Duc een
heftige ideologische strijd op
laaien, niet alleen in Frankrijk
maar ook in andere landen
voornamelijk in Enigeland en
in Duitsland. De meningen
waren zo verdeeld en er wer
den zo'n radicale stellingen in
genomen dat tenslotte de Duit
se kunsthistoricus en hoogle
raar in Straatsburg Georg De-
hio uitriep God beware de
monumenten voor geniale res
taurateurs. En, heeft Viollet-
le-Duc vele kunstwerken voor
het nalatenschap bewaard, dan
zijn er toch door zijn toedoen
enkele belangrijke gebouwen
onherstelbaar verloren gegaan,
eenvoudig omidiat hij ze heeft
laten afbreken. Op onze dagen
is men echter heel wat voor
zichtiger geworden en men kan
gerust zeggen dat thans, als
grondregel wordt aangenomen
wat de Franse kunsthistori
cus en gewezen directeur voor
Schone Kunsten, Paul Léon
ook weeral meer dan een hal
ve eeuw geleden als zijn stel
ling poneerde, namelijk dat
„bewaren steeds beter is dan
restaureren".
Wanneer wij een datuim
moeten zetten op de oprichting
van het Koninklijk Instituut
voor het Kunstpatrimonium
van België dan is dat zonder
twijfel 1934, dus in een recent
verleden.
Inderdaad, dat jaar richtte
de Egyptoloog Jean Capart,
toenmalig hoofdconservator
van de Belgische Koninklijke
Musea voor Kunst en Geschie
denis. een Fysieo-Chemiseh
Laboratorium in zjjn museum
op dat hij hechtte aan de
reeds bestaande Fotografische
Dienst van die musea, welke
laatste reeds in 1900 werd ge
sticht onder de benaming „Fo
tografisch Atelier van de Ko
ninklijke Musea voor Kunst
en Geschiedenis"-
Door dit laboratorium werd
het natuurwetenschappelijk
onderzoek en de fotografische
dienst ten dienste gesteld van
de kunst en de archeologie in
België. Bijna onmiddellijk na
de oprichting werd er uit alle
hoeken van het land een be
roep gedaan op deze instelling,
in zover dat d-e Belgische re
gering besloot van dit labora
torium een officiële instelling
te maken die ten dienste van
de hele gemeenschap zou
staan. Toen brak de Tweede
Wereldoorlog uit en het was
pas in 1946 dat de Belgische
Staat, dank zij de stuwende
kracht van de scheikundige en
kunsthistoricus Paul Core-
mans, overging tot de oprich
ting van een instelling die de
zeer lange naam meekreeg van
Centraal Laboratorium der
Belgische Musea en Centraal
Iconografisch Archief voor Na
tionale Kunst die echter na-ar
haar Franse benaming, alge
meen met ACL werd aange
duid
In 1957 tenslotte werd die
benaming gewijzigd in Ko
ninklijk Instituut voor het
Kunstpatrimonium. Het om
vat thans drie grote afdelin
gen, namelijk: het fotoarchief,
de Mierochemisehe en Fysi
sche Laboratoria en de Dienst
voor de Conservatie en de
Restauratie.
In de loop der jaren werden
door dit Instituut ontelbare
kunstwerken gerepertarieerd
en gefotografeerd, duizenden
meesterwerken en kunstvoor
werpen behandeld en geres
taureerd en deed ook het bui
tenland talloze malen beroep
op de technici van het Insti
tuut.
Het hoofdkenmerk van het
Instituut is dat het een van de
eerste en zeer zeldzame instel
lingen is waarin de restauratie
van een kunstwerk wordt uit
gevoerd door een team van
specialisten die tot drie ver
schillende disciplines behoren,
namelijk de kunsthistorici, de
wetenschapsmensen in de la
boratoria en de technici-res
taurateurs. Maar laten wij de
heer Sneyers, directeur van
het Instituut, zelf aan het
woord.
„Ieder kunstwerk dat aan
het Instituut wordt toever
trouwd" aldus onze zegsman
„woordt vooraf onderzocht
door d-e kunsthistoricus die er
de identiteitsfiche van op
maakt en er de stilistische,
historische iconografische en
andere problemen die het op
werpt, van omschrijft. De res
taurateur en de geschiedkun
dige beslissen dan samen over
de documentatie die door de
fotograaf moet worden gele
verd om aldus de kenmerken
van het kunstwerk vast te leg
gen.
