Uit' Met minder illusies op zoek naar de zin van liet leven vrq.. kunst Menige man maakt rond zijn veertigste levensjaar een moeilijke periode door: zijn 'zekerheden' ontglippen hem een voor een en hij gaat aan alles twijfelen. Is hij nog wel tevreden met zijn werk? Met zijn huwelijk? Met zijn leven? Waarom stelt hij zichzelf die vragen? Wat zit daarachter? Waarom is hij vaak teleurgesteld? En wat nog veel belangrijker is: hoe kan hij al deze problemen oplossen? Na vorige week het portret van de dertiger geschetst te hebben houdt Frits Koffijberg vandaag de man van 40 een spiegel voor. Zelfinkeer Bij het oude Ontnuchtering Eenzijdig Gezondheid Niet buitenspel Bijblijven Huwelijkssleur Op de proef door corn, verhoeven DE STEM ZATERDAG 29 SEPTEMBER 1973 ZO IS DE MAN VAN Precies zoals de puber teit zich aanmeldt met een aantal veranderin gen in het lichaam van de jonge mens die zich daardoor ineens heel sterk van zijn (igen lichaam en daarbij van zijn eigen bestaan bewust wordt, zo ook wordt de veertiger door zijn lichaam een halt toegeroepen, om na te denken over zichzelf en toe zijn leven zich tot dusver toeft ontwikkeld. In het uiterlijk van de man van 40 beginnen heel geleidelijk veranderingen op te treden. De eerste tekenen van kaalheid en grijs-worden gaan zichtbaar worden. De huid van zijn gezicht, armen en handen wordt ruwer en ook verschijnen de eerste rimpeltjes. Zijn lichaam is niet meer als vroeger een feilloos werkend instrument. Hij merkt het aan alles: hij hijgt als een paard als hij even hard heeft moeten hollen om de trein te halen, hij merkt dat hij op een fietstochtje zijn kinderen nog maar met moeite kan bijhouden. Maar vooral in zijn werk ervaart hij dat de vermoeidheid eerder op treedt. Juist mét de toegenomen plichten en verantwoordelijkheden begint zijn lichaam te protesteren: hij ervaart de grenzen van zijn krachten. Taken die hij vroeger met graagte en gemak erbij had genomen, begint hij nu als een belasting te voelen, als eer teveel. Ook geestelijk raakt de man nu eerder vermoeid. Zijn geheugen wordt slechter en langdurig geconcentreerd .hersenwerk" gaat hem moeilijker vallen. In zijn gevoelsleven treedt een zekere vervlakking op: be dingen komen niet meer in hun oorspronkelijke felheid °P hem af, hij gaat het leven wat meer routine-matig beleven. Dingen die hem vroeger heftig konden beroeren, verliezen voor hem bun intensiteit. Aan de andere kant verschaft bit hem een objectiviteit 'n het beoordelen van allerlei verschijnselen die ook winst kan betekenen. De veertiger gaat zichzelf kritisch beschouwen: de betrekkelijke waarde van het Jigen bestaan wordt hem duidelijk. Dit proces van zelfinkeer en zelfinzicht ^rloopt lang niet altijd soepelhet is dikwijls pijnlijk, ^hokkend en vol spanningen. Zijn eigen leven wordt opnieuw tot probleem, "ij komt in een crisis-van zekerheden terecht, een Jweede puberteit. De Duitse psycholoog Jung beschrijft dit proces als een ievenswending: de overgang Van ,,de morgen van het leveri" naar „de middag van net leven". jjold voor „de morgen van net leven" dat hij zich actief tot de buitenwereld richtte, van de rijpere mens wordt gevraagd dat hij in „de biddag van het leven" zijn eigen ik op het spoor komt en daarheen het zwaartepunt van zijn leven verlegt. De man van 40 leeft tijdelijk in een vacuum. Begrijpelijk dat gevoelens van zinloosheid hem over vallen, hij wordt ontevreden en weet met zichzelf en zijn bestaan in veel opzichten niet goed raad. De Amsterdamse psychiater prof. Rümke („Levenstijd perken van de man") merkt in dit verband op, dat het begrijpelijk is „dat in dit tijdperk het aantal bekeringen een belangrijke top bereikt en dat niet- religieuze mensen zich met religieuze problemen gaan bezighouden. Maar ook omgekeerd ziet men dat in de godsdienstige traditie opgegroeide mensen zich in deze periode vrij maken van traditionele banden. Soms is dit tijdelijk, soms duurzaam. Zo ziet men predikanten en priesters in dit tijdvak van beroep y veranderen. De veertiger is op zoek naar de zin van zijn leven. De illusies verdwijnen: tot dusver heeft hij