fe' ife
Coen Flinck
als god
in
Frankrijk
Dood als feest bij de Toradja
„Dit is mijn lijf, dit zijn mijn hersens"
GLOBE PROLOGEERT
JAZZ MET RANDJES
vrn
ELF EN RABELAIS
IN OUDE PASTORIE
orm
xpositie
ijdschrift
oek
ota bene
laat
Uit"
Zaterdag 27 juli 1974
TIJLFEESTEN Turnhout
zijn dit jaar van 20 tot en met
22 september ia.s.
ISAAC Israels kreeg een
grote overzichtstentoonstelling'
in het Zeister slot. De meer
dan honderd schilderijen,
aquarellen en tekeningen van
deze belangrijkste Nederland
se impressionist zijn vervol
gens van 17 augustus tot 29
september te zien in het Dor-
drechts Museum.
NEDERLANDS Palet gaat
niet naar Brazilië. Kunste
naars hadden bezwaren tegen
het exposeren van hun werk
in dit land met zijn twijfel
achtige politieke klimaat. Mi
nister De Gaay Portman toon
de hiervoor begrip.
DE BELGISCHE schilder
L.J. Camerlinckx uit Eksel zal
vanaf zondag 4 augustus tot en
met 15 september exposeren
in galerie De Keunenhoek in
Bude'l. Zijn vriend, de Neder
landse oud-minister Veldkamp
zal de eerste tentoonstelling
van deze schilderachtige fi
guur (52) in Nederland op 4
augustus om 15.00 uur openen.
Deze met name portretschil
der, heeft internationale ver
maardheid.
WAGENSPEL-festival tij
dens de 17e Brabantse Dag in
Heeze. Op 25 augustus, 31 au
gustus en 1 september spelen
acht verenigingen (o.a. Elysee,
Breda, Propyleeën, Tilburg en
Zold'ertej ater Oosterhout) een
half uur durend spel enkele
keren achtereen.
TWEEDE Salon van Jonge
Belgische fotografen (Don-
neux, Horanger, Janssens,
Raats, Urbam, Van de Velde en
Gregoire) tot en met 7 sep
tember te zien in het Interna
tionaal cultureel Centrum,
Meir 50, Antwerpen.
NEKKA, het grote zang
festijn in het Antwerpse
sportpaleis is dit jaar op 13
oktober. Toegezegd hebben
o.,a. al Gerard Cox, De Kadiul-
len, 't Klieske, Astrid Neigh
en Willem Vermandere.
LEVENSLANG Zitten heet
een tentoonstelling, die is sa
mengesteld door de tentoon
stellingsdienst van het Bureau
van de Rijksinspecteur voor
Roerende Monumenten. De
eerstkomende twee jaar zal ze
in twintig plaatsen in ons land
te zien zijn. De functie wan de
stoel i.v.m. levensstadia en be
zigheden van de mens wordt
belicht. Te zien o.a de troon
van Willem II en een bis
schopszetel. Momenteel tot
30 september in De Lelie te
Zaanstad te zien.
„Ja, ik ben het. Nee, ik zit
niet meer in de Pyreneeën,
maar sinds een jaar of drie
hier in de Ardèche. Mijn
vrouw is met de kinderen
zwemmen en daarom had ik
de deur maar zolang dicht ge
daan". De toneelspeler Coen
Flink ontsluit (open doen,
kun je daarbij niet zeggen) de
dichte ijzeren poort, waarbij
op een bord geschilderd staat
„exposition". Even later staan
we in twee knusse kelder
ruimten van een verlaten
Franse pastorie, waar EUen
Flinck-Van Hemert haar olie
verfschilderijen en gouaches
tentoonstelt. Terwijl we kij
ken naar de, met verstilde
kracht geschilderde kinder
kopjes, vertelt Coen Flinck
over zijn voorbereidingen van
zijn nieuwe produktie, gebas-
seerd op de reuzen Gargantua
en Patagruel van Rabelais, die
hij vanaf eind september met
zijn neef Jules Croiset in de
Nederlandse schouwburgen
gaat brengen.
