fe' ife Coen Flinck als god in Frankrijk Dood als feest bij de Toradja „Dit is mijn lijf, dit zijn mijn hersens" GLOBE PROLOGEERT JAZZ MET RANDJES vrn ELF EN RABELAIS IN OUDE PASTORIE orm xpositie ijdschrift oek ota bene laat Uit" Zaterdag 27 juli 1974 TIJLFEESTEN Turnhout zijn dit jaar van 20 tot en met 22 september ia.s. ISAAC Israels kreeg een grote overzichtstentoonstelling' in het Zeister slot. De meer dan honderd schilderijen, aquarellen en tekeningen van deze belangrijkste Nederland se impressionist zijn vervol gens van 17 augustus tot 29 september te zien in het Dor- drechts Museum. NEDERLANDS Palet gaat niet naar Brazilië. Kunste naars hadden bezwaren tegen het exposeren van hun werk in dit land met zijn twijfel achtige politieke klimaat. Mi nister De Gaay Portman toon de hiervoor begrip. DE BELGISCHE schilder L.J. Camerlinckx uit Eksel zal vanaf zondag 4 augustus tot en met 15 september exposeren in galerie De Keunenhoek in Bude'l. Zijn vriend, de Neder landse oud-minister Veldkamp zal de eerste tentoonstelling van deze schilderachtige fi guur (52) in Nederland op 4 augustus om 15.00 uur openen. Deze met name portretschil der, heeft internationale ver maardheid. WAGENSPEL-festival tij dens de 17e Brabantse Dag in Heeze. Op 25 augustus, 31 au gustus en 1 september spelen acht verenigingen (o.a. Elysee, Breda, Propyleeën, Tilburg en Zold'ertej ater Oosterhout) een half uur durend spel enkele keren achtereen. TWEEDE Salon van Jonge Belgische fotografen (Don- neux, Horanger, Janssens, Raats, Urbam, Van de Velde en Gregoire) tot en met 7 sep tember te zien in het Interna tionaal cultureel Centrum, Meir 50, Antwerpen. NEKKA, het grote zang festijn in het Antwerpse sportpaleis is dit jaar op 13 oktober. Toegezegd hebben o.,a. al Gerard Cox, De Kadiul- len, 't Klieske, Astrid Neigh en Willem Vermandere. LEVENSLANG Zitten heet een tentoonstelling, die is sa mengesteld door de tentoon stellingsdienst van het Bureau van de Rijksinspecteur voor Roerende Monumenten. De eerstkomende twee jaar zal ze in twintig plaatsen in ons land te zien zijn. De functie wan de stoel i.v.m. levensstadia en be zigheden van de mens wordt belicht. Te zien o.a de troon van Willem II en een bis schopszetel. Momenteel tot 30 september in De Lelie te Zaanstad te zien. „Ja, ik ben het. Nee, ik zit niet meer in de Pyreneeën, maar sinds een jaar of drie hier in de Ardèche. Mijn vrouw is met de kinderen zwemmen en daarom had ik de deur maar zolang dicht ge daan". De toneelspeler Coen Flink ontsluit (open doen, kun je daarbij niet zeggen) de dichte ijzeren poort, waarbij op een bord geschilderd staat „exposition". Even later staan we in twee knusse kelder ruimten van een verlaten Franse pastorie, waar EUen Flinck-Van Hemert haar olie verfschilderijen en gouaches tentoonstelt. Terwijl we kij ken naar de, met verstilde kracht geschilderde kinder kopjes, vertelt Coen Flinck over zijn voorbereidingen van zijn nieuwe produktie, gebas- seerd op de reuzen Gargantua en Patagruel van Rabelais, die hij vanaf eind september met zijn neef Jules Croiset in de Nederlandse schouwburgen gaat brengen. In Aubenas, de hoofdplaats van de Ardèdhe in Zuid Frankrijk, waar de (vooral) Belgische en Nederlandse toe risten als vliegen op een paar denvijg bijeenklitten, hing een affishe; wat amateuristisch met potlood getekende letters, die vertellen, dat EUen Flinck van Hemert een exposition heeft in St.