„Het meeste
heb ik
al doende
geleerd"
Lukacz
HERDRUK HERDRUK HERDRUK HERDRUK HERDRUK
Chomsky
Wittgenstein
Szasz: „Psychiater veroordeelt afwijkingen"
Stoel van Bernlef
Hoe eskimo's leefden
GRIEKSE BESTELLER RESTAUREERDE HOLLANDSE BOUWVAL
WERELD BEKEKEN DOOR CAMERA
f
Kunst
cultuur
Aan de Langegracht in Maarssen, staat een mooi, 17e eeuws
grachtenhuisje. Het is eigendom van en wordt bewoond door
de Griek Petros Vertkas (34), die als besteller bij de post in
Maarssen werkzaam is. Het bijzondere van dit onder Monumen
tenzorg vallend huisje is, dat het grotendeels door de heer Vert
kas zelf in zijn vrije tijd gerestaureerd is, met hulp van enkele
vrienden. Het karwei heeft enige jaren gevergd, maar het re
sultaat mag dan ook gezien worden. Wat in '67 eigenlijk niet
meer dan een bouwval was, is nu zowel van binnen als van
buiten een fraai pand geworden, een monumentaal bezit.
Petros Vertkas is in 1962
naar Nederland gekomen. Hij
zag het niet meer zitten om in
zijn geboortedorpje Itia Fiori
na, vlakbij Saloniki, de hele
dag als bouwvakker en smid
in de weer te zijn voor
omgerekend ongeveer drie
gulden per dag. Daarom be
sloot hij zijn geluk hier te
beproeven. In Maarssen vond
hij werk bij een zinkerij.
Vertkas is geen jongen met
twee linkse handen en ook
niet iemand die het gauw laat
afweten. Op die manier en
door uiterst zuinig te leven
slaagde hj erin in een paar
jaar tijd een flintke som geld
te sparen. Daarmee kon hij
het pand aan de Langegracht
kopen, waarop zijn oog tijdens
een wandeling langs de Vecht
was gevallen en dat sindsdien
niet meer uit zijn gedachten
was gegaan.
Dat pand bestond uit twee
(woon) gedeelten onder één
kap, van elkaar geseheiden
door een doorlopende muur.
Vertkas kocht in '67 eerst het
rchtergedeelte en enige tijd
later het linkerstuk. Toen kon
hij de tussenmuur wegbreken
en van de twee delen één
geheel maken. Dat is hier na
tuurlijk heel wat sneller neer
geschreven dan het door Vert
kas en de zijnen gedaan is.
Aan een monumentenpand
mag niet zomaar gebroken en
verbouwd worden; de restau
ratie moest nauwgezet geschie
den volgens tevoren goedge
keurde plannen. Die werden
ontworpen door de Maarssense
architect B. O. v. d. Berg. Vert
kas: „Het is geen gemakke
lijk kawei geweest. Ik had
wel wat ervaring als bouw
vakker, maar dat loste niet
alle problemen op. Het meeste
heb ik al doende geleerd.
Daarbij heb ik veel steun ge
had van mijn vrienden, Grie
ken maar ook een fabrikant
hier uit de buurt, die met een
Griekse vrouw gtrouwd is. Elk
vrij uurtje en bijna iedere za-
tedag en zondag ben ik de
laatste jaren aan het huis
kwijt geweest. Maar nu heb
ben we 't gehad".
En met rechtvaardige trots
laat hij ons vervolgens zijn
huis zien. Het grote werk
hieraan, zoals de vernieuwing
van het dak (niet het leggen
van de pannen) en de wijzi
ging van de voorgevel is door
een aannemer gedaan.
In 1970 solliciteerde Vertkas
bij de PTT. Hij werd op het
districtspostikantoor in Utrecht
als hulpkracht aangenomen,
promoveerde tot besteller en
kon begin 1971 in Maarssen
als besteller starten, letterlijk
dichtbij huis.
