Een kleintje
tijd in de
loop der tijd
ONLANGS
ZAG IK
IN DE
TREIN
'N MAN
DIE EEN
BOEK
LAS.
VERDER
WAS HfJ
VOLKOMEN
NORMAAL
Eigenzinnig vierkantje
ÖMMWïjS-DISCIME
Bredero blijft komen
Sprookje is niet uit
Vernietigende hersens
Visioen over vrouwen
MENSEN
TERRÜWE
KVP-aci
wil snel
nieuwe
WAT ER VOOR HET POLSHORLOGE WAS
Teksten van Knef
kunst
cultuur
Beroep op
CH-fractie
Woensdag 1-3 juni l&?3
1muwwumtmitméi
Je kunt het zo gek niet denken of er wordt wel een boek over geschreven.
Dat was de eerste reactie op het boek van C. SPIERDIJK: HORLOGES EN
HORLOGEMAKERS (Uitg. H. Becht's uitg. mij. - 45). Mensen, die ge
ïnteresseerd zijn in klokken en dat zijn er heel wat kennen zijn boek
„Klokken en Klokkenmakers" waarschijnlijk al; dat dit inmiddels aan een
vierde druk toe is zegt al iets. Maar dat kleine dingeen horloge. Mensen
om me heen, die ik het boek liet zien, haalden allemaal hun schouders op.
Toch hebben zij ongelijk gekregen.
Ovaal rijtuighorloge; Nederlands; ca. 1650
Er blijven, na lezing van dit
boek, nog wel de nodige vra
gen staan, maar Spierdijk
geeft veel historische feiten
over de ontwikkeling van het
kleine uurwerkje, die verder
reiken dan ankers en veren.
De meer dan honderd illustra
ties tonen overigens méér van
het horloge als onderdeel van
een cultuur-historisch proces,
dan Spierdijk in zijn tekst
waar maakt.
De auteur van het boek be
handelt vooral de technische
ontwikkelingen van het horlo
ge; vanaf de vage feiten over
de uitvinding ervan rond 1500
tot het einde van de vorige
eeuw, de dead-line voor het
horloge als antiek. Het slot
hoofdstuk geeft dan ook nor
men aan voor het horloge als
antiek, verzamel-object. Het
boek lijkt op de eerste plaats
voor verzamelaars geschreven;
de bijzondere prijs van f 45,-
onderstreept dit; een klein pu
bliek.
Zelfs over de uitvinding van
een kleinood als een horloge
laiten drie landen (Duitsland,
Frankrijk en Italië) om aan
spraak gelden. Werkplaatsen,
winkels en gilden, vastgelegd
in oude documenten en op ou
de afbeeldingen, hanteert
Spierdijk als gegevens om wat
meer zekerheid te krijgen
daaromtrent. In de loop van
de 14e en 15e eeuw had men
het gemak van „op de klok
kijken" leren kennen. De oude
kerkelijke dagindeling naar de
acht canonieke uren (metten,
lauden, priem, terts, sext, no
ne, vesper, completen) had
langzamerhand plaats moeten
maken voor de modernere,
met uren van gelijke lengte,
zoals die door de toren en
de nog zeer schaarse huisuur
werken werden aangegeven.
Dat vertelt de auteur aan het
begin van het hoofdstuk dat
de ontwikkeling van het uur
werk behandelt; een vooral
technische beschrijving, waar
bij het ontstaan van de ver
schillende mechanismen aan
de orde komt. Tussen de re
gels door worden interessante
zaken vertelt, die iets duide
lijk maken van het leefpa
troon.
De versiering van het uur
werk, vormgeving en versie
ring van de horlogekast krij
gen aparte hoofdstukken. De
verschraling, die de industrie
met onze polshorloges e.d.
heeft opgeleverd valt daarbij
des te meer op. Met een ge
weldige verfijning, met talloze
technieken en op de meest
wonderbaarlijke plaatsen werd
het uurwerk versierd. Het is
vermakelijk om b.v. te lezen
hoe in de vorige eeuw uur
werkmakers gerechtelijk wer
den vervolgd wegens indecen
te voorstellingen) „pornogra
fie" op het uurwerk.