-Etienne de Bou logne. De naam van de arties te klinkt Nederlands genoeg om op zoek te gaan. Tenslotte is het één van je laatste va kantiedagen; je denkt weer aan de „verhalen" voor de krant; wie weet...? Spoedig zit je op smalle landweggetjes, waar koeien en schapen je een halt toeloeien en blaten; geen toerist meer te zien en op de meest kardinale punten zit er wel een zwart bordje met wit te letters „exposition" tegen een> boom gespijkerd naast een ander nog primitief bordje, dat je naar St.-Michel de Bou logne wil sturen, waar „bro- cante" te zien en te koop is. „We hebben gemerkt, dat die bordjes voor de Fransen vol doende zijn" zegt Coen Flinck, die beweert, dat iedere week ongeveer 400-500 Fran sen en af en toe een Neder lander de weg naar de ex position van zijn vrouw gaan. Een oud kerkje, verwaar loosd, eh een paar huizen in een dromerige omgeving. Te gen het priesterkoor staat de ommuurde pastorie gebouwd, waar de familie Flinck het grootste deel van het jaar woont. „Het is hier geweldig, maar je moet af en toe naar Nederland om te werken, an ders houd je 't hier financieel niet vol. Mijn vrouw schil dert om exposities in Neder land voor te bereiden. Voor de komende tijd liggen er weer drie vast. De afstand...ooh...als je 's morgens om zeven uur hier wegrijdt, ben je om vijf uur in Maastricht. Het is hier geweldig om tot rust te ko men, al is een plaats als Au benas de laatste twee jaar vergeven van de toeristen. Toen we hier kwamen, liep je 's morgens nog op een echte Franse markt, maar nu hoor je er bijna overwegend Neder lands. Dat is het gevolg van het feit, dat de Nederlandse tv aandacht aan deze streek be steed heeft. Een streek met kastelen, wijngaarden en bloemig groen. De aquarellen in de Flinck- kelders, gesigneerd met Elf, vertellen daarvan in hoekige, ronde en kleurige lijnen. „Ie der jaar komt er een prof uit Montepellier met zijn vrouw en schoonmoeder in zijn Volvo aanstuiven" vertelt Coen Flinck, „om zo'n aquarel te kopen. Hij is er verrukt van". Overigens heeft ook Coen Flinck niet zo'n geweldige in druk van het huidige kulturele klimaat in dit oude buituur- v--1" Wie komt er iti mijn huisje? land, „Ik houd van Picasso; ik zag de grote tentoonstelling in Avignon. Maar de wijze waar op de 300 schilderijen zonder lijst t eigen de muren gespij kerd waren...dan hoeft het van mij niet". De Nederlandse geraffin- neerde en gelikte wëlvaarts- toestanden zijn voor hem ook niet nodig niet voor niets zit hij daar in de binnenlan den maar de ervaringen, die zijn vrouw bij een exposi tie opdeed, rijn wel het ande re uiterste. In een kasteel in de buurt lagen bijna al haar werken op de grond en was de deur gesloten, toen ze een week niet was wezen kijken naar de tentoonstelling. De doeken waren nat. Och, dan leg je ze weer in de zon om te drogen was het lakonieke ant woord... Coen Flinck heeft een trek kend leven achter zich en zo heeft Ellen Flinck haar schil derkunstige vaardigheden her en der op verschillende acade mies opgestoken: in Curacao en de Randstad. Kinderen blijken haar te ontroeren, waarbij haar eigen kinderen inspirerend werken. Grote ogen kijken je aan onder het schijnsel van looplampen in de donkere kelderruimtes; uit drukkingen van velerlei stem mingen. Op haar werktafel m de atelier-kelder ligt een „triptiek" in de maak; een stoplicht, waarvan het rood- oranje-groen gevuld wordt met gezichtjes. Op een tafeltje elders liggen beschilderde kei en, die je in deze streek over vloedig vindt. Rabelais. De bombastische Franse dronken filosoof (1430- 1533) inspireerde Flinck tot een....