Kliniek voor zieke en verminkte kunst Koninklijk Instituut voor Kunst patrimonium van België Werelc 550.000 foto's en 2.000.000 steekkaarten BBSBB1 buitenland SAMENWERKING FOTOARCHIEF LABORATORIA KLINIEK Animo v< toto en 1 Verbaasd Deuk in pr Zaterdag 31 „De Aanbidding der Herders" van Rubens zoals het uit de brand van de Carolus Bor- romeuskerk in Antwerpen werd gered en nadat het een eerste behandeling in het insti tuut heeft ondergaan. Wanneer men in het ultra moderne gebouw waarin het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium te Brussel in 1962 zjjn intrek heeft genomen, het bureau van de directeur betreedt, wordt het oog onmiddellijk getroffen door een grote kaart van België, die volge- prikt is met talloze speldjes met koppen van verschil lende kleuren. Ieder speldje duidt de plaats aan waar een of ander belangrijk kunstwerk wordt bewaard schilderijen, muurschil deringen, retabels, reliek schrijnen, wandtapijten, me talen kunstvoorwerpen, le deren muurbekledingen die door dit Instituut om hun historische of kunst waarde op de voet worden gevolgd en geregeld ter plaatse worden onderzocht. Onder die kunstwerken be vinden zich verscheidene wereldberoemde schilderij en zoals de „Kruisafneming" van Pieter Paul Rubens (O.L. Vrouwkathedraal van Antwerpen) en, wellicht het kostbaarste schilderij ter wereld, het „Lam Gods" van de gebroeders Van Eyck dat in de Sint-Baafskathedraal van Gent wordt bewaard. Beide schilderijen werden in het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium volle dig gerestaureerd- Toen, na de Tweede Wereldoorlog, het Lam Gods in België terug keerde uit de zoutmijn van Alt-Aussee, waar het tijdens de Tweede Wereldoorlog oP bevel van maarschalk Goering was heengesleept, drong die restauratie zich op. Na een grondig en volledig onderzoek kwamen historici, weten schapsmensen en restaura teurs, tot een zeer volledige diagnose. Twee jaar lang werd gewerkt aan het wegnemen van het vergeeld, gebarsten en vervuild vernis, het aanvullen van de lacunes, het verstevi gen van de houten draagpane- len en tenslotte het aanmeten van een ijzeren geraamte om diefstal te voorkomen (zoals men zich wellicht herinnert werd in 1934 het paneel De Rechters gestolen en nooit te ruggevonden). Hiermee hebben wij dan een tip van de sluier opgelicht die hangt over de bijzonder delicate opdracht, zrwaar van verantwoordelijkheden, die dit Instituut vervult voor het be houd van het Belgisch kunst patrimonium. Het behoud en de restauratie van kunstwerken en werken van historische betekenis, scheppen tal van problemen waarover al heel wat contro versen zijn ontstaan. Reeds meer dan een eeuw geleden deden vooral de opvattingen van de grote Franse architect en restaurateur van openbare gebouwen Viollet-le-Duc een heftige ideologische strijd op laaien, niet alleen in Frankrijk maar ook in andere landen voornamelijk in Enigeland en in Duitsland. De meningen waren zo verdeeld en er wer den zo'n radicale stellingen in genomen dat tenslotte de Duit se kunsthistoricus en hoogle raar in Straatsburg Georg De- hio uitriep God beware de monumenten voor geniale res taurateurs. En, heeft Viollet- le-Duc vele kunstwerken voor het nalatenschap bewaard, dan zijn er toch door zijn toedoen enkele belangrijke gebouwen onherstelbaar verloren gegaan, eenvoudig omidiat hij ze heeft laten afbreken. Op onze dagen is men echter heel wat voor zichtiger geworden en men kan gerust zeggen dat thans, als grondregel wordt aangenomen wat de Franse kunsthistori cus en gewezen directeur voor Schone Kunsten, Paul Léon ook weeral meer dan een hal ve eeuw geleden als zijn stel ling poneerde, namelijk dat „bewaren