KUNSTENAARS PRATEN OVER KUNSTBELEID
Gerrit de Morrée: geen pensioen
Raam
om
dicht
Dood-gelukkig
afstand die te
overbruggen is
te doen of toch
door te kijken
vrn
uit
Expositie in
Beyerd bij
afscheid van
St.-Joost
EERSTE DICHTBUNDEL VAN JEANNY RUYG
WIM HAZEU:
ROMANTIEK-
MET- BEIDE-
BENEN- OP-
DE- GROND
Uitdaging
Leerlingen
Zaterdag 19 januari 19^
fe' fe fe
TOT NU TOE niet uitgegeven
manuscripten, van de Chileen
se dichter Pablo Neruda die
voor de machtsoverneming in
Santiago door het leger naar
het buitenland werden ge
bracht, zullen in Moskou wor
den gepubliceerd. Dit heeft
een Russisch cultureel tijd
schrift in zijn jongste nummer
meegedeeld. Het gaat volgens
Koeltoernaja Gazeta om een
„autobiografische roman van
rijke levenservaring, waaraan
de auteur tot vlak voor zijtn
dood gewerkt heeft". Het
werk zal in de zomer van dit
jaar in druk verschijnen.
IN HET STEDELIJK museum
te Amsterdam wordt van 19
januari tot en met 3 maart een
tentoonstelling gehouden van
werk van de Amerikaanse
kunstenaar Dennis Oppen-
heim. De tentoonstelling geeft
een beknopt overzicht van z'n
landschappelijke en lichame
lijke projecten, die gedocu
menteerd zijn met behulp van
foto's, kaarten, grafiek, film
en video.
HET BESTUUR van de stich
ting Amsterdams Fonds voor
de kunst heeft de Matthljs
Vermeuleaprijs 1973 groot
5000 gulden toegekend aan
de componist Peter Schat uit
Amsterdam voor zijn muziek
werk „To You". De advies
commissie bestond nlt de he
ren H. Heg, H. de Ros en H.
J. van Royen. In zijn composi
tie stelt Peter Schat de maat
schappelijke ontwrichting, die
de burger bedreigt te verma
len, centraal. Ais uitgangspunt
hanteert hij daarbij het ge
dicht „To You" van de Engel
se underground-dlchter Adrian
Mitchell.
VRIJDAG 8 februari zal in
Zwolle een Rhijnvls Feith-
herdenking plaatsvinden. Het
is dan 150 jaar geleden dat
deze schrijver en dichter in
Zwolle overleed, 's Avonds
wordt in het gebouw van de
gemeentelijke archiefdienst
aan de Voorstraat een aan
Rhijnvls Feith gewijde ten
toonstelling geopend.
IN DE NIEUWE vleugel van
het stedelijk museum en in
het museum Fodor in Amster
dam wordt van 19 januari tot
sn met 10 februari een ten
toonstelling gehouden van
kunstwerken, die door middel
van aankopen tn 1973 zijn
verworven.
ONDER DE TITEL „Terug
naar het readisme" exposeert
Henk Helmantel tot 11 februa
ri olieverven. Dat doet hij in
't Weefhuis in Nuenen aan de
Lucas van Houthemlaan. Ope
ningstijden van maandag tot
en met vrijdag van 10.00 tot
18.00 uur en op zaterdag en
zondag van 14.00 tot 17.00
uur.
KEES VET uit Breda en Let
Cool-Schoorl uit Wageningen
exposeren respectievelijk
brons en keramiek in kunst
zaal De Hoge Hees in de bos
sen tussen Steensel en Eersel.
De tentoonstelling duurt tot 12
februari en is elke dag open
vanaf 10.00 uur 's morgens.
IN KUNSTZAAL 't Meyhuis
Parkweg 15 in Helmond expo
seert Henk van der Heijden
schilderijen en tekeningen. De
tentoonstelling duurt tot en
met 9 februari en is dagelijks
geopend tussen 14.00 en 17.00
uur.
NOG EVEN herinneren «an
het feit, dat gisterenavond in
galerie Micro, Gasstraat 22 in
Oosterhout, een tentoonstelling
is geopend van vijf kunste
naars: Gerard Konings met
collages, Ruud Nelissen met
aquarellen, Peter Oosterbos
met grafiek, Fritz Schremmer
met sieraden en Jac. v. d.
Smissen met schilderijen.