Plezierig voor hem en voor
zijn vrouw, want hij was in
middels getrouwd met een
Griekse sdhone die hij op va
kantie im zijn moederland had
leren kennen. Mevrouw Vert
kas, die de restauratie vanaf
het begin heeft meegemaakt,
was en is al even enthousiast
over het huis als haar man.
Beiden zouden hun huis aan
de Vecht voor geen geld wil
len missen. Dat kan men zich
voorstellen. (Jit het voorbeeld
van Vertkas blijkt, dat restau
ratie niet allen een zaak van
„dure jongens" hoeft te zijn.
Aan de renovatie van oude
huizen (b.v. binnensteden)
kunnen ook mensen met een
smalle beurs hun aandeel le
veren, mits ze de inzet van
Vertkas bezitten.
THOMAS: DE TWEEDE
ZONDE (uitgeverij Ambo-
boeken). Wie THOMAS
SZASZ mocht zijn gaan waar
deren om zijn vroegere publi
caties, wordt ongetwijfeld te
leurgesteld door het boekje:
DE TWEEDE ZONDE. Hij is
een van de eersten geweest,
die op fundamentele wijize de
bestaande psychiatrie heeft
ondergraven. Simpel gezegd
komt het hierop neer: geestes
zieken bestaan niet, maar de
maatschappij is ziek. Je had
mogen verwachten, dat de
auteur b.v. „De waan van de
waanzin", in deze afforismen
zijn theorieën op een puntige
wijze had samengevat maar
het zijn ongenuanceerde kre
ten geworden.
De eerste zonde is de
erfzonde, de kennis van
goed en kwaad; de tweede
zonde noemt Szasz: duidelijke
taail spa-eken. Szasz staat in dit
boekje zelf model voor die
tweede zonde, wat zijn verbit
terde duidelijkheid maakt de
werkelijkheid onduidelijk. Het
kan misschien leuk zijn om
een volgende uitspraak te
doen: „Onder het mom van de
diagnose van een ziekte ver
oordeelt de psychiater afwij
king van het gewone patroon",
maar wat doe je daarmee? Of
een andere uitspraak: „Wees
op uw hoede voor de analist
die grappen analyseert in
plaats van erom te lachen".
Zijn uitspraken lijken pro
gressiever dan ze in werke
lijkheid zijn. Veel bfla-bla, op
geblazenheid. Zijn uitspraken
over o.a. kindertijd, gezin, hu
welijk, liefde, sex, vrouwen,
ethiek, vrijheid, bestraffing,
sociale betrekkingen, drugs,
psychiatrie, geesteszieken etc,
bevatten hier en daar onge
twijfeld zinvolle typeringen,
maar je kunt ze beter op hun
waarde schatten, wanneer je
eerst wat ander werk van hem
gelezen hebt. Daarom is het
misschien zinvol te wijzen op
de enige tijd geleden versche
nen vertaling van zijin reeds in
de 50-er jaren geschreven
boek: „The myth of mental
iBnes, waarvan een tweede
herziene en verkorte editie
verscheen: GEESTESZIEKEN
ALS MYTHE (uitgeverij Lem-
niscaat f 19,50). Thema van
dit boek is: geestesziekte is
een mythe; tussenkomst van
een psychiater is een vorm
van sociale actie. Dit boek
veroorzaakte in het begin van
de zestiger jaren nogal wat
deining, vooral in de vakkrin
gen. Mede door het boek van
Foudraijie is in ons land de
psychiatrie ook doorgedrongen
in de belangstellingssfeer van
zogenaamde niet-vakmensen
op dit gebied. Dit boek van
Szasz is daarom een
haal boek. „Gezien mijn over
tuiging,- dat psychiatrische
problemen overwegend com
municatie-problemen zijn van
verbale en met-verbale aard,
ben ik verheugd dat Neder
lands-sprekenden die belang
stelling in deze zaken hebben,
mijn boek thans in hun eigen
taal kunnen lezen", schrijft
Szasz in zijn ten geleide voor
deze uitgave. En het is nog
steeds de moeite waard dit
boek te lezen.