In 1910 zien we b.v. een
eerste poging om een elek
trisch zak-uurwerk te realise
ren. Met een batterij op zak!
De kastbodembil jetten, de
„knollen" etc., de randver
schijnselen van het horloge
spelen mee in deze parade van
tandwielen, veren, trapschij-
ven, hefbomen, spiralen e.d.
Voor Nederland houdt in deze
geschiedenis Huygens de eer
hoog met de toepassing van de
slinger en het combineren van
balans en spiraal. Maar dat
leverde hem een aantal pole
mieken op, die het plezier
vergalde.
Horloges en horlogemakers
is een prettig boek met veel
wetenswaardigheden. Het
groepje mensen, dat veel ge
noegen kan beleven aan dit
werk van Spierdijk hoeft niet
zo klein te zijn, als je op de
eerste slag zou aannemen.
HENK EGBERS
MARC. CALLEWAERT
Een boekje met een opper
vlakte van 146 vierkante cen
timeter maakt een zonderling
effect. Het lijkt vierkant,
maar is het net niet en het
past met een dergelijk formaat
natuurlijk in geen enkele boe-
kenrij. Misschien heeft de uit
gever die onmogelijke vorm
wel gekozen om a) zijn pro-
dukt wat meer body te geven
(zelfs in duodecimo telt het
naar honderd zestig, zij het
dicht bedrukte pagina's) en b)
omdat het deeltje gewijd is
aan een uiterst zonderling
schrijver.
Want dat kan men van Paul
Léaiuitaiud (1872-1956) wel zeg
gen. Léautaud was een man
die in de eerste, zo niet de
enige plaats voor zichzelf
schreef. Zijn grootste geschre
ven prodiuktie bestaat uit dag
boeken en brieven, aan jan-
en-allemian in Frankrijk. Ver
der zijn er 's mans toneelkro-
nieken, die kennelijk ook wel
eens voor sommige Nederland
se critici model staan, een en
kele kleine roman en een paar
verhalen, allemaal met een
sterk autobiografisch karak
ter.
Wat in Léautaiuds schrijf
trant bijzonder aanspreekt is
zijn directheid, zijn klaar en
helder formuleren, zijin eer
lijkheid tegenover zichzelf.
Daardoor weten we ook dat
hij een verre van gaaf mens is
geweest. Zijn in onze ogen
naarste eigenschap is zijn nei
ging tot aanstellerigheid, op de
voet gevolgd door een ontstel
lend gebrek aan belangstelling
voor de samenleving. In zijn
hooghartige eigenzinnigheid
doet hij onrecht aan degenen
die proberen nog wat van het
leven te maken. Daaruit vloeit
ook een zeer dubbelzinnige
houding gedurende de Tweede
Wereldoorlog voort. Hij was
wel anti-Duits (maar de ge
middelde Fransman is altijd
anti-alles wat niiet-Frans i's)
maar dat verhinderde hem
niet connecties te onderhouden
met de Duitse auteur Ernst
Jünger, die zich net zo élitair
gedroeg als hij zelf. Beide he
ren gingen er namelijk vanuit
dat het mogelijk moest zijn
dat zij met elkaar omgingen
alsof Frankrijk en Duitsland,
de oorlog en de wreedheden
niet bestonden.
Léautaud mag dan ver
schrikkelijk aandoenlijk zijn
geweest in zijn onbeholpen
heid als gevolg van een liefde
loze opvoeding en in de teder
heid die hiij op zijn katten en
honden afreageerde, hij was
tegelijkertijd een primitieve
racist. Wat hem van de verge
telheid zal redden zullen niet
zozeer zijn dagboeken en to-
neelkritidken zijn, maar die
paar juweeltjes van persoon
lijke observatie die onder de
titels „Le petit ami", „A-
mours" en „In memoriaim"
zijn verschenen. R. Koneck
leidde zijn keuze voior dit
Klein Léautand-leesboefc be
knopt in. De uitstekende ver
taling is van Pieter B'eek.