Openingstijden dinsdag tot en
met vrijdag 10.00-12.00 en
14.00 17.00 uur (dinsdag en
vrijdagavond ook nog van
19.00-21.00 uur), zondag en
maandag van 14.00-17.00
uur.
VERZINSELS van Vader
Wapper, aldus luidt de titel
van een nieuw strip- en ver
halenboek, dat op 16 februari
uitkomt. Uitgeverij de Fontein
BV in De Bilt laat het ver
schijnen en kondigt dat dan
ook zeer uitvoerig aan.
HERMAN FRANK en zijn
kindertheater Pssstt geven 3
februari de première van hun
derde produktie van dit sei
zoen. Titel van het spel is
„Piccolo en de Ondersteboven-
baas". Die première wordt in
Den Haag gegeven.
VANAVOND wordt in de
Kon. Vlaamse Opera in Ant
werpen een heruitvoering ge
geven van Puccini's opera Tos-
ca. Dirigent is Luigi Martelli,
regisseur dr. Walter Eichner.
IN HET GEBOUW van de
British Council aan de Kei
zersgracht 343 in Amsterdag
wordt tot 9 februari een ten
toonstelling gehouden van boe
ken over de literatuur en de
kunst van de landen, die be
horen tot het Britse Gemene
best. Elke dag van 10.00 tot
17.00 uur en op zaterdag van
10.30 tot 12.30 uur kan men er
terecht.
HET BALLET van de choreo
graaf Hans van Manen „Septet
Extra" beleeft 12 februari zijn
Britse première bij de Royal
Ballet New Group.
De Nederlandse Federatie
van Kunstenaarsverenigingen
heeft op het ministerie van
Cultuur, Recreatie en Maat
schappelijk Werk gesproken
over het kunstbeleid, waaro
ver een discussienota was uit
gebracht. Minister Van Doorn,
die niet aanwezig kon zijn,
vindt het wenselijk, dat een
brede meningsvorming vooraf
gaat aan een definitieve bepa
ling van de algemene uitgangs
punten. Er zullen nog zes bij
eenkomsten worden gehouden,
waarop betrokkenen over de
nota kunnen spreken. Ze zul
len, evenals de eerste, staan
onder voorzitterschap van mr.
R. Hotke, de directeur-gene
raal van Culturele Zaken.
De federatie zag liever ge
steld, dat kunst een maat
schappelijke functie heeft.
Hoofdregel van de nota is, dat
kunst slechts steun van een
samenleving kan verkrijgen
als en voor zover daar een
samenlevingsbeiang mee is ge
moeid. Het begrip maatschap
pelijke relevantie kwam her
haaldelijk over tafel. Er ont
stond nogal wat geharrewar
over. Van de kant van de
beleidsambtenaren van het mi
nisterie werd opgemerkt, dat
dit begrip mogelijk een schok
effect heeft teweeggebracht,
maar dat dit niet terecht is.
Het werd mogelijk geacht te
eniger tijd tot een omschrij
ving te komen, die alle partij
en zal bevredigen.
Geopperd werd, dat het be
leidsterrein van de kunsten te
eng werd gezien. Men deelt
mee dat er ook nog verbindin
gen komen naar de media en
het onderwijs, die evenals de
kunsten uitingen van cultuur
inhouden. Gewezen werd op
de discussienota kunstbeleid
als een gevolg van de over
heidsbemoeiing met kunsten.
Het gaat er nu om ,dat de
materie zo bespreekbaar
wordt, dat er structuren kun
nen ontstaan voor voortzetting
van het ontwikkelingsproces
voor de overheidsbemoeiing
met kunsten.
De discussienota over het
kunstbeleid werd in 1972 uit
gebracht in het besef, dat de
vaststelling van een beleid
niet van bovenaf moet worden
opgelegd .Aan de gesprekken
op het ministerie zullen o.a.
nog deelnemennationaal
overleg gewestelijke cultuur,
nationaal centrum voor volks
ontwikkeling, Nederlandse
jeugdgemeenschap, Nederland
se stichting voor kunstzinnige
vorming, het kunstvakonder
wijs, vereniging van toneelge
zelschappen, vereniging van
schouwburgdirecteuren, con
tactorgaan orkesten, opera- en
balletgezelschappen en de
vakcentrales.
0 Links: Gerrit de Morée
maakt zijn dieren niet alleen in
||i(jil papier. Op de foto een hert,
waarvoor hij zink gebruikte.
