'De supermarkt
Daar hen ik van
teruggekomen
en de
ander
Kritische huisvrouw Magda Nieland
door HANS STERNSDORFF
foto's Hans Zweers
KERSTNUMMER 1973
Gei tH en Riek hebben
nog tijd
voor li
praatje
HET ZIJN niet alleen de bruine café's - die sfeervolle,
chroomloze, onopgesmukte, eerlijke oude kroegen - die
schaars worden. Op het punt van uitsterven staan ook de
bruine kruidenierswinkeltjes: die kleine, gezellige zaakjes,
waar de zelfbedieningsrekken nog hardnekkig worden
geweerd.
Waar de klant ook een soort
kennis is en waar de kruide
nier nog tijd heeft voor een
gezellig praatje (over het weer,
de kinderen, de gezondheid).
Waar nog alles over de toon
bank wordt verkocht en niet
louter voorverpakt, maar door
i kleine, zelfstandige kruide
nier zelf opgeschept uit houten
bakken vol in vergetelheid ra
kende grutterswaren.
Gelukkig zijn er nog van die
winkeltjes, niet tot poeier ge
malen door de grootmachten
van onze levensmiddelen-eco
nomie. In het tegen Arnhem
aanleunende Velp, waar zoals
overal in snel uitbreidende
plaatsen de supermarkten uit
de grond rijzen, floreert tegen
de trend van de tijd in het bij
na een eeuw oude kruideniers
zaakje van de 60-jarige Gerrit
Minkman en zijn vrouw Riek
(58).
De etalageruit, waartegen on
gepelde pinda's liggen opgetast,
is blinkend gezeemd en zonder
schreeuwerige reclame. Naast de
deur nog de ouderwetse trekbel
l die rinkelend overgaat. Nergens
i Ka spoor van een elektrische
drukknop. Aan het interieur is
sinds de oprichting in 1882
niets veranderd. De bruine verf
die eerste eigenaar Th. Wijl-
I buizen er op heeft laten bren
gen, dekt nog steeds dezelfde
panelen, schappen en handbe-
werkte lijsten. Ook de toonbank
>s bijna een eeuw oud. Alleen
de weegschaal is betrekkelijk
nieuw. In zijn achterhuis be
waart Gerrit Minkman nog
heel wat oude gewichten, boor
devol ijkkeuren. Een koperen
exemplaar is waarschijnlijk tus
sen de twee en drie eeuwen oud
Het draagt het oud-Nederland
se keur: 5 oneen.
Tot de verzameling behoort ook
een. houten spaan, waar vroe
ger de boter mee uit het vat
werd geschept. Op een van de
schappen prijken grote, rode
theebussen, minstens even oud
als het winkeltje zelf. Gerrit
Minkman drijft er nog een ei
gen koffie- en pindabranderij.
De thee mengt hij zelf. Hij
gooit ze voorzichtig door een
koperen trechter, waar het an
tiek van afstraalt, in 'n ipeng-
bak uit overgrootmoeders tijd.
Op de toonbank staat nog een
eiervaas: een glazen stolp op
een houten voet. Een fraaie, -
ouderwetse koperen schep ligt
bij de kisten en bakken vol
kruideniersartikelen, die „los
verkocht en uitgewogen" wor
den: hondebrood, erwten, ca-
pucijners, bonen, linzen, siam-
rijst, rozijnen, krenten, rietsui
ker, griesmeel, gedroogde prui
men, appeltjes, abrikozen, pe
per, hele bolletjes nootmuskaat,
grutten, anijszaad, rom-
melkruïd, „selderij en ander ge
rei" (grapje van Gerrit).
Zal een winkeltje als dit met
zijn sfeertje uit de vorige eeuw
met het contact tussen krui
denier en klant over de toon
bank heen, het kunnen bolwer
ken of zal het in de verdruk
king raken tussen al die le-
9 Riek (links) en Corrie achter de toonbank van het bijna een
mantische sfeer. Tijd voor een praatje met de klanten is
eeuw oude kruidenierszaakje in Velp. Een winkeltje met een ro
er bijna altijd wel te vinden.
vensmiddelen-giganten?