Joop Bartman
Klein Léautaud-Ieesboek.
(Uitg. Arbeiderspers).
G. J. Bergenhencgouwen en M. A. J. M. Matthijssen.
Het universitair onderwijs in discussie. (Uitg. Van Gor-
cum-98 p.)
De Nederlandse overheid doet er goed aan uiterst voor
zichtig te werk te gaan bij het treffen van wettelijke
voorzieningen die moeten leiden naar een nieuwe struc
tuur van het wetenschappelijk en tertiair onderwijs. Die
overheid zal er verstandig aan doen experimenteer-moge
lijkheden te scheppen. Dat verdient verre de voorkeur
boven een wet die een onderwijskader gaat voorschrijven.
Iedereen is het er wel over eens dat het universitaire
onderwijs niet op de oude voet kan doorgaan. Maar welke
weg men moet gaan bewandelen is een zaak van veel
controverse. Slechts onderwijs-onderzoek kan misschien
alternatieven voor nieuwe modellen van het universitaire
onderwijs opleveren. Onderwijsreseach en onderwijs
praktijk zullen daarbij hand in hand moeten gaan. Verder
is hernieuwde discussie over fundamentele problemen in
het wetenschappelijk en tertiair onderwijs nodig.
Dat zijn, heel kort, de conclusies in een studie over de
discussie die is ontstaan in ons land over de nota Posthu
mus, waarin doel, struktuur en funktie van de universiteit
werd behandeld. De auteurs hebben maar liefst 150 nota's
over die nota globaal geanalyseerd. Zeven 'studies ana
lyseerden zij diepgaand. Ze hanteren drie onderwijsmo
dellen. Voor allen die op een of andere manier bij het
universitaire onderwijs zijn betrokken, of er belangstel
ling voor hebben, een belangwekkend boekje.
J. Levij
De heruitgave van Bredero's
werken, sedert 1968 o.l.v.
Garmt Stuiveling is verder
voortgeschreden met een nieu
we uitgave van GERBRAND
ADRIANSZ. BREDERO: GRI-
ANE - Met fragmenten uit het
volksboek en Palmerijn
(uitg. Tjeenk Willink-Noor-
duijn - 334 bladz, f 35,- - int. f
28,-). Eerder verschenen reeds
„Roddrick en de Alphonsus",
de „Kluchten" en „Lucelle".
In dit jaar komen tevens nog
„Stommen riddier" en het eerste
deel vain het „Groot Lied-
Boeck" uit.
De Griane uit 1612, is een
van Bredero's eerste werken.
De stof ontleende hij aan een
in die tijd veel gelezen en
populaire roman „Palmerijn
van Olijven". Deze heruitgave
werd verzorgd door dr. Fokke
Veenstra, lector aan de uni
versiteit van Amsterdam. Hij
schreef een inleiding en een
toelichting. Veenstra zegt, dat
hij de „slechte pers" dus de
vooropgezette meningen die
Bredero's romantische spelen
bij de liiteratuuT-historici in
het verleden gekregen hebben,
wil vergeten bij zijn analy
se.
Hij behandelt o.a. het thema
van de Griane: de grootheid
van de mens gecontrasteerd
met zijn eeuwig te kort schie
ten; een typisch renaissance-
motief. Vanuit die cultuurperi
ode behandelt Bredero ook
Griane als een verdwaasde
vrouw, door emotionaliteit ge
dreven en Florebdus als de
volmaakte minnaar; een vast
liggend gedragspatroon van
man en vrouw, berustend op
fysiek onderscheid. Ook in
morele eigenschappen is een
opvallend onderscheid tussen
beiden. Het stuk valt duidelijk
uiteen, aldus Veenstra in twee
periodes: de eerste, die van de
seksuele driften, de laatste die
van de mnopauze, in ieder
geval bij de vrouw. Twee po
len: jeugd en naderende ou
derdom, de dwang van de
seksualiteit en het verflauwen
daarvan, jong elan zo nodig te
gen iedere maatschappelijke
orde in en volwassen berus
ting in sociale geborgenheid.