steeds beter is dan restaureren". Wanneer wij een datuim moeten zetten op de oprichting van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium van België dan is dat zonder twijfel 1934, dus in een recent verleden. Inderdaad, dat jaar richtte de Egyptoloog Jean Capart, toenmalig hoofdconservator van de Belgische Koninklijke Musea voor Kunst en Geschie denis. een Fysieo-Chemiseh Laboratorium in zjjn museum op dat hij hechtte aan de reeds bestaande Fotografische Dienst van die musea, welke laatste reeds in 1900 werd ge sticht onder de benaming „Fo tografisch Atelier van de Ko ninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis"- Door dit laboratorium werd het natuurwetenschappelijk onderzoek en de fotografische dienst ten dienste gesteld van de kunst en de archeologie in België. Bijna onmiddellijk na de oprichting werd er uit alle hoeken van het land een be roep gedaan op deze instelling, in zover dat d-e Belgische re gering besloot van dit labora torium een officiële instelling te maken die ten dienste van de hele gemeenschap zou staan. Toen brak de Tweede Wereldoorlog uit en het was pas in 1946 dat de Belgische Staat, dank zij de stuwende kracht van de scheikundige en kunsthistoricus Paul Core- mans, overging tot de oprich ting van een instelling die de zeer lange naam meekreeg van Centraal Laboratorium der Belgische Musea en Centraal Iconografisch Archief voor Na tionale Kunst die echter na-ar haar Franse benaming, alge meen met ACL werd aange duid In 1957 tenslotte werd die benaming gewijzigd in Ko ninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium. Het om vat thans drie grote afdelin gen, namelijk: het fotoarchief, de Mierochemisehe en Fysi sche Laboratoria en de Dienst voor de Conservatie en de Restauratie. In de loop der jaren werden door dit Instituut ontelbare kunstwerken gerepertarieerd en gefotografeerd, duizenden meesterwerken en kunstvoor werpen behandeld en geres taureerd en deed ook het bui tenland talloze malen beroep op de technici van het Insti tuut. Het hoofdkenmerk van het Instituut is dat het een van de eerste en zeer zeldzame instel lingen is waarin de restauratie van een kunstwerk wordt uit gevoerd door een team van specialisten die tot drie ver schillende disciplines behoren, namelijk de kunsthistorici, de wetenschapsmensen in de la boratoria en de technici-res taurateurs. Maar laten wij de heer Sneyers, directeur van het Instituut, zelf aan het woord. „Ieder kunstwerk dat aan het Instituut wordt toever trouwd" aldus onze zegsman „woordt vooraf onderzocht door d-e kunsthistoricus die er de identiteitsfiche van op maakt en er de stilistische, historische iconografische en andere problemen die het op werpt, van omschrijft. De res taurateur en de geschiedkun dige beslissen dan samen over de documentatie die door de fotograaf moet worden gele verd om aldus de kenmerken van het kunstwerk vast te leg gen. Wanneer de zichtbare ken merken vastgelegd zijn, ge beurt dit ook met de onzicht bare dioor middel van de radi- Hoht genomen die de innerlij- ografie en foto's met infrarood ke structuur en de eventuele wijzigingen blootleggen- De vergelijking van die documen ten met het werk, maken het de restaurateur, de fysicus en chemicus in het laboratorium mogelijk een diagnose te ma ken die dikwijls nog wordt aangevuld door de microscopi sche analyse van weggeno men deeltjes. Er kan nu met de behandeline worden gestart op een solide basis. In het alge meen wordt aangevangen met het consolideren en stabilise ren van het materiaal en het verwijderen van alles wat er door de mens en de tijd werd aan toegevoegd (overbodige vernissen, overschilderingen of