Een kleintje tijd in de loop der tijd ONLANGS ZAG IK IN DE TREIN 'N MAN DIE EEN BOEK LAS. VERDER WAS HfJ VOLKOMEN NORMAAL Eigenzinnig vierkantje ÖMMWïjS-DISCIME Bredero blijft komen Sprookje is niet uit Vernietigende hersens Visioen over vrouwen MENSEN TERRÜWE KVP-aci wil snel nieuwe WAT ER VOOR HET POLSHORLOGE WAS Teksten van Knef kunst cultuur Beroep op CH-fractie Woensdag 1-3 juni l&?3 1muwwumtmitméi Je kunt het zo gek niet denken of er wordt wel een boek over geschreven. Dat was de eerste reactie op het boek van C. SPIERDIJK: HORLOGES EN HORLOGEMAKERS (Uitg. H. Becht's uitg. mij. - 45). Mensen, die ge ïnteresseerd zijn in klokken en dat zijn er heel wat kennen zijn boek „Klokken en Klokkenmakers" waarschijnlijk al; dat dit inmiddels aan een vierde druk toe is zegt al iets. Maar dat kleine dingeen horloge. Mensen om me heen, die ik het boek liet zien, haalden allemaal hun schouders op. Toch hebben zij ongelijk gekregen. Ovaal rijtuighorloge; Nederlands; ca. 1650 Er blijven, na lezing van dit boek, nog wel de nodige vra gen staan, maar Spierdijk geeft veel historische feiten over de ontwikkeling van het kleine uurwerkje, die verder reiken dan ankers en veren. De meer dan honderd illustra ties tonen overigens méér van het horloge als onderdeel van een cultuur-historisch proces, dan Spierdijk in zijn tekst waar maakt. De auteur van het boek be handelt vooral de technische ontwikkelingen van het horlo ge; vanaf de vage feiten over de uitvinding ervan rond 1500 tot het einde van de vorige eeuw, de dead-line voor het horloge als antiek. Het slot hoofdstuk geeft dan ook nor men aan voor het horloge als antiek, verzamel-object. Het boek lijkt op de eerste plaats voor verzamelaars geschreven; de bijzondere prijs van f 45,- onderstreept dit; een klein pu bliek. Zelfs over de uitvinding van een kleinood als een horloge laiten drie landen (Duitsland, Frankrijk en Italië) om aan spraak gelden. Werkplaatsen, winkels en gilden, vastgelegd in oude documenten en op ou de afbeeldingen, hanteert Spierdijk als gegevens om wat meer zekerheid te krijgen daaromtrent. In de loop van de 14e en 15e eeuw had men het gemak van „op de klok kijken" leren kennen. De oude kerkelijke dagindeling naar de acht canonieke uren (metten, lauden, priem, terts, sext, no ne, vesper, completen) had langzamerhand plaats moeten maken voor de modernere, met uren van gelijke lengte, zoals die door de toren en de nog zeer schaarse huisuur werken werden aangegeven. Dat vertelt de auteur aan het begin van het hoofdstuk dat de ontwikkeling van het uur werk behandelt; een vooral technische beschrijving, waar bij het ontstaan van de ver schillende mechanismen aan de orde komt. Tussen de re gels door worden interessante zaken vertelt, die iets duide lijk maken van het leefpa troon. De versiering van het uur werk, vormgeving en versie ring van de horlogekast krij gen aparte hoofdstukken. De verschraling, die de industrie met onze polshorloges e.d. heeft opgeleverd valt daarbij des te meer op. Met een ge weldige verfijning, met talloze technieken en op de meest wonderbaarlijke plaatsen werd het uurwerk versierd. Het is vermakelijk om b.v. te lezen hoe in de vorige eeuw uur werkmakers gerechtelijk wer den vervolgd wegens indecen te voorstellingen) „pornogra fie" op het uurwerk. In 1910 zien we b.v. een eerste poging om een elek trisch zak-uurwerk te realise ren. Met een batterij op zak! De kastbodembil jetten, de „knollen" etc., de randver schijnselen van het horloge spelen mee in deze parade van tandwielen, veren, trapschij- ven, hefbomen, spiralen e.d. Voor Nederland houdt in deze geschiedenis Huygens de eer hoog met de toepassing van de slinger en het combineren