gedacht bepaalde mogelijkheden „later" te zullen verwezenlijken („ik wil dit nog doen" en „ik moet dat nog bereiken"), maar nu merkt hij dat alles bij het oude zal blijven. Niet zelden voelt hij een wrok tegen het leven, in de trant van „is dit nu alles?". Het leven heeft zijn bekoring verloren, zijn frisheid en nieuwheid, zijn belang wekkendheid en aansporende kracht. De man van 40 weet zo zoetjesaan wel wat dat is: werken. Hij weet, hoe mensen zich gedragen, hoe conflicten ontstaan, hoe een relatie met andere mensen zich ontwikkelt, hoe een vreugde ontwaakt en vervluchtigt Hij krijgt het gevoel dat de dingen zich herhalen. Hij beleeft teleurstellingen in mensen op wie hij zijn hoop vestigde. De samenleving openbaart een stroefheid en onverschil ligheid die hij vroeger niet zag. Hij kijkt achter de schermen en merkt dat de dingen veel erbarmelijker zijn dan hij had gedacht. De „morgen van het leven" beloofde zoveel, maar de kracht van deze verwachting wordt steeds zwakker. Uit dit alles groeit langzaam de ontnuchtering die zich in elk leven voltrekt. Gedeprimeerdheid en melancholie kan bij velen optreden en leidt in enkele gevallen tot ernstige depressiviteit. De manieren waarop de man van 40 op deze problemen reageert zijn natuurlijk voor ieder individu weer verschillend, maar toch kunnen we in het algemeen de volgende soorten reacties onderscheiden. De eerste - negatieve - manier om met deze crisis klaar te komen, wordt gekenmerkt door de weigering om het leven in al zijn beperktheid te aanvaarden. Als mogelijke oorzaak hiervoor ziet drs. Eliëns een tekort aan groeimogelijk heden: „Misschien is hij te vastgegroeid in allerlei gewoonten en mist hij de psychische elasticiteit om zichzelf nog te veranderen. Hij houdt zodoende star vast aan de gewende denk- en doe-schema's en aan de tot dusver gekoesterde verwachtingen en idealen. Op deze wijze blijft hij op onrijpe wijze psychisch hangen in de eerste helft van- zijn leven en blijft de eeuwige jongeling". Deze veertiger vlucht voor de vragen die in hem opkomen, hij wil de desillusie niet tot zijn binnenste toelaten. Bij een andere veertiger zal de ontnuchtering, de teleurstelling of het besef van de middelmatigheid van het bestaan de overhand krijgen: hij wordt een scepticus en een verachter, vol wrok tegen het leven. Hij zal bijvoorbeeld zijn werk mechanisch verrichten, omdat hij nu eenmaal moet leven. Weer een ander zal zichzelf geweld aandoen in een gefor ceerd optimisme dat hij in zijn diepste innerlijk niet aanwezig voel!;. Een actievere reactie - óók geen oplossing - vinden we bij die man van 40 die de crisis ontloopt door te vluchten in zijn arbeid, die werk op werk stapelt, druk doet en zich overal tegelijk mee bezighoudt. Of die dwaasheden begaat die voor deze fase karakteristiek zijn: hij begint bijvoorbeeld te drinken, te speculeren en waagt zich aan riskante ondernemingen. En dat alles om aan de monotonie te ontkomen - en waarschijnlijk daarin te mislukken. De reële oplossing van de crisis is: de man van 40 staat stil bij zichzelf, overziet het leven met zijn (on)mogelijkheden en aanvaardt de beperkingen. Dat betekent niet dat hij het verkeerde goed ,gal noemen en daarin zal berusten, en dat hij wanorde en ellende verdoezelt. Maar dit alles wordt gezien zoals het is, en aanvaard met dien verstande dat hij steeds opnieuw pogingen in het werk zal stellen om te helpen op die gebieden die binnen zijn bereik liggen-. De man doet afstand van „de morgen van het leven", waarin macht, geld, status, prestaties en zijn „ik" zo belangrijk waren. De „middag van het leven" ontdekt hij dan, bezit belangrijker waarden: hij kan vollediger mens worden. Al is zijn lichamelijke vitaliteit aan het verminderen, op essentiële punten staat hij bij een gunstige persoonlijkheidsontwikkeling dan pas op het hoogtepunt van zijn leven. Dat drukt zich uit in- allerlei dingen: een verbreding van de interesse, een minder eenzijdig in zijn werk opgaan, en een grotere gerichtheid op het bovenpersoonlijke: zijn gezin, zijn werkomgeving, de gemeenschap. Tegenover zijn medemensen komt hij met