In Aubenas, de hoofdplaats
van de Ardèdhe in Zuid
Frankrijk, waar de (vooral)
Belgische en Nederlandse toe
risten als vliegen op een paar
denvijg bijeenklitten, hing een
affishe; wat amateuristisch
met potlood getekende letters,
die vertellen, dat EUen Flinck
van Hemert een exposition
heeft in St.-Etienne de Bou
logne. De naam van de arties
te klinkt Nederlands genoeg
om op zoek te gaan. Tenslotte
is het één van je laatste va
kantiedagen; je denkt weer
aan de „verhalen" voor de
krant; wie weet...? Spoedig zit
je op smalle landweggetjes,
waar koeien en schapen je een
halt toeloeien en blaten; geen
toerist meer te zien en op de
meest kardinale punten zit er
wel een zwart bordje met wit
te letters „exposition" tegen
een> boom gespijkerd naast een
ander nog primitief bordje,
dat je naar St.-Michel de Bou
logne wil sturen, waar „bro-
cante" te zien en te koop is.
„We hebben gemerkt, dat die
bordjes voor de Fransen vol
doende zijn" zegt Coen
Flinck, die beweert, dat iedere
week ongeveer 400-500 Fran
sen en af en toe een Neder
lander de weg naar de ex
position van zijn vrouw
gaan.
Een oud kerkje, verwaar
loosd, eh een paar huizen in
een dromerige omgeving. Te
gen het priesterkoor staat de
ommuurde pastorie gebouwd,
waar de familie Flinck het
grootste deel van het jaar
woont. „Het is hier geweldig,
maar je moet af en toe naar
Nederland om te werken, an
ders houd je 't hier financieel
niet vol. Mijn vrouw schil
dert om exposities in Neder
land voor te bereiden. Voor de
komende tijd liggen er weer
drie vast. De afstand...ooh...als
je 's morgens om zeven uur
hier wegrijdt, ben je om vijf
uur in Maastricht. Het is hier
geweldig om tot rust te ko
men, al is een plaats als Au
benas de laatste twee jaar
vergeven van de toeristen.
Toen we hier kwamen, liep je
's morgens nog op een echte
Franse markt, maar nu hoor je
er bijna overwegend Neder
lands. Dat is het gevolg van
het feit, dat de Nederlandse tv
aandacht aan deze streek be
steed heeft.
Een streek met kastelen,
wijngaarden en bloemig groen.
De aquarellen in de Flinck-
kelders, gesigneerd met Elf,
vertellen daarvan in hoekige,
ronde en kleurige lijnen. „Ie
der jaar komt er een prof uit
Montepellier met zijn vrouw
en schoonmoeder in zijn Volvo
aanstuiven" vertelt Coen
Flinck, „om zo'n aquarel te
kopen. Hij is er verrukt van".
Overigens heeft ook Coen
Flinck niet zo'n geweldige in
druk van het huidige kulturele
klimaat in dit oude buituur-
v--1"
Wie komt er iti mijn huisje?
land, „Ik houd van Picasso; ik
zag de grote tentoonstelling in
Avignon. Maar de wijze waar
op de 300 schilderijen zonder
lijst t eigen de muren gespij
kerd waren...dan hoeft het van
mij niet".
De Nederlandse geraffin-
neerde en gelikte wëlvaarts-
toestanden zijn voor hem ook
niet nodig niet voor niets
zit hij daar in de binnenlan
den maar de ervaringen,
die zijn vrouw bij een exposi
tie opdeed, rijn wel het ande
re uiterste. In een kasteel in
de buurt lagen bijna al haar
werken op de grond en was
de deur gesloten, toen ze een
week niet was wezen kijken
naar de tentoonstelling. De
doeken waren nat. Och, dan
leg je ze weer in de zon om te
drogen was het lakonieke ant
woord...
Coen Flinck heeft een trek
kend leven achter zich en zo
heeft Ellen Flinck haar schil
derkunstige vaardigheden her
en der op verschillende acade
mies opgestoken: in Curacao
en de Randstad. Kinderen
blijken haar te ontroeren,
waarbij haar eigen kinderen
inspirerend werken. Grote
ogen kijken je aan onder het
schijnsel van looplampen in de
donkere kelderruimtes; uit
drukkingen van velerlei stem
mingen. Op haar werktafel m
de atelier-kelder ligt een
„triptiek" in de maak; een
stoplicht, waarvan het rood-
oranje-groen gevuld wordt
met gezichtjes. Op een tafeltje
elders liggen beschilderde kei
en, die je in deze streek over
vloedig vindt.
