RVS rging d chef atie Zaterdagbijlage van 12 mei 1973 Hè jasses Verduveld goed eei1 PUïlt Van ge" Rode oortjes Bijtanken Hans - Pietje Politiek - Gruijters: ■MM Eigen glorie Sluwe vos UR een grots Rijbewijs voor overigens op len. bieden. Wij |jn ernaar. Hij dat is opge- ast zijn uiter- genieten van an op gezins- sekundaïre heden als de ripe onze man. ligt en u vol- ■heck dit even jrhriftelijk kon- lelde distrikts- It.b.v. de Brabantse (jische, chemische en png. In het hoofd perso- Igen, Tivolistraat 14, 121. o Zoom mdstoffen voor de ktieharsen. en Europa als <inkt- en Jerdeel van het volgende taken: oorraden gereed Ie produktiegege- egevens t.b.v. de (ving en de norm- loeffen n.a.v. de st een voltooide ing met oedrijfs- aan: lese bv estel 140 I èt kon nog nét. Tussen een lunch inet een bouwondernemer en een vergadering in. Op dinsdag van twee tot pak weg half vier. Nee, langer kon niet. 'n Uurtje, anderhalf uur moest genoeg zijn. En oh ja; één ding. Ik moest begrijpen, dat er nog niet viel te praten over beleidszaken. Nee, want weet U; „Dat ligt nog te gevoelig allemaal. Daar moeten we het eerst intern eens over hebben. Akkoord?" 'n Klein kamertje op het Haagse partij-secretariaat. Pils voor hem. Koffie voor mij. Geen tijd voor informeel ge leuter dus gelijk maar op de man af: Andriessen is nogal fel uitgevallen, hè. Die zag U helemaal niet zitten als mi nister van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening. Gruij- ters: „Ja, maar dat was nogal logisch. Hij moest nu eenmaal een regering gaan vormen met iemand die zich nooit zo vleiend heeft uitgelaten over de christelijke politiek". t korte stilte en dan pein zend: „Het is in Nederland al tijd zo geweest, dat je de ver schrikkelijkste dingen kon zeggen over de liberalen, over de socialisten en over de com munisten. Maar van de chris telijke politiek moest je af blijven. Nou, en dat heb IK wel doorbroken dacht ik". Maar, zegt half rechtlijnig denkend Nederland nu, die meneer Gruijters stapt ineens over z'n bezwaren heen en gaat met diezelfde mensen in 'n kabinet zitten. Gruijters: „Het is onder hand voor iedereen wel dui delijk, dat samenwerking tus sen rooms en rood noodzake lijk is. Nou goed, als het dan moet, dan moet het, maar IK Mjjf huiverig". Ik: Maar iedereen herinnert zich nog de uitspraken dat U daar niks voor voelde. Hij: „Ja, dat klopt". Ik: En U heeft zelfs eens gezegd, dat U eruit zou stap pen wanneer het onverhoopt toch zou gebeuren. Hij (heel fel): „Dat heb ik NOOIT gezegd". Ik: Dan zal ik maar letter lijk citeren. U heeft gezegd, letterlijk: „Als die rooms-rode coalitie er toch komt, trek ik me terug uit de kamer". Grujjters, zich bijna ver slikkend in de eerste slok heerlijk helder Heineken, veegt 't schuim van z'n mond: „Hè jasses. Daar heb je weer die verschrikkelijke zin uit Elsevier. Ja, ja, dat heeft er letterlijk zo in gestaan, maar dat was een drukfout. Er had moeten staan: Dan trek ik mij NIET terug uit de kamer. Ik «eb toen net willen zeggen: tük eens, we doen het liever alken maar als het MOET, dan zal ik me NIET terug trekken". Eerlijk? Hij: „Eéérlijk! Echt waar. 