0 Rechts„Hoort, de tover-
vogel vliegt voorbij" is de
naam van dat schilderij waar
voor Gerrit de Morée acrifverf
gebruikte.
HHIflilIl
■li,:
Illustratief ontwerper, mo
numentaal kunstenaar, grafi
cus, docent. Zo wordt Gerrit
de Morrée aangekondigd op af
fiches, die ter gelegenheid van
een overzichtstentoonstelling
van zijn werk, zijn gemaakt.
Reden voor de inrichting van
de expositie vormde het af
scheid van eGrrit de Morrée
als leraar van de academie
voor beeldende kunsten Sint
Joost in Breda-
Uit de omschrijving van
Gerrit de Morrée blijkt al zijn
veelzijdigheid. Bovendien han
gen op de tentoonstelling nog
werken, die eigenlijk niet
eens onder een van deze cate
gorieën vallen. Naast deze
veelzijdigheid valt de grootte
van het aantal werken op. Het
kostte de inrichters van de
expositie heel wat arbeid om
een keuze te maken uit de
ontelbare werkstukken, die
Gerrit de Morrée tot nu toe
heeft gemaakt.
In een gesprek met Gerrit
de Morrée wordt duidelijk hoe
hij tot een zo groot aantal
veelzijdige werkstukken kon
komen. Gerrit de Morrée zit,
als hij praat, geen moment
stil. Hij bekijkt de dingen die
voor hem op tafel liggen,
speelt ermee. Hij zegt zelf al
tijd papiertjes in zijn zak te
hebben. Hij vouwt ze, maakt
er schetsjes op en is zo steeds
met zijn werk bezig. „Het is",
zegt hij, „eigenlijk net zoiets
als ademhalen. Het is iets
waar je voortdurend mee be
zig bent". Gerrit de Morrée
zegt eigenlijk helemaal niet zo
veelzijdig te zijn voor wat be
treft de onderwerpen, die hij
kiest. Als illustratie wijst hij
op een drieluik, dat hij lang
geleden maakte en op een on
langs klaar gekomen tekening,
die inderdaad veel overeen
komsten vertonen- Gerrit de
Morrée doet zijn ideeën op in
zijn omgeving, die hij steeds
intens beleeft- Hij ziet men
sen, bloemen en vooral dieren.
„De mensen", zegt hij, „gaan
aan zoveel dingen voorbij".
Hij onderzoekt niet alleen
zijn omgeving, maar ook de
mogelijkheden van materia
len.
Ze vormen voor hem een
uitdaging, waar hij graag op
Ingaat. Niet, dat hij altijd
wint. Hij is zelf ook niet te
vreden over al het werk, dat
hij tijdens de inrichting van
de tentoonstelling weer terug
zag. Toch zijn werken uit alle
perioden op de expositie te
zien-
Meer bewondering zou mis
schien voor Gerrit de Morrée
worden opgebracht als slechts
werk uit één of twee perioden
zou zijn geëxposeerd. Op
zo'n overzichtstentoonstelling
kom je nu eenmaal altijd
zwakkere dingen tegen. Het
ging hier echter om een
overzicht van het werk van
Gerrit de Morrée te geven en
in deze opzet zijn de inrich
ters van de tentoonstelling,
volgens de maker van de wer
ken, volledig geslaagd.
„Van veel dingen", zegt
Gerrit de Morrée, „denk ik: dat
zou ik nu toch anders doen.
Van andere dingen denk ik
weer: toch aardig. Tevreden
ben ik nooit over mijn werk.
Dat moet je trouwens niet
zijn. Als je tevreden bent met
alles wat je maakt, blijf je
stilstaan". Op het moment
voelt eGrrit de Morrée, die on
der andere bekend werd door
illustraties, zelf het meest
voor de laatste werken, die hij
maakte: natuurvormen in was
brij t. Als hij over zijn werk
praat, noemt hij verder zeer
vaak zijn papieren dieren. De
uitdaging lag hier vooral in
het ontwerpen van een vorm,
waardoor de dieren uit één
stuk konden worden ge
maakt.
Een bron van inspiratie vor
men voor Gerrit de Morrée ook
zijn leerlingen op de acade
mie- Hij zegt hierover: „Socra
tes zei al: als je iets wilt
leren, moet je er les in geven-
Ik leer mijn leerlingen iets en
zij mij. Er treedt een soort
wisselwerking op". Aangezien
ook hij als Ieraar op school
iets wil leren trok het lesge
ven op middelbare scholen
hem nooit: „Daar leer je zelf
niets van", zegt hij.
