KUNSTENAARS PRATEN OVER KUNSTBELEID Gerrit de Morrée: geen pensioen Raam om dicht Dood-gelukkig afstand die te overbruggen is te doen of toch door te kijken vrn uit Expositie in Beyerd bij afscheid van St.-Joost EERSTE DICHTBUNDEL VAN JEANNY RUYG WIM HAZEU: ROMANTIEK- MET- BEIDE- BENEN- OP- DE- GROND Uitdaging Leerlingen Zaterdag 19 januari 19^ fe' fe fe TOT NU TOE niet uitgegeven manuscripten, van de Chileen se dichter Pablo Neruda die voor de machtsoverneming in Santiago door het leger naar het buitenland werden ge bracht, zullen in Moskou wor den gepubliceerd. Dit heeft een Russisch cultureel tijd schrift in zijn jongste nummer meegedeeld. Het gaat volgens Koeltoernaja Gazeta om een „autobiografische roman van rijke levenservaring, waaraan de auteur tot vlak voor zijtn dood gewerkt heeft". Het werk zal in de zomer van dit jaar in druk verschijnen. IN HET STEDELIJK museum te Amsterdam wordt van 19 januari tot en met 3 maart een tentoonstelling gehouden van werk van de Amerikaanse kunstenaar Dennis Oppen- heim. De tentoonstelling geeft een beknopt overzicht van z'n landschappelijke en lichame lijke projecten, die gedocu menteerd zijn met behulp van foto's, kaarten, grafiek, film en video. HET BESTUUR van de stich ting Amsterdams Fonds voor de kunst heeft de Matthljs Vermeuleaprijs 1973 groot 5000 gulden toegekend aan de componist Peter Schat uit Amsterdam voor zijn muziek werk „To You". De advies commissie bestond nlt de he ren H. Heg, H. de Ros en H. J. van Royen. In zijn composi tie stelt Peter Schat de maat schappelijke ontwrichting, die de burger bedreigt te verma len, centraal. Ais uitgangspunt hanteert hij daarbij het ge dicht „To You" van de Engel se underground-dlchter Adrian Mitchell. VRIJDAG 8 februari zal in Zwolle een Rhijnvls Feith- herdenking plaatsvinden. Het is dan 150 jaar geleden dat deze schrijver en dichter in Zwolle overleed, 's Avonds wordt in het gebouw van de gemeentelijke archiefdienst aan de Voorstraat een aan Rhijnvls Feith gewijde ten toonstelling geopend. IN DE NIEUWE vleugel van het stedelijk museum en in het museum Fodor in Amster dam wordt van 19 januari tot sn met 10 februari een ten toonstelling gehouden van kunstwerken, die door middel van aankopen tn 1973 zijn verworven. ONDER DE TITEL „Terug naar het readisme" exposeert Henk Helmantel tot 11 februa ri olieverven. Dat doet hij in 't Weefhuis in Nuenen aan de Lucas van Houthemlaan. Ope ningstijden van maandag tot en met vrijdag van 10.00 tot 18.00 uur en op zaterdag en zondag van 14.00 tot 17.00 uur. KEES VET uit Breda en Let Cool-Schoorl uit Wageningen exposeren respectievelijk brons en keramiek in kunst zaal De Hoge Hees in de bos sen tussen Steensel en Eersel. De tentoonstelling duurt tot 12 februari en is elke dag open vanaf 10.00 uur 's morgens. IN KUNSTZAAL 't Meyhuis Parkweg 15 in Helmond expo seert Henk van der Heijden schilderijen en tekeningen. De tentoonstelling duurt tot en met 9 februari en is dagelijks geopend tussen 14.00 en 17.00 uur. NOG EVEN herinneren «an het feit, dat gisterenavond in galerie Micro, Gasstraat 22 in Oosterhout, een tentoonstelling is geopend van vijf kunste naars: Gerard Konings met collages, Ruud Nelissen met aquarellen, Peter Oosterbos met grafiek, Fritz Schremmer met sieraden en Jac. v. d. Smissen met schilderijen. Openingstijden dinsdag tot en met vrijdag 10.00-12.00 en 14.00 17.00 uur (dinsdag en vrijdagavond ook nog van 19.00-21.00 uur), zondag en maandag van 14.00-17.00 uur. VERZINSELS van Vader Wapper, aldus luidt de titel van