Bredero's wereldbeschouwing
wijkt daarbij niet af van de
door het christendom als or
thodox gewaarmerkte en alge
meen aanvaarde stellingen, al
dus Veenstra.
Aldus Bredero lezen en ana
lyseren is hoogst interessant,
niet alleen voor literatuur-vak
lieden, maar voor allen, die
geïnteresseerd zijn bij de cul
tuurhistorie. De tijd van Bre
dero heeft zijn tentakels tolt in
deze tijd. Daarvan proef je in
de regels van zijn spel, waarin
meer aan de hand is dan hier
summier weergegeven.
Wie zich overigens wat
meer wil verdiepen in de fi
guur van Bredero kan uitste
kend terecht in een deeltje
van de serie „Literaire Ver
kenningen", waarvoor de Bre-
danaar JAN H. CARTENS het
deeltje 't KAN VERKEREN
Leven en werken van Ger-
brand Bredero verzorgde
(uitg. A. W. Sijthof). Na een
korte biografie behandelt hij
Bredero's Liedboek (Boertige,
Amoureuze en Godsdienstige
lyriek); Bredero's Dramatische
Werk (tragikomedies, kluch
ten en blijspelen) en het Pro
za van Bredero. Telkens geïl
lustreerd met teksten uit Bre
dero's werk. Een vrij uitvoeri
ge bio-bibliografische afdeling
besluit het 124 pagina's tellen
de werkje.
Cartens verstaat de kunst in
een compacte duidelijke taal
juist datgene over Bredero te
vertellen, wat de gemiddelde
lezer zal boeien en een globale
indruk te geven van deze Ne
derlandse aulteur. Hoewel het
boekje op de eerste plaats ge
schreven is voor middelbare-
schoolgebruik, is het geen
schools boekje, zodat ook ieder
ander het met genoegen ter
hand kan nemen.
H. E.
A.S. NEILL is een profeti
sche persoonlijkheid, wiens
naam onverbrekelijk vastzit
aan Summerhill, de school in
het Engelse graafschap Suf
folk, 41 jaar geleden gesticht.
Deze school, waarop eigenlijk
niemand de baas is, kan ge
zien worden als voorloper van
de anti-autoritaire tendensen
die doorbreken bilj het huidige
onderwijssysteem. Neill
schreef een boek, dat niet
rechtstreeks over zijn systeem
gaat, maar er wel indirect op
inspeelt: DE GROENE WOLK
- of de laatste mensen op de
wereld - (oorspr. The Last
Man Alive - vert. F. van Ol
denburg Ermke - uiitg. De
Fontein - f 12,75). Anton Os
kamp voorzag de Nederlandse
vertaling van een inleiding
over het werk van deze bij
zondere man, die nu al ver
over <ie 80 jaar is.
In d!it boek vertelt Neill een
verhaal aam zijn kinderen;
ontstaan tijdens de zondaga
vondgesprekken. Een bijzon
der spannend en fantasierijke
geschiedenis, waarin Nedll en
de kinderen van Summerhill
de hoofdrol spelen. Vele men
sen van de wereld zijn ver
steend door een geheimzinnige
groene wolk; door een toeval
zijn de bewoners van Sum
merhill (en nog een paar typi
sche figuren ergens op de we
reld) gespaard gebleven. De
avonturen liegen er niet om.
Alle menselijke driften ko
men in een geheel nieuw ka
der weer aan de orde. Wat is
de huidige cultuur, waarin wij
nu leven, eigenlijk waard, is
de achtergrond waaruit dit
verhaal geschreven en verteld
is.