van balans en spiraal. Maar dat leverde hem een aantal pole mieken op, die het plezier vergalde. Horloges en horlogemakers is een prettig boek met veel wetenswaardigheden. Het groepje mensen, dat veel ge noegen kan beleven aan dit werk van Spierdijk hoeft niet zo klein te zijn, als je op de eerste slag zou aannemen. HENK EGBERS MARC. CALLEWAERT Een boekje met een opper vlakte van 146 vierkante cen timeter maakt een zonderling effect. Het lijkt vierkant, maar is het net niet en het past met een dergelijk formaat natuurlijk in geen enkele boe- kenrij. Misschien heeft de uit gever die onmogelijke vorm wel gekozen om a) zijn pro- dukt wat meer body te geven (zelfs in duodecimo telt het naar honderd zestig, zij het dicht bedrukte pagina's) en b) omdat het deeltje gewijd is aan een uiterst zonderling schrijver. Want dat kan men van Paul Léaiuitaiud (1872-1956) wel zeg gen. Léautaud was een man die in de eerste, zo niet de enige plaats voor zichzelf schreef. Zijn grootste geschre ven prodiuktie bestaat uit dag boeken en brieven, aan jan- en-allemian in Frankrijk. Ver der zijn er 's mans toneelkro- nieken, die kennelijk ook wel eens voor sommige Nederland se critici model staan, een en kele kleine roman en een paar verhalen, allemaal met een sterk autobiografisch karak ter. Wat in Léautaiuds schrijf trant bijzonder aanspreekt is zijn directheid, zijn klaar en helder formuleren, zijin eer lijkheid tegenover zichzelf. Daardoor weten we ook dat hij een verre van gaaf mens is geweest. Zijn in onze ogen naarste eigenschap is zijn nei ging tot aanstellerigheid, op de voet gevolgd door een ontstel lend gebrek aan belangstelling voor de samenleving. In zijn hooghartige eigenzinnigheid doet hij onrecht aan degenen die proberen nog wat van het leven te maken. Daaruit vloeit ook een zeer dubbelzinnige houding gedurende de Tweede Wereldoorlog voort. Hij was wel anti-Duits (maar de ge middelde Fransman is altijd anti-alles wat niiet-Frans i's) maar dat verhinderde hem niet connecties te onderhouden met de Duitse auteur Ernst Jünger, die zich net zo élitair gedroeg als hij zelf. Beide he ren gingen er namelijk vanuit dat het mogelijk moest zijn dat zij met elkaar omgingen alsof Frankrijk en Duitsland, de oorlog en de wreedheden niet bestonden. Léautaud mag dan ver schrikkelijk aandoenlijk zijn geweest in zijn onbeholpen heid als gevolg van een liefde loze opvoeding en in de teder heid die hiij op zijn katten en honden afreageerde, hij was tegelijkertijd een primitieve racist. Wat hem van de verge telheid zal redden zullen niet zozeer zijn dagboeken en to- neelkritidken zijn, maar die paar juweeltjes van persoon lijke observatie die onder de titels „Le petit ami", „A- mours" en „In memoriaim" zijn verschenen. R. Koneck leidde zijn keuze voior dit Klein Léautand-leesboefc be knopt in. De uitstekende ver taling is van Pieter B'eek. Joop Bartman Klein Léautaud-Ieesboek. (Uitg. Arbeiderspers). G. J. Bergenhencgouwen en M. A. J. M. Matthijssen. Het universitair onderwijs in discussie. (Uitg. Van Gor- cum-98 p.) De Nederlandse overheid doet er goed aan uiterst voor zichtig te werk te gaan bij het treffen van wettelijke voorzieningen die moeten leiden naar een nieuwe struc tuur van het wetenschappelijk en tertiair onderwijs. Die overheid zal er verstandig aan doen experimenteer-moge lijkheden te scheppen. Dat verdient verre de voorkeur boven een wet die een onderwijskader gaat voorschrijven. Iedereen is het er wel over eens dat het universitaire onderwijs niet op de oude voet kan doorgaan. Maar welke weg men moet gaan bewandelen is een zaak van veel controverse. Slechts onderwijs-onderzoek kan misschien alternatieven voor nieuwe modellen