„De zelfstandige kruidenier
kan blijven bestaan als hij lief
de voor het vak heeft en niet
opziet tegen een beetje extra
werk. Anders begin er maar
nooit aan." Gerrit Minkman
zegt het met grote nadruk.
Zijn vrouw Riek valt hem bij:
„Ik vind het leuk om met men
sen om te gaan, anders zou ik
het nooit vol kunnen houden.
Wij maken lange dagen. Van
's morgens acht tot 's avonds
zes. Vrijdags tot negen uur.
En 's avonds ook nog werken.
OF dat vermoeiend is." Gerrit:
„Soms wordt het tien uur,
maar het is meestal dichter bij
half twaalf."
Tijdstip van gesprek met het
kruideniersechtpaar was een
maandagochtend. Dan is de
winkel gesloten. Maar het werk
gaat door. Nooit eens vrije u-
ren?
Riek: „Niks. Daar hebt u van
genomen. Eigenlijk kan het niet
lijen, hoor." Gerrit: „Het meest
kostbare is de tijd."
Ook de kleine, gemoedelijke
kruidenier ontkomt niet aan
het jachtige bestaan. Toch want
dat wordt van hem verwacht,
moet er een praatje af kunnen
over het weer, de kinderen, va
der, moeder, dagelijkse zorgen.
Riek: „We nemen zelfs heel
veel tijd voor een klant, maar
als het druk is, moet er na
tuurlijk opgeschoten worden.
Vooral oudere dames vragen
erg veel aandacht. De mensen
willen natuurlijk wel es wat
kwijt en dan moeten wij be
langstelling tonen. Dat vind ik
ook helemaal niet erg."
Riek is „eigenlijk achter de
toonbank geboren". Vader en
moeder hadden een bakkerij-
kruidenierszaak in Rheden. „Ik
MAGDA Nieland (42
jaar) uit Arnhem is een
van de tweeeneenhalf mil
joen Nederlandse huis
vrouwen (volkstelling '71).
Ze beschouwt zichzelf bo
vendien als een ECHTE
huisvrouw. Glimlachend:
„Hoe kan ik anders met
drie kinderen, een man en
oen huis met zeven ka
mers".
Zij is prijsbewust en kritisch,
leest de Consumentengids en
Sjaloom. Haar instelling is
principiëel. Zij koopt zoveel
mogelijk bij het kleine, zelf
standige winkeliertje omdat
rij het erg belangrijk vindt dat
die blijft bestaan Zij koopt zo
min mogelijk bij super
markten, niet alleen omdat zij
het boodschappen doen daar
onpersoonlijk vindt, maar
vooral omdat zij tegen te veel
concentratie van macht is, ook
economische macht.
„Vroeger kocht ik vaék op
de supermarkt. Het is domweg
gemakkelijk, hé? Je rijdt
met de auto voor en je laadt
maar in. Maar ik ben daar een
beetje van teruggekomen.
Alleen als ik in tijdnood zit en
erg vee] boodschappen nodig
beb. ga ik r.og wel eens naar
de supermarkt.
Vroeger had ik het Idee. dat
ie daar goedkoper uit bent.
maar dat is niet waar. Ze heb
ben er wel artikelen, die goed
koper zijn dan bij m'n kruide-
lier in de buurt, maai het
slimme van die grootwinkel
bedrijven is. dat ze die artike
len gebruiken om mensen naar
binnen te lokken. Als je je
hou maar beperkt is er niets
>an de hand".
L«kt dat?
„Nu jk me van een aantal
lagen bewust ben geworden
lukt dat redelijk, Ja. Ik lees
veel en heb gesprekken met
kritische mensen. Dan gaan je
ogen open voor het gevaar, dat
de supermarkten een monopo
liepositie gaan innemen en je
niet alleen voorschrijven wat
we moeten betalen, maar ook
wat we moeten eten".