Deel I is gewijd aan het
blootleggen van de sociaalhis
torische en epistemologische
wortels van de moderne op
vatting van geestesziekte.
Aangetoond wordt, dat de
vraag: was is geestesziekte?
onverbrekelijk verbonden is
met de vraag: wat doen psy
chiaters? Deel II, III en IV zijn
gewijd aan de uiteenzetting
van een systematische theorie
van het persoonlijk gedrag,
ten dele gebaseerd op materiaal
dat ontleend is aan psychia
trie, psycho-analyse en andere
vakken van wetenschap, en
ten dele op eigen waarnemin
gen en denkbeelden.
„Doordat men tot psychiatri
sche theorieën geen morele
vraagstukken of normatieve
maatstaven heeft toegelaten",
aldius Szasz, „zoals nadrukke
lijk geformuleerde doeleinden
en gedragsregels, is de psychi
atrie losgeraakt van juist die
werkelijkheid die zo heeft
trachten te beschijnen en ver-
En: „Het is de gewoonte de
psychiatrie te omschrijven als
een medisch specialisme, dat
met de studie, diagnose en be
handeling van geestesziekten
bezighoudt. Dit is een waarde
loze en misleidende definitie.
Geestesziekte is een mythe.
houden zich niet
ïsziekten en hun be
handeling bezig. In werkelijk-
zijn persoon-
en ethische le-
trekt de zaak uiteraard, maar
wie een doorbraak wil force
ren, moet dat wel eens doen.
Hij verkondigt koeien van
waarheden, maar grove waar
heden zijn nooit helemaal
waar. Latere publicaties b.v.
van Laing en Sechehye (bij
dezelfde uitgever verschenen)
maken een genuanceerde kijk
op vele zaken toch wel moge
lijk. Bij Szasz is het veel
meer óf-öf en niet èn-èn.
De sociale actie dlie Szasz
invoert bij de psychiatrie is
een goede zaak hoewel dit
op het ogenblik geen nieuw
standpunt meer is maar de
wijze waarop dat dan moet
gebeuren, wordt tevens be
paald door de maatschappijvi
sie van de psychiater i.e. van
Szaisz. En zijn opvattingen zijn
nogal liberaal-conservatief.
Maar met alle bedenkingen
die je tegen dit boek kunt
hebben, blijft het een prikke
lende studie, die nog steeds de
moeite van het lezen waard
ia.
Er liggen momenteel een
aantal herdrukken in de boek
winkels, die stuk voor stuk
de moeite waard zijn. Het
reeds in 1906 verschenen boek
van frederik van eeden:
de kleine johannes is
reeds talloze malen herdrukt.
Het zeer poëtische en symboli
sche verhaal van de kleine
Johannes met Windekind blijft
een lezenswaardig boek, het
geen je niet van alle boeken
van Van Eeden kunt zeggen.
Het tweede en derde deel met
de scharenslijper Marcus Vis
als Christusfiguur zijn minder
sterk, maar maken mede deze
trilogie tot een blijvend monu
ment van Van Eeden's schrij
verstalent. Paris-Manteau gaf
de drie delen samen uit in een
band (503 pagina's) voor de
erijs van f 25.75
t Iichterbij ligt het werk van
de in 1970 overleden ed
hoornik wiens verzamelde
werken door Meulenhoff
wordt uitgegeven. De vier de
len zijn afzonderlijk verkrijg
baar. Het tweede deel ver
halende proza (f 23,90)
zal waarschijnlijk het grootste
lezerspubliek trekken. Het be
vat de beide romans De Over
levende en De Vingerwijzing,
een zestal verhalen (waarvan
de meeste niet eerder gebun
deld zijn) en een hoofdstuk uit
een onvoltooide roman, dat
hier voor het eerst in boek
vorm verschijnt. De dichter
Hoornik schreef de laatste
twee jaar van zijn leven
opeens twee romans, met de
hoofdfiguur Kuyll, die in zijn
derde roman dood zou moeten
gaan. De auteur stierf zelf.
