Hippische Sporthond nu alleen bezig met wedstrijdsport
sport
Kritiek
Verantwoord
Van Eekelen
Recreatie
Fusie?
Kleding
Maandag 25 juni 1973
VELE VRIJE-TIJDS-RUITERS
HEBBEN DE N.H.S. HARD NODIG
DEN HAAG Iets
meer dan een week ge
leden herdacht de Stich
ting Nederlandse Hippi
sche Sportbond haar vijf
tigjarig bestaan. Een goe
de gelegenheid dus om
eens stil te staan bij deze
en andere organisaties,
die werkzaam zijn in de
hippische sport. Twee
zaken die dan al snel op
vallen zijn dat a) het in
ons land zo aanbeden
zuilensysteem, ook de
ruitersport beheerst en
dat b) de overkoepelende
Hippische Sportbond een
stichting is, een voor de
hedendaagse sportwereld
nogal ongebruikelijke, a-
democratisch aandoende
organisatievorm.
Om met de gouden jubi
laris te beginnen, de NHS
houdt zich voornamelijk be
zig met alles de wedstrijd
sport betreffende. Een grote
hap van de werkzaamheden
wordt gevonden in de tal
rijke concoursen die er in
ons land worden gehouden.
Er is het verlenen van rij
vergunningen, het selecte
ren van ruiterequipes naar
het buitenland, de uitzen
ding van military- en dres-
suurploegen. Bovendien
treden NHS-mensen, met
algemeen secretaris H. N.
de Jager aan het hoofd, als
secretaris op van tal van
bonden.
De NHS kent als stichting
geen leden. Wel zijn er 2 af
delingen. Die van de aange
spannen en die van de rijpaar
den, waarin zo ongeveer alle
in ons land werkzame bonden
of groeperingen op hippisch
terrein (zo'n 15 in getal) zijn
vertegenwoordigd. Deze afde
lingen hebben een adviesfunc
tie. De werkelijke macht bin
nen de NHS ligt bij het dage
lijks bestuur, dat in feite aan
niemand verantwoording
schuldig is.
Het ligt voor de hand dat
deze situatie die nog dateert
uit het jaar van oprichting,
hier en daar aan kritiek bloot
staat. Met name de Federatie
van Springruiters, waarin o.a.
alle topruiters zijn vertegen
woordigd heeft in het nabije
verleden nog weieens om in
spraak geroepen. Sinds hun
wens volledig is ingewilligd
Federatie-voorzitter Ben Arts
werd enkele maanden geleden
in het bestuur gekozen heb
ben de springruiters zich dui
delijk gematigder opgesteld.
NHS-voorzitter A. Stehou-
wer vindt de huidige organisa
tievorm van zijn bond zo
slecht nog niet. „Ach natuur
lijk, er zullen wat feiten aan
kleven, maar waar heb je dat
niet." Hij is trouwens de me
ning toegedaan, dat al is de
NHS. dan een stichting, er ze
ker ruimte bestaat voor in
spraak. „Het dagelijks bestuur
houdt echt wel rekening met
de wensen van belanghebben
den."
De heer Stehouwer wenst
ook wel aangetekend te zien,
dat hij echt geen man is die
de vernieuwing tegen wil
gaan. „Ik sta er helemaal voor
open. Maar het moet wel ver
antwoord zijn. Zolang er geen
betere constructie is bedacht,
voel ik er niet veel voor de
NHS om te turnen, alleen om
dat het zo aardig staat." Het
omzetten van een stichting in
een vereniging waarbij bijv.
alle georganiseerde ruiters lid
worden van de NHS lijkt de
heer Stehouwer een onmoge
lijke zaak. „Je zou dan allerlei
ongezonde situaties krijgen."
Overigens heeft de heer Ste
houwer in één opzicht de NHS
wel gemoderniseerd. Hij was
het die Rotterdammer Peet
van Eekelen enkele jaren ge
leden bereid vond iets aan de
public relations van zijn bond
te gaan doen, op dat moment
bepaald geen overbodige luxe.
Dank zij het werk van Van Ee
kelen heeft de NHS naar bui
ten veel van zijn uit de tijd
van baron Van Lynden stam
mende stoffigheid verloren.
Ook Van Eekelen is van me
ning, dat je voorzichtig moet
zijn met het veranderen van
de bestaande structuren. Maar
aan de andere kant: „Als de
opmars van de hippische sport
in de komende jaren zo blijft
doorgaan, moet er wel iets ge
beuren.