toevoegingen, nutteloze her stellingen, vervuiling enz.) die het origineel verbergen of ont luisteren". En de heer Sneyers voegt hier nog aan toe „Wanneer wij een werk restaureren dan den ken wij minder aan herstellen, aan het doen verdwijnen van beschadigingen, dan wel aan het licht brengen van de au thentieke expressiekwaliteiten van het oeuvre". Hij geeft hiervan een voorbeeld. „Op een schilderij was een kardi naalshoed verdwenen en al leen de twee sierkoorden wa ren nog zichtbaar. Ons werd gevraagd, op basis van die koorden een nieuwe hoed bij te schilderen om het werik op nieuw volledig te maken. Wij hebben dat categoriek gewei gerd omdat wij aldius een ver valsing zouden hebben ge pleegd". Bondig samengevat bestaat de opdracht van het Fotoar chief van het Instituut in de systematische aanleg van een „Aanwijzende Foto-inventaris van het Belgisch Kunstpatri monium. Dit houdt noch min noch meer het zeer ambitieuze dioel in de hele praduktie van de Belgische kunstenaars en kunstamfbaéhtslui, zowel de verdwenen als de nog bestaan de werken in het binnenland en het buitenland, in fotogra fie te brengen- Dit domein be strijkt de schilderkunst, de beeldhouwkunst, de bouw kunst, de toegepaste kunsten, de oudheidkunde en de volks kunde. Die fotoinventaris levert na-? tuurlijk een belangrijke bij drage tot de studie, de beveili ging en de restauratie van het Belgisch kunstbezit. De studie wordt bevorderd door de groepering in een ge bouw van de hele fotodocu mentatie over het Belgisch kunstbezit die voor het pu bliek toegankelijk is en waar bij een uitgebreid catalogus systeem ruime opzoekingsmo- gelijfcheden biedt. Daar het Instituut ook over de negatie ven beschikt kunnen die foto's worden aangekocht. Hiervan wordt door het binnen- en buitenland een zeer groot ge bruik gemaakt aangezien het Instituut per maand het wer kelijk enorme aantal van bijns 4.000 foto's aflevert. Ook de beveiliging tegei vernieling, vervreemding er diefstal wordt door die foto grafische inventaris in de hand gewerkt. Vermelden wi tevens dat het Instituut, seder 1967 de opdracht heeft gekre gen dringend een fotoreperto rium aan te leggen van he meubilair der Belgische bede huizen dat, ingevolge de litui gisohe vernieuwingen, dikwijl willekeurig wordt verwijder? of in de antiekhandel ver dwijnt. In juli 1973 waren ei al precies 127.987 kunstvoor werpen uit Belgische bedehui zen in lijst gebracht en 78.564 ervan gefotografeerd- Het Instituut heeft met die exacte wetenschappen in die disciplines is dan ook van geen leien dakje verlopen. Het is de grote verdienste geweest van de oprichter van het Bel- ;isch Instituut voor het Kunst patrimonium, namelijk de teer Paul Coremans, die de idee uitwerkte het onderzoek /an de samenstelling van het nateriaal van kunstvoorwer- >en langs wetenschappelijke veg, op materiële gronden te loen en aan de kunsthistorici -n archeologen aldus aanvul- 'ende elementen te verstrek ten. Dit is nogal bescheiden uitgedrukt want in feite doet het laboratorium heel wat neer. Toen er b.v. destijds twijfel ontstond over de au thenticiteit van een zelfportret van Reimbrandt, door het Land Baden-Wurtemherg in Duits land aangekocht, werd een in- Hetzelfde werk zoals het, na volledige restauratie, het instituut heeft verlaten. identificering en het fotogra feren tien speciaal opgeleide kunsthistorici en tien fotogra fen namelijk een per provincie plus een voor Brussel belast. Voor de restauratie tenslotte is die fotoinventaris eveneens van onschatbare waarde. Zo worden zowel van het geheel als van de details opnamen geimaakt zodat een objectief beeld van het voorwerp wordt bewaard waarnaar kan worden teruggagrepen