„Kuyll" stierf voortijdig. Intri
gerende romans, die het
schuldgevoel, de dood en de
doods-obsessie, verbonden
met Hoornik's concentratie
kamp-syndroom tussen ver
beelding en werkelijkheid
meesterlijk en puur menselijk
vorm geven. De zes verhalen
(o.a. Het Huis uit 1942 en
Meneer Zeventien uit 1958)
verschenen eerder in diverse
tijdschriften. Het nagelaten ro
man fragment, de Lift. stond
in 1970 in de Gids.
Al enige tijd geleden ver
schenen, maar waarschijnlijk
door velen over het hoofd ge
zien, is een her-uitgave van
JAN WALHAVENS VERZA
MELD PROZA (uitgeverij Pa
ris Manteau). Louis Paul Boon
schreef de inleiding over deze
strijdbare Vlaming, van wie
een tiental werken in deze
dundruk-editie bijeen gebracht
werd. Hij heeft een belangrij
ke stoot gegeven aan de
Vlaamse literatuur na de laat
ste Wereldoorlog. Zowel zijn
eerste roman, Roerloos aan
zee, zijn fictie-negatief: Het
dagboek Jan Biorix, als de
Slag bij Waterloo en een niet
eerder gepubliceerd nagelaten
werk Het Tuintje maken deel
uit van de 718 pagima's dikke
uitgave. In totaal 10 proza
stukken. Walravens was een
geëngageerd schrijver, die in
een prachtige proza uitgave
gesproken ideeën boeiend wist
te verwerken. Een bundel pro
za waarin je blijft lezen.
Van PAUL VAN OSTAYEN
'S: BEZETTE STAD:, ver
scheen een reprint. Een onver
anderde fotografische herdruk
van de eerste en enige editie
uit 1922 met de originele
houtsneden en tekeningen van
Oskar Jespers werd. verzorgd
door uitgeverij Bert Bakker
f 18,50). Dit oorlogsboek, ge
drukt met rithmisehe typogra
fie, is niet alleen een tijdsdo
cument uit de Nadaïsche hoek,
maar Onderstreept nog weer
eens hoever Van Ostayen zijn
tijd vooruit was. De tijdgeno
ten uitdrukkingsvormen heb
ben iets vertederends zolang
je niet door de tekst heen
leest en maken er ook een
interessant kijkboek van. Deze
herdruk is een goede gedachte
geweest, al is de uitgever ken
nelijk niet zo hoopvol over de
interesse hiervoor. Er zijn
slechts 540 exemplaren van
gemaakt
Van herdrukken is ook
sprake geweest bij het boek
GODFRIED BOMANS: VAN
MENS TOT MENS uit na
gelaten werk-1 (uitgeverij
Elsevier, f 9,90). Het is de
eerste keer. dat deze korte
stukken, essays en interviews
van Bomans, in kranten en
tijdschriften verschenen tussen
1945 en 1971, in een boek
werden gebundeld. Er zijn le
zers, die ook al was dat
voor kort een soort nationale
zonde een hekel hadden aan
Bomans, en zijn gewilde leu
tigheid. Daarvan is in dit boek
nauwelijks sprake, zodat het
historische materiaal hier bij
eengebracht, waarschijnlijk
veel mensen zal boeien. Dit
boek bevat vooral Bomans'
journalistiek werk. De reeks
van 9 artikelen over Lodewijk
van Deyssel (mijnheer Thijm)
is weliswaar een beetje veel
van het goede. In de serie
artikelen onder de kop: „Ont
moetingen met mensen en
boeken" komen o.a. aan de
orde: Maria Sibylla Merian, H.