van het universitaire onderwijs opleveren. Onderwijsreseach en onderwijs praktijk zullen daarbij hand in hand moeten gaan. Verder is hernieuwde discussie over fundamentele problemen in het wetenschappelijk en tertiair onderwijs nodig. Dat zijn, heel kort, de conclusies in een studie over de discussie die is ontstaan in ons land over de nota Posthu mus, waarin doel, struktuur en funktie van de universiteit werd behandeld. De auteurs hebben maar liefst 150 nota's over die nota globaal geanalyseerd. Zeven 'studies ana lyseerden zij diepgaand. Ze hanteren drie onderwijsmo dellen. Voor allen die op een of andere manier bij het universitaire onderwijs zijn betrokken, of er belangstel ling voor hebben, een belangwekkend boekje. J. Levij De heruitgave van Bredero's werken, sedert 1968 o.l.v. Garmt Stuiveling is verder voortgeschreden met een nieu we uitgave van GERBRAND ADRIANSZ. BREDERO: GRI- ANE - Met fragmenten uit het volksboek en Palmerijn (uitg. Tjeenk Willink-Noor- duijn - 334 bladz, f 35,- - int. f 28,-). Eerder verschenen reeds „Roddrick en de Alphonsus", de „Kluchten" en „Lucelle". In dit jaar komen tevens nog „Stommen riddier" en het eerste deel vain het „Groot Lied- Boeck" uit. De Griane uit 1612, is een van Bredero's eerste werken. De stof ontleende hij aan een in die tijd veel gelezen en populaire roman „Palmerijn van Olijven". Deze heruitgave werd verzorgd door dr. Fokke Veenstra, lector aan de uni versiteit van Amsterdam. Hij schreef een inleiding en een toelichting. Veenstra zegt, dat hij de „slechte pers" dus de vooropgezette meningen die Bredero's romantische spelen bij de liiteratuuT-historici in het verleden gekregen hebben, wil vergeten bij zijn analy se. Hij behandelt o.a. het thema van de Griane: de grootheid van de mens gecontrasteerd met zijn eeuwig te kort schie ten; een typisch renaissance- motief. Vanuit die cultuurperi ode behandelt Bredero ook Griane als een verdwaasde vrouw, door emotionaliteit ge dreven en Florebdus als de volmaakte minnaar; een vast liggend gedragspatroon van man en vrouw, berustend op fysiek onderscheid. Ook in morele eigenschappen is een opvallend onderscheid tussen beiden. Het stuk valt duidelijk uiteen, aldus Veenstra in twee periodes: de eerste, die van de seksuele driften, de laatste die van de mnopauze, in ieder geval bij de vrouw. Twee po len: jeugd en naderende ou derdom, de dwang van de seksualiteit en het verflauwen daarvan, jong elan zo nodig te gen iedere maatschappelijke orde in en volwassen berus ting in sociale geborgenheid. Bredero's wereldbeschouwing wijkt daarbij niet af van de door het christendom als or thodox gewaarmerkte en alge meen aanvaarde stellingen, al dus Veenstra. Aldus Bredero lezen en ana lyseren is hoogst interessant, niet alleen voor literatuur-vak lieden, maar voor allen, die geïnteresseerd zijn bij de cul tuurhistorie. De tijd van Bre dero heeft zijn tentakels tolt in deze tijd. Daarvan proef je in de regels van zijn spel, waarin meer aan de hand is dan hier summier weergegeven. Wie zich overigens wat meer wil verdiepen in de fi guur van Bredero kan uitste kend terecht in een deeltje van de serie „Literaire Ver kenningen", waarvoor de Bre- danaar JAN H. CARTENS het deeltje 't KAN VERKEREN Leven en werken van Ger- brand Bredero verzorgde (uitg. A. W. Sijthof). Na een korte biografie behandelt hij Bredero's Liedboek (Boertige, Amoureuze en Godsdienstige lyriek); Bredero's Dramatische Werk (tragikomedies, kluch ten en blijspelen) en het Pro za van Bredero. Telkens geïl lustreerd met teksten uit Bre dero's werk. Een vrij uitvoeri ge bio-bibliografische afdeling besluit het 124 pagina's tellen de werkje. Cartens verstaat de kunst in