Magda Nieland vindt het
belangrijk, dat de kleinere
winkels in de buurten blijven
bestaan. „Niet alleen vanwege
het economische aspect, maar
ook om m'n eigen gemak. Die
supermarkten komen heus niet
met ieder bestellinkje bij Je
aan de deur. Als ik mijn
buurtkruideniertje vraag:
Göh, als je toch rijdt, breng
dan m'n zaakjes ook even
thuis, dan doet ie dat voor me.
Als ik ziek zou zijn en zou op
bellen, dan brengt-ie me ook
twee of drie boodschappen wel
aan de deur. Dat vind ik per
soonlijke aandacht, het moeite
willen doen.
In een klein winkeltje lopen
ze graag even voor je naar het
magazijn om te kijken of het
artikel, waar je om vraagt,
daar misschien nog ligt. En als
dat niet het geval is, zorgen
ze er voor. dat ze het zo vlug
mogelijk in huis hebben. Ik
ben die persoonlijke aandacht
belangrijk gaan vinden. Het
doet gewoon veel prettiger
aan.
Er zijn misschien nog meer
redenen, waarom ik graag bii
een kleine kruidenier koop.
Misschien speelt ook wel mee.
dat je er best 's een beetje
lastig mag zijn".
Heeft de kleine middenstan
der nog een toekomst?
Magda: „Ja, dat geloof ik
wel degelijk. Kijk eens naar
Amerika, dat in z'n ontwikke
ling altijd een paar jaar vóór
ligt op Nederland. Mijn man is
de afgelopen twee jaar twee
0 Magda Nieland, „verloren" in de enorme ruimte van een
supermarkt.
keer in New York geweest Je
zou verwachten, dat alles daar
louter op moderne leest ge
schoeid is. maar nee hoor. Hij
vertelde mij. dat in het hartje
van New York de kleine win
keltjes een bloeiend bestaan
leiden.
Iemand, die jarenlang in een
supermarkt koopt, komt op
een gegeven moment wel tot
de ontdekking wat-ie mist. De
kleine kruidenier, die met z'n
tijd mee weet te gaan, zal het
best rooien. Ik geloof WEL,
dat ie er erg hard voor moet
werken"
„Ik probeer wel zoveel mo
gelijk prijsbewust te rijn. Ik
wil niet pretenderen, dat ik
daarin volmaakt ben. Je hebt
natuurlijk wel 's haast en dan
heb je heus geen zin om alles
precies uit te rekenen, te kij
ken of er in dit pak méér zit
dan in een ander en hoeveel
de prijs scheelt. Je wordt wel
degelijk beduveld waar je bij
staat. Neem alleen maar de
verpakkingen waarop niet
staat hoeveel er in zit. Dat is
vooral bij waspoeder het ge
val".
Koopt zij Angola-koffie en
Outspan-sinaasappelen?
NEE, onder GEEN beding.
Ik heb begrepen, dat wij dood
gewone huisvrouwen een klein
beetje invloed kunnen uitoe
fenen bij het bestrijden van
misstanden in de wereld. Iede
re weldenkende Nederlander
weet als-ie z'n kranten
tenminste leest dat de zwar
te bevolking van Zuid-Afri-
ka nou niet bepaald in vrijheid
leeft. Integendeel: die wordt
gedwongen om tegen een zeer
karig loon op de plantages en
in de boomgaarden van de
blanken te gaan werken.
Er zijn in Nederland groepen
aan het werk. die ons oproe
pen om deze vorm van slaver
nij niet te steunen. Als wij
geen Outspan-sinaasappelen
en geen Angola-koffie kopen
is het voor de winkeliers niet
meer aantrekkelijk om deze
artikelen in te kopen. Dan tref
je uiteindelijk degenen, die
daar ECHT aan verdienen en
dat zijn de machten In Angola
en Zuid-Afrika, die op kosten
van de onderdrukte bevolking
rijk worden".
stond al vanaf m'n twaalfde
jaar in de winkel. Toen ik nog
op de lagere school zat, moest
je tussenin ook wel 's helpen."
Gerrit is ook zo'n kruidenier
van het eerste uur. Hij kwam
in 1929, toen hij zestien jaar
was, als hulp in het winkeltje,
dat nu zijn eigendom is.