G. Wells. G. K. Chesterton,
Simon Carmiggelt en Wim
Sonneveld. „Laatst las ik een
in het Brabantse dagblad De
Stem, dat er in het dorpje
Etten een 78-jarige postbode
woonde, Minus Oostrijk gehe
ten, die Vincent van Gogh
persoonlijk gekend had en ook
een schilderij van hem in zijn
huisje bewaarde", aldus Bo
mans in de bijdrage „Echte
Van Gogh in jutezak"?. Een
aspect van Bomans activiteiten
de laatste jaren, die heel wat
mensen boeide, waren zijn in
terviews. Zijn gesprekken met
de acteurs Paul Steenbergen
en Myra Ward, minister J.
Luns, prof dr. Max Euwe en
met Jan Foudraine behoren
daarom tot het interessantste
deel van het boek. Jammer
dat de tekst van zijn gesprek
met pater Van Kilsdonk er
niet in is opgenomen.
Inmiddels is ook het tweede
deel uif nagelaten werk van
GODFRIED BOMANS ver
schenen: THOMAS ROBERT
SPION, verhalen en schetsen
(uitgeverij Elsevier f 9,50). In
1954 schreef Bomans voor El-
seviers Weekblad het dwaze
verhaal over Thomas Robert
Spoon; een persiflage op de
praktijken rond proefschriften
aan onze universiteiten. Een
kolderieke geschiedenis rond
een gefingeerde figuur, die
aanleiding is tot kwasi-diep-
zinnige beschouwingen, voor
zien van voetnoten en bijla
gen. Verder is opgenomen het
verhaal Het Duel, dat hij in
1945 voor de stichting voor
Volksontwikkeling in Amster
dam vertelde: de geschiedenis
van Vader Oljon, die hij tij
dens de kerstdagen in het
klooster Stanislaus aan de
Louka bezoekt. De overige pa
gina's worden gevuld met een
negental schetsen (o.a. brief
aan Sinterklaas, zedenverwil
dering in Limburg, de huis
tiran), die eerder verschenen
in diverse dagbladen en perio
dieken tussen 1950 en 1969.
Veel meer dan in het eerste
deel uit zijn nagelaten werk is
in dit deeltje een kolderieke
Bomans aan het woord. Inmid
dels zit er ook nog een derde
deel aan te komen met nagela
ten werk (of is inmiddels al
verschenen) dat de titel zal
krijgen van: Een mooie tijd:
jeugdherinneringen en be
schouwingen over godsdienst
en actuele prrhlrmii
GEORGE LICHTHEIM:
GEORG LUKACZ (Uitg. Meu
lenhoff f 9,50).
In de leeks „Oriëntatie op
morgein" van de uitgeverij
Meulenhoff is een boekje ver
schenen over de Hongaarse,
marxistische cultuurfilosoof
Georg Lukacs. Hoewel nauwe-
lijke wordit bestreden dat hij
een groot denker is geweest,
blijft zijn werk voor velen een
teken van tegenspraak. De
communisten zijn er nooit ge
lukkig mee geweest. Voor hen
was Lukicz een te onafhanke
lijke geest, die het in 1956
bovendien nog bestond de zij
de van de Hongaarse opstan
delingen te kiezen. De niet-
rnarxisten daarentegen wan
trouwen de schrifturen van
Lukaz omdat zij vaak een te
girote gebondenheid aan de of
ficiële Sovjet-ideologie demon
streren.
George Lichtheim, die deze
stadie over Lukacz schreef,
tracht door de politieke nevels
heen te zien era de waarde van
een boeiend, maar moeilijk
hanteerbaar oeuvre langs ob
jectieve weg vast te stellen.
J. V.
JOHN LYONS „NOAM
CHOMSKY" (Uitgeverij Meu
lenhoff f 12,50).