'n treek later hebben ze dat ook keurig gecorrigeerd, maar in- ™ssen had het er toch maar gestaan. Foutje van de druk ker. Hoogst vervelend, maar rorets kan gebeuren." ft: Die weerstand tegen de christelijke partijen. Waar komt die toch vandaan? U heit toch keurig opgevoed, «oomskatholiek nog wel. Hij: „U wilt natuurlijk sug gereren dat ik met rancunes dat ik me met moeite heb os gemaakt van m'n katho- e opvoeding en. dat ik nu ™h frustraties zit uit te le en. Nou, die vlieger gaat wat betreft echt niet op. Kijk Heb op het gymnasium gezeten in Eindhoven. Bij de Paters Augustijnen. In de it Hoogste klassen daar heb p a* laten merken, dat ik het g loof had afgezworen. Dat «oide zeggen, dat ik niet meer liot aan He bij zo'u katho- *e school horende kerkelij- ^„rteiten. Dat ik bij de gmisdienstles niet die antwoor- die men van een ge- Wg jongetje zou verwachten. t„ ?r "adden ze, zeker in die aee' paniekerig op kun- l n reageren. Maar dat ge arde nou juist niet. Ze "konden dat ik recht had op Wtu®en men'hg. En zo was t thuis ook. Mijn vader heeft akt, (jat jk het geloof niet zaS zitten. Ik moest dat niaar uitmaken, vond hij". is ,"^"een voor m'n moeder oon bron van zorgen temf"ie is ook op een ge en moment naar de rector JT,gestapt toen ik zei, dat ik niet verdor wilde leren, maar Z°» 'k 'oen gebruikelijk in Nijmegen. Ik wilde nou jenmaal naar Amsterdam. z« dank was die rector Tekst: WIM WENNEKES Foto: TIDO GIDEONSE zo verstandig om niet te pro beren mij te dwingen, want hij wist toen al verduveld goed dat ze daar bij mij toch niks mee bereikten". Ik: Maar hoe kwam dat nou, dat U zich los maakte van die RK-opvoeding? Gruijters: „Door te lezen. Ik was wat je noemt een vroegwijs jongetje. Ik zat al tijd in de boeken. Boeken waaruit ik langzaam maar ze ker leerde, dat geen enkele godsdienst de ware is. Als jochie van zestien al. God, wat las ik allemaal? Nou ja, van alles. Culturele antropologie, filosofie, psychologie, Kant, Jaspers, Jung, Ad Ier, Plato en Aristoteles niet te vergeten". Ik: Toen zat ik nog met rode oortjes te genieten van „Arendsoog in de knel". Hij: „Ja, maar die school waar ik op zat, dat was intel- lektueel gezien een zeer sti mulerend milieu. Met name onze klas. Ze hebben me later vaak verteld, dat die klas van onsHoe zal ik 't zeggen, dattie ehqua intellektuele begaafdheid, dat daar een op merkelijke plus-variant bij een zat". Ik: Van Agt, de vorige en huidige minister van justitie, zat daar ook bij. Hij: „Ja, we hebben samen in de vierde klas gezeten". Ik: Maar hij is, om maar even grappig te blijven, keurig op het rechte pad gebleven. Hij: „Ja, maar dat lag aan zijn instelling. Ik was anders, 'n Heel ander type. Het heeft mij ook nooit verwonderd dat hij later jurist geworden is. En professor". Ik: Ze noemden U vroeger op school „Pietje Politiek", maar als ik dit nou allemaal hoor vraag ik me af waarom ze U niet „Dirk de Denker" noemden. Hjj: „Hoho. Dat komt, om dat die politieke belangstelling van mij al veel eerder bekend was. Die tik heb ik al vanaf de eerste klas van het gymna sium. Toen zat ik op Sancta Maria in Deurne. Intern. Op mijn speciale verzoek heb ik daar een bed op de slaapzaal gekregen, dat vlak bij de wand stond. En vlak bij m'n bed, tegen die wand, had ik een kaart van Europa opge hangen. Daar hield ik we zaten toen midden in de oor log precies de frontver schuivingen op bij. Dank zij de radio-berichten die ik van de paters door kreeg. En ik weet nog goed dat de wiskun deleraar mij toen die bijnaam heeft gegeven: Pietje Politiek". Dat kwam zo: we liepen van de school, via het kerkhof, naar een zijkapel van de kerk van Deurne. Onderweg moch ten we niet praten, maar dat deed ik natuurlijk toch. Ja God, waarover. Over de oor log, over het waarom en hoe het af zou lopen. En die wis kundeleraar die hoorde me be zig en DIE heeft toen gezegd: Joh, wat klets je toch veel. Voor mij ben jij een Pietje Politiek" De kleine Hans verlaat met het diploma gymnasium (alpha en bèta) het Brabantse land en een woelige tijd breekt aan. Amsterdam lonkt. Hij studeert er politieke wetenschappen en psychologie, begint een café in een oude fietsenstalling, aanvaardt intussen ook nog een baan als direktie-secreta- ris in een Helmondse textiel fabriek, maar keert tenslotte (27 jaar oud) toch weer terug naar Amsterdam. Grujjters, na omstandig uitgelegd te hebben wat bij bij die Helmondse textielfabriek allemaal deed („samen met een ISia - È?:i: uit Na maandenlang touwtrekken is er eindelijk een nieuw kabinet. Rooms met rood. Buitenbeentje in het nieuwe zestientalHans Gruijters (41), jaren de ideoloog van D'66 en, nu, ondanks luide protesten van roomse zijde, opgenomen in het team als minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Voor- en tegenstanders van deze Brabander zijn het over één ding wel eens; die Gruijters weet z'n weetje. Maar wat prikt en wat blijft hangen zijn zijn uitspraken, voornamelijk gedaan in de hitte van de verkiezingsstrijd. Uitspraken, die aan duidelijkheid niets te wensen over laten. Zoals; Als ik iemand van de confessionelen een hand gegeven heb tel ik altijd eerst m'n vingers na; Confessionele politici zijn per definitie onbetrouwbaar En vooral het in vele varianten uitgesproken „De confessionelen brachten ons 20 eeuwen onbetrouwbaarheid in de politiek". 'Ik was wat je noemt een Ik ben wel eens bot uit zelfbevrediging. vroe econoom zette ik daar een budgetteringssysteem op voor modern administratief be heer"): „Op een gegeven mo ment zag ik het daar niet meer zitten. Niet vanwege m'n carrière hoor. Nee, want als ik daar was gebleven was ik waarschijnlijk nog wel eens direkteur geworden. Ik zag het intellektuèèl niet meer zit ten. Ik wilde wel weer eens geestelijk bijtanken". Twee jaar later werd hij na zich verder in o.a. de eco nomie verdiept te hebben journalist bij het voormalige Handelsblad. Gruijters: „Bij toeval eigen lijk. Ze zochten een chef bui tenland en dat leek me wel wat. Het geluk wilde, dat de sollicitanten die daar op af kwamen wèl beschikten over journalistieke ervaring, maar slechts konden bogen op een VOORGEWENDE kennis van de buitenlandse politiek. Ik was eigenlijk de enige die daar wel wat vanaf wist. Bo vendien kon ik zeggen: kijk mensen, of ik kan schrijven dat moet blijken. Als U mij na drie maanden buiten zet is er sociaal niks aan de hand, want ik heb m'n bar en daar kan ik best van leven. Nou, dat leek ze wel wat en ik heb toen vijf bijzonder prettige jaren op die krant doorgebracht". Ik zeg dat ik ook nogal wat journalistieke pennevruchten van de hand van Gruijters ben tegen gekomen die in de Tele graaf gepubliceerd waren. Hij: Ja, en?" Ik: Kunt U dat maken dan als links politicus? Gruijters: „Hè, hè, daar hèb je 't weer. Dat is nou ty pisch dat Hollandse denken. Kijk 's: als ik in een kerk ga zitten, dan mogen de mensen veronderstellen dat ik gelovig ben. Maar als ik in een krant schrijf Find ik het een dwaas denkbeeld om te menen dat ik het met alles wat dat blad schrijft eens ben. Ik bedoel: ik vind het zo onverdraagzaam om niet naast de mening van een ander te willen staan". Ik: Aan Uw felheid te ho ren, wordt U daar wel meer op aangevallen? Hij: „Inderdaad. Daar be ginnen de mensen voortdurend over te zeuren. In dit landje, waar men gewend is om in hokjes te denken, moet ik die daad steeds opnieuw verant woorden." Ik: U heeft momenteel drie café's. Daar zult U als minis ter ook nog wel eens wat over te horen krijgen. Hij: „Helemaal niet. Ik heb er een BV van gemaakt. De Gruijters-Mol B.V. Die bestaat voor l/5de uit m'n vrouw en voor 4/5de uit mezelf. Tot nu toe was ik daar direkteur van, maar dat wordt binnenkort omgezet. Dan ben ik alleen nog maar aandeelhouder". Ik: U schijnt nogal hard te zijn voor Uw personeel. In de Volkskrant heeft tenminste eens een verhaaltje gestaan over een oude ober die U zo maar op straat zette. Hij: „Ja hoor eens, daar ga ik nu niet op in. Als U wat wilt weten over mijn per soneelsbeleid, dan moet U maar eens gaan praten met mijn obers. Ik zie niet in waarom ik daar nu verder op in zou gaan". Ander onderwerp. Het mi nisterschap. Barend Servet heeft nog eens een vraag in petto gehad voor Uw voorgan ger Udink, namelijk: Hoe leg ik het aan om minister te wor den? Gruijters: „Ja, kfjk eens. D'r zijn natuurlijk vele wegen die naar Rome leiden, maar wat mij betreft: ik zal niet ontkennen dat ik dit geam bieerd heb. Maar niemand zal kunnen beweren, dat ik me in de verkiezingsstrijd zó heb op gesteld, dat het er duimendik bovenop lag dat ik minister wilde worden". Ik kreeg anders net de in druk van wel. Hij: „Dat is dan een foute indruk. Als U nagaat wat ik in die verkiezingstijd allemaal gezegd heb, dan mag het toch wel een klein wonder heten, dat ik tenslotte toch kandi daat gesteld ben". Ik: Maar U kunt toch moei lijk beweren, dat U het alle maal aan het toeval hebt over gelaten? U heeft nooit nage laten de mensen erop te wij zen, dat U Uzelf heel geschikt achtte. Hjj: „Goed, da's waar. Maar ik hoor nou eenmaal niet tot het slag mensen, dat doet als of ze er geeij trek in hebben". Ik: Wat die „trek" betreft: tegenstanders van U zeggen, dat U alleen maar op eigen glorie uit bent. Hij (twijfelend tussen boos worden en een grapje): „Als die tegenstanders niets slech- ters over me weten te vertel len, maak ik me niet dik. Ja, kijk 's: dat is natuurlijk een opmerking die nergens op slaat. Wie gaat er nou de po litiek in om verguisd te wor den? Allicht komt er een stukje ijdelheid aan te pas, maar dat staat niet voorop". Ik: ze zeggen trouwens nog meer. Hij: „Laat maar eens horen dan". Ik: Gruijters is brutaal en eigenwijs. Hjj: „Brutaal zeker. Dat klopt. Maar eigenwijs? Ja, ook wel. Want alle mensen die iets bepaalds willen en die daar de nodige gedachten aan gewijd hebben, die zijn eigen wijs. Zonder die eigenschap kom je er trouwens niet". Ik: En ze zeggen ook dat Gruijters een sluwe vos is. Hij (schuifelend op z'n stoel na een lange stilte): „Pfffff. Daar heb ik geen commentaar op. Nee hoor, want daar ver staat iedereen wat anders on der". Ik: Nog eentje. Hans Gruij ters kan ontzettend bot uit de hoek komen. Hij: „dat is waar, ja". Ik: En hebt u daar dan later spijt van? Hij: „Soms wel, Ja. Zeker als het tegenover mensen is, die ehdie wat gevoelig zijn, die daar eh.... moeite mee hebben. Die niet van het zelfde laken een pak terug kunnen geven. Dan vind ik achteraf dat ik dat niet had moeten doen". Ik: En wat dan? Hij: „Dan bied ik m'n excu ses aan. Dat wil zeggen, hoho, als ik vind dat ik iemand on nodig gekwetst heb". Ik: Wat wil dat zeggen? Hjj: „Wanneer ik het heb gedaan om mezelf uit te leven en niet om een zaak te dienen. Weet u, dan doe ik het uit zelfbevrediging. Zo van: ,k zal d'r godverdomme wel eens te genaan gaan. Helemaal fout natuurlijk, maar ik moet 't be kennen: dat overkomt me wel eens".

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1973 | | pagina 17