Rabelais. De bombastische
Franse dronken filosoof (1430-
1533) inspireerde Flinck tot
een....„tja, hoe moet je het
noemen"?, zegt hij. Het is vre
selijk gek. Er zitten liedjes in;
we dansen zelfs; het heeft iets
van een cabaret, van een re
vue; toch is het ook dat niet
helemaal". Gargantua et Pan-
tagruel verscheen in vier de
len in de laatste 20 jaar van
Rabelais' leven. Het vijfde
deel van heim? versoheen
na zijn dood. Het is een dol
lied op de supermens; de men
selijke mogelijkheden zijn er
geweldig in overtrokken. De
roesverwekkende mogelijkhe
den der wetenschap worden
erin op de hak genomen. Ra
belais was gewezen monnik,
stadsdokter van Lyon en be
schermeling van zijn oom kar
dinaal Jean du Bellay. Die be
scherming had hij wed nodig
door zijn giftige aanvallen op
de Sorbonne, de geestelijk
heid, rechterlijke macht en ge
leerden. „Het zou nu gesahre-
ven kunnen zijn", zegt Coen
Flinck, die er zich veel van
voorstelt. Samen met Jules
Croiset is hij nu druk aan het
repeteren in de pastorie achter
de kerk in St.-Etienne „waar
eens in de week voor weinig
mensen iets vaags gebeurt".
Coen en Jules rekenen op
méér publiek na de première,
eind september in Utrecht.
„Geweldig hè", zegt hij hij
ons afsdhieid. En hij wijst vol
trots op zijn eigen gekweekte
tomaten, zo groot als appels.
HEN EGBERS.
iÉfiisiat
Tau-tau poppen voor rotsgraven.
Om de dood als een feest te
kunnen beleven, moet je uit
een andere kuituur komen dan
de westerse. De dodenfeesten
en -rituelen, die uitvoerig ge
documenteerd te zien zijn op
de tentoonstelling DE TO
RADJA VAN SULAWESI (Ce
lebes) hebben dan ook te ma
ken met een andere kuituur-
Je zou daarbij kunnen denken
aan een primitievere geesten-
bezwerende kuituur, waar wij
overheen zijn. Maar als je de
fijnzinnig gevormde en ver
sierde voorwerpen ziet op de
expositie, die het leefklimaat
van de Toradja illustreren,
dan ligt het accent méér op
„anders" dan op „primitief".
Maar de sigaretten-rokende
Toradja op de indringende
film over het dodenritueel die
vertoond wordt, de foto van
de toiletten bij de oude rots
graven en de aanwezige voor
werpen uit een toeristische
souvenir- „industrie" e.d. ver
tellen, dat ook de westerse
beschaving, deze Toradja kui
tuur onder de voeten aan het
lopen is. Tot oktober moet u
zich de kans niet laten ont
gaan om in het Volkenkundig
Museum Justin,us van Nassau,
Kasteelplein Breda, deze boei
ende en overzichtelijke expo
sitie te bezoeken, restant van
een authentiek beleven van le
ven en dood.
De Toradja bewonen het
centrale bergland van Celebes
(namen als Minahassa en Ma
kassar herinneren we ons
waarschijnlijk no,g van de aard
rijkskundeles), een gebied
dat 5 x zo groot als Nederland
is en 6 miljoen inwoners
heeft. Met kaarten, foto's en
voorwerpen wordt op de ten
toonstelling iets overgebracht
van het leefklimaat, prachtige
zilverwerk (kalkdoosjes b.v.).
kleding uit boombast, sierlijke
hoofdtooien, fijnzinnig be
werkte bamboevoorwerpen
(o.a. muziekinstrumenten),
kunstig gemaakte damestassen
van kralen met fraai metalen
sluitwerk, zilveren sieraden,
een prachtige hoed van palm
blad etc. etc. Opvallend zijn
de modellen van huizenbouw
(geweldige ornamentiek),
waar nog iets van te leren
valt.
Dit alles geeft het kader
voor de climax van de exposi
tie: de doden- en andere fees
ten binnen deze gemeenschap.