Zoals opgemerkt, de NHS
houdt zich bijna alleen bezig
met de wedstrijdsport. De re-
creatieruiter komt er in de
bestaande constructie niet aan
te pas. Dit in tegenstelling bij
voorbeeld tot de Westduitse
bond, die sinds enige tijd een
speciale sectie „Freizeitreiter"
kent. De enige groepering bin
nen de NHS die zich met de
recreatie bezighoudt is de Ne
derlandse Ruiter Sport Vereni
ging. De activiteiten van deze
club zijn vooral gericht op het
uitbreiden van het aantal rui-
terpaarden en rijgebieden. Het
lijkt echter gewenst dat de
NHS zich op veel directere en
meer daadwerkelijke manier
met de recreatieruiter gaat be
zighouden. Bijvoorbeeld door
te zorgen voor informatie over
paard en paardrijden, zoals
een beginnend ruiter die be
hoeft. En door het geven van
voorlichting over tal van za
ken, door het op alle mogelij
ke manieren stimuleren van
de ruitersport. Uiteraard be
hoeft dit een aanpassing van
de NHS-structuur, maar dat
mag geen belemmering zijn.
In de Nederlandse hippische
wereld zijn niet minder dan
15 verenigingen of groepen
werkzaam. Van de Federatie
van Springruiters tot de Ne
derlandse Hackneyclub, van
de club van tuigpaardeneige-
naren tot de Vereniging het
Friese Tuigpaard. In aantal
nemen de 2 organisaties van
landelijke rijverenigingen de
grootste plaats in. De NKB
vindt men voornamelijk in
Brabant en Limburg, de Ko
ninklijke Federatie in het oos
ten en noorden van het land.
Tegenhanger en tegelijkertijd
collega van deze twee is de
Bond van Rij- en jachtvereni-
gingen (NBVR), in hippische
kringen beter bekend als de
„burgerverenigingen" vooral
gevestigd in het westen des
lands.
Van oudsher bestaat er al
een wederzijds wantrouwen
tussen landelijken en burgers,
dat misschien de laatste jaren
wel wat minder geworden is,
maar toch nog altijd bestaat.
Men proeft ook een verschil in
sfeer en mentaliteit. Joep Bar-
tels typeert het als volgt: „De
„burgers" zijn de mannen van
de sherry en de bolhoed. Bij
de landelijken wordt minder
op uiterlijkheden gelet, maar
wel harder gewerkt." De heer
J.B.M. van Dieren, technisch
secretaris van de NKB, stelt
het wat vriendelijker: „Ik
denk dat het er bij ons wat
gezelliger aan toe gaat."
Al sinds jaren wordt gespro
ken over een fusie. Tussen de
van oorsprong kath. NKB en
de protestantse Federatie. Tus
sen deze twee én de NBVR.
Maar tot nu toe is er nog niets
van gekomen. Gaat de geld
verspilling ten gevolge van
bijvoorbeeld gescheiden secre
tariaten gewoon door. Het eni
ge wat men tot nu toe heeft be
reikt is een overigens nauwe
lijks van de grond komend
samenwerkingsorgaan, dat
naar de naam van Ruiterunie
luistert. Toch meent de heer
Van Dieren dat een volledig
samengaan in het verschiet
ligt. „De technische besprekin
gen die wij momenteel voeren
wijzen daarop."
Aan mentaliteitsverschillen,
zoals die tussen landelijken en
burgers, is er in de hippische
wereld overigens geen gebrek.
Bij velen bijvoorbeeld leeft de
angst dat het aanzien van de
paardesport lijdt onder het
feit dat het een volkssport be
gint te worden. Het minder
conventionele gedrag van de
„nieuwe" ruiter, het zich niet
strikt houden aan de in het
verleden zeer nauw luisteren
de kledingvoorschriften, het
zijn zaken die de paardeman
van de oude stempel pijn
doen. Zij zullen er echter toch
aan moeten wennen, dat
„het volk" zich van hun sport
heeft meester gemaakt. Met,
dat zij nog eens benadrukt, de
nodige beperkingen. Met die
laatste toevoeging in het ach
terhoofd lijkt ook de vraag die
deze serie als uitgangspunt
had Paardesport voor elite
of voor iedereen? beant
woord.
Iedereen, die dat wil
en daar ook wat geld voor
over heeft maar voor
welke tak van sport geldt
dat niet kan daadwer
kelijk een hobby gaan be
oefenen, die nog niet zo
lang geleden alleen voor
de upper ten was gere
serveerd.
JACQUES VAN LEEUWEN
Voor vele beoefenaars van de paardesport is dit het hoogtepunt van hun hobby: deelnemen aan een springconcours.