Geen bespiegelingen, maar
zeer reële zaken. Een sproot,
je. dat zoals een sprookje be-
taamt, uit vaak nogal bittere
werkelijkheden bestaat. Na it.
der hoofdstuk bespreekt Neill
met de kinderen het beleefde
avontuur, waarbij niemand en
niets gespaard wordt; Neill in
de kinderrol en de kinderen in
de volwassenenrol - zoals wij
die althans zo benoemen in
ons huidige systeem - gedrukt
worden. Een boek, waaraan
kinderen vanaf een jaar
tien, maar ook ouderen, onge
twijfeld veel kunnen bale.
ven.
H.E.
Een. bijzonder fijine romuain,
waarbij ook het opvoedings
systeem aan de orde iis, werd
al in 1906 geschreven door
HERMAN HESSE: TUSSEN
DE RADEREN (oorspr. Urn-
term Rad-vert. M en L Cou-
tiinho - uitg. De Bezige Bij - f
14,25). Met de huidige her
waardering van Herman Hesse
hangt ook samen de wijze
waarop hij stelling nam tegen
het intellectualisme; hetgeen
in onze tijd van meo-roimantiek
een begrijpelijke zaak is. Dat
Herman Hesse bovendien een
fijnzinnige lyrische pen hanteer
de de daarbj meegenomen.
H.E.
Het groeiende onbehagen op
dit moment tegen een presta-
tiemaaschappij vindt voe
ding in het verhaal van de
intelligente Hans Giebenraith,
wiens intellectuele prestaties
ligt dicht bij de zelfvernietiging
Zelfbevestiging in het extreme
ligt dicht boij de zelfvernifeting'.
Hans de dorpsjongen, groeit
onder invloed van een burger
lijk milieu op met een hu-
pertrofie van de intelligentie
als symptoom van een begin
nende degeneratie", schrijft
Hesse. Als talentvolle jongen
zonder rijke ouders, staat voor
Hams alleen het smalle pad
naar het seminarium open om
dan dominee of leraar te wor
den.
Prachtig beschrijft Hesse de
opgeschroefde dwang en angst
rond het staatsexamen en de
sfeer op het seminarium, ter
wijl tijdens de vakantie een
verlichte dominee voor de rest
zongit. Tegehbang vormt de ge
voelsmatige vriendschap tus
sen Hans en medestudent
Beilner. Hierin voltrekt zich
een loutering tussen zijn in
tellectuele en emotionele be
nadering van het levenNiet
alleen Heilner, maar ook Hans
plaatsen zich daardoor buiten
een gemeenschap waarin al-
leen het intellect normerend
lis.
Terug in zijn dorp, merkt
hij - ondanks het feit, dat hij
nu de werkmanskiel aantrekt I
- zich buiten die gemeenschap
geplaatst te hebben. Zijn la
biele evenwicht, aangepunt
door een tijd van overmatig
intellectualisme en de confron
tatie met brute emotionele re-
acties, is niet meer in
adequaat te reageren op de I
situaties. Hij gaat er in on
Hesse heeft geen batoog
schreven, maar een sim„_
verhaal. Daaruit komt echter I
duidelijk de aanklacht ora-
tegen een maatschappij, die
gevoelens en instincten onder
drukt. Opnieuw een actueel
boek.
De roman VROUWENGUER
RILLA (Uitg. Meulenhoff - f
13,25) van de Franse MONI
QUE WITTIG is nauwelijks
een verhaal, het is een visioen.
Vrouwen in qpmars tegen de
overheersing. Hal
bedden van een
dat afrekent
met de onderdrukkers.
Monique Wittig ontving voor
Dman L'Opopomax
de Prix Medicis. Ze lijkt sterk
geïnspireerd door schrijfsters
als Germiaiine Gresr, Eva Figes
en Evelyne Sullerot. voor Wie
de mannen imperialistische
uitbuiters zijn die met de
meest slinkse middelen elke
poging tot werkelijke emanci
patie van. de vrouw trachten
tegen te gaan. Omdat Vrou-
wenguerrilla meer visioen dan
verhaal is. valt het boek ook
moeilijk te typeren. Men on
dergaat het als een surrealisti
sche film. In het pathos der
beelden erkent mem elementen
van Keltische fomiantiek,
Griekse heldenverering en oos
terse mystiek. Al <öe elemen
ten zijn op een wonderlijke,
bizarre en wervelende manier
met elkaar verweven. Monique
Wittig schrijft een prachtige
taal. Haar beelden getuigen
van een enorm talent en een
fantastische belezenheid. An
ders dan de boeken van haar
geestverwanten vraagt haar
nieuwe roman niet om een
discussie. Het is gewoon een
mooi en geïnspireerd stuk lite
ratuur, dat de vraag naar de
rechtvaardiging van het onder-
p nauweiijlkB meer ve
werp
draagt.