Wanneer de zichtbare ken
merken vastgelegd zijn, ge
beurt dit ook met de onzicht
bare dioor middel van de radi-
Hoht genomen die de innerlij-
ografie en foto's met infrarood
ke structuur en de eventuele
wijzigingen blootleggen- De
vergelijking van die documen
ten met het werk, maken het
de restaurateur, de fysicus en
chemicus in het laboratorium
mogelijk een diagnose te ma
ken die dikwijls nog wordt
aangevuld door de microscopi
sche analyse van weggeno
men deeltjes. Er kan nu met
de behandeline worden gestart
op een solide basis. In het alge
meen wordt aangevangen met
het consolideren en stabilise
ren van het materiaal en het
verwijderen van alles wat er
door de mens en de tijd werd
aan toegevoegd (overbodige
vernissen, overschilderingen of
toevoegingen, nutteloze her
stellingen, vervuiling enz.) die
het origineel verbergen of ont
luisteren".
En de heer Sneyers voegt
hier nog aan toe „Wanneer wij
een werk restaureren dan den
ken wij minder aan herstellen,
aan het doen verdwijnen van
beschadigingen, dan wel aan
het licht brengen van de au
thentieke expressiekwaliteiten
van het oeuvre". Hij geeft
hiervan een voorbeeld. „Op
een schilderij was een kardi
naalshoed verdwenen en al
leen de twee sierkoorden wa
ren nog zichtbaar. Ons werd
gevraagd, op basis van die
koorden een nieuwe hoed bij
te schilderen om het werik op
nieuw volledig te maken. Wij
hebben dat categoriek gewei
gerd omdat wij aldius een ver
valsing zouden hebben ge
pleegd".
Bondig samengevat bestaat
de opdracht van het Fotoar
chief van het Instituut in de
systematische aanleg van een
„Aanwijzende Foto-inventaris
van het Belgisch Kunstpatri
monium. Dit houdt noch min
noch meer het zeer ambitieuze
dioel in de hele praduktie van
de Belgische kunstenaars en
kunstamfbaéhtslui, zowel de
verdwenen als de nog bestaan
de werken in het binnenland
en het buitenland, in fotogra
fie te brengen- Dit domein be
strijkt de schilderkunst, de
beeldhouwkunst, de bouw
kunst, de toegepaste kunsten,
de oudheidkunde en de volks
kunde.
Die fotoinventaris levert na-?
tuurlijk een belangrijke bij
drage tot de studie, de beveili
ging en de restauratie van het
Belgisch kunstbezit.
De studie wordt bevorderd
door de groepering in een ge
bouw van de hele fotodocu
mentatie over het Belgisch
kunstbezit die voor het pu
bliek toegankelijk is en waar
bij een uitgebreid catalogus
systeem ruime opzoekingsmo-
gelijfcheden biedt. Daar het
Instituut ook over de negatie
ven beschikt kunnen die foto's
worden aangekocht. Hiervan
wordt door het binnen- en
buitenland een zeer groot ge
bruik gemaakt aangezien het
Instituut per maand het wer
kelijk enorme aantal van bijns
4.000 foto's aflevert.
Ook de beveiliging tegei
vernieling, vervreemding er
diefstal wordt door die foto
grafische inventaris in de
hand gewerkt. Vermelden wi
tevens dat het Instituut, seder
1967 de opdracht heeft gekre
gen dringend een fotoreperto
rium aan te leggen van he
meubilair der Belgische bede
huizen dat, ingevolge de litui
gisohe vernieuwingen, dikwijl
willekeurig wordt verwijder?
of in de antiekhandel ver
dwijnt. In juli 1973 waren ei
al precies 127.987 kunstvoor
werpen uit Belgische bedehui
zen in lijst gebracht en 78.564
ervan gefotografeerd-
Het Instituut heeft met die
exacte wetenschappen in die
disciplines is dan ook van
geen leien dakje verlopen. Het
is de grote verdienste geweest
van de oprichter van het Bel-
;isch Instituut voor het Kunst
patrimonium, namelijk de
teer Paul Coremans, die de
idee uitwerkte het onderzoek
/an de samenstelling van het
nateriaal van kunstvoorwer-
>en langs wetenschappelijke
veg, op materiële gronden te
loen en aan de kunsthistorici
-n archeologen aldus aanvul-
'ende elementen te verstrek
ten. Dit is nogal bescheiden
uitgedrukt want in feite doet
het laboratorium heel wat
neer. Toen er b.v. destijds
twijfel ontstond over de au
thenticiteit van een zelfportret
van Reimbrandt, door het Land
Baden-Wurtemherg in Duits
land aangekocht, werd een in-
Hetzelfde werk zoals het, na volledige restauratie, het instituut heeft verlaten.
identificering en het fotogra
feren tien speciaal opgeleide
kunsthistorici en tien fotogra
fen namelijk een per provincie
plus een voor Brussel belast.