een nieuw strip- en ver halenboek, dat op 16 februari uitkomt. Uitgeverij de Fontein BV in De Bilt laat het ver schijnen en kondigt dat dan ook zeer uitvoerig aan. HERMAN FRANK en zijn kindertheater Pssstt geven 3 februari de première van hun derde produktie van dit sei zoen. Titel van het spel is „Piccolo en de Ondersteboven- baas". Die première wordt in Den Haag gegeven. VANAVOND wordt in de Kon. Vlaamse Opera in Ant werpen een heruitvoering ge geven van Puccini's opera Tos- ca. Dirigent is Luigi Martelli, regisseur dr. Walter Eichner. IN HET GEBOUW van de British Council aan de Kei zersgracht 343 in Amsterdag wordt tot 9 februari een ten toonstelling gehouden van boe ken over de literatuur en de kunst van de landen, die be horen tot het Britse Gemene best. Elke dag van 10.00 tot 17.00 uur en op zaterdag van 10.30 tot 12.30 uur kan men er terecht. HET BALLET van de choreo graaf Hans van Manen „Septet Extra" beleeft 12 februari zijn Britse première bij de Royal Ballet New Group. De Nederlandse Federatie van Kunstenaarsverenigingen heeft op het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maat schappelijk Werk gesproken over het kunstbeleid, waaro ver een discussienota was uit gebracht. Minister Van Doorn, die niet aanwezig kon zijn, vindt het wenselijk, dat een brede meningsvorming vooraf gaat aan een definitieve bepa ling van de algemene uitgangs punten. Er zullen nog zes bij eenkomsten worden gehouden, waarop betrokkenen over de nota kunnen spreken. Ze zul len, evenals de eerste, staan onder voorzitterschap van mr. R. Hotke, de directeur-gene raal van Culturele Zaken. De federatie zag liever ge steld, dat kunst een maat schappelijke functie heeft. Hoofdregel van de nota is, dat kunst slechts steun van een samenleving kan verkrijgen als en voor zover daar een samenlevingsbeiang mee is ge moeid. Het begrip maatschap pelijke relevantie kwam her haaldelijk over tafel. Er ont stond nogal wat geharrewar over. Van de kant van de beleidsambtenaren van het mi nisterie werd opgemerkt, dat dit begrip mogelijk een schok effect heeft teweeggebracht, maar dat dit niet terecht is. Het werd mogelijk geacht te eniger tijd tot een omschrij ving te komen, die alle partij en zal bevredigen. Geopperd werd, dat het be leidsterrein van de kunsten te eng werd gezien. Men deelt mee dat er ook nog verbindin gen komen naar de media en het onderwijs, die evenals de kunsten uitingen van cultuur inhouden. Gewezen werd op de discussienota kunstbeleid als een gevolg van de over heidsbemoeiing met kunsten. Het gaat er nu om ,dat de materie zo bespreekbaar wordt, dat er structuren kun nen ontstaan voor voortzetting van het ontwikkelingsproces voor de overheidsbemoeiing met kunsten. De discussienota over het kunstbeleid werd in 1972 uit gebracht in het besef, dat de vaststelling van een beleid niet van bovenaf moet worden opgelegd .Aan de gesprekken op het ministerie zullen o.a. nog deelnemennationaal overleg gewestelijke cultuur, nationaal centrum voor volks ontwikkeling, Nederlandse jeugdgemeenschap, Nederland se stichting voor kunstzinnige vorming, het kunstvakonder wijs, vereniging van toneelge zelschappen, vereniging van schouwburgdirecteuren, con tactorgaan orkesten, opera- en balletgezelschappen en de vakcentrales. 0 Links: Gerrit de Morée maakt zijn dieren niet alleen in ||i(jil papier. Op de foto een hert, waarvoor hij zink gebruikte. 