J.V,
In dit tweede boek van de
vierde jaargang van de serie
Oecumene gaat Dr. F.O. VAN
GENNEP staan op de pia-aits
waair veel jonge mensen zich
momenteel bevinden. In MEN
SEN HEBBEN MENSEN NO
DIG (Uitg. Bosch - Keuning -
f 9.75) hebben ze een afkeer
van elke vorm van institutio
nalisering, een afkeer van de
burgerlijikheiid die daarmee
vaak samenhangt, een afkeer
ook van d-e behoefte aan ze
kerheid dlie uit het legale hu
welijk zou kunnen blijken. Ze
neigen tot secularisatie, tot
ontlediging van starre machts
instituten die zichzelf hebben
overleefd. De auteur, rector
van het seminarium van de
Nederlandse Hervormde Kerk
te Driebergen, bekent zich tot
dit levensgevoel van de jonge
ren en traéht vanuit de door
de bijbel gegeven verbondsge
dachte tot een nieuwe waarde
ring van huwelijk, seksualiteit
en maatschappijbeleving te
komen. Hij verwerpt de bur
gerlijke moraal, maar ziet
evenmin heil in een ongebon
denheid die op andere wijze
de mens en het menszijn te
kort doet. Het komt er o.p aan,
zegt hij, dat wij begrijpen dat
het verbond, zowel in de per
soonlijke liefdesrelatie van
man en vrouw als in de col
lectieve relaties van de sa
menleving, zijn uiteindelijke
doel vindt dn de opdracht om
recht te verschaffen aan de
rechteloze. En rechteloos zijn
nog altijd talloze vrouwen en
kinderen, talloze homoseksue
len en ongehuwden. Dit boek
van dr. van Gennep zet veel
dingen op hun juiiste plaats.
We menen daarom dat ook (en
wellicht vooral) ouderen, voor
wie de moderne dingen van
godsdienst en moraal chaoti
scher lijken dan ze in werke
lijkheid zijn, het graag zullen
lezen.
J.V.
HILDEGARD KNEF,
die met haar boek „Een
gegeven paard" terecht
als schrijfster de aan
dacht trok, is daarom
goed voor weer nieuwe
boeken. Nu verschenen
van haar TEKSTEN
(oorspr. Ich Brauch Ta-
petenwechsel - vertaling
Ernst van Altena - uitg.
J. H. Gottmer - f 17,90)
Ruim 200 pagina's Knef-
gedichten en twee stuk
ken proza, begeleid door
een grammofoonplaatje
waarop ze zelf een tien
tal teksten uit dit boek
met haar typische zware
stem leest. Kleine levens
filosofietjes die misschien
het best samengevat wor
den in:
Het is niet geordend, het
leven.
Hoe u zich ook moeite
wilt geven
om 't net zo ordentelijk
te maken
als v/w eigen kleine za
ken,
u zult het op moeten ge
ven
want steeds weer mis
lukt ieders streven
aan de wanorde zelf van
het leven.