Voor de restauratie tenslotte
is die fotoinventaris eveneens
van onschatbare waarde. Zo
worden zowel van het geheel
als van de details opnamen
geimaakt zodat een objectief
beeld van het voorwerp wordt
bewaard waarnaar kan worden
teruggagrepen bij beschadi
ging en de reconstructie van
een vernield kunstwerk. Wan
neer dit laatste moet worden
gerestaureerd doet de Fotogra
fische Dienst beroep op speci
ale technieken zoals infrarood-
ultraviolet- en röntgenapna-
mesn evenals kleurenfoto's.
Iedere foto krijgt een steek
kaart die het kunstwerk niet
alleen omschrijft maar ook
identificeert en situeert. Van
die steekkaarten wordt ook
een aantal andere gemaakt zo
als analytische, numerieke,
systematisch en verscheidene
iconografische fiches. Van de
meer dan 550.000 foto's waaro
ver het instituut beschikt,
werden er aldus zowat 2 mil
joen steekkaarten opgesteld.
Die reusachtige fototheek
wordt gemiddeld met 20.000
foto's per jaar aangevuld. Au
tomatisering door computers
werd dan ook in het vooruit
zicht geteld-
De identificatie en de res
tauratie is eeuwenlang het do
mein van de kunsthistorici en
de archeologen geweest.
De inschakeling van de
ternationale onderzoekscom
missie samengesteld waarvan
ook het Belgische Instituut
voor het Kunstpatrimonium
deel uitmaakte. Welnu de mi
croscopische onderzoeken van
de structuur en de röntgenop-
namen in de laboratoria van
dit Instituut gedaan, bewezen
dat bet hier om een echte
Rembrandt ging. In feite ge
beurt het wetenschappelijk
onderzoek als volgt.
Het kunstvoorwerp onder
gaat eerst een micro-chemisch
onderzoek eventueel aange
vuld door een microscopisch
onderzoek tijdens hetwelk,
aan de hand van monsters, de
gelaagde structuur wordit on
derzocht waaruit heel wat kan
worden afgeleid. Dit gebeurt
niet enkel voor schilerijen,
maar ook voor andere materia
len zoals hout, metaal (is het
patina echt of kunstmatig?,
steenachtige voorwerpen (ver
wering van de stenen), textiel
zoals wandtapijten enz- Wan
neer dit nog niet voldoende is
gaat het voorwerp naar de la
boratoria voor structurale che
mie en wordt ook een analyse
door radioactiviteit gemaakt.
Verder kan het ook worden
onderzocht door plaat-, kolom
en gaschromatografie, emissie-
en absorbiespectografie, radio
koolstofdatering enz., allemaal
geleerde woorden die in feite
willen zeggen dat met behulp
van de meest moderne appara
tuur zoals b.v. de elektroni
sche microsonde, het kunst
werk in. zijn blootje wordt ge
zet om de i kernachtige uit
drukking van een van de la-bo-
ratoriummensen te gebrui
ken.
Kortom, op basis van dit
analytisch en structureel on
derzoek, die een uitgebreide
diagnose uitmaken, kunnen de
kunsthistorici en restaurateurs
dan beslissen over de toe te
passen werkmethodes van con
servatie en restauratie.
Het grote principe van het
Instituut is dat bewaren (door
consolideren) beter is dan res
taureren. Samenvattend kan
men zeggen dat de restaura
teurs van het Instituut volgen
de doeleinden nastreven: 1.
het kunstwerk zijn origineel
uitzicht teruggeven, 2. de toe
stand van het werk consolide
ren (door b.v- loslatende of
afbladderende verf opnieuw
vast te zetten), 3. de materia
len en de structuur verstevi
gen. Hiervoor worden tal van
procédés, instrumenten en
chemische prodiukten gebruikt
die vooraf aan grondige proe
ven werden onderworpen. Zo
bezit het Instituut een kunst
matige verouderingskamer
waarin met behulp van een
aangepaste apparatuur, de pro-
dakten die worden gebruikt,
aan een versnelde veroudering
worden onderworpen om na te
gaan of ze aan de tand des
tijds zullen weerstaan. Aldus
heeft men reeds produkten
moeten veroordelen die op het
eerste gezicht voldoening ga
ven.