Voor wat het tekenonder
wijs betreft, wil hij verder
nog kwijt dat een goede leraar
aan een kunstacademie eigen
lijk maar twee dagen les zou
moeten geven en de rest van
zijn tijd aan onderzoek zou
moeten wijden. Gerrit de Mor
rée: „Je bent waardeloos voor
het onderwijs als je de hele
week les staat te geven. Dan
kom je droog te staan".
Gerrit de Morrée nu als le
raar weg van de school, die
hij in 1945 met Niel Steenber
gen en Dio Roovers oprichtte-
Hoewel het contact met de
leerlingen voor zijn eigen
werk belangrijk was gelooft
hij toch niet, dat het afscheid
van de school hem voor on
overkomelijke problemen zal
zetten. Misschien wel omdat
hij ondanks de liefde voor zijn
school steeds een bepaalde af
stand heeft kunnen bewaren.
„Je moet", zegt hij, „de school
van je af kunnen zetten, zodra
je de deur achter je dicht
trekt. Anders ga je eraan. Ze
vragen me wel eens", zegt hij
ln dit verband nog, „of ik het
erg vind om met pensioen te
gaan. Maar ik ga helemaal
niet met pensioen. Ik blijf ge
woon doorwerken. Iemand met
werk als ik heb houdt niet op
een bepaalde leeftijd op. Voor
dit werk bestaat geen pensi
oenleeftijd".
- De overzichtstentoonstelling
van het werk van Gerrit de
Morrée wordt gehouden in het
cultureel centrum De Beyerd
in Breda en Is te zien tot 10
februari.
RIEJA VAN AART.
Mevrouw Jeanny Ruyg-
van den Assem uit Gronin
gen, getrouwd met leraar-re
clame Piet Ruyg en moeder
van drie kinderen, heeft in
een heel moeilijke periode
van haar leven ze was
ziek en ze voelde zich door
de dood bedreigd gedich
ten geschreven in school
schriften. Op de linkerpagi
na's haastig en in klad, later
in wat rustiger ogenblikken
wat netter uitgewerkt op de
rechter bladzijden. Ze
schreef ze overdag of 's
nachts. Haar gevoelsnotities
(want dat waren het natuur,
lijk) stapelden zich op.
Het waren er zo'n vierhon
derd toen ze onder ogen
kwamen van een neerlandi
cus, drs. W. Diemer. Hij se
lecteerde er enkele tientallen
uit en die vormen nu samen
de gedichtenbundel „Dood-
gelukkig", enige weken gele
den verschenen. „Dood-ge
lukkig" is ook de titel van
het eerste gedicht en daarin
wordt het centrale thema
van het bundeltje gepresen
teerd: een herijking van alle
waarden, een nieuwe plaats
bepaling voor jezelf in de
onzekerheid van een zekere,
spoëdige doodsverwachting
Wat- gebeurt er dan binnen
in een mens? Dat zal even
veel verschillen als er men
sen zijn die deze ervaring
hebben ondergaan. Dat zal
ook afhangen van je innerlij
ke kracht en van de beteke
nis die je heoht aan dat deel
van het leven dat achter je
ligt. Het wil zeggen dat je in
paniek kunt raken, of ten
onder gaan in doffe berus
ting. Maar je kunt ook je
ogen blijven open houden en
vanuit de nieuwe positie,
waarin je gemanoeuvreerd
bent, de mensen en de din
gen om je heen zien, herzien,
doorzien, Jeanny Ruyg, in
middels van haar ziekte ge
nezen, zegt het in dat titel
gedicht veel beter en kor
ter:
„Voor 't eerst genoot ik
volop van zon en natuur
had ogen en zag de mede
mens."
En dan volgt haar conclusie
„Ik wist, dat ik 'n kans had
op genezing of niet
ik was dood-gelukkig."
Wie nu vindt dat uit deze
instelling ook een vorm van
apathie blijkt, een soort vër-
zetslozp overgave aan een
„vervroegde levensavond",
die heeft het mis. Want uit
andere gedichten kun je le
zen met hoeveel banden de
schrijfster gebonden was en
bleef aan haar leven, haar
man, haar kinderen. Er zijn
letterlijk vertwijfelde, ais bij
voorbaat verloren beschouw
de gevechten op leven en
dood bij, onverbloemde ang
sten, kreten van een door
leefde eenzaamheid. Maar er
is ook, heel sterk bijvoor
beeld in het gedicht „Laatste
blik". (een bezoek van de
schrijfster aan het sterfbed
van haar moeder) een
aanvaarding van het stervens-
gebeuren bijna op basis van
vertrouwelijkheid. In niet al
le gedichten in dit bundeltje
staat het thema „dood" cen
traal, maar het is er wel
voortdurend, onuitgesproken.