een compacte duidelijke taal juist datgene over Bredero te vertellen, wat de gemiddelde lezer zal boeien en een globale indruk te geven van deze Ne derlandse aulteur. Hoewel het boekje op de eerste plaats ge schreven is voor middelbare- schoolgebruik, is het geen schools boekje, zodat ook ieder ander het met genoegen ter hand kan nemen. H. E. A.S. NEILL is een profeti sche persoonlijkheid, wiens naam onverbrekelijk vastzit aan Summerhill, de school in het Engelse graafschap Suf folk, 41 jaar geleden gesticht. Deze school, waarop eigenlijk niemand de baas is, kan ge zien worden als voorloper van de anti-autoritaire tendensen die doorbreken bilj het huidige onderwijssysteem. Neill schreef een boek, dat niet rechtstreeks over zijn systeem gaat, maar er wel indirect op inspeelt: DE GROENE WOLK - of de laatste mensen op de wereld - (oorspr. The Last Man Alive - vert. F. van Ol denburg Ermke - uiitg. De Fontein - f 12,75). Anton Os kamp voorzag de Nederlandse vertaling van een inleiding over het werk van deze bij zondere man, die nu al ver over <ie 80 jaar is. In d!it boek vertelt Neill een verhaal aam zijn kinderen; ontstaan tijdens de zondaga vondgesprekken. Een bijzon der spannend en fantasierijke geschiedenis, waarin Nedll en de kinderen van Summerhill de hoofdrol spelen. Vele men sen van de wereld zijn ver steend door een geheimzinnige groene wolk; door een toeval zijn de bewoners van Sum merhill (en nog een paar typi sche figuren ergens op de we reld) gespaard gebleven. De avonturen liegen er niet om. Alle menselijke driften ko men in een geheel nieuw ka der weer aan de orde. Wat is de huidige cultuur, waarin wij nu leven, eigenlijk waard, is de achtergrond waaruit dit verhaal geschreven en verteld is. Geen bespiegelingen, maar zeer reële zaken. Een sproot, je. dat zoals een sprookje be- taamt, uit vaak nogal bittere werkelijkheden bestaat. Na it. der hoofdstuk bespreekt Neill met de kinderen het beleefde avontuur, waarbij niemand en niets gespaard wordt; Neill in de kinderrol en de kinderen in de volwassenenrol - zoals wij die althans zo benoemen in ons huidige systeem - gedrukt worden. Een boek, waaraan kinderen vanaf een jaar tien, maar ook ouderen, onge twijfeld veel kunnen bale. ven. H.E. Een. bijzonder fijine romuain, waarbij ook het opvoedings systeem aan de orde iis, werd al in 1906 geschreven door HERMAN HESSE: TUSSEN DE RADEREN (oorspr. Urn- term Rad-vert. M en L Cou- tiinho - uitg. De Bezige Bij - f 14,25). Met de huidige her waardering van Herman Hesse hangt ook samen de wijze waarop hij stelling nam tegen het intellectualisme; hetgeen in onze tijd van meo-roimantiek een begrijpelijke zaak is. Dat Herman Hesse bovendien een fijnzinnige lyrische pen hanteer de de daarbj meegenomen. H.E. Het groeiende onbehagen op dit moment tegen een presta- tiemaaschappij vindt voe ding in het verhaal van de intelligente Hans Giebenraith, wiens intellectuele prestaties ligt dicht bij de zelfvernietiging Zelfbevestiging in het extreme ligt dicht boij de zelfvernifeting'. Hans de dorpsjongen, groeit onder invloed van een burger lijk milieu op met een hu- pertrofie van de intelligentie als symptoom van een begin nende degeneratie", schrijft Hesse. Als talentvolle jongen zonder rijke ouders, staat voor Hams alleen het smalle pad naar het seminarium open om dan dominee of leraar te wor den. Prachtig beschrijft Hesse de opgeschroefde dwang en angst rond het staatsexamen en de sfeer op het seminarium, ter wijl tijdens de vakantie een verlichte dominee voor de rest zongit. Tegehbang vormt de ge voelsmatige vriendschap tus sen Hans en medestudent Beilner. Hierin voltrekt zich een loutering tussen zijn in tellectuele en