0 Rechts„Hoort, de tover- vogel vliegt voorbij" is de naam van dat schilderij waar voor Gerrit de Morée acrifverf gebruikte. HHIflilIl ■li,: Illustratief ontwerper, mo numentaal kunstenaar, grafi cus, docent. Zo wordt Gerrit de Morrée aangekondigd op af fiches, die ter gelegenheid van een overzichtstentoonstelling van zijn werk, zijn gemaakt. Reden voor de inrichting van de expositie vormde het af scheid van eGrrit de Morrée als leraar van de academie voor beeldende kunsten Sint Joost in Breda- Uit de omschrijving van Gerrit de Morrée blijkt al zijn veelzijdigheid. Bovendien han gen op de tentoonstelling nog werken, die eigenlijk niet eens onder een van deze cate gorieën vallen. Naast deze veelzijdigheid valt de grootte van het aantal werken op. Het kostte de inrichters van de expositie heel wat arbeid om een keuze te maken uit de ontelbare werkstukken, die Gerrit de Morrée tot nu toe heeft gemaakt. In een gesprek met Gerrit de Morrée wordt duidelijk hoe hij tot een zo groot aantal veelzijdige werkstukken kon komen. Gerrit de Morrée zit, als hij praat, geen moment stil. Hij bekijkt de dingen die voor hem op tafel liggen, speelt ermee. Hij zegt zelf al tijd papiertjes in zijn zak te hebben. Hij vouwt ze, maakt er schetsjes op en is zo steeds met zijn werk bezig. „Het is", zegt hij, „eigenlijk net zoiets als ademhalen. Het is iets waar je voortdurend mee be zig bent". Gerrit de Morrée zegt eigenlijk helemaal niet zo veelzijdig te zijn voor wat be treft de onderwerpen, die hij kiest. Als illustratie wijst hij op een drieluik, dat hij lang geleden maakte en op een on langs klaar gekomen tekening, die inderdaad veel overeen komsten vertonen- Gerrit de Morrée doet zijn ideeën op in zijn omgeving, die hij steeds intens beleeft- Hij ziet men sen, bloemen en vooral dieren. „De mensen", zegt hij, „gaan aan zoveel dingen voorbij". Hij onderzoekt niet alleen zijn omgeving, maar ook de mogelijkheden van materia len. Ze vormen voor hem een uitdaging, waar hij graag op Ingaat. Niet, dat hij altijd wint. Hij is zelf ook niet te vreden over al het werk, dat hij tijdens de inrichting van de tentoonstelling weer terug zag. Toch zijn werken uit alle perioden op de expositie te zien- Meer bewondering zou mis schien voor Gerrit de Morrée worden opgebracht als slechts werk uit één of twee perioden zou zijn geëxposeerd. Op zo'n overzichtstentoonstelling kom je nu eenmaal altijd zwakkere dingen tegen. Het ging hier echter om een overzicht van het werk van Gerrit de Morrée te geven en in deze opzet zijn de inrich ters van de tentoonstelling, volgens de maker van de wer ken, volledig geslaagd. „Van veel dingen", zegt Gerrit de Morrée, „denk ik: dat zou ik nu toch anders doen. Van andere dingen denk ik weer: toch aardig. Tevreden ben ik nooit over mijn werk. Dat moet je trouwens niet zijn. Als je tevreden bent met alles wat je maakt, blijf je stilstaan". Op het moment voelt eGrrit de Morrée, die on der andere bekend werd door illustraties, zelf het meest voor de laatste werken, die hij maakte: natuurvormen in was brij t. Als hij over zijn werk praat, noemt hij verder zeer vaak zijn papieren dieren. De uitdaging lag hier vooral in het ontwerpen van een vorm, waardoor de dieren uit één stuk konden worden ge maakt. Een bron van inspiratie vor men voor Gerrit de Morrée ook zijn leerlingen op de acade mie- Hij zegt hierover: „Socra tes zei al: als je iets wilt leren, moet je er les in geven- Ik leer mijn leerlingen iets en zij mij. Er treedt een soort wisselwerking op". Aangezien ook hij als Ieraar op school iets wil leren trok het lesge ven op middelbare scholen hem nooit: „Daar leer je zelf niets van", zegt hij. Voor