In het heftige, gulzige kijken
naar het leven in al zijn
verschijningsvormen: mens,
gezin, ding, natuur.
Litterair gezien is de titel
„Dood-gelukkig" ook een
maatstaf voor de kwaliteit
van het bundeltje. Want op
vallend is dat Jeanny Ruyg,
als onervaren schrijfster,
kans gezien heeft met woor
den te spelen, ze vernieuwd
te gebruiken of ze hun au
thentieke waarde terug te
geven. Het is de vraag, of
iedere „gevoelsnotitie" een
gedicht geworden is. Mis
schien niet, maar dat valt
eigenlijk pas later, na vaak
herlezen, te beoordelen. Voor
een aantal ervan geldt zeker,
dat daar geen twijfel over
bestaat. Als geheel is het
bundeltje een artistieke ver
werking van een zeldzame
ervaring, heel menselijk, be
klemmend soms, maar in we
zen bevrijdend.
De afstand dood-gelukkig
blijkt overbrugbaar te zijn.
De omslag voor het bundel
tje werd verzorgd door Piet
Ruyg, de man van de schrijf
ster, die evenals zijzelf een
groot aantal jeugdjaren (tot
aan hun verhuizing naar
Groningen) in Breda heeft
gewoond.
TOON KLOET.
(„Dood-gelukkig", gedichten
van
Jeaony Ruyg-van den
Assem, uit
gave Stabo-All Round b.v.,
Del
den, Groningen en
Lagemeeden).
Het literair Maandblad RAAM heeft deze keer een paar nogal
wisselende bijdragen, In bijdragen o.m. van Ruud Kraayeveld
wordt ontstellend uitvoerig en nagenoeg onleesbaar iets bedreven
dat volgens de schrijvers zelf literatuurwetenschap is. Waarbij
er kennelijk van wordt uitgegaan, dat wetenschap zich van een
onverstaanbaar jargon moet bedienen om wetenschap te worden.
Voorbeeld (een citaat van
M. Janssens): „Hij ziet het
verhaal totstandkomen als een
paradigmatische en syntagma
tische combinatoriek die de
onderliggende matrix of ranser
opvult...
Aldus wordt, dankzij een for
mele intelligibiliteit, het parti
culiere gekend en vooral her
kend als een min of meer her
schreven of getransformeerde
figuratie van dragende model
len of a-prióri-codes"... enzo-
blablavoorts.
Dan lees ik toch liever het
Journaal in RAAM, waarin J.
J. Wesselo van leer trekt tegen
de zogeheten anti-autoritaire
club: „Ik heb een allergische
hekel aan het gros van de
wereldverbeteraars en andere
alternatievelingen, zoals daar
zijn: vondelparkslapers, dam-
zitters, vrouwenpraatgroepen,
macrobiotici, comimmebewo-
ners, anti-autoriteire opvoe
ders, wereldwinkeliers. ge
weldlozen, anarchisten, kabou
ters, mediteerders, tandartsen
op blote voeten die de pers
halen omdat ze e enof andere
niet te vreten broodsoort aan
bevelen en op grond daarvan
driedubbele rekeningen uit
schrijven, antiwijksanerings-
activitedten, amtimetro-acti-
visten, kortom, al die vogels
met onbespoten ogen en ge
kleed in kaftans en theemut-
sen, die dan ook vrijwel altijd
politiek nergens thuishoren
(tenzij men kabouters e.d. tot
de politiek wenst te reke
nen)...Mijn weerzin tegen dit
volk berust nu juist hierop,
dat ze in feite zo elitair -
autoritair zijn als de pest.
Wie op grond van zijn pri-
vé-opvattingen over gezond
heid en kosmos de totale bevol
king het tandbederf voorko
mend fluor wil onthouden
is autoritair.