emotionele be nadering van het levenNiet alleen Heilner, maar ook Hans plaatsen zich daardoor buiten een gemeenschap waarin al- leen het intellect normerend lis. Terug in zijn dorp, merkt hij - ondanks het feit, dat hij nu de werkmanskiel aantrekt I - zich buiten die gemeenschap geplaatst te hebben. Zijn la biele evenwicht, aangepunt door een tijd van overmatig intellectualisme en de confron tatie met brute emotionele re- acties, is niet meer in adequaat te reageren op de I situaties. Hij gaat er in on Hesse heeft geen batoog schreven, maar een sim„_ verhaal. Daaruit komt echter I duidelijk de aanklacht ora- tegen een maatschappij, die gevoelens en instincten onder drukt. Opnieuw een actueel boek. De roman VROUWENGUER RILLA (Uitg. Meulenhoff - f 13,25) van de Franse MONI QUE WITTIG is nauwelijks een verhaal, het is een visioen. Vrouwen in qpmars tegen de overheersing. Hal bedden van een dat afrekent met de onderdrukkers. Monique Wittig ontving voor Dman L'Opopomax de Prix Medicis. Ze lijkt sterk geïnspireerd door schrijfsters als Germiaiine Gresr, Eva Figes en Evelyne Sullerot. voor Wie de mannen imperialistische uitbuiters zijn die met de meest slinkse middelen elke poging tot werkelijke emanci patie van. de vrouw trachten tegen te gaan. Omdat Vrou- wenguerrilla meer visioen dan verhaal is. valt het boek ook moeilijk te typeren. Men on dergaat het als een surrealisti sche film. In het pathos der beelden erkent mem elementen van Keltische fomiantiek, Griekse heldenverering en oos terse mystiek. Al <öe elemen ten zijn op een wonderlijke, bizarre en wervelende manier met elkaar verweven. Monique Wittig schrijft een prachtige taal. Haar beelden getuigen van een enorm talent en een fantastische belezenheid. An ders dan de boeken van haar geestverwanten vraagt haar nieuwe roman niet om een discussie. Het is gewoon een mooi en geïnspireerd stuk lite ratuur, dat de vraag naar de rechtvaardiging van het onder- p nauweiijlkB meer ve werp draagt. J.V, In dit tweede boek van de vierde jaargang van de serie Oecumene gaat Dr. F.O. VAN GENNEP staan op de pia-aits waair veel jonge mensen zich momenteel bevinden. In MEN SEN HEBBEN MENSEN NO DIG (Uitg. Bosch - Keuning - f 9.75) hebben ze een afkeer van elke vorm van institutio nalisering, een afkeer van de burgerlijikheiid die daarmee vaak samenhangt, een afkeer ook van d-e behoefte aan ze kerheid dlie uit het legale hu welijk zou kunnen blijken. Ze neigen tot secularisatie, tot ontlediging van starre machts instituten die zichzelf hebben overleefd. De auteur, rector van het seminarium van de Nederlandse Hervormde Kerk te Driebergen, bekent zich tot dit levensgevoel van de jonge ren en traéht vanuit de door de bijbel gegeven verbondsge dachte tot een nieuwe waarde ring van huwelijk, seksualiteit en maatschappijbeleving te komen. Hij verwerpt de bur gerlijke moraal, maar ziet evenmin heil in een ongebon denheid die op andere wijze de mens en het menszijn te kort doet. Het komt er o.p aan, zegt hij, dat wij begrijpen dat het verbond, zowel in de per soonlijke liefdesrelatie van man en vrouw als in de col lectieve relaties van de sa menleving, zijn uiteindelijke doel vindt dn de opdracht om recht te verschaffen aan de rechteloze. En rechteloos zijn nog altijd talloze vrouwen en kinderen, talloze homoseksue len en ongehuwden. Dit boek van dr. van Gennep zet veel dingen op hun juiiste plaats. We menen daarom dat ook (en wellicht vooral) ouderen, voor wie de moderne dingen van godsdienst en moraal chaoti scher lijken dan ze in werke lijkheid zijn, het graag zullen lezen. J.V. HILDEGARD KNEF, die met haar boek „Een gegeven paard" terecht als schrijfster de aan dacht trok, is daarom goed