Steeds meer interesse
voor de paardesport
0 Een beoefenaar van de paardesport aan het werk in een buitenmanege.
DEN HAAG Twintig
tot dertig keer per jaar tij
gen enkele heren De Mol
van de fa Herman de Mol,
importeur en exporteur van
paarden te Zoetermeer,
naar Oost-Europa. Om pre
cies te zijn naar Polen en
Hongarije, waar zij telkens
weer wagenladingen paar
den opkopen op de staats-
stoeterijen daar, om ze ver
volgens naar Nederland te
laten afvoeren.
In ons land vinden, aldus
verzekert ons de heer A.M. de
Mol, zoon van Herman de
stichter van het bedrijf die
zich ten tijde van dit inter
view weer eens in Hongarije
bevindt, deze paarden gretig
aftrek. A.M. de Mol wil wel
wat cijfers kwijt: „In 1972 im
porteerden wij zo'n 1250 paar
den. Dit jaar zullen dat er
zeker 1500 zijn. De vraag
groeit nog steeds. En dat ter
wijl het aanbod in de Oosteu-
ropese landen daalt". Dat laat
ste komt omdat ook tal van
andere landen de staatsstoete-
rijen daar hebben ontdekt en
aan bet kopen zijn geslagen.
De Mol: „Zelfs voor het Ame
rikaanse leger worden nu
paarden aangekocht in Polen en
Hongarije".
De interesse voor Oosteuro-
pese paarden in ons land valt
voornamelijk te verklaren uit
het feit dat dit het goedkoop
ste paard is dat op de vader
landse markt wordt aangebo
den. De Mol over zijn vraag
prijzen, waarbij het gaat om
„groene", nauwelijks aangere
den paarden: „Die prijs ligt
tussen de 2750 en 3250 gul
den". Dat is ook de prijs, die,
aldus De Mol, de doorsnee ma
negehouder maximaal wil en
kan betalen voor een paard in
zijn bedrijf.
Of de manegehouder, die
55% van de omzet van de fa.
De Mol voor zijn rekening
neemt, en de particulier, die
goed is voor de resterende
45%. voor dit geld inderdaad
een goed paard thuisbezorgd
krijgen, wordt hier en daar
op z'n zachtst gezegd be
twijfeld. De Mol zélf wenst
voor zijn handel door het vuur
te gaan. De Mol: „De kwaliteit
van de paarden is in het alge
meen zeer redelijk. En laat u
zich vooral niets wijsmaken.
Het hangt uiteindelijk van de
ruiter zelf af of hij er op dat
paard iets van terechtbrengt".
Eerlijkheidshalve voegt De
Mol hieraan toe, dat „het niet
zo moeilijk is, een paard met
een gebrek toch voor gezond
te verkopen. Een leek ziet het
niet en zelfs voor de insider is
het soms moeilijk". Maar wat
dat betreft, De Mol staat er
voor in dat er in Zoetermeer
slechts in alle oprechtheid za-
xen gedaan worden.
Wie zijn oor in de hippische
wereld te luisteren legt, ver
neemt niettemin al heel snel
forse kritiek op de Oosteuro-
pese importprodukten, waar
van de fa. De Mol één van de
grootste leveranciers is. Er
wordt gesproken over verbor
gen gebreken, over „broodma
gere dieren, die eerst een jaar
bijvoeding nodig hebben",
over onduidelijke papieren.
Drs. Joep Bartels, hoofdredac
teur van het magazine Paard
en Pony en bijzonder goed
ingevoerd in alles wat naar
paard ruikt, heeft ook zo zijn
bedenkingen, maar ziet ook
wel een positief punt: „De
Mol heeft inderdaad gelijk als
hij zegt dat het Oosteuropese
paard vrijwel het enige is, dat
voor een manege betaalbaar is.
Als alle maneges aangewezen
zouden zijn op het Nederland
se fokprodukt, dan zou het
lessen veel te duur worden".
Volledig anti van het Oost
europese importpaard is me
vrouw W. van der Willigen,
woordvoerster van het Warm
bloed Paardenstamboek Ne
derland (WPN), de vereniging
waarin de Nederlandse fok
kers zijn verenigd. Zij zegt:
„Van buitenlandse paarden
weet je doorgaans veel te wei
nig als je ze koopt. Ze zijn óf
merkloos óf voorzien van
nietszeggende papieren".