„tja, hoe moet je het noemen"?, zegt hij. Het is vre selijk gek. Er zitten liedjes in; we dansen zelfs; het heeft iets van een cabaret, van een re vue; toch is het ook dat niet helemaal". Gargantua et Pan- tagruel verscheen in vier de len in de laatste 20 jaar van Rabelais' leven. Het vijfde deel van heim? versoheen na zijn dood. Het is een dol lied op de supermens; de men selijke mogelijkheden zijn er geweldig in overtrokken. De roesverwekkende mogelijkhe den der wetenschap worden erin op de hak genomen. Ra belais was gewezen monnik, stadsdokter van Lyon en be schermeling van zijn oom kar dinaal Jean du Bellay. Die be scherming had hij wed nodig door zijn giftige aanvallen op de Sorbonne, de geestelijk heid, rechterlijke macht en ge leerden. „Het zou nu gesahre- ven kunnen zijn", zegt Coen Flinck, die er zich veel van voorstelt. Samen met Jules Croiset is hij nu druk aan het repeteren in de pastorie achter de kerk in St.-Etienne „waar eens in de week voor weinig mensen iets vaags gebeurt". Coen en Jules rekenen op méér publiek na de première, eind september in Utrecht. „Geweldig hè", zegt hij hij ons afsdhieid. En hij wijst vol trots op zijn eigen gekweekte tomaten, zo groot als appels. HEN EGBERS. iÉfiisiat Tau-tau poppen voor rotsgraven. Om de dood als een feest te kunnen beleven, moet je uit een andere kuituur komen dan de westerse. De dodenfeesten en -rituelen, die uitvoerig ge documenteerd te zien zijn op de tentoonstelling DE TO RADJA VAN SULAWESI (Ce lebes) hebben dan ook te ma ken met een andere kuituur- Je zou daarbij kunnen denken aan een primitievere geesten- bezwerende kuituur, waar wij overheen zijn. Maar als je de fijnzinnig gevormde en ver sierde voorwerpen ziet op de expositie, die het leefklimaat van de Toradja illustreren, dan ligt het accent méér op „anders" dan op „primitief". Maar de sigaretten-rokende Toradja op de indringende film over het dodenritueel die vertoond wordt, de foto van de toiletten bij de oude rots graven en de aanwezige voor werpen uit een toeristische souvenir- „industrie" e.d. ver tellen, dat ook de westerse beschaving, deze Toradja kui tuur onder de voeten aan het lopen is. Tot oktober moet u zich de kans niet laten ont gaan om in het Volkenkundig Museum Justin,us van Nassau, Kasteelplein Breda, deze boei ende en overzichtelijke expo sitie te bezoeken, restant van een authentiek beleven van le ven en dood. De Toradja bewonen het centrale bergland van Celebes (namen als Minahassa en Ma kassar herinneren we ons waarschijnlijk no,g van de aard rijkskundeles), een gebied dat 5 x zo groot als Nederland is en 6 miljoen inwoners heeft. Met kaarten, foto's en voorwerpen wordt op de ten toonstelling iets overgebracht van het leefklimaat, prachtige zilverwerk (kalkdoosjes b.v.). kleding uit boombast, sierlijke hoofdtooien, fijnzinnig be werkte bamboevoorwerpen (o.a. muziekinstrumenten), kunstig gemaakte damestassen van kralen met fraai metalen sluitwerk, zilveren sieraden, een prachtige hoed van palm blad etc. etc. Opvallend zijn de modellen van huizenbouw (geweldige ornamentiek), waar nog iets van te leren valt. Dit alles geeft het kader voor de climax van de exposi tie: de doden- en andere fees ten binnen deze gemeenschap. De rituelen zijn uitvoerig