De rituelen zijn uitvoerig te
volgen op foto's, maar er zijn
ook talrijke voorwerpen aan
wezig. die daarbij betrokken
zijn (schedelmaskers, krijgs
tuig, geweven stoffen, tau-tau
poppen, die als dodenwachten
voor de rotsgraven staan etc).
Deze mensen zijn (waren?) in
staat om nog iets wezenlijk te
vieren. De dodenfeesten
(waarbij de buffel een grote
rol speelt) heeft ook aspecten
(b.v. het reinigen van reeds
begraven doden) die ons wel
wat afschrikken, maar het is
op zijn minst interessant er
mee geconfronteerd te wor
den.
De tentoonstelling is samen
gesteld uit de eigen Sulawes'-
collectie van het museum, die
nog geen plaats had gevonden
in de openbare verzameling,
aangevuld met resultaten van
de studiereizen van dr. C.
Nooy-Palm naar dit gebied,
alsmede met voorwerpen uit
li gelijknamige museum te
Leiden en het Koninklijk In
stituut voor de Tropen te Am
sterdam.
SAMENSPEL-5 „Steeds meer
mensen krijgen steeds minder
vrije tijd. Afspraken maken
met vrienden is bijna niet
meer mogelijk omdat iedereen
buiten de formele arbeidsuren
een dwingend programma
heeft van informele arbeidssu-
ren: de uren die je nodig hebt
om bij te blijven"- Zo opent
Jan Velzeboer dit nummer,
dat recreaties als thema heeft.
„We leven steeds sneller met
steeds minder tijd'', heeft Toi-
ne Kraykamp boven rijn ver
haal „De harde tikken van de
metronoom" staan en Ben Bos
meent o.a. in „Vrijheid is re
volte": „Via spel kun je tot
inzicht komen dat de afspra
ken van onze samenleving an
ders kunnen". Gerard de Haas
schrijft over „Het eeuwenoude
zwerven": „Een van de oudste
instellingen van onze kui
tuur. Je woont overal en ner
gens. Deze opvatting vloeit
voort uit een fervente weer
stand tegen de georganiseerde
maatschappij, waar huwelijk
en arbeid de belangrijkste
steunpilaren van een statische
en stabiele gemeenschap zijn"
Pier van Brake I vertelt wat
Het Nederland» R"y!-e-.»'»<aier
doet, (Samenspel, Ziiiuipad 23.
Maarssen).
De jeugd van tegenwoordig
althans een zeer groot deel
ervan voelt zich nauwelijks
of helemaal niet meer betrok
ken bij het wereldgebeuren.
Een opmerking, die deze
week in een gesprek tussen
een aantal mensen was te ho
ren. Is dat zo? Ik geloof, dat
één aspect ervan is, dat jonge
ren misschien minder dan
vroeger bezig zijn warm te
lopen voor allerlei „wereld
schokkende gebeurtenissen",
voor partijgebonden, standpun
ten (in de meest ruime zin
van het woord) e.d., maar
méér met zichzelf bezig zijn.
Met andere woorden: jullie
ouderen mogen dan de wereld
ontdekt hebben, maar zo ver
domd slecht jezelf! Hoe heb je
voor jezelf de wereld beleef-
baar weten te maken Weet je
wie je bent? De spanning tus
sen het collectivisme en het
individualisme.
De nieuwe roman PETER H.
VAN LIESHOUT- SLOW MO
TION (uitg- Agathon
f 12,50) laat Harno Spitteheu-
vel spitten in zijn eigen be
staan.
„Er is geen noodlot, geen
God die aan de touwtjes trekt,
gepn vooraf gestencild scena
rio w-oca-n ie je mo~t hou
den. Dit is mijn lijf, dit zijn
mijn hersens. Het schikken
moet nu uit rijn, veel te lang
heb ik mij beperkt tot het mij
voegen naar de dingen zoals
ze gelopen zijn", zegt hij. De
ik-figuiur Harno is de auteur,
die zijn boek schrijft: een ge
schiedenis, die balanceert tus
sen de werkelijkheid van de
droom en de droom der wer
kelijkheid. Wat is realiteit
Dat is op de eerste plaats
Harno zelf! Hij studeert peda
gogiek en een gedaehtenwe-
reld van b.v. een Ala Watts
is hem dan ook niet vreemd.