De restauratieafdeling van
het Instituut is ondergebracht
in enorme zalen die qua hoog
te, twee verdiepingen innemen
en uitgerust zijn met een sys
teem van monorails om ook de
grootste doeken te kunnen
verplaatsen. Zo was, op het
ogenblik van ons bezoek, een
hoek van enkele decimeters
„schoongemaakt" van het be
roemde paneel van Dirk Bouts
„De val der verdoemden" dat
in het museum van Rijssel
(Frankrijk) hanigt en aan het
Louvre toebehoort. Het ver
schil tussen het kleine,
schoongemaakte deel en de
plompe massa van het over
schilderde, steeds opnieuw ge
verniste en vervuilde paneel is
adembenemend. Pas op het
gereinigde gedeelte ontdekt
men het feilloze penseel, de
frisheid van het koloriet, de
trefzekerheid van de expres
sietechniek waarmee de mees
ter de gemoedsuitdrukking zo
aangrijpend weergeeft. De
twee befaamde panelen Filips
de Schone en Johanna de
Waanzinnige van een onbe
kende meester, genoemd „de
meester van de abdij van Af-
fligem" waren er eveneens in
behandeling zoals het tryptiek
van Riebeeok-Parmentier van
Pol Provoost waarvan de pic
turale laag loskomt van het
hout- Ook werken van moder
ne meesters zoals Laermans,
Permeke, baron Opsomer wor
den hier opgefrist en krijgen
aldus hun oorspronkelijk uit
zicht terug. Tientallen kunst
en meesterwerken worden
hier gered, zoals de „Aanbid
ding der Herders" van Rubens
dat enkele jaren geleden in de
brandende Sint-Pauluskerk uit
de lijst werd gesneden, door
het water naar buiten werd
gesleept en in een onkennelij
ke toestand aap het Instituut
werd toevertrouwd. Ze krijgen
b.v. nieuwp dragers, zelfs in
polyester wanneer het moet.
In de verdoekingsafdeling
worden schilderijen met dik
wijls reusachtige afmetingen
verdoekt.
Indien de technici van het
Instituut nog steeds de metho
de onder atmosferische druk
gebruiken, dan hebben ze ook
een nieuwe techniek uitgevon
den namelijk de verdoekine
onder spanning.
Vele landen beschikken over
een dienst ter bescherming
van hun patrimonium. Weinige
echter zijn zo goed geoutil
leerd als het Koninkliik Insti
tuut voor het Kunstpatrimoni
um van België en nog zeldza
mer zijn de conservatie- en
restauratiediensten waar de
kunstgeschiedenis, de weten
schap en de techniek een drie-
ëenheid vormen, die aldus een
diagnose kunnen opmaken en
een geslaagde restauratie kun
nen uitvoeren. De technici van
het Instituut werden dan ook
reeds naar tal van Europese
landen, naar Noord- Zuid- en
Centraal-Amerika, naar Afri
kaanse en Aziatische landen,
tot Nigeria, Japan en Indone
sia toe, geroepen om er be
paalde opdrachten uit te voe
ren. hun technieken uiteen te
zetten. Jaarlijks doet een hon
derdtal afgestudeerden een
aanvraag om een stage in het
Belgisch Instituut te mogen
doen- Die cursussen worden
een jaar lang in de verschil
lende disciplines en in nauwe
samenwerking met de Belgi
sche universiteiten gegeven.
Er kunnert helaas slechts tien
aanvragen per jaar worden in
gewilligd. Vermelden wij nog
betekende niets meer.
scientieuze ingenieurs bracht®
het toch maar naar het W' I
tuut- Men kon immers*!
weten! Met chemische pr<»»_
ten, met scalpels en met t1I
deloos veel geduld W
maandenlang gewerkt om J
lagen van het beeld
van het gelaat, te verw*®
en een van de vernikM®j
en wonderbaarste werken I
die beeldhouwkunst uit wI
eeuw te voorschijn te W-I
Boven de originele poWJ
mie uit twaalfhonderd ra
men een gotische mantel i
de 14e eeuw bloot, van I
fijnheid, van zo'n Prac™,,jI
na rijp beraad besloten .1
er hem op te laten
hier om een werkelijke v
king ging. Dit is meteen I
voorbeeld van de
conflicten waarmee de r®-
rateurs dikwijls worden j
confronteerd.