Naast iedere vertaling
staat de Duitse originele
tekst afgedrukt. En dan
zie je, hoe Van Altena,
met de nodige vrijheid,
goed aansluit bij de au
thentieke tekst of -gege
venheden. Hij heeft er
voor gezorgd, dat tek
sten in het Nederlands
zingbaar blijven, hoewel
met de originele Knef
voor ogen weinigen
daaraan behoefte zuilen
hebben. Ongeveer een
vierde van de gepubli
ceerde teksten zijn van
gedichten zonder mu
ziek, en ontstaan tussen
1965 en 1972. Ze getui
gen vaak van een oor
spronkelijk levensgevoel
en vibreren op talloze
stemmingen, waaraan
een mens overgeleverd
kan zijn
In de heide proza
stukjes schrijft Knef
simpel fijnzinnig over
een stemming in het
huidige Berlijn en over
de geboorte van haar
tweede boek. Voor de
velen, die Knef waarde
ren zijn deze teksten
een fijne aanvulling op
de platen, die ze maak
te.
H. E.
De redactie ontving de vol
gende gedachten:
In het KRO programma
„Kruispunt special" heeft me
vrouw dr. A. A. A. Terruwe
onlangs wederom gespro ken
over de bevestiging of ontken
ning van de medemens. Deze
lezing is nu uitgegeven onder
de titel: „Blijft het duister nu
ons licht?" (T .jdstroom-Lo-
chem)
Waarom, kan men zich af
vragen, komt Dr. Terruwe
steeds weer terug op de waar
de en noodzaak van de beves
tiging van de mens? Om
dat de mens eerst door een
andeT te weten moet komen,
dat hij goed en waardevol is,
alvorens hij iets voor een an
der kan betekenen. Ten on
rechte menen ommigen dat
bevestiging het goedpraten
van andermans fouten zou
zijn. Natuurlijk niet: wij he-
ben zelfs de plicht elkaar
waar nodig op fouten te wij
zen.
Bevestigen is gewoon: de
andere mens in zijn goede ei
genschapen bewust waarderen
en respect hebben voor diens
ei gen opvattingen. Dan ont
staat vanzelf een ontspannen
en vertrouwvolle sfeer, waarin
men goed kan samenwerken,
ook al deelt men de mening
van de ander niet.
In haar spreekkamer heeft
Dr. Terruwe een kwarteeuw
ervaren, dat vastgelopen men
selijke verhoudingen, die een
bron zijn van veel lijden, al
tijd hun oorzaak vinden in
zelfverheffing of afsluit®!!
een of meerdere mense
men zoekt een groep ven Se'
lijkgestemden om zich heen'
sluit anderen buiten)
mens of mensen, die daaraf"
in het gedrang komen, moraf.
gevoelsmatig ontredderd, B">
gen ziekten, raken oversp"
nen, omdat zij niet meer n>e
tellen.
Deze lijn doortrekkend
de kerk en de politiek, rof?
zij op tot het kiezen van
ders, die uit ervaring u>e
wat bevestiging is, zoaat
ook anderen tot ontplooi
kunnen en willen laten i"
men.
Mevrouw M. IJsselni#'
den-Kohschulie.
Geertruidenberg.
„In ons dorp, zo om en nabij
de 7000 inwoners, zitten maar
liefst vier kruideniers. Kleine
zelfstandigen. Onlangs is er in
het nieuwe winkelcentrum een
groot levensmiddelenbedrijf
bijgekomen. Nou, we hadden
hen geen van allen riant. Nu
kunnen we wel ophouden. Dat
is in ieder geval mijn vaste
overtuiging."
Hij, een man van bijna 40
jaar, is getrouwd. De winkel
heeft hij overgenomen van
zijn ouders. Ook zijn jongere
broer, ongetrouwd, werkt erin.
Evenals z'n moeder, 68 jaar.
Z'n vrouw neemt de fruit- en
groentenverkoop voor haar re
kening. Ze heeft in de winkel
daarvoor een aparte hoek.
„Ons dorp, enkele kilome
ters van de grote stad, heeft
zich de afgelopen jaren enorm
uitgebreid. Het is woongebied
geworden voor vele stedelin
gen. Er is met geweld ge
bouwd. De twee woonkernen
van het dorp zijn aan elkaar
gegroeid. Toen, zo'n jaar of
tien geleden, dit allemaal be- v
kend werd, waren wij blij. v
Want, u begrijpt wel, dat de
mensen uit de stad die hier
heen komen, meestal een goed
inkomen hebben. Die kunnen
wat verteren. In die verwach- t
ting zijn we beschaamd. Dat t
wil zeggen, er zijn heel wat
mensen onder die dat kunnen.