Chomsky is een begrip in de
taalwetenschap. De laatste ja
ren heeft hij vooral aandacht
getrokken in de V.S. om zijn
politieke geschriften en zijn
politieke activiteiten. Vanuit
deze gezichtshoek moet je dit
boekje maar niet gaan lezen,
al heeft zijn taalrevolutie wel
iets te maken met de revolutie
van Nieuw Links, die hij
voorstaat. Zijn theorieën zijn
niet zo simpel. Wanneer Lyons
in de eerste helft van dit
boekje het denkkader van
Chomsky schetst dian is dat
over het algemeen goed te
volgen, maar wanneer hij in
gaat op detailkwesties die te
maken hebben met zijn gram
matica -opvattingen wordit het
erg specialistisch.
Na een uiteenzetting over
Chomsky's vroegere opvatting
over de doelstellingen en de
methodologie van de taalwe
tenschap (nog in hoge mate
Bloomfieldiaans) volgt in een
drietal hoofdstukken de uit
eenzetting van de belangrijk
ste en meest oorspronkelijke
kant van zijn werk, namelijk
zijn formalisering van ver-
schiilencie soorten generatieve
grammatica.
Vervolgens gaat Lyons in op
zijn recentere bijdrage tot de
psychologie en de filosofie van
de taal. Interessant blijft voor
al het volgen vain Chomsky's
speurtocht naar de universele
kenmerken in alle wereldta
len, die naar zijn mening te
rug te voeren zijn naar alge
mene gegevenheden in de
menselijke structuur. Hij heeft
daardoor baanbrekend werk
verricht bij het afbreken van
muren tussen kunsten en we
tenschappen tussen lichaam en
geest, met als gevolg dat zijn
taalwetenschap voor de ver
schillende disciplines (filoso
fie, psychologie, biologie, tech
nologie, antropologie) van be
lang is geworden. Dit boekje
is een goede introductie op de
kennismaking met Chomskv's
theorieën.
H F,
DAVID PEARS: LUDWIG
WITTGENSTEIN (Uitgeverij
Meulenhoff f 10.).
Er is over Wittgenstein de
laatste tien jaar nogal wat li
teratuur verschenen. We den
ken maar aan de boeken van
W. F. Hermans. Wittgenstein's
denkwereld spreekt waar
schijnlijk meer tot de verbeel
ding dan zijn authentieke
werken leesbaar zijn. Ook dit
boekje is geen simpele inlei
ding op zijn redeneerkunst.
Maar wie er voor wil gaan
zitten, kan in dit boekje van
deze docent filosofie uit Ox
ford misschien wat meer
greep krijgen op de invloed
van Wittgenstein's denken op
de hedendaagse wetenschap.
De inhoud ervan valt uiteen
in twee delen: Wittgenstein's
vroege filosofie en Wittgen
stein's latere filosofie. Pears
geeft een heldere analyse van
de werken van Wittgenstein
.Fractaus logico en Philoso-
phicus en de philosophical in
vestigations) om van daaruit
beide periodes met elkaar in
verbinding te brengen. In sa
menhang met Chomsky is het
bijv. interessant te volgen hoe
Wittgenstein als doel van de
filosofie de afbakening van de
taalgrenzen stelde. Ook kun je
bewondering krijgen voor de
consequente wijze, waarop de
ze grote denker conclusies
trok uit zijn eigen methodes
en van daaruit stap voor stap
en zichzelf niet ontziend, ver
der probeerde te komen. Met
enige inspanning kunnen ook
degenen, die geen fiiosofische
opleiding genoten hebben en
toch geïnteresseerd zijn in de
denkstructuren van Wittgen
stein, dit boekje lezen.
B. E.
Rond 1960 ontstond in de
literatuur de bewging die men
„nieuw realisme" noemde, een
reactie, op de zeer literaire
vijftigers die schreven over de
grootsheid van het leven en
die veelal in onverstaanbaar
heid vervielen. Het nieuw rea
lisme, ook wel informatieve
poëzie genoemd, lanceerde de
kreet: „aUes is poëzie", en
keerde zich daarmee tegen al
les wat hoogdravend en verhe
ven is.