bij beschadi ging en de reconstructie van een vernield kunstwerk. Wan neer dit laatste moet worden gerestaureerd doet de Fotogra fische Dienst beroep op speci ale technieken zoals infrarood- ultraviolet- en röntgenapna- mesn evenals kleurenfoto's. Iedere foto krijgt een steek kaart die het kunstwerk niet alleen omschrijft maar ook identificeert en situeert. Van die steekkaarten wordt ook een aantal andere gemaakt zo als analytische, numerieke, systematisch en verscheidene iconografische fiches. Van de meer dan 550.000 foto's waaro ver het instituut beschikt, werden er aldus zowat 2 mil joen steekkaarten opgesteld. Die reusachtige fototheek wordt gemiddeld met 20.000 foto's per jaar aangevuld. Au tomatisering door computers werd dan ook in het vooruit zicht geteld- De identificatie en de res tauratie is eeuwenlang het do mein van de kunsthistorici en de archeologen geweest. De inschakeling van de ternationale onderzoekscom missie samengesteld waarvan ook het Belgische Instituut voor het Kunstpatrimonium deel uitmaakte. Welnu de mi croscopische onderzoeken van de structuur en de röntgenop- namen in de laboratoria van dit Instituut gedaan, bewezen dat bet hier om een echte Rembrandt ging. In feite ge beurt het wetenschappelijk onderzoek als volgt. Het kunstvoorwerp onder gaat eerst een micro-chemisch onderzoek eventueel aange vuld door een microscopisch onderzoek tijdens hetwelk, aan de hand van monsters, de gelaagde structuur wordit on derzocht waaruit heel wat kan worden afgeleid. Dit gebeurt niet enkel voor schilerijen, maar ook voor andere materia len zoals hout, metaal (is het patina echt of kunstmatig?, steenachtige voorwerpen (ver wering van de stenen), textiel zoals wandtapijten enz- Wan neer dit nog niet voldoende is gaat het voorwerp naar de la boratoria voor structurale che mie en wordt ook een analyse door radioactiviteit gemaakt. Verder kan het ook worden onderzocht door plaat-, kolom en gaschromatografie, emissie- en absorbiespectografie, radio koolstofdatering enz., allemaal geleerde woorden die in feite willen zeggen dat met behulp van de meest moderne appara tuur zoals b.v. de elektroni sche microsonde, het kunst werk in. zijn blootje wordt ge zet om de i kernachtige uit drukking van een van de la-bo- ratoriummensen te gebrui ken. Kortom, op basis van dit analytisch en structureel on derzoek, die een uitgebreide diagnose uitmaken, kunnen de kunsthistorici en restaurateurs dan beslissen over de toe te passen werkmethodes van con servatie en restauratie. Het grote principe van het Instituut is dat bewaren (door consolideren) beter is dan res taureren. Samenvattend kan men zeggen dat de restaura teurs van het Instituut volgen de doeleinden nastreven: 1. het kunstwerk zijn origineel uitzicht teruggeven, 2. de toe stand van het werk consolide ren (door b.v- loslatende of afbladderende verf opnieuw vast te zetten), 3. de materia len en de structuur verstevi gen. Hiervoor worden tal van procédés, instrumenten en chemische prodiukten gebruikt die vooraf aan grondige proe ven werden onderworpen. Zo bezit het Instituut een kunst matige verouderingskamer waarin met behulp van een aangepaste apparatuur, de pro- dakten die worden gebruikt, aan een versnelde veroudering worden onderworpen om na te gaan of ze aan de tand des tijds zullen weerstaan. Aldus heeft men reeds produkten moeten veroordelen die op het eerste gezicht voldoening ga ven. De restauratieafdeling van het Instituut is ondergebracht in enorme zalen die qua hoog te, twee verdiepingen innemen en uitgerust zijn met een sys teem van monorails om ook de grootste doeken te kunnen verplaatsen. Zo was, op het ogenblik van ons