te volgen op foto's, maar er zijn ook talrijke voorwerpen aan wezig. die daarbij betrokken zijn (schedelmaskers, krijgs tuig, geweven stoffen, tau-tau poppen, die als dodenwachten voor de rotsgraven staan etc). Deze mensen zijn (waren?) in staat om nog iets wezenlijk te vieren. De dodenfeesten (waarbij de buffel een grote rol speelt) heeft ook aspecten (b.v. het reinigen van reeds begraven doden) die ons wel wat afschrikken, maar het is op zijn minst interessant er mee geconfronteerd te wor den. De tentoonstelling is samen gesteld uit de eigen Sulawes'- collectie van het museum, die nog geen plaats had gevonden in de openbare verzameling, aangevuld met resultaten van de studiereizen van dr. C. Nooy-Palm naar dit gebied, alsmede met voorwerpen uit li gelijknamige museum te Leiden en het Koninklijk In stituut voor de Tropen te Am sterdam. SAMENSPEL-5 „Steeds meer mensen krijgen steeds minder vrije tijd. Afspraken maken met vrienden is bijna niet meer mogelijk omdat iedereen buiten de formele arbeidsuren een dwingend programma heeft van informele arbeidssu- ren: de uren die je nodig hebt om bij te blijven"- Zo opent Jan Velzeboer dit nummer, dat recreaties als thema heeft. „We leven steeds sneller met steeds minder tijd'', heeft Toi- ne Kraykamp boven rijn ver haal „De harde tikken van de metronoom" staan en Ben Bos meent o.a. in „Vrijheid is re volte": „Via spel kun je tot inzicht komen dat de afspra ken van onze samenleving an ders kunnen". Gerard de Haas schrijft over „Het eeuwenoude zwerven": „Een van de oudste instellingen van onze kui tuur. Je woont overal en ner gens. Deze opvatting vloeit voort uit een fervente weer stand tegen de georganiseerde maatschappij, waar huwelijk en arbeid de belangrijkste steunpilaren van een statische en stabiele gemeenschap zijn" Pier van Brake I vertelt wat Het Nederland» R"y!-e-.»'»<aier doet, (Samenspel, Ziiiuipad 23. Maarssen). De jeugd van tegenwoordig althans een zeer groot deel ervan voelt zich nauwelijks of helemaal niet meer betrok ken bij het wereldgebeuren. Een opmerking, die deze week in een gesprek tussen een aantal mensen was te ho ren. Is dat zo? Ik geloof, dat één aspect ervan is, dat jonge ren misschien minder dan vroeger bezig zijn warm te lopen voor allerlei „wereld schokkende gebeurtenissen", voor partijgebonden, standpun ten (in de meest ruime zin van het woord) e.d., maar méér met zichzelf bezig zijn. Met andere woorden: jullie ouderen mogen dan de wereld ontdekt hebben, maar zo ver domd slecht jezelf! Hoe heb je voor jezelf de wereld beleef- baar weten te maken Weet je wie je bent? De spanning tus sen het collectivisme en het individualisme. De nieuwe roman PETER H. VAN LIESHOUT- SLOW MO TION (uitg- Agathon f 12,50) laat Harno Spitteheu- vel spitten in zijn eigen be staan. „Er is geen noodlot, geen God die aan de touwtjes trekt, gepn vooraf gestencild scena rio w-oca-n ie je mo~t hou den. Dit is mijn lijf, dit zijn mijn hersens. Het schikken moet nu uit rijn, veel te lang heb ik mij beperkt tot het mij voegen naar de dingen zoals ze gelopen zijn", zegt hij. De ik-figuiur Harno is de auteur, die zijn boek schrijft: een ge schiedenis, die balanceert tus sen de werkelijkheid van de droom en de droom der wer kelijkheid. Wat is realiteit Dat is op de eerste plaats Harno zelf! Hij studeert peda gogiek en een gedaehtenwe- reld van b.v. een Ala Watts is hem dan ook niet vreemd. Hij zoekt de