wat het tekenonder wijs betreft, wil hij verder nog kwijt dat een goede leraar aan een kunstacademie eigen lijk maar twee dagen les zou moeten geven en de rest van zijn tijd aan onderzoek zou moeten wijden. Gerrit de Mor rée: „Je bent waardeloos voor het onderwijs als je de hele week les staat te geven. Dan kom je droog te staan". Gerrit de Morrée nu als le raar weg van de school, die hij in 1945 met Niel Steenber gen en Dio Roovers oprichtte- Hoewel het contact met de leerlingen voor zijn eigen werk belangrijk was gelooft hij toch niet, dat het afscheid van de school hem voor on overkomelijke problemen zal zetten. Misschien wel omdat hij ondanks de liefde voor zijn school steeds een bepaalde af stand heeft kunnen bewaren. „Je moet", zegt hij, „de school van je af kunnen zetten, zodra je de deur achter je dicht trekt. Anders ga je eraan. Ze vragen me wel eens", zegt hij ln dit verband nog, „of ik het erg vind om met pensioen te gaan. Maar ik ga helemaal niet met pensioen. Ik blijf ge woon doorwerken. Iemand met werk als ik heb houdt niet op een bepaalde leeftijd op. Voor dit werk bestaat geen pensi oenleeftijd". - De overzichtstentoonstelling van het werk van Gerrit de Morrée wordt gehouden in het cultureel centrum De Beyerd in Breda en Is te zien tot 10 februari. RIEJA VAN AART. Mevrouw Jeanny Ruyg- van den Assem uit Gronin gen, getrouwd met leraar-re clame Piet Ruyg en moeder van drie kinderen, heeft in een heel moeilijke periode van haar leven ze was ziek en ze voelde zich door de dood bedreigd gedich ten geschreven in school schriften. Op de linkerpagi na's haastig en in klad, later in wat rustiger ogenblikken wat netter uitgewerkt op de rechter bladzijden. Ze schreef ze overdag of 's nachts. Haar gevoelsnotities (want dat waren het natuur, lijk) stapelden zich op. Het waren er zo'n vierhon derd toen ze onder ogen kwamen van een neerlandi cus, drs. W. Diemer. Hij se lecteerde er enkele tientallen uit en die vormen nu samen de gedichtenbundel „Dood- gelukkig", enige weken gele den verschenen. „Dood-ge lukkig" is ook de titel van het eerste gedicht en daarin wordt het centrale thema van het bundeltje gepresen teerd: een herijking van alle waarden, een nieuwe plaats bepaling voor jezelf in de onzekerheid van een zekere, spoëdige doodsverwachting Wat- gebeurt er dan binnen in een mens? Dat zal even veel verschillen als er men sen zijn die deze ervaring hebben ondergaan. Dat zal ook afhangen van je innerlij ke kracht en van de beteke nis die je heoht aan dat deel van het leven dat achter je ligt. Het wil zeggen dat je in paniek kunt raken, of ten onder gaan in doffe berus ting. Maar je kunt ook je ogen blijven open houden en vanuit de nieuwe positie, waarin je gemanoeuvreerd bent, de mensen en de din gen om je heen zien, herzien, doorzien, Jeanny Ruyg, in middels van haar ziekte ge nezen, zegt het in dat titel gedicht veel beter en kor ter: „Voor 't eerst genoot ik volop van zon en natuur had ogen en zag de mede mens." En dan volgt haar conclusie „Ik wist, dat ik 'n kans had op genezing of niet ik was dood-gelukkig." Wie nu vindt dat uit deze instelling ook een vorm van apathie blijkt, een soort vër- zetslozp overgave aan een „vervroegde levensavond", die heeft het mis. Want uit andere gedichten kun je le zen met hoeveel banden de schrijfster gebonden was en bleef aan haar leven, haar man, haar kinderen. Er zijn letterlijk vertwijfelde, ais bij voorbaat verloren beschouw de gevechten op leven en dood bij, onverbloemde ang sten, kreten van een door leefde