Wie een paar jaar op een
kamer woonnt, wetende dat
hij daarna zal verhuizen naar
een ruimere woonstee en die
op grond daarvan meent, dat
krotten waar de gezinnen uit
puilen niet gesaneerd moeten
worden en die gretig misbruik
maakt van de „buurtsfeer", de
saamhorigheid op ellende is ge-
fop zich zelf toe te juichen),
maar daarbij vergeet, dat die
sarnhorigheid opellende is ge
baseerd is autoritair.
Wat al deze misleiders (voor
de misleiden onder hen maak
ik graag een uitzondering)
blijvend verbindt: huichelarij
en eigenbelang. Precies de
centrale eigenschappen dus
van de bezitters, die zij voor
geven te bestrijden, maar die
hun ongetwijfeld diep dank
baar zijn".
„wil ik dat het mijn
land is?
wil ik dat het niet mij»
hand is
of is het mijn hand ni<|
meer?",
aldus besluit Wim Ha-
zeu zijn nieuwste ge.
dichtenbundel „Springtij
in de flanken" (uitgeve.
rij Nijgh en van Ditmat,
f 12,50). Soms is het zijp
hand niet meer. Dan
wordt hij zo meegesleept
door heimwee en wee
moed dat hij zich ver
liest in de schoonheid
van zijn eigen gedicht
Het resultaat ia een il-
lustratieve, heel gevoelt
ge sfeerpoëzie die sonti
traditioneel aandoet
Zonder dat er sprake ii
van een koesteren vas
melancholische gevoe
lens, maakt de schrijver
een gemoedsgesteldheid
duidelijk zoals je dit
bijvoorbeeld vindt in:
(twee vormen van l
heid)
op de schietbaan schiet
ifc naast de pop
ik had een traantje h
mijn oog, zeg ik
als de resultaten moetv,
worden geteld.
Ingetogen, bijna ver
ontschuldigend omdat
hij zich lijkt te schamel
voor zijn eigen emoties
schrijft Hazeu zijn poë
zie. Hij doet echter zijl
gevoelens geen geweld
aan zodat er plaats blijit
voor het ontstaan vat
erg sensitieve gedichten
waarbij melodramatiei
achterwege blijft. Eet
soort met-beide-benen-
op-de-grond-romantiek
die erg eerlijk aandoet
Hazeu wordt door som
migen dan ook wel inge
deeld bij de neo-roman-
tici die wereldbetrokken
zijn en niet bij het eigen
ik blijven stilstaan. Dal
neemt niet weg dat alle
indrukken worden gefil
terd door het (toch per
soonlijke) besef dat de
drang naar vervolma
king altijd drang al
blijven en nooit -bevre
digd wordt„herhalinj
zit in de lucht". Daar
naast is er, als het ware
als klap op de vuurpijl,
het gevoel dat er vroe
ger kansen zijn geweest
die in de kiem gesmoord
werden. Vooral in de ge
dichten over het Zeeland
van weleer klinkt heim
wee en tegelijk dreiginl
door:
ouwerkerk - rond de
oogwallen - drooggeval
len verdriet - achter ii
luiken - visnetvitrage
in de kerk - ebgemur-
mei - op besprokei
plaatsen - de bijbel In
slagen - uitgeslagen all
job.
Dankbaar maakt Ha
zeu gebruik van allitera
ties, klinkerrijm, herha
lingen en andere stijlfi
guren die hij met gi
kundigheid hanteert, al
doen sommigë gedicht»
wel eens denken aan
om him gekunsteldheid
gewraakte verzen
Bilderdijk of Gezelle:
met de bolderwagen bol-
deren - de zoontjes ore'
het kerkhof - schomme
len op de zerkke ttingM
trommelen op
kunstbloemdozen.
In een interview heeft
Hazeu eens gezegd
iedereen elke dag een
beetje dood gaat. Dat
zou volgens hem te zien
zijn aan de manier
waarop mensen elkaar
op straat voorbij lopen:
onverschillig en arrogant
passeren we elkaar. Het
oorlogsgebeuren ver
sterkt deze opvattingen
vandaar de vele sombere
oorlogstonen die door
klinken.
De titels vgn ennere
overige afdelingen zoal»
„gedenkklanken",
„nachtliederen", „doods
snikken", zeggen genoeg
Maar al bij al hebben
we er een bundel erg
mooie gedichten aan
over gehouden, waarin
bij uitstek „dichterlijke
onderwerpen bij uitstek
„poëtisch" verwoord
zijn.
Jeanne Peijnenburg.
enkele
Eindredactie ad interim!
HANS LUTZ