meer begrip te staan. Voor de spiegel, borst vooruit, buikje ingetrokken, voelt de man van 40 zich nog een hele piet. Maar is hij wel zo tit als hij voorgeeft te zijn? Hoe staat het werkelijk met zijn lichamelijke conditie? De veertiger zou toch wel onaangenaam verrast worden als hij zijn lichaam eens ging vergelijken met dat van een twintigjarige. Hij hoett alleen maar in de huid van zijn handrug te knijpen en weer los te laten. De plooi die daarbij ontstaat, verdwijnt slechts langzaam. Bij de twintigjarige is de huid in een tractie van een seconde weer glad. Een minder soepele huid is niet het enige bewijs dat de man van 40 niet zo jong meer is. De eerste grijze haren zijn er al - en vaak ook het eerste kale plekje Zijn ogen beginnen eerder vermoeid te raken, de krant moet bij het lezen op een afstand worden gehouden, het gezichts vermogen neemt af. Zijn gebit is meestal niet zo best meer: alleen met behulp van de beste tandartsen kan hij de aanschaf van een prothese nog wat uitstellen. Vroeger golden zomersproeten als grappige huidfoutjes. Nu krijgt de man van 40 geen zomersproeten meer, wél ontdekt hij plotseling allerlei bruine vlekjes. Het zijn pigmentophopingen, een kenmerkende verandering op deze leeftijd. Zij breiden zich uit op de huid die dun wordt en neiging tot rimpels vertoont. De man van 40 laat zich niet meer met jeugdig élan in een stoel vallen. Hij zet er zich kalm in neer. Geen wonder, in zijn wervelkolom beginnen kalkafzettingen op te treden, verbeningen die een zekere stijfheid tot gevolg hebben. Heftige bewegingen kunnen hem pijn bezorgen. Zijn gewrichtsbanden boeten in aan elasticiteit en kracht. Wanneer ze teveel te verduren krijgen, ontstaan er gemakkelijk verslappingen en verstuikingen. En dan die reumatische kwaaltjes. De pijnlijke scheuten in zijn rug, lenden- of nekwervels kunnen er de oorzaak van zijn dat een veertiger die er alleszins levenslustig uitziet op een feestje alweer gauw vertrekt. Zijn lichaam kan de dagelijkse kleine zonden ook niet meer zo goed verwerken. Het chemische evenwicht tussen de lever en de pancreas (buikspeekselklier) is wat veranderd. Kortweg gezegd: de lever kan zijn ontgiftende functie niet meer goed vervullen wanneer een veertiger teveel eet of teveel drinkt. Als veertigjarige behoort de man eigenlijk de top van zijn prestatievermogen te hebben bereikt. Bij algemeen bevolkings onderzoek blijkt meestal dat juist zijn gezondheid onder de norm blijft. Alle tekenen zijn aanwezig dat de ouderdom is begonnen. Dat is geen reden tot ongerustheid, want een man van 40 heeft nog steeds een gemiddelde levensverwachting van 32 jaar. Hij moet echter wel bepaalde maatregelen nemen om gezond te blijven! Wat doet echter menige veertiger? Hij wil bewijzen dat hij nog wel meekan en gaat sport doen, jammer genoeg vaak voor de eerste keer in zijn leven. Topsport komt natuurlijk niet meer in aanmerking, maar ook afgezien daarvan dient hij met de keuze van een sport voorzichtig te zijn. Hij moet beweging nemen met mate èn, in de frisse lucht, maar vooral geen sport beoefenen die langdurige inspanningen vergt. De man van 40 staat in het algemeen bij zijn baas goed aangeschreven, want hij geldt als betrouwbaar en ervaren. Toch is zijn werkpositie vaak allesbehalve zeker. Jongere collega's dringen steeds sneller op. En er worden door nieuwe ontwikkelingen steeds hogere eisen aan zijn vakkennis gesteld. De man van 40 moet zich dan ook voortdurend inspannen om niet buitenspel1 te raken. De jeugd stoot steeds sneller door naar leidende posities. De veertigers die in hun beroep nu hun doel hebben bereikt of in een grijpbaar verschiet zien liggen, zullen zich kunnen hand haven. Zij die nog niet zover zijn, zullen er de grootste moeite mee hebben. Het bedrijfsleven is keihard in dat opzicht. Personeelsadvertenties spreken boekdelen. „Leidinggevende funktiona- rissen gevraagd, academisch gevormd, ruime praktijkervaring vereist, leeftijd tot ongeveer 30 jaar". Wanneer moet zo'n dertig jarige zijn ruime praktijk ervaring hebben opgedaan, vraag je je dan, af. Een bedrijf rekent echter, dat