eenzaamheid. Maar er is ook, heel sterk bijvoor beeld in het gedicht „Laatste blik". (een bezoek van de schrijfster aan het sterfbed van haar moeder) een aanvaarding van het stervens- gebeuren bijna op basis van vertrouwelijkheid. In niet al le gedichten in dit bundeltje staat het thema „dood" cen traal, maar het is er wel voortdurend, onuitgesproken. In het heftige, gulzige kijken naar het leven in al zijn verschijningsvormen: mens, gezin, ding, natuur. Litterair gezien is de titel „Dood-gelukkig" ook een maatstaf voor de kwaliteit van het bundeltje. Want op vallend is dat Jeanny Ruyg, als onervaren schrijfster, kans gezien heeft met woor den te spelen, ze vernieuwd te gebruiken of ze hun au thentieke waarde terug te geven. Het is de vraag, of iedere „gevoelsnotitie" een gedicht geworden is. Mis schien niet, maar dat valt eigenlijk pas later, na vaak herlezen, te beoordelen. Voor een aantal ervan geldt zeker, dat daar geen twijfel over bestaat. Als geheel is het bundeltje een artistieke ver werking van een zeldzame ervaring, heel menselijk, be klemmend soms, maar in we zen bevrijdend. De afstand dood-gelukkig blijkt overbrugbaar te zijn. De omslag voor het bundel tje werd verzorgd door Piet Ruyg, de man van de schrijf ster, die evenals zijzelf een groot aantal jeugdjaren (tot aan hun verhuizing naar Groningen) in Breda heeft gewoond. TOON KLOET. („Dood-gelukkig", gedichten van Jeaony Ruyg-van den Assem, uit gave Stabo-All Round b.v., Del den, Groningen en Lagemeeden). Het literair Maandblad RAAM heeft deze keer een paar nogal wisselende bijdragen, In bijdragen o.m. van Ruud Kraayeveld wordt ontstellend uitvoerig en nagenoeg onleesbaar iets bedreven dat volgens de schrijvers zelf literatuurwetenschap is. Waarbij er kennelijk van wordt uitgegaan, dat wetenschap zich van een onverstaanbaar jargon moet bedienen om wetenschap te worden. Voorbeeld (een citaat van M. Janssens): „Hij ziet het verhaal totstandkomen als een paradigmatische en syntagma tische combinatoriek die de onderliggende matrix of ranser opvult... Aldus wordt, dankzij een for mele intelligibiliteit, het parti culiere gekend en vooral her kend als een min of meer her schreven of getransformeerde figuratie van dragende model len of a-prióri-codes"... enzo- blablavoorts. Dan lees ik toch liever het Journaal in RAAM, waarin J. J. Wesselo van leer trekt tegen de zogeheten anti-autoritaire club: „Ik heb een allergische hekel aan het gros van de wereldverbeteraars en andere alternatievelingen, zoals daar zijn: vondelparkslapers, dam- zitters, vrouwenpraatgroepen, macrobiotici, comimmebewo- ners, anti-autoriteire opvoe ders, wereldwinkeliers. ge weldlozen, anarchisten, kabou ters, mediteerders, tandartsen op blote voeten die de pers halen omdat ze e enof andere niet te vreten broodsoort aan bevelen en op grond daarvan driedubbele rekeningen uit schrijven, antiwijksanerings- activitedten, amtimetro-acti- visten, kortom, al die vogels met onbespoten ogen en ge kleed in kaftans en theemut- sen, die dan ook vrijwel altijd politiek nergens thuishoren (tenzij men kabouters e.d. tot de politiek wenst te reke nen)...Mijn weerzin tegen dit volk berust nu juist hierop, dat ze in feite zo elitair - autoritair zijn als de pest. Wie op grond van zijn pri- vé-opvattingen over gezond heid en kosmos de totale bevol king het tandbederf voorko mend fluor wil onthouden is autoritair. Wie een paar jaar op een kamer woonnt, wetende dat hij daarna zal verhuizen naar een ruimere woonstee en die op grond daarvan meent, dat