Toen de abdij van
(België) m 1929 a{-' lT|
sneden de kloosterzusters,!
derhaast het befaamde I
ste Avondmaal" een does i
4 bij 8 meter, van I
Solano, een kopij van n
roemde werk van Leonai
Vinei, uit die lijst, rok
op met de verf naar n,,.v
nenkant (wat bijna
is) en borgen het op - ;J,
Vele jaren later cg>
merse dag werd het o
een grasperk openga>■»-
brave nonnetjes borstel
verig de afgebladerde
gesprongen verf erar jj. I
kwam het schilderij
stituu-t binnen. Nu han» j# I
opnieuw in de abdu.
speciaal hiervoor zer, j(
museumhal, alsof er no j
aan de hand is §ewev.. gj- I
nageslacht zal en mag Jj
ninklijk Instituut vo j
Kunstpatrimonium van
zeer dankbaar zijn...-
M.C.C. BE
dat ook het „Nationaal Cn?
trum voor Navorsingen om
de Vlaamse Primitieven" c
het Instituut is gevestigd. Dt
Centrum heeft reeds een lp
volledige documentatie uw
de vijftiende-eeuwse VI»
schilderkunst de beroerd
ste ter wereld aangelegds
heeft benevens andere nils
ven, een corpus samenjestd
van alle Vlaamse primitieve:
ter wereld, dat een nauwj*
zette en uitgebreide anab'Sj
van ieder werk airwat.
Tallo-ze zieken hebben h»
leiven te danken aan een
rumtherapie of bloedtrant
sie. Talloze kunstwerken ter
ben hun behoud en hun vooh
bestaan te danken aan
transfusie van chemische
stanties. En zo kan men in
Instituut voor het Kunstpab
monium van België een tafi
half vermolmde kist uit de I"
eeuw zien staan die W
twee baxters een chenu»|
vloeistof toegediend krijgt ie
haar het leven redt. Anse
voorwerpen worden met e#
injectienaalden ingespoten,
vindt men er, op een
plaats, een houten mad®1
met kind die uit een kapel":'
je komt, gelegen op een sW|
grond dat voor de aanlej f»
een autoweg werd onteige®
Het beeld was op grove W
met verscheidene lagen OTV
selijke verf overschilderd
(Van een onzer vei
den haag -
diohtheid voor het
„Sport in beeld" va
vond, waarin de
„kruisjes op toto
formulieren worde
gemaakt, zal groot zi
Vooral voor de 1c
veel belangstelling,
men wij van de he
een der medewerk?
Stichting Nationale
lisator. „Er zijn
ruim achthonderd
en ruim vier m-ilj
muiieren verspeid.
die bij ons binnei
den erop, dat het c
tastisch loopt. We I
indruk dat met de lo
zou teruglopen, wat
op heden reuze me
aantal deelnemers a
lotto zal dit jaar e:
gen, maar exacte
kunnen wij pas ma
van, wanneer alle ft
zijn geteld en eT eer
king met vorig j-sai
kan worden", aldu»
Lut.
Dat het goed 1<
wel uit de reactie v
L. de Prenter, toto
coördinator van di
daalse voetbalveren!)
„Vori-g jaar haidden
honderd deelnemers-
onlangs gestart met
aan-huis actie was
reeds een kleine dr
deelnemers zijn geil
we verwachten een I
ling ten opzichte v
jaap'.
DE 72-jarige klo
Theodora Swinkels i
gisteren gedood toer
fiets de provinciale
Lieshout wilde
maar geen voorrang
een vrachtauto.
"17"erontwa a rd i g i n g
op het besluit vs\
om toch maar niet te
raad, dat gisteravonc
zing omdat het Vatic
de nuntius is bijvoorl
niet meer zo gereser
vroeger. Verbazing t
gehouden bisschoppe
wijkerhout te zullen
Ook de verontwaai
Kerk in Nederland m;
in zo'n periode hebbi
gen te slaan tussen
gaande te houden, c
moet leiden. Mgr. G
zich af in het getto v<
Wil hij met alle ge'
de moed om in het
Het is niet zo moeilij
teropleiding (Heerlen
en journalisten te ver
9'ngen in de abortu:
overtuigd van bent in
mijd je niet alleen ee
de gelegenheid om
tuigen.
kV
Pie scherven zijn
baar. Anders ge
heeft een aanwijsba
rondborstigheid
zijn mening durft uit
hem vraagtekens bl'
Het leven is een I
erg heldhaftig, niet
jes, die op ervaring
heer uitgaat van de
baarheid van die san
els een olifant in de
Algemeen is men c
Wedeling, van zijn
hji nog steeds diep c
,'i nu moet leven, vi
5|ngsvermogen, de Ie
op de gladde vloer v
den. Kortom? voer vo
Uiteindelijk is hij
-.door het behang" g
°u'ten zijn partij zove
dige vent - dat dit
Worden. Maar daarm
n°9 niet uit.
Wat moet b.v Vr<
^°rdt gedaan door
J^egd omdat hij eer
Di* soldaat draait de