voor weer nieuwe boeken. Nu verschenen van haar TEKSTEN (oorspr. Ich Brauch Ta- petenwechsel - vertaling Ernst van Altena - uitg. J. H. Gottmer - f 17,90) Ruim 200 pagina's Knef- gedichten en twee stuk ken proza, begeleid door een grammofoonplaatje waarop ze zelf een tien tal teksten uit dit boek met haar typische zware stem leest. Kleine levens filosofietjes die misschien het best samengevat wor den in: Het is niet geordend, het leven. Hoe u zich ook moeite wilt geven om 't net zo ordentelijk te maken als v/w eigen kleine za ken, u zult het op moeten ge ven want steeds weer mis lukt ieders streven aan de wanorde zelf van het leven. Naast iedere vertaling staat de Duitse originele tekst afgedrukt. En dan zie je, hoe Van Altena, met de nodige vrijheid, goed aansluit bij de au thentieke tekst of -gege venheden. Hij heeft er voor gezorgd, dat tek sten in het Nederlands zingbaar blijven, hoewel met de originele Knef voor ogen weinigen daaraan behoefte zuilen hebben. Ongeveer een vierde van de gepubli ceerde teksten zijn van gedichten zonder mu ziek, en ontstaan tussen 1965 en 1972. Ze getui gen vaak van een oor spronkelijk levensgevoel en vibreren op talloze stemmingen, waaraan een mens overgeleverd kan zijn In de heide proza stukjes schrijft Knef simpel fijnzinnig over een stemming in het huidige Berlijn en over de geboorte van haar tweede boek. Voor de velen, die Knef waarde ren zijn deze teksten een fijne aanvulling op de platen, die ze maak te. H. E. De redactie ontving de vol gende gedachten: In het KRO programma „Kruispunt special" heeft me vrouw dr. A. A. A. Terruwe onlangs wederom gespro ken over de bevestiging of ontken ning van de medemens. Deze lezing is nu uitgegeven onder de titel: „Blijft het duister nu ons licht?" (T .jdstroom-Lo- chem) Waarom, kan men zich af vragen, komt Dr. Terruwe steeds weer terug op de waar de en noodzaak van de beves tiging van de mens? Om dat de mens eerst door een andeT te weten moet komen, dat hij goed en waardevol is, alvorens hij iets voor een an der kan betekenen. Ten on rechte menen ommigen dat bevestiging het goedpraten van andermans fouten zou zijn. Natuurlijk niet: wij he- ben zelfs de plicht elkaar waar nodig op fouten te wij zen. Bevestigen is gewoon: de andere mens in zijn goede ei genschapen bewust waarderen en respect hebben voor diens ei gen opvattingen. Dan ont staat vanzelf een ontspannen en vertrouwvolle sfeer, waarin men goed kan samenwerken, ook al deelt men de mening van de ander niet. In haar spreekkamer heeft Dr. Terruwe een kwarteeuw ervaren, dat vastgelopen men selijke verhoudingen, die een bron zijn van veel lijden, al tijd hun oorzaak vinden in zelfverheffing of afsluit®!! een of meerdere mense men zoekt een groep ven Se' lijkgestemden om zich heen' sluit anderen buiten) mens of mensen, die daaraf" in het gedrang komen, moraf. gevoelsmatig ontredderd, B"> gen ziekten, raken oversp" nen, omdat zij niet meer n>e tellen. Deze lijn doortrekkend de kerk en de politiek, rof? zij op tot het kiezen van ders, die uit ervaring u>e wat bevestiging is, zoaat ook anderen tot ontplooi kunnen en willen laten i" men. Mevrouw M. IJsselni#' den-Kohschulie. Geertruidenberg. „In ons dorp, zo om en nabij de 7000 inwoners, zitten maar liefst vier kruideniers. Kleine zelfstandigen. Onlangs is er in het nieuwe winkelcentrum een groot levensmiddelenbedrijf bijgekomen. Nou, we hadden hen geen van allen riant. Nu kunnen we wel ophouden. Dat is in ieder geval mijn vaste overtuiging." Hij, een man van bijna 40 jaar, is getrouwd. De winkel heeft hij overgenomen van zijn ouders. Ook zijn jongere broer, ongetrouwd, werkt erin. Evenals z'n moeder, 68 jaar. Z'n vrouw neemt de