krotten waar de gezinnen uit puilen niet gesaneerd moeten worden en die gretig misbruik maakt van de „buurtsfeer", de saamhorigheid op ellende is ge- fop zich zelf toe te juichen), maar daarbij vergeet, dat die sarnhorigheid opellende is ge baseerd is autoritair. Wat al deze misleiders (voor de misleiden onder hen maak ik graag een uitzondering) blijvend verbindt: huichelarij en eigenbelang. Precies de centrale eigenschappen dus van de bezitters, die zij voor geven te bestrijden, maar die hun ongetwijfeld diep dank baar zijn". „wil ik dat het mijn land is? wil ik dat het niet mij» hand is of is het mijn hand ni<| meer?", aldus besluit Wim Ha- zeu zijn nieuwste ge. dichtenbundel „Springtij in de flanken" (uitgeve. rij Nijgh en van Ditmat, f 12,50). Soms is het zijp hand niet meer. Dan wordt hij zo meegesleept door heimwee en wee moed dat hij zich ver liest in de schoonheid van zijn eigen gedicht Het resultaat ia een il- lustratieve, heel gevoelt ge sfeerpoëzie die sonti traditioneel aandoet Zonder dat er sprake ii van een koesteren vas melancholische gevoe lens, maakt de schrijver een gemoedsgesteldheid duidelijk zoals je dit bijvoorbeeld vindt in: (twee vormen van l heid) op de schietbaan schiet ifc naast de pop ik had een traantje h mijn oog, zeg ik als de resultaten moetv, worden geteld. Ingetogen, bijna ver ontschuldigend omdat hij zich lijkt te schamel voor zijn eigen emoties schrijft Hazeu zijn poë zie. Hij doet echter zijl gevoelens geen geweld aan zodat er plaats blijit voor het ontstaan vat erg sensitieve gedichten waarbij melodramatiei achterwege blijft. Eet soort met-beide-benen- op-de-grond-romantiek die erg eerlijk aandoet Hazeu wordt door som migen dan ook wel inge deeld bij de neo-roman- tici die wereldbetrokken zijn en niet bij het eigen ik blijven stilstaan. Dal neemt niet weg dat alle indrukken worden gefil terd door het (toch per soonlijke) besef dat de drang naar vervolma king altijd drang al blijven en nooit -bevre digd wordt„herhalinj zit in de lucht". Daar naast is er, als het ware als klap op de vuurpijl, het gevoel dat er vroe ger kansen zijn geweest die in de kiem gesmoord werden. Vooral in de ge dichten over het Zeeland van weleer klinkt heim wee en tegelijk dreiginl door: ouwerkerk - rond de oogwallen - drooggeval len verdriet - achter ii luiken - visnetvitrage in de kerk - ebgemur- mei - op besprokei plaatsen - de bijbel In slagen - uitgeslagen all job. Dankbaar maakt Ha zeu gebruik van allitera ties, klinkerrijm, herha lingen en andere stijlfi guren die hij met gi kundigheid hanteert, al doen sommigë gedicht» wel eens denken aan om him gekunsteldheid gewraakte verzen Bilderdijk of Gezelle: met de bolderwagen bol- deren - de zoontjes ore' het kerkhof - schomme len op de zerkke ttingM trommelen op kunstbloemdozen. In een interview heeft Hazeu eens gezegd iedereen elke dag een beetje dood gaat. Dat zou volgens hem te zien zijn aan de manier waarop mensen elkaar op straat voorbij lopen: onverschillig en arrogant passeren we elkaar. Het oorlogsgebeuren ver sterkt deze opvattingen vandaar de vele sombere oorlogstonen die door klinken. De titels vgn ennere overige afdelingen zoal» „gedenkklanken", „nachtliederen", „doods snikken", zeggen genoeg Maar al bij al hebben we er een bundel erg mooie gedichten aan over gehouden, waarin bij uitstek „dichterlijke onderwerpen bij uitstek „poëtisch" verwoord zijn. Jeanne Peijnenburg. enkele Eindredactie ad interim! HANS LUTZ

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1974 | | pagina 20