In Nederland zijn de belang
rijkste vertegenwoordigers
Bernlef, Schippers, Armando
en Verhagen, Inhakend op de
ingepakte kinderwagens, om
gekeerde fietsen en levensgro
te namaak-biefstukken die
men in de moderne musea
aantrof (want de literatuur
sohijnit nu eenmaal altijd te
moeten achterlopen), ging men
teksten schrijven, waarin men
het dagelijks ding centraal
stelde. Er stond een soort eer
bied (in dit, verband misschien
een te beladen woord) voor
het dagelijkse. De aandacht
voor het gewone van alledag
bereikte men door het ding te
is van Barbarber, het „Tijd
schrift voor teksten" waarvan
het eerste nummer in oktober
1958 versoheen en dat in Ne
derland de „doorbraak" van
het nieuw-realisme heeft be
werkstelligd, de meest beken
de redacteur. De mensen van
Barbarber hebben altijd er
kend dat zij veel reminiscen
ties vertonen aan dada en zero
(Schwitters en Duchamp),
maar zonder het karakter van
ergens-tegen-aan-te-willen-
trappen, zoals in de jaren twin
tig wel het geval was.
Als je nu de nieuwe bundel
De Stoel (uitg. Querido f 9.90)
van Bernlef leest, constateer je
een duidelijk voortborduren op
de teksten van het nieuw-rea-
lisme, maar het idee wordt
nog vollediger onder woorden
gebracht geperfectioneerd. Nu
het baanbrekend werk voor de
beweging van 60 is verricht,
kan Bernlef zijn teksten, het
samenspel tussen dat wat iets
doorgaans is en wat het kan
zijn (of ook is?) meer aan
dacht geven. Omdat men over
het algemeen al meer ver
trouwd is met het idee kan
isoleren of in een ander ver
band te plaatsen. Door isola
tie werd het voorwerp vanzelf
iets, anders: een keukentafel in
een museum met een bordje
erbij: „keukentafel 1961"
wordt automatisch iets anders
omdat je er anders naar kijkt
en iets bestaat alleen maar bij
de gratie van de manier
waarop er naar gekeken
wordt.
Ik ben altijd getroffen en
soms zelfs een beetje onroerd
als ik zo'n ding waar ik alle
dagen zomaar voorbij liep,
opeens anders ging bekijken
(goed ging bekijken?) omdat
ik in zo'n museum er met
mijn neus opgdrukt werd. Ik
ervoer deze mengeling van
herkenning en vervreemding
als iets fijns.
De meeste kunstenaars van
deze stroming (meer een ver
schijnsel dan een stroming)
bleven echter stilstaan bij de
„vondst", het grapje van de ta
fel met de afgebroken poot in
een museum. Bernlef was ech
ter een van de vertegenwoor
digers die verder ging en, die
geen genoegen namen met de
isolatie alleen, maar op een
bepaalde manier isoleerden,
zodat bewust een bepaald ef
fect gecreëerd werd. Bernlef
Bernlef zich veroorloven min
der badinerend te zijn, waar
door zijn teksten aan overtui
gingskracht winnen. Het is
een enorme krachttoer die
Bernlef in De Stoel verricht
heeft: want wat is er niet voor
nodig om een lezer zover te
brengen dat hij de stap kan
doen om van het meest alle
daagse ding dat pe je kunt
voorstellen, een stoel afstand
te nemen, helemaal terug te
gaan en opnieuw te beginnen,
om je dan oprecht te verba
zen, en om die verbazing gaat
het, zo tegen de dingen aan
kijken, zonder dat je bevoor
oordeeld bent omtrent hun
functie is een sensatie.
In sommige werken van '60
had ik wel eens het gevoel dat
ik er tussen genomen werd,
vooral omdat dit soort poëzie
nogal gauw naar de humoristi
sche toon neigt (een vanzelf
sprekendheid opnieuw vast
stellen kan humoristisch wer
ken, denk maar aan de keu
kentafel in het museum),
maar steeds meer kwam je er
achter (en zeker als je De
Stoel leest) dat ermeer achter
zit. Anti-poëzie wordt poëzie
met een dubbele werking.