Hij zoekt de rust van een
boerderijtje op het land, wijkt
uit naar een Grieks eiland. Hij
komt er niet veel verder mee.
„De stilte is belangrijker dan
datgene waarmee je hem kunt
vullen".
In zijn herinnering „evalu
eert" hij in filmische beelden
belevenissen uit de afgelopen
jaren. Een geschiedenis met
soms bijna mytische gebeurte
nissen, bepaald door de I Ting
e-d. Een ontdekkingstocht naar
de „setting" van zijn leven,
naar de werkelijkheid, die je
niet kunt bedenken, maar al
leen kunt beleven binnen je
zelf. Een goed geschreven
boek; bijna te aardig om de
we-k-lijkiheid te kunnen ver-
andere.
Het vermeldenswaardige de
buut van HANNES ME1NKE-
MA: DE MAANETER (uitg.
Elsevier - f 11,50) is een ro
man, waarin je een typerende
en rake beschrijving vindt van
de sfeer, die je momenteel
kunt aantreffen in een bepaald
intellectueel milieu. Daarin is
men op zoek naar nieuwe vor
men van samenleven, waarbij
een duidelijker (h)erkenning
van de eigen gevoels- en fan
tasiewereld op gang komt. Het
boek is knap vanuit een vrou
welijke hoofdpersoon gedacht:
een docente paleontologie, ge
vangen in een bedenksel uit
haar jeugdfantasie: de maane
ter, die haar tenslotte „opeet".
Centraal staat haar worstelen
met wat, clichématig, mense
lijke relaties heet. Wat bepaalt
die relaties en functioneer je
daarin als een zelfstandig we
zen? Fantasie en werkelijk
heid zijn daarbij twee polen
van eenzelfde realiteit. Het
geijkte burgerdom, de code
van het geijkte gezin achter
de geruite gordijntjes en de
geraniums, cüe een groot deel
van de werkelijkheid toedek
ken (met name voor de daar
achter levende mens zelf)
staat tegenover het niet sno
bistisch vrije intellectuele mi
lieu, waarin het openbreken
naar nieuwe leefvormen wordt
toegedekt met gave theorieën.
Daar tussendoor beweegt zich
de lerares op zoek naar zich
zelf, naar een onafhankelijke
zelfbepaling. Het zijn vooral
de rake typeringen en niet
zozeer datgene wat Meinkema
ermee doet, uitwerkt, die De
Maaneter tot een boeiend te
lezen geschrift maken.
Uit een heel ander vaatje
tapt ERNST VAN ALTENA in
zijn tweede roman EEN GE
WONE SCHOFT (uitg. Con
tact - f 17,50). Hoewel deze
roman twee levensinstellingen
karakteriseert (en vaak goed)
heeft Van Altena op de eerste
plaats een „lekker verhaal"
geschreven fijn voor vakan
tiedagen. De nette geremde
pliohtpleger (de ik-figuur) en
Jan de bonvivant, waar nette
geremde mensen van dromen,
stelt hij tegenover elkaar. Bei
de mannen (geen nichten) wo
nen vanuit gestrande huwelij
ken bij elk»3r en beleven zo
hun eigen en gezamenlijke
avonturen, waarbij vrouwen
dan uiteraard een grote roJ
spelen. Van Altena, goed op
de hoogte met het Nederland
se theaterleven, schildert daar
bij o.a. situaties en personen,
die de incrowd zal doen gis
sen.
De ik-figuur tracht ook de
grote bink uit te hangen zoals
zijn huisgenoot Jan (al noemt
hij hem een schoft) maar ont
dekt, dat hij het. op zijn ma
nier ook is. Na een aantal
smakelijk vertelde avonturen,
komt hij tot het inzicht, dat
het Jan-leven niet is na te
leven en zo besluit hij
..Ik had het inzicht geaccep
teerd, dat ik niet voor vrij
schutter in de wieg was ge
legd, dat mijn oerinstinct dan
misschien polygaam mocht
zijn, maar dat de dressuur var
generaties hoe-hoort-het-eigen
lijk mij onontkoombaar terug
duwde in het monogame
hok".