bezoek, een hoek van enkele decimeters „schoongemaakt" van het be roemde paneel van Dirk Bouts „De val der verdoemden" dat in het museum van Rijssel (Frankrijk) hanigt en aan het Louvre toebehoort. Het ver schil tussen het kleine, schoongemaakte deel en de plompe massa van het over schilderde, steeds opnieuw ge verniste en vervuilde paneel is adembenemend. Pas op het gereinigde gedeelte ontdekt men het feilloze penseel, de frisheid van het koloriet, de trefzekerheid van de expres sietechniek waarmee de mees ter de gemoedsuitdrukking zo aangrijpend weergeeft. De twee befaamde panelen Filips de Schone en Johanna de Waanzinnige van een onbe kende meester, genoemd „de meester van de abdij van Af- fligem" waren er eveneens in behandeling zoals het tryptiek van Riebeeok-Parmentier van Pol Provoost waarvan de pic turale laag loskomt van het hout- Ook werken van moder ne meesters zoals Laermans, Permeke, baron Opsomer wor den hier opgefrist en krijgen aldus hun oorspronkelijk uit zicht terug. Tientallen kunst en meesterwerken worden hier gered, zoals de „Aanbid ding der Herders" van Rubens dat enkele jaren geleden in de brandende Sint-Pauluskerk uit de lijst werd gesneden, door het water naar buiten werd gesleept en in een onkennelij ke toestand aap het Instituut werd toevertrouwd. Ze krijgen b.v. nieuwp dragers, zelfs in polyester wanneer het moet. In de verdoekingsafdeling worden schilderijen met dik wijls reusachtige afmetingen verdoekt. Indien de technici van het Instituut nog steeds de metho de onder atmosferische druk gebruiken, dan hebben ze ook een nieuwe techniek uitgevon den namelijk de verdoekine onder spanning. Vele landen beschikken over een dienst ter bescherming van hun patrimonium. Weinige echter zijn zo goed geoutil leerd als het Koninkliik Insti tuut voor het Kunstpatrimoni um van België en nog zeldza mer zijn de conservatie- en restauratiediensten waar de kunstgeschiedenis, de weten schap en de techniek een drie- ëenheid vormen, die aldus een diagnose kunnen opmaken en een geslaagde restauratie kun nen uitvoeren. De technici van het Instituut werden dan ook reeds naar tal van Europese landen, naar Noord- Zuid- en Centraal-Amerika, naar Afri kaanse en Aziatische landen, tot Nigeria, Japan en Indone sia toe, geroepen om er be paalde opdrachten uit te voe ren. hun technieken uiteen te zetten. Jaarlijks doet een hon derdtal afgestudeerden een aanvraag om een stage in het Belgisch Instituut te mogen doen- Die cursussen worden een jaar lang in de verschil lende disciplines en in nauwe samenwerking met de Belgi sche universiteiten gegeven. Er kunnert helaas slechts tien aanvragen per jaar worden in gewilligd. Vermelden wij nog betekende niets meer. scientieuze ingenieurs bracht® het toch maar naar het W' I tuut- Men kon immers*! weten! Met chemische pr<»»_ ten, met scalpels en met t1I deloos veel geduld W maandenlang gewerkt om J lagen van het beeld van het gelaat, te verw*® en een van de vernikM®j en wonderbaarste werken I die beeldhouwkunst uit wI eeuw te voorschijn te W-I Boven de originele poWJ mie uit twaalfhonderd ra men een gotische mantel i de 14e eeuw bloot, van I fijnheid, van zo'n Prac™,,jI na rijp beraad besloten .1 er hem op te laten hier om een werkelijke v king ging. Dit is meteen I voorbeeld van de conflicten waarmee de r®- rateurs dikwijls worden j confronteerd. Toen de abdij van (België) m 1929 a{-' lT| sneden de kloosterzusters,! derhaast het befaamde I ste Avondmaal" een does i 4 bij 8 meter, van I Solano, een kopij van n roemde werk van Leonai Vinei, uit die lijst, rok op met de verf naar n,,.v nenkant (wat bijna is) en borgen het op - ;J, Vele jaren later cg> merse dag werd het o een grasperk openga>■»- brave nonnetjes borstel verig de afgebladerde gesprongen verf erar jj. I kwam het schilderij stituu-t binnen. Nu han» j# I opnieuw in de abdu. speciaal hiervoor zer, j( museumhal, alsof er no j aan de hand is §ewev.. gj- I nageslacht zal en mag Jj ninklijk Instituut vo j Kunstpatrimonium van zeer dankbaar zijn...