De Wijlhuizens, die de zaak tot
1965 dreven, vonden in eigen
familiekring geen opvolger
meer. Maar met het hulpje be
stond ook een soort familie
band, want Gerrits vader was
een volle neef.
Minkman staat nu al vieren
veertig jaar in het winkeltje,
waarvan de stenen vloer onder
de klandizie op sommige plaat
sen wel drie centimeter is uit
gesleten. Hij laat de verkoop o-
ver de toonbank grotendeels
aan zijn vrouw en haar zuster
Corrie. Zelf houdt hij de ad
ministratie bij („Echt waar, dat
is een hobby van me") en doet
hij met twee helpers de goed
georganiseerde bezorging.
Gerrit: „Ik moet wel bezorgen
want de winkel is te klein voor
een redelijke omzet."
Hij trekt er overigens graag op
uit: „Ik ben een manusje-van-
alles. Ook wel dokter. Tegen
klanten, die ingewandenstoor
nissen hebben, zeg ik: och, -
neem een flesje medicinale
bosbessensap met 'n grote be
schuit en naderhand een kopje
thee zonder suiker en doe daar
een dag over, dan ben je mor
gen weer in orde. Als er iemand
in de winkel niet lekker wordt,
geef ik ze voor de schrik een
glaasje wijn. Dat kan er wel af'
Riek en haar zuster Corrie vin
den het contact met de klan
ten fijn. Ze beamen, dat je een
opgewekt humeur moet heb
ben. Hebben zij dat? Riek:
„Nou, zo'n tussenmaat, hè? Wij
zijn altijd zo'n beetje hetzelfde.
Gelijkmatig, nooit buitensporig.
We lachen nog wel 's met ons
tweetjes. En met de klanten
ook." Gepoft wordt er tegen
woordig nagenoeg niet meer.
„Hooguit een enkeling, die je
goed kent. Wat nog wel gebeurt
is dat ze je vragen of je even
25 gulden kunt lenen. Dan zeg
gen ze: ik ben in de buurt aan
het boodschappen doen en heb
niet genoeg bij me".
Het gaat er gemoedelijk toe in
het winkeltje. Geen bijzondere
gebeurtenissen. De kleine voor
valletjes van alledag. Maar één
ding is Riek opgevallen: „Er
zijn veel, vooral jongere vrou
wen, die nergens van weten.
Echt hoor. Je moet ze overal
bij adviseren."
Gerrit Minkman is niet bang
voor het grootwinkelbedrijf.
„Laat mij maar op deze manier
zaken doen." Maar net als zijn
voorgangers, de familie Wijl-
huizen, maakt ook hij zich een
beetje zorgen over een opvol
ger. Hij komt er aan het eind
van het gesprek mee voor de
draad: „We hebben geen kin
deren Wat moet ik naderhand
met mijn bedrijf? Ik wil over 'n
paar jaar ook wel eens weten
waar ik voor gewerkt heb. Er
is niemand, die hier inspringt,
zo geleidelijk aan zoals ik het
gedaan heb.
En na een korte stilte: „Je
wordt niet rijk, maar er zit een
goede boterham in".
In de afgelopen 25 jaar liep het aantal levens-
middelenbedrijven in Nederland terug van
25.000 naar 14.000. Mede als gevolg van wat
we met een mooi woord noemenschaalvergro
ting.
„Als er iemand in de winkel niet lekker
wordt, geef ik ze voor de schrik een glaasje wijn.
Dat kan er nog wel af". Uitspraak van een kleine
kruidenier, die tegen de supermarkt-verdruk
king in nog steeds zijn buurtbedrijfje runt.
Kan het gezellige, ouderwetse, met veel dienst
betoon omgeven buurtwinkeltje het nog volhou
den tegenover de grote supermachten?
Op deze pagina aan het woord Gerrit en Riek
Minkman, die samen zo'n winkeltje drijven en
kritische-prijsbewnste huisvrouw Magda Nie
land, die bij nader inzien niet gelukkig is met
het bunkeren in een consumenten-loods.
DE STEM