fruit- en groentenverkoop voor haar re kening. Ze heeft in de winkel daarvoor een aparte hoek. „Ons dorp, enkele kilome ters van de grote stad, heeft zich de afgelopen jaren enorm uitgebreid. Het is woongebied geworden voor vele stedelin gen. Er is met geweld ge bouwd. De twee woonkernen van het dorp zijn aan elkaar gegroeid. Toen, zo'n jaar of tien geleden, dit allemaal be- v kend werd, waren wij blij. v Want, u begrijpt wel, dat de mensen uit de stad die hier heen komen, meestal een goed inkomen hebben. Die kunnen wat verteren. In die verwach- t ting zijn we beschaamd. Dat t wil zeggen, er zijn heel wat mensen onder die dat kunnen. Er zijn er echter ook heel wat d onder die - om dat eigen huis d en die auto te kunnen betalen n - kennelijk tot hun nek in de v financiële zorgen zitten. fi Maar goed, we kregen er klanten bij. Onze omzet werd groter. Het merkwaardige is (Van onze parlemen DEN HAAG. Over tien dage over de christen-democratische sj partijraden van KVP, ARP en C men over die samenwerking. Alle ben zich vorige week akkoord schappelijke resolutie, waarin de democratisch appèl wordt aangek* I zo vermeldt de resolutie van KVP, het karakter van een samenwerk de drie partijbesturen overduidelij nieuwe organisatievorm moet word aan politieke eenheid als aan de tussen de drie partijen recht word Het is met naime deze laat ste toevoeging, die bij de KVP-achterban de nodige onrust heeft gezaaid. Want Ie resolutie mag verder dam nog we] spreken over een bestuursorgaan en een permanente commissie die een nieuwe «organisatie vorm moeten voorbereiden, duidelijk is wel geworden dat het animo om de drie christelijke partijen op te heffen en te vervangen door een nieuwe, christen-demo- rratische partij, eigenlijk al leen maar groot is bij de KVP-achterban en het CH- bestuur. Van de behoefte van het KVP-bestuur aan de partij raad in Oisterwijk (vlak na de verkiezingen eind vorig jaar) dat er voor halfmei een definitieve beslissing geno men zou moeten worden over het samengaan van KVP, ARP en CHU en de organi satie daarvan, kan weinig te rechtkomen. In de resolutie wordt immers gesproken van het doen van voorstellen over die samenwerking in het najaar van '73. En dat besluit handelt dan alleen nog maar over een begin van integratie en een verdeling van taken tussen de drie we tenschappelijke bureaus. De resolutie doet wel een dringend beroep op de Eerste en Tweede Kamerfracties van KVP, ARP en CHU hun werkzaamheden zodanig te integreren, dat tussen nu en net najaar van 1973 de eens gezindheid van de drie par tijen weerspiegeld wordt in net beleid van de fracties. a r,T?I?ep geldt met name ae CH-fractie, nu de CHU niet in het kabinet-Den Uyl ic-ur,Vertegenwoordigd, maar KVP en ARP wel. Met andere woorden: zelfs fan prd begin van de concre te christen-democratische sa- als^ruS! ,is pas mogelijk ■ir ,de CHU het kabinet-Den mnL°P dezelfde manier tege- dat z,meedt/ls KVP en ARP de rü doen- En gehoord der mr zPan Kvp"fractielei- de PI F.rans Andriessen na Den rTegf "gsverklaring van rne? de Tweede Ra- radpn moeilijk te dtof^Welke kant «e hou- van op basis sche cbnsten-<ïemocrati- lovolo gant,leprogramma een oordeling ,het Zakel«ke be" van daTlabS. 06 Planne" CHU wfren -van KVP en achter Pt PeP zlch inmiddels lutie ePLiP jd van de reso- stuur geachaard- Het AR-be- tonder vlli Saar alleen was onV enthousiasme ,er gen "jmderheid te- mhoud ervan. De ver; sne uitd BR, tij.1 sten met tijtc frac lijst moe dig nieu burg lisei maa mak die mee zen noot als chri: ners Er cont gen: ZEE vorr kiez prog lijk re p tijeq moe lend krin dat zich bind Men gem wel, de r meei

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1973 | | pagina 14