rust van een boerderijtje op het land, wijkt uit naar een Grieks eiland. Hij komt er niet veel verder mee. „De stilte is belangrijker dan datgene waarmee je hem kunt vullen". In zijn herinnering „evalu eert" hij in filmische beelden belevenissen uit de afgelopen jaren. Een geschiedenis met soms bijna mytische gebeurte nissen, bepaald door de I Ting e-d. Een ontdekkingstocht naar de „setting" van zijn leven, naar de werkelijkheid, die je niet kunt bedenken, maar al leen kunt beleven binnen je zelf. Een goed geschreven boek; bijna te aardig om de we-k-lijkiheid te kunnen ver- andere. Het vermeldenswaardige de buut van HANNES ME1NKE- MA: DE MAANETER (uitg. Elsevier - f 11,50) is een ro man, waarin je een typerende en rake beschrijving vindt van de sfeer, die je momenteel kunt aantreffen in een bepaald intellectueel milieu. Daarin is men op zoek naar nieuwe vor men van samenleven, waarbij een duidelijker (h)erkenning van de eigen gevoels- en fan tasiewereld op gang komt. Het boek is knap vanuit een vrou welijke hoofdpersoon gedacht: een docente paleontologie, ge vangen in een bedenksel uit haar jeugdfantasie: de maane ter, die haar tenslotte „opeet". Centraal staat haar worstelen met wat, clichématig, mense lijke relaties heet. Wat bepaalt die relaties en functioneer je daarin als een zelfstandig we zen? Fantasie en werkelijk heid zijn daarbij twee polen van eenzelfde realiteit. Het geijkte burgerdom, de code van het geijkte gezin achter de geruite gordijntjes en de geraniums, cüe een groot deel van de werkelijkheid toedek ken (met name voor de daar achter levende mens zelf) staat tegenover het niet sno bistisch vrije intellectuele mi lieu, waarin het openbreken naar nieuwe leefvormen wordt toegedekt met gave theorieën. Daar tussendoor beweegt zich de lerares op zoek naar zich zelf, naar een onafhankelijke zelfbepaling. Het zijn vooral de rake typeringen en niet zozeer datgene wat Meinkema ermee doet, uitwerkt, die De Maaneter tot een boeiend te lezen geschrift maken. Uit een heel ander vaatje tapt ERNST VAN ALTENA in zijn tweede roman EEN GE WONE SCHOFT (uitg. Con tact - f 17,50). Hoewel deze roman twee levensinstellingen karakteriseert (en vaak goed) heeft Van Altena op de eerste plaats een „lekker verhaal" geschreven fijn voor vakan tiedagen. De nette geremde pliohtpleger (de ik-figuur) en Jan de bonvivant, waar nette geremde mensen van dromen, stelt hij tegenover elkaar. Bei de mannen (geen nichten) wo nen vanuit gestrande huwelij ken bij elk»3r en beleven zo hun eigen en gezamenlijke avonturen, waarbij vrouwen dan uiteraard een grote roJ spelen. Van Altena, goed op de hoogte met het Nederland se theaterleven, schildert daar bij o.a. situaties en personen, die de incrowd zal doen gis sen. De ik-figuur tracht ook de grote bink uit te hangen zoals zijn huisgenoot Jan (al noemt hij hem een schoft) maar ont dekt, dat hij het. op zijn ma nier ook is. Na een aantal smakelijk vertelde avonturen, komt hij tot het inzicht, dat het Jan-leven niet is na te leven en zo besluit hij ..Ik had het inzicht geaccep teerd, dat ik niet voor vrij schutter in de wieg was ge legd, dat mijn oerinstinct dan misschien polygaam mocht zijn, maar dat de dressuur var generaties hoe-hoort-het-eigen lijk mij onontkoombaar terug duwde in het monogame hok". Deze wat defaitistische, een zijdige conclusie, is dan vooi rekening van de auteur. Rest een vlot geschreven verhaal waarin