Dat er toch veel maneges
zijn, die deze paarden bij bos
jes hebben rondlopen, verdriet
haar in niet geringe mate. Zij
schrijft deze mistoestand toe
aan „gebrek aan vakkennis
van de betrokken manegehou
ders". De vraag hoeveel een
fokprodukt van vaderlandse
bodem kost, kan zij niet exact
beantwoorden. A.M. de Moll
(„Ik heb niets tegen het Ne
derlands paard, maar het is
voor de gewone „consument"
veel te duur"), becijfert het
koopbedrag op 4500 gulden
voor een paard dat naar de
manege gaat. Joep Bartels
komt ook in die buurt, terwijl
vader en zoon Loeffen van de
St.-Frans manege in Alverna
(„Wij moeten vooral geen De
Mol-paarden") voor een be
drag tussen de 3 en 4 mille
aan een Gelderse merrie we
ten te komen.
Kan De Mol maar niet ge
noeg paarden aangesleept krij
gen („Ik voorzie in de nabije
toekomst, dat er maneges
moeten sluiten wegens gebrek
aan dieren"), ook naar het Ne
derlandse fokprodukt bestaat
een enorme vraag. Waarmee
dan ook voo een deel de ho
gere prijs is verklaard. Vooral
sinds begin vorig jaar zijn,
aldus mevrouw Van der Willi
gen, de prijzen met een snel
treinvaart omhooggeschoten.
Zij weet in dit verband on
der meer te melden, dat voor
een veulen met goede papie
ren momenteel een bedrag
neergeteld dient te worden dat
ligt tussen de 3.000 tot 5.000
gulden. En hoewel het aantal
fokkers in Nederland dage
lijks stijgt het WPN telt er
op dit moment zo'n 13.000 die
actief zijn blijft de vraag
het aanbod overtreffen.
Het fokken van Nederlandse
rijpaarden staat in vergelij
king met sommige andere lan
den nog in de kinder schoenen.
Pas toen de ondergang van het
landbouwpaard tengevolge van
de opkomst van de tractor
zich aan het eind van de vijf
tiger jaren duidelijk begon af
te tekenen, sloegen de fokkers-
organisaties de weg in naar
de opfok van een echt Neder
lands rijpaard, waarbij ge
bruik werd gemaakt van En
gelse volbloedhengsten.
Ondanks die vrij korte tijd
heeft het Nederlands fokpro
dukt, zeker in West-Duitsland,
al een uitstekende naam ver
overd met name als spring
paard. Hieraan is natuurlijk
niet vreemd de verkoop van
Nederlandse paarden naar on
ze Oosterburen als The Rob
ber, The Saint en Grandioso.
Ook deze toppers in de paar
denhandel zijn voor een deel
oorzaak van de hoge prijzen
Toch zet met name Joep Bar
tels vraagtekens bii het Ne
derlands fokprodukt dat hij
een „vergaarbak van allerlei
rassen" noemt. Bartels: „en
verkoop van bijvoorbeeld The
Robber zegt me niets. Dat
paard werd toevallig in Ne
derland geboren, maar niet uit
Nederlandse ouders".
Zoals de ruitersport gemeen
goed lijkt te zijn geworden, zo
is ook de fokkerij niet louter
meer een zaak van die mensen
die zich daar van oudsher mee
bezighielden: de boeren. Me
vrouw Van der Willigen: ,In
ons ledenbestand is duidelijk
een kentering waar te nemen.
Het aantal boeren neemt af,
waar tegenover een stijging
van het aantal stedelingen
staat". Het begrip stoeterij is
overigens in de Nederlandse
fokkerijwereld onbekend. Ver
uit het grootste deel van het
WPN-ledenbestand fokt met
één, hooguit twee merries.
Grote fokbedrijven zijn er
nauwelijks.
De beginnende ruiter, die in
een manege zijn eerste lessen
krijgt, moet zich over dat goe
de Nederlandse fokprodukt
maar niet het hoofd breken.
Hij zal er zolang hij in z'n
manege rijdt, nooit kennis
mee maken. Want of het nu
om Oosteuropeanen of om
Gelderse merries gaat, mane-
gepaarden hebben, ongeacht
hun afkomst, één ding ge
meen: ze zijn voordat ze voor
de eerste keer de „bak" in
stapten, ongeschikt bevonden
voor alle betere diensten.
De enige eis waaraan hij
nog wel moet voldoen is dat
hij bereid is dagelijks uren
lang braaf allerlei beginnelin
gen op zijn rug te dulden, ook
al maakt de ondeskundige rui
ter het hem, meestal ongewild,
nog zo zuur. Of hij nu uit
Polen, Hongarije of Nederland
stamt, het leven van een ma-
negepaard valt echt niet
mee
0 Een van de meest succesvolle combinaties, die de Nederlandse
paardesportwereld ooit uoortbracht aan het werk: Anton Ebben
met Kairouan.