een oudere man een hoger salaris moet hebben dan een jongere, hogere eisen stelt, minder plooibaar is, duurdere pensioen voorzieningen vergt, korter meegaat. Bovendien kan een inwerk- periode voor een topfunktionaris wel twee tot vijf jaar duren. En als het goed is moet zo'n man een bedrijf toch minstens nog vijftien jaar met topprestaties kunnen dienen. Overigens is het maar een kleine groep veertigers die topfunkties bekleedt. Van de totale mannelijke beroepsbevolking in Neder land maken de mannen rond 40 jaar slechts zo'n 15 tot 20 procent uit, al behoren ze wel tot de produktiefste en meest ervaren categorie. Het gaat om grofweg 370.000 mannen. Van hen hééft zeventig procent alleen, lager onderwijs genoten. In het bedrijf vraagt het overlaten van belangrijke taken aan jongeren durf en inzicht. Een veertiger houdt soms te graag de touwtjes zelf in handen. Onbewust remt hij soms noodzakelijke vernieuwingen af als hij ze zelf niet meer bij kan benen. Wil hij echter mee voorop blijven lopen, dan moet hij zelf de toekomst mede richting geven. Hij moet zich nieuwe technieken en methodes die jongeren al tijdens hun opleiding leren, snel eigen maken, vakliteratuur lezen, bijblijven. -Een veertiger die nog druk bezig is met het maken van- zijn carrière, komt eigenlijk tijd tekort. Voor de meeste veertigers wegen gezondheid en levens geluk echter zwaarder dan een fraaie carrière. Ieder van hen kent wel leeftijdgenoten of oudere mannen die te gejaagd leven en daarvan nu de pijn ondervinden. Anderen hebben soms zo hard gewerkt dat zij het letterlijk niet overleefden. Juist onder de veertigers groeit de behoefte aan een wat rustiger tempo, aan een zo volledig mogelijk inzetten van de capaciteiten zonder zichzelf te schaden. Waarbij dan ook een redelijke hoeveelheid tijd dient over te blijven voor het gezinsleven en de ontspanning. Gemiddeld genomen is de man van rond de 40 vijftien jaar getrouwd en beginnen zijn kinderen net de lagere school te verlaten. De crisis-van-de-zekerheden waar de veertiger mee te kampen krijgt, laat natuurlijk de huwelijks verhouding n-iet onaangetast. De twijfel aan de zin van zijn leven doet de man van 40 ook kritisch naar zijn eigen huwelijk kijken: en niet zelden is hij er ontevreden over. Dacht hij tot dusver dat hij „vanzelfsprekend" van- zijn vrouw hield, nu wordt hij zich dikwijls bewust dat zijn huwelijk een sleur is geworden. De man van 40 komt veelal tot de conclusie dat de relatie met zijn vrouw oppervlakkig is geworden en zijn „houden-van" iets routine-matigs. Drs. Eliëns schrijft hierover: „Wat hen vroeger in elkaar boeide en met elkaar verbond is in- teveel huwelijken grotendeels verdwenen zonder dat daarvoor iets anders in de plaats is gekomen. De man wordt grotendeels in beslag genomen door zijn werk, zijn zaak, zijn verenigings leven en politieke ambities. De vrouw gaat op in het huishouden en de verzorging der kinderen. Beiden lopen het gevaar te zeer in eigen leven op te gaan en nóast in plaats van mèt elkaar te leven. Wanneer de man eerlijk is, moet hij misschien ook tot de bevinding komen, dat zijn liefde voor zijn vrouw aan een slijtageproces is onder worpen en veel aan in-tensiteit en diepgang heeft ingeboet, dat hij voor haar niet meer het respect voelt van vroeger en dat zelfs een zekere onverschilligheid dreigt te ontstaan". En als de veertiger dan kritisch naar de zo lang „onopgemerkte", maar inmiddels wel verouderde huwelijkspartner kijkt, constateert hij dat het niet goed mogelijk is met haar zo op dezelfde voet verder te gaan. Een enkele keer is dit in feite ook niet of nauwelijks mogelijk: de man kan zich in de afgelopen jaren zo ontplooid hebben dat zijn vrouw werkelijk ophoudt partner te zijn, het leven is niet meer te delen. Vaker echter mag men zich afvragen in hoeverre de man die zich wist te ontwikkelen, zijn vrouw aan die ontplooiing liet deelnemen. Het besluit dat zijn vrouw „niet mee kan komen", is snel uitgesproken, maar zelden terecht! In deze periode lopen veel huwelijken stuk, omdat ze juist dan op de proef worden gesteld. Wil de man van 40 zijn huwelijk op de juiste wijze voortzetten, dan dient de huwelijkscrisis te worden opgelost doordat hij naast zichzelf ook zijn vrouw accepteert in haar beperkingen. Daarnaast dient hij haar mogelijkheden tot ontplooiing te gaan zien en ter hand te nemen. Door niet meer naast maar mèt haar te leven. Pas in een verdiepte relatie met hernieuwde aandacht voor zijn, vrouw, waarbij sleur en gewenning zijn uitgebannen, ontstaat ruimte voor een nieuwe creativiteit, voor een écht huwelijk. Want een huwelijk houdt in: voortdurend kunnen veranderen, waarbij de partners elkaar dienen te inspireren. 