Deze wat defaitistische, een
zijdige conclusie, is dan vooi
rekening van de auteur. Rest
een vlot geschreven verhaal
waarin de typeringen veler
als herkenbaar zal overkomen
maar ie doet er niet veel mee'
mee dan lekker lezen. En dal
kan ook plezierig zijn.
De schermutselingen rond
de toneelgroep Globe en Pro
loog lijken voorbij. De Staten
van Brabant krijgen binnen
kort twee voorstellingen tot
subsidiëring: voor Globe tot
september '77 en voor Proloog
tot september '76. Dat zal
waarschijnlijk niet veel pro
blemen meer opleveren. De
schermutselingen lijken voor
bij; de rechter heeft zelfs ge
sproken; maar het echte over
leg moet nog beginnen: waar
heen met bet toneel in Bra
bant? Het rapport door de
provinciale werkgroep daar
omtrent uitgebracht kan wel
vergeten worden, omdat dat
nog teveel in dienst stond van
het bijleggen der geschillen.
Toch hebben al die strijdkre
ten, beschouwingen, demon
straties en dreigementen kris
talliserend gewerkt en zijn
van méér dan provinciaal be
lang geweest. Brabant heeft
wel enigzins geschiedenis
gemaakt op dit terrein.
Er was echter nog nauwe
lijks tijd over om toneel te
maken. Voor toneelspelers, die
in welke vorm dan ook toneel
willen spelen, een frustreren
de belevenis. Ook al krijgt
Proloog één jaar minder ga-
rantie voor subsidie dan Glo
be, toch lijkt het inder geha
vend uit de strijd te voor
schijn gekomen dan Het Zui
delijk Toneel, dat financieel
met ongeveer dezelfde proble
men te maken kreeg door de
houding der subsidiënten.
Maar het had daarbij niet de
„eer" van demonstraties en
politieke debatten in de
schijnwerpers der publiciteit.
Zonder nu direct van een
leegloop te spreken, namen
toch al een aantal acteurs bij
Globe de benen en naar ver
luidt wil Ton Lute het nog
maar één jaar met Globe doen.
De nieuwe subsidie-voorstel
len ten aanzien van Globe
staan dan ook bol van bezuini
gingen, die het voor toneel
mensen, die lange tijd gewend
zijn geweest om tamelijk
„vrijuit" puur toneel te kun
nen spelen, niet meer zó aan
trekkelijk maken.
In allerlei rapportages en
voorstellen wordt iedere keer
gewezen op het landelijke
probleem rond het toneel, dat
opgelost moet worden. Tot zo
lang wil men dan nog wel
(wat; of veel) betalen. Hoewel
dit juist is, lijkt het toch te
veel op verstoppertje spelen
achter grote broer, zeker nu er
zo op aangedrongen wordt
provinciale en gewestelijke
verantwoordelijkheden over
eind te houden. Er zal vrij
snel begonnen moeten worden
het toneelvraagstuk, in de
breedste zin van het woord,
vanuit eigen gewest en los van
strubbelingen, die achter ons
liggen te bestuderen. En dan
in een heel wat breder ver
band dan gebeurde in provin
ciale werkgroep. Zoals de pro
vincie met bijna twee jaar
„toneeiruzie" een bijdrage
0 Het komende seizoen de
laatste Globe-ruiker van Lutz
aan de provincie?
heeft geleverd aan een lande
lijk toneelproces, zo kan dit
nu ook vanuit een ander ka
der. Het moeilijke blijft daar
bij uiteraard, dat tegenover Ie
dere mening met evenveel
recht en overtuiging een ande
re mening geplaatst kan wor
den. Wanneer je b.v. in het
laatste subsidievoorstel van
G.S. rond Proloog leest: De
behoefte aan vormingstoneel
in onze provincie, als door
Proloog gebracht, zal centraal
dienen te staan bij het oordeel
over subsidiëring", dan vraag
Je Je af: Wat ls behoefte?
Wied) peilt die? Is behoefte
een juiste graadmeter? Kun je
soms ook behoeften scheppen?
Kun je ook de noodzaak van
proces-begeleiding centraal
stellen? En wie moet dat dan
doen? etc. etc. Kortom: het
werk moet nog heginnen.