JEANNE DIJNENBURG.
Een allervermafcelijkst, inte
ressant en ook goed geschre
ven boek is „NUNAGA MIJN
LAND, TIEN JAAR EEN ES
KIMO VAN DE SCHOT DUN
CAN PRIDE (uitg. Gott-
mer).
Twaalf jaar geleden ver
huisde de Schot helemaal naar
Canada om in dienst van de
Hudson Bay Company een
eenzame handelspost in het
noordpoolgebied te gaan be
mannen. Eenzaam tussen al
leen maar eskimo's zocht hij
de romantiek van een hartver
warmend volk uit het ijzige
noorden.
Het resultaat is een instruc
tief boek geworden, waaruit te
leren valt hoe de eskimo's
vroeger leefden; en dat Wijkt
toch wel heel verbazingwek
kend te zijn. Immers eskimo-
bloed moet heel wat warmer
zijn dan hun kille omgeving
r'oet vermoeden.
Gelooft men alles wat Pride
vertelt, en waarom zou men
niet, dat kan men de oude
samenlevingsmoraal vain de
eskimo's ronduit progressief
noemen. Vooral de hoofdstuk
ken „Als vrijgezel in de pels-
handel" en „Geboorte, dood en
huwelijk" zijn zeer het lezen
waard.
Pride beschrijft in de ge
noemde hoofdstukken hoe hij
er toe komt samen met de
eskimo Nasarkolifc één vrouw
lief te hebben en te delen.
Aangezien eskimo-families al
tijd gezamenlijk slapen heeft
hij situaties meegemaakt,
waarover hij schrijft:.,Het
lijkt erg vreemd een vrouw op
te vrijen met haar man op een
paar centimeter van je rech
terknie en haar schoonmoeder
op een paar centimeter van de
linker, maar dat is weer zo'n
remming waar je kennelijk
overheen moet". Verder gaat
het boek over de kariiboe, het
hondespan, iglo's en nog veel
meer wetenswaardigheden uit
een culltuur waarover de
schrijver zelf in het laatste
hoofdstuk zegt „De verande
ring gaat enorm snel. Eskimo-
gebruiken verdwijnen van de
ene op de andere dag". U kunt
het allemaal nog lezen nu het
waarschijnlijk al te Iaat is om
het ii werkelijkheid ooit nog
eens te zien.
Voor de twintigste keer is verschenen het mooie foto-jaar
boek: DAS DEUTSCHE LICHTBILD 1974. Op 164 grote pagina's,
waarvan er zestig in kleur zijn en vijfendertig dubbelbladig, pre
senteren zich foto journalisten 'beroeps en amateurs met
hun beste werk. Het boek staat model voor de stijl, die de mo
derne fotografie ontwikkelde tegenover de realiteit. Rainer Fa
bian, redacteur van Die Welt leidt het boek in met een lezens
waardige bijdrage: Können Fotos die Welt veranderen? Hij be
antwoordt deze vraag positief op voorwaarde, dat de kijker de
foto's weet te ondergaan als een document en als accent van de
werkelijkheid. Bij ieder van de 180 foto's wordt informatie gege
ven over desbetreffende fotografen en de technische achtergron
den. De serie foto's zeli geeft een indringend tijdsbeeld, een do
cument over het afgelopen jaar: behalve landschapsfoto's, surrea
listische composities, experimenten, act-studies e.d. vinden we er
o.a. foto's in over dc Olympische spelen, de oorlog in Ierland,
vulkaanuitbarsting. Bood-China, Christo's landschapskunst of
verwordingsprocessen in onze maatschappij, zoals b.v. boven
staande foto van dc fotograaf Bernd Jansen over bodybuilding
laat zien. Het boek is verkrijgbaar in het Engels of het Duits
wordt uitgegeven door Verlag DSB. Dr. Wolf Strache, 7 Stuttgart
1 Deutschiand en kost gebonden DM 36 en genaaid DM 29