de typeringen veler als herkenbaar zal overkomen maar ie doet er niet veel mee' mee dan lekker lezen. En dal kan ook plezierig zijn. De schermutselingen rond de toneelgroep Globe en Pro loog lijken voorbij. De Staten van Brabant krijgen binnen kort twee voorstellingen tot subsidiëring: voor Globe tot september '77 en voor Proloog tot september '76. Dat zal waarschijnlijk niet veel pro blemen meer opleveren. De schermutselingen lijken voor bij; de rechter heeft zelfs ge sproken; maar het echte over leg moet nog beginnen: waar heen met bet toneel in Bra bant? Het rapport door de provinciale werkgroep daar omtrent uitgebracht kan wel vergeten worden, omdat dat nog teveel in dienst stond van het bijleggen der geschillen. Toch hebben al die strijdkre ten, beschouwingen, demon straties en dreigementen kris talliserend gewerkt en zijn van méér dan provinciaal be lang geweest. Brabant heeft wel enigzins geschiedenis gemaakt op dit terrein. Er was echter nog nauwe lijks tijd over om toneel te maken. Voor toneelspelers, die in welke vorm dan ook toneel willen spelen, een frustreren de belevenis. Ook al krijgt Proloog één jaar minder ga- rantie voor subsidie dan Glo be, toch lijkt het inder geha vend uit de strijd te voor schijn gekomen dan Het Zui delijk Toneel, dat financieel met ongeveer dezelfde proble men te maken kreeg door de houding der subsidiënten. Maar het had daarbij niet de „eer" van demonstraties en politieke debatten in de schijnwerpers der publiciteit. Zonder nu direct van een leegloop te spreken, namen toch al een aantal acteurs bij Globe de benen en naar ver luidt wil Ton Lute het nog maar één jaar met Globe doen. De nieuwe subsidie-voorstel len ten aanzien van Globe staan dan ook bol van bezuini gingen, die het voor toneel mensen, die lange tijd gewend zijn geweest om tamelijk „vrijuit" puur toneel te kun nen spelen, niet meer zó aan trekkelijk maken. In allerlei rapportages en voorstellen wordt iedere keer gewezen op het landelijke probleem rond het toneel, dat opgelost moet worden. Tot zo lang wil men dan nog wel (wat; of veel) betalen. Hoewel dit juist is, lijkt het toch te veel op verstoppertje spelen achter grote broer, zeker nu er zo op aangedrongen wordt provinciale en gewestelijke verantwoordelijkheden over eind te houden. Er zal vrij snel begonnen moeten worden het toneelvraagstuk, in de breedste zin van het woord, vanuit eigen gewest en los van strubbelingen, die achter ons liggen te bestuderen. En dan in een heel wat breder ver band dan gebeurde in provin ciale werkgroep. Zoals de pro vincie met bijna twee jaar „toneeiruzie" een bijdrage 0 Het komende seizoen de laatste Globe-ruiker van Lutz aan de provincie? heeft geleverd aan een lande lijk toneelproces, zo kan dit nu ook vanuit een ander ka der. Het moeilijke blijft daar bij uiteraard, dat tegenover Ie dere mening met evenveel recht en overtuiging een ande re mening geplaatst kan wor den. Wanneer je b.v. in het laatste subsidievoorstel van G.S. rond Proloog leest: De behoefte aan vormingstoneel in onze provincie, als door Proloog gebracht, zal centraal dienen te staan bij het oordeel over subsidiëring", dan vraag Je Je af: Wat ls behoefte? Wied) peilt die? Is behoefte een juiste graadmeter? Kun je soms ook behoeften scheppen? Kun je ook de noodzaak van proces-begeleiding centraal stellen? En wie moet dat dan doen? etc. etc. Kortom: het werk moet nog heginnen. Bij alles wat