Bij alles wat in deze tijd
herdrukt, herperst en herhaald
wordt is veel wat alleen maar
anecdotisch is; enkel geladen
met nostalgie. Alleen kwaliteit
continueert zich. Ook al ziet
de hoes er wat nostalgisch uit,
Dave Brubeck kun je bijna
niet onder brengen bij datgene
„wat eens was". Ook al zijn
de meningen rond hem na zijn
muzikale hoogtepunt in de
vijftiger en begin zestiger ja
ren verdeeld, de uitlopers van
zijn grote invloed op de ont
wikkeling van de moderne
jazz reiken tot vandaag. Zijn
enorme kwaliteiten als jazzpi
anist zijn uitstekend bijeenge
zet op de dubbel lp DAVE
BRUBECK'S ALL-TIME
GREATEST HITS (CBS S
68288); hits uit de jaren '56-
'63. Onder zijn handen veran
derde de jazz-muziek in een
contrapuntische kunst, waarin
vele lijnen samenkomen. Met
een westers intellectualisme,
gedragen door zijn studie bij
Milhaud en gevoed door een
oude meester als Bach, ander
zijds beinvloed door de Fats
Walier-pianistische school en
cool-jazz pianist Lennie Tris
nummers te beluisteren, waar
onder b.v. een live-opname
van St.-Louis Blues tijdens het
Carnergie Hall concert uit '63
en Two Part Contention tij
dens het Newportfestival van
lï|pt tjp;
iHéSM&KUiD ar-wearv
m sisiEas
pp—l-'
tano, ontwikkelde hij een ge
heel eigen improvisatorische
vrijheid, die hem maakte tot
een van de belangrijkste ver
tegenwoordigers der na-oor-
logse moderne richting; een
man die overal ter wereld be
wondering en tegenstand op
riep. Bijna twintig jaar na de
eerste nummers op deze ver
zamel-IP's zal het, dat het pu
bliek, dat deze muziek zal
appreciëren, gegroeid zijn. Zijn
ritmische experimenten, die
nieuwe mogelijkheden in de
jazz schiep, zijn nu niet meer
zo experimenteel. Dave Bru
beck wist zich daarbij te om
ringen met de beste solisten;
zijn Quartet kreeg niet voor
niets wereldfaam. Ook op deze
plaat zijn ze te horen: saxofo
nist Paul Desmondt, Joe Dod
ge en Joe Morello, drums, Eu
gene Wright en Joe B-njamin,
bass. Tussen Take Five en
Blue Rondo al la Turk zijn
nog een vijftiental ander'-
'56. My Favorite things, Casti-
lian Drums, Caracao Sensivel
en The Duke om nog enke
le nummers te noemen la
ten het Quartet, met Dave aan
kop, maar tevens als integre
rend deel, beluisteren als te
recht wereldberoemd.
Dat waren indertijd ook de
Boswell Sisters, al komen we
dan inderdaad bij de pure nos
talgie terecht. De zusjes uit de
jaren dertig met de lokken
van onze moeders en de mar
sepeinen gezichtjes. Het zang
trio uit het begin van de
swingperiode, heeft heel wat
navolging gekregen (b.v. An
drew Sisters en ook op dit
moment zijn er „sounds" die
erfelijk belast zijn door die
sisters). Connie was van de
drie (Martha en Helvetia) de
beste zangeres. Het interessan
te van deze lp THE BOS
WELL SISTERS (the original
sound of „the 36's") (CBS
80074) is dat je er ook een
aantal bekende begeleidende
musici uit die periode op te
rugvindt; behalve het orkest
van Jimmy en Tommy Dorsey,
speelt Joe Venuti op zijn vi
ool. Bobby Sherwood, guitaar
en zelfs Martha zit achter de
piano. De stal van Red Nichols
ruik je. Er staan twaalf origi
nele oude opnamen op (o.a.
Dinah. Stop the Sun, Everybo
dy loves my baby. Coffee in
the morning), die bijna zó
:oed, met moderne technische
niddelen, op modern materi-
lal zijn overgebracht, dat je
ïaast vergeet dat in de dertl-
;er jaren de platen nog niet zo
best waren.
eindredactie
henk egbers