7A E aloude discussie J over hel engagement van de kunst, haar functie in maatschappij en politiek, is nog steeds gaande. Voor een deel wordt zij intus sen overschaduwd door de dwang van mode en actuali teit, die mensen kunnen be ïnvloeden zonder dat zij be wust een standpunt bepalen. Het verlangen om hedendaags en bij de tijd te zijn kan de keuze voor of tegen het enga gement volkomen overbodig maken. Wie hedendaags is, is dan vanzelf ook geëngageerd, als de mode dit voorschrijft, - terwijl hij in feite niet zozeer voor het engagement als wel voor de mode gekozen heeft. /N haar eenvoudigste vorm gaat de discussie over een keuze voor 't esthetische of voor het maat schappelijke standpunt. Wie het eerste kiest, beschouwt de kunst als iets wat er om zich zelf is, om het genoegen, de ontroering enz. Wie voor het tweede stemt, verwacht van de kunst dat zij politieke be tekenis heeft en maatschap pelijke veranderingen voorbe reidt. Beiden hebben d'.t ge meen, dat zij kiezen en het gestelde dilemma als volledig beschouwen, zodat of het ene of het andere standpunt juist is en daarmee een hanteerba re definitie van kunst ge geven is. Het lijkt erop dat zij hierdoor genoegen nemen met een nogal primitieve denktrant. De primitiviteit van een manier van denken is af te meten aan de gretig heid waarmee dilemma's wor den gesteld. TT ET is heel goed mogelijk ofschoon moeilijk te bewijzen en te meten, dat de kunst of bepaalde kunstwerken bijdragen tot maatschappelijke veranderin gen, al is het alleen al hier door, dat zij meer doen dan het bestaan de weerspiegelen. Dit kan gebeuren onafhankelijk van de bedoelingen van de maker. Multatuli bedoelde waar schijnlijk met zijn Max Have- laar veranderingen in het ko loniale bewind teweeg te bren gen. Daarvan was nauwelijks sprake, maar op literair ge bied had zijn geëngageerde boek een enorme invloed. Ef fect en bedoeling vallen niet samen en dit lijkt kenmer kend voor veel kunstwerken. l\/f AAR gesteld dat een l YJ kunstwerk veranderin gen teweeg brengt op maatschappelijk gebied, kan 't dan daarom 'n instrument van verandering genoemd worden? Dat is dubieus, want niet al les wat veranderingen te weeg brengt, is een instru ment. Een overstroming kan oorzaak van ingrijpende ver anderingen zijn, maar zij is geen instrument. Daarvan is pas sprake als iets bewust ter hand genomen wordt om be paalde. voorspelbare effecten ■en neveneffecten tot stand te brengen. Bij kitsch is dat e- ventueel mogelijk, bij kunst nauwelijks. Ten eerste is zij, hoezeer zij ook doelhandeling wil zijn, tegelijk ook een ex pressiehandeling. Het berei ken van een doel is dan af hankelijk van de interpreta tie die eraan gegeven wordt door een publiek waarvoor het werk bestemd is; en die in terpretatie is niet te voor spellen: zij kan alle kanten uit. Kunst laat het publiek vrij. Ten tweede lijkt het kunstwerk niet helemaal een product van welbewuste en doelgerichte activiteit. Het volgt gaandeweg zijn ei gen wetten en overkomt de maker in minstens even hoge mate als het door hem ge maakt wordt. Daardoor krijgt het een heel andere beteke nis dan een instrument. De eigen bedoelingen van de ma ker worden tegengesproken en doorkruist door wat hem overkomt. Hierdoor krijgt het niet minder, maar meer be tekenis. Alleen wordt het moeilijker daarvan te zeggen wat zij zal uitwerken en of ze wel kan worden uitgedrukt in termen van zichtbare ver- 'nderingen. Tsk st FRITS KOFFIJBERG

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1973 | | pagina 21