Er zijn er echter ook heel wat d
onder die - om dat eigen huis d
en die auto te kunnen betalen n
- kennelijk tot hun nek in de v
financiële zorgen zitten. fi
Maar goed, we kregen er
klanten bij. Onze omzet werd
groter. Het merkwaardige is
(Van onze parlemen
DEN HAAG. Over tien dage
over de christen-democratische sj
partijraden van KVP, ARP en C
men over die samenwerking. Alle
ben zich vorige week akkoord
schappelijke resolutie, waarin de
democratisch appèl wordt aangek* I
zo vermeldt de resolutie van KVP,
het karakter van een samenwerk
de drie partijbesturen overduidelij
nieuwe organisatievorm moet word
aan politieke eenheid als aan de
tussen de drie partijen recht word
Het is met naime deze laat
ste toevoeging, die bij de
KVP-achterban de nodige
onrust heeft gezaaid. Want
Ie resolutie mag verder
dam nog we] spreken
over een bestuursorgaan en
een permanente commissie
die een nieuwe «organisatie
vorm moeten voorbereiden,
duidelijk is wel geworden
dat het animo om de drie
christelijke partijen op te
heffen en te vervangen door
een nieuwe, christen-demo-
rratische partij, eigenlijk al
leen maar groot is bij de
KVP-achterban en het CH-
bestuur.
Van de behoefte van het
KVP-bestuur aan de partij
raad in Oisterwijk (vlak na
de verkiezingen eind vorig
jaar) dat er voor halfmei een
definitieve beslissing geno
men zou moeten worden over
het samengaan van KVP,
ARP en CHU en de organi
satie daarvan, kan weinig te
rechtkomen. In de resolutie
wordt immers gesproken van
het doen van voorstellen
over die samenwerking in
het najaar van '73. En dat
besluit handelt dan alleen
nog maar over een begin van
integratie en een verdeling
van taken tussen de drie we
tenschappelijke bureaus.
De resolutie doet wel een
dringend beroep op de Eerste
en Tweede Kamerfracties
van KVP, ARP en CHU hun
werkzaamheden zodanig te
integreren, dat tussen nu en
net najaar van 1973 de eens
gezindheid van de drie par
tijen weerspiegeld wordt in
net beleid van de fracties.
a r,T?I?ep geldt met name
ae CH-fractie, nu de CHU
niet in het kabinet-Den Uyl
ic-ur,Vertegenwoordigd, maar
KVP en ARP wel.
Met andere woorden: zelfs
fan prd begin van de concre
te christen-democratische sa-
als^ruS! ,is pas mogelijk
■ir ,de CHU het kabinet-Den
mnL°P dezelfde manier tege-
dat z,meedt/ls KVP en ARP
de rü doen- En gehoord
der mr zPan Kvp"fractielei-
de PI F.rans Andriessen na
Den rTegf "gsverklaring van
rne? de Tweede Ra-
radpn moeilijk te
dtof^Welke kant «e hou-
van op basis
sche cbnsten-<ïemocrati-
lovolo gant,leprogramma een
oordeling ,het Zakel«ke be"
van daTlabS. 06 Planne"
CHU wfren -van KVP en
achter Pt PeP zlch inmiddels
lutie ePLiP jd van de reso-
stuur geachaard- Het AR-be-
tonder vlli Saar alleen
was onV enthousiasme ,er
gen "jmderheid te-
mhoud ervan. De
ver;
sne
uitd
BR,
tij.1
sten
met
tijtc
frac
lijst
moe
dig
nieu
burg
lisei
maa
mak
die
mee
zen
noot
als
chri:
ners
Er
cont
gen:
ZEE
vorr
kiez
prog
lijk
re p
tijeq
moe
lend
krin
dat
zich
bind
Men
gem
wel,
de r
meei