in deze tijd herdrukt, herperst en herhaald wordt is veel wat alleen maar anecdotisch is; enkel geladen met nostalgie. Alleen kwaliteit continueert zich. Ook al ziet de hoes er wat nostalgisch uit, Dave Brubeck kun je bijna niet onder brengen bij datgene „wat eens was". Ook al zijn de meningen rond hem na zijn muzikale hoogtepunt in de vijftiger en begin zestiger ja ren verdeeld, de uitlopers van zijn grote invloed op de ont wikkeling van de moderne jazz reiken tot vandaag. Zijn enorme kwaliteiten als jazzpi anist zijn uitstekend bijeenge zet op de dubbel lp DAVE BRUBECK'S ALL-TIME GREATEST HITS (CBS S 68288); hits uit de jaren '56- '63. Onder zijn handen veran derde de jazz-muziek in een contrapuntische kunst, waarin vele lijnen samenkomen. Met een westers intellectualisme, gedragen door zijn studie bij Milhaud en gevoed door een oude meester als Bach, ander zijds beinvloed door de Fats Walier-pianistische school en cool-jazz pianist Lennie Tris nummers te beluisteren, waar onder b.v. een live-opname van St.-Louis Blues tijdens het Carnergie Hall concert uit '63 en Two Part Contention tij dens het Newportfestival van lï|pt tjp; iHéSM&KUiD ar-wearv m sisiEas pp—l-' tano, ontwikkelde hij een ge heel eigen improvisatorische vrijheid, die hem maakte tot een van de belangrijkste ver tegenwoordigers der na-oor- logse moderne richting; een man die overal ter wereld be wondering en tegenstand op riep. Bijna twintig jaar na de eerste nummers op deze ver zamel-IP's zal het, dat het pu bliek, dat deze muziek zal appreciëren, gegroeid zijn. Zijn ritmische experimenten, die nieuwe mogelijkheden in de jazz schiep, zijn nu niet meer zo experimenteel. Dave Bru beck wist zich daarbij te om ringen met de beste solisten; zijn Quartet kreeg niet voor niets wereldfaam. Ook op deze plaat zijn ze te horen: saxofo nist Paul Desmondt, Joe Dod ge en Joe Morello, drums, Eu gene Wright en Joe B-njamin, bass. Tussen Take Five en Blue Rondo al la Turk zijn nog een vijftiental ander'- '56. My Favorite things, Casti- lian Drums, Caracao Sensivel en The Duke om nog enke le nummers te noemen la ten het Quartet, met Dave aan kop, maar tevens als integre rend deel, beluisteren als te recht wereldberoemd. Dat waren indertijd ook de Boswell Sisters, al komen we dan inderdaad bij de pure nos talgie terecht. De zusjes uit de jaren dertig met de lokken van onze moeders en de mar sepeinen gezichtjes. Het zang trio uit het begin van de swingperiode, heeft heel wat navolging gekregen (b.v. An drew Sisters en ook op dit moment zijn er „sounds" die erfelijk belast zijn door die sisters). Connie was van de drie (Martha en Helvetia) de beste zangeres. Het interessan te van deze lp THE BOS WELL SISTERS (the original sound of „the 36's") (CBS 80074) is dat je er ook een aantal bekende begeleidende musici uit die periode op te rugvindt; behalve het orkest van Jimmy en Tommy Dorsey, speelt Joe Venuti op zijn vi ool. Bobby Sherwood, guitaar en zelfs Martha zit achter de piano. De stal van Red Nichols ruik je. Er staan twaalf origi nele oude opnamen op (o.a. Dinah. Stop the Sun, Everybo dy loves my baby. Coffee in the morning), die bijna zó :oed, met moderne technische niddelen, op modern materi- lal zijn overgebracht, dat je ïaast vergeet dat in de dertl- ;er jaren de platen nog niet zo best waren. eindredactie henk egbers

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1974 | | pagina 16