- M.C.C. BE dat ook het „Nationaal Cn? trum voor Navorsingen om de Vlaamse Primitieven" c het Instituut is gevestigd. Dt Centrum heeft reeds een lp volledige documentatie uw de vijftiende-eeuwse VI» schilderkunst de beroerd ste ter wereld aangelegds heeft benevens andere nils ven, een corpus samenjestd van alle Vlaamse primitieve: ter wereld, dat een nauwj* zette en uitgebreide anab'Sj van ieder werk airwat. Tallo-ze zieken hebben h» leiven te danken aan een rumtherapie of bloedtrant sie. Talloze kunstwerken ter ben hun behoud en hun vooh bestaan te danken aan transfusie van chemische stanties. En zo kan men in Instituut voor het Kunstpab monium van België een tafi half vermolmde kist uit de I" eeuw zien staan die W twee baxters een chenu»| vloeistof toegediend krijgt ie haar het leven redt. Anse voorwerpen worden met e# injectienaalden ingespoten, vindt men er, op een plaats, een houten mad®1 met kind die uit een kapel":' je komt, gelegen op een sW| grond dat voor de aanlej f» een autoweg werd onteige® Het beeld was op grove W met verscheidene lagen OTV selijke verf overschilderd (Van een onzer vei den haag - diohtheid voor het „Sport in beeld" va vond, waarin de „kruisjes op toto formulieren worde gemaakt, zal groot zi Vooral voor de 1c veel belangstelling, men wij van de he een der medewerk? Stichting Nationale lisator. „Er zijn ruim achthonderd en ruim vier m-ilj muiieren verspeid. die bij ons binnei den erop, dat het c tastisch loopt. We I indruk dat met de lo zou teruglopen, wat op heden reuze me aantal deelnemers a lotto zal dit jaar e: gen, maar exacte kunnen wij pas ma van, wanneer alle ft zijn geteld en eT eer king met vorig j-sai kan worden", aldu» Lut. Dat het goed 1< wel uit de reactie v L. de Prenter, toto coördinator van di daalse voetbalveren!) „Vori-g jaar haidden honderd deelnemers- onlangs gestart met aan-huis actie was reeds een kleine dr deelnemers zijn geil we verwachten een I ling ten opzichte v jaap'. DE 72-jarige klo Theodora Swinkels i gisteren gedood toer fiets de provinciale Lieshout wilde maar geen voorrang een vrachtauto. "17"erontwa a rd i g i n g op het besluit vs\ om toch maar niet te raad, dat gisteravonc zing omdat het Vatic de nuntius is bijvoorl niet meer zo gereser vroeger. Verbazing t gehouden bisschoppe wijkerhout te zullen Ook de verontwaai Kerk in Nederland m; in zo'n periode hebbi gen te slaan tussen gaande te houden, c moet leiden. Mgr. G zich af in het getto v< Wil hij met alle ge' de moed om in het Het is niet zo moeilij teropleiding (Heerlen en journalisten te ver 9'ngen in de abortu: overtuigd van bent in mijd je niet alleen ee de gelegenheid om tuigen. kV Pie scherven zijn baar. Anders ge heeft een aanwijsba rondborstigheid zijn mening durft uit hem vraagtekens bl' Het leven is een I erg heldhaftig, niet jes, die op ervaring heer uitgaat van de baarheid van die san els een olifant in de Algemeen is men c Wedeling, van zijn hji nog steeds diep c ,'i nu moet leven, vi 5|ngsvermogen, de Ie op de gladde vloer v den. Kortom? voer vo Uiteindelijk is hij -.door het behang" g °u'ten zijn partij zove dige vent - dat dit Worden. Maar daarm n°9 niet uit. Wat moet b.v Vr< ^°rdt gedaan door J^egd omdat hij eer Di* soldaat draait de

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1974 | | pagina 8