DE NIEUWE UIT
MAROKKO
IN MOEILIJKHEDEN
BRAZILIAANSE BISSCHOPPEN OP
11 BRES VOOB ONDERDRUKTEN
peilingen
Sprookje van de
hoge lonen is uit
Leraar heeft
het niet
gemakkelijk
Laatste koning
Telkens inspelen
op veranderingen
ig.
kende namen en
SIM EN PIM
der Snepper
Voor tienduizend Arabieren in Israël
Belasting
Kennis
Woensdag 21 maart 1973
De allernieuwst»
Lingerie
Nachtkledinj
Corsefferie
Foundation j
vindt U in
diverse
MODE
KLEUREN
k 1973
Bij uw
Izd'
speciaai
BERGEN OP zot
Hij was klein, donkerbruin van huidskleur, en had grote, donkere ogen, die nieuwsgierig
(maar ook wel wat verlegen) de jongens bekeken die niet wisten hoe ze het hadden; de
nieuwe kwam helemaal uit Marokko
Frans had het gehoord toen
je vader van de nieuwe met
het hoofd van hun school had
staan praten, en als je er nou
langs liep, en je hoorde dat
toevallig dan heette dat
géén afluisteren hé! Hij had
„toevallig" nog meer ge
hoord, en na veel aandringen
van de jongens was hij wel
bereid iets los te laten.
„Tja", vervolgde hij gewich
tig „zeker weet ik het na
tuurlijk niet, maar ik hoorde
iets van: Amsterdam, en:
groot verstand, dus ik denk
dat de vader van de nieuwe
in Amsterdam werkt of zo
en dat hij (met een knik van
zijn hoofd in de richting van
de nieuwe) 'n groot verstand
moet hebben!"
De jongen begonnen te la
chen. „De grote verstandjes
moeten nog uitgevonden
worden"! riep 'n grapjas bo-
hue Weemaes, Heikant, 7 jaar.
Karen Schuyleman, Etten-Leur, 6 jaar.
ven het gegrinnik uit.
De enige die niet meedeed
van de groep was Martij n
Donkers, anders ook 'n grote
branieschopper. Hij vond dat
de lol er nu wel af was, de
jongens hadden bijvoorbeeld
de nieuwe al een stempel
opgedrukt en dat stond hem
tegen. Langzaam liep hij
naar de nieuwe die met z'n
handen in z'n zakken tegen
de muur van het schoolplein
stond geleund.
.,Hoi", zei tie „Ik ben Mart
Dankers en hoe heet jij?"
Even keek de jongen hem
bevreemd aan, toen ging hij
rechtop staan, haalde zijn
rechterhand uit z'n broekzak
en stak hem Martijn toe, ter
wijl hij met een beleefd ge
zicht zei: „Ik heet Mosje,
Naitar, aangenaam."
Sprakeloos keek Martijn
hem aan. „Hoe heb ik het
nou, hij spreekt nog mooier
als ik!" ging het door hem
heen. De rest van de jongens
was intussen langzaam dich
terbij gekomen en ze hadden
gehoord hoe Mosje zich voor
stelde. „Verhip," riep Frans
Herves, „hij zit op de ver
keerde school hoor, hij mot
naar de kale neten school in
de Van Wijnandlaan!" Een
luid gejoel van de jongens
steme hiermee in. Maar nu
liet Martijn zich horen. Hij
pakte Frans bij zijn kraag en
zei, schijnbaar rustig: Niet
doen Fransje, want dan kon
Martje wel eens heel boos
worden hè...!" Frans schudde
zich los en stond wat onge
makkelijk te kijken.
Mosje die al die tijd z'n
mond gehouden had deed nu
een stap naar voren. Hij ging
recht voor Frans staan en zei
terwijl hij zich zo lang mo
gelijk maakte: „Ik hoop dat
we toch vrienden worden
Frans, want zo heet je toch?"
Hij stak z'n hand uit maar
Frans draaide zich ruw om.
Wat nu gebeurde ging zo ra
zend snel. dat alle jongens te
verbaasd waren om nog iets
te zeggen. Mosje trok Frans
bij zijn arm naar zich toe,
nam met een vlugge greep
zijn hand en drukte hem zo
hard op zijn knokkels, dat
Frans het uitgilde van de
pijn! „Zie je wel, we kunnen
best vrienden zijn! zei Mosje
terwijl hij de hand van
Frans losliet.
Martijn had bij dit alles
zijn gevoel voor humor niet
verloren. Lachend liep hij
naar Mosje, maakte een klei
ne kniebuiging voor hem en
zei: „Meneer Mosje mag ik
zo vrij zijn u de rest van ons
schoolplein en de fietsenhok
ken te laten zien!" En hij
slenterde langzaam met Mos
je In de richting van de
school.
De rest van de jongens
stond er wat verloren bij.
Toen begon de schoolbel te
luiden en ze stoven opge
lucht uiteen.
Martijn die intussen van
Mosje had gehoord dat ie bij
hen in de klas kwam, wees
de kleine vreemdeling de
kapstokken voor de klas. En
terwijl hij toekeek hoe Mos
je zorgvuldig z'n jas weghing
en z'n das in een van de
mouwen stak, dacht hij
grootmoedig: „Hij mag wel
naast me zitten. Hij heeft
wel iets speciaals. Mosje de
vreemdeling".
An Sebregtsvan Ineveld,
Roosendaal.
Marco Vandijk, Oosterheide, 8 jaar.
Die wouwen naar een kabou
tertje toe.
Maar het kaboutertje was
niet thuis.
Maar toen gingen ze naar
terug naar de eigen huis van
Sim en Pim.
Maar ze waren de weg ver
geten.
En de boer was altijd zo
streng.
Dat gingen daar naar toe.
En ze kropen onder de
kast.
Bij de boer en de vrouw
legden ze kopspelden in de
stoel.
En toen au au au.
De boer ging van Sim en
Pim huisje de boom afza
gen.
De bóer en de vrouw gingen
de koffie indrinken.
Ze gooiden zout in de koffie
pot.
En een steen tegen de kop
jes.
En die kiepten om.
Elly Janssens, 5 jaar.
Geen een land van de we
reld bezat nog een koning,
koningin of president. Ieder
land bezat een computer. Of
nee, toch niet. Als je hele
maal in Azië gaat kijken,
vind je een piepklein landje,
Hanniebal genaamd. Daar is
nog een koning. Maar dat is
dan ook de laatste koning.
Soms gaat die koning dan op
staatsbezoek. Dan kijken de
mensen van dat ander land
hun ogen uit. „Wat is dat nu
weer voor iets?" vragen ze
dan aan elkaar. Ze stellen de
koning allerlei vragen van
wat hij allemaal doet. Die
wordt er duizelig van.
De volgende dag staan de
kranten vol van het bezoek
van de koning. Maar na het
bezoek aan Duitsland is de
koning ziek geworden, heel
erg ziek. Die goede mensen
van Hanniebal waren erg be
droefd. De bakkers zongen
niet meer bij het kneden van
hun brood, de schoorsteenve
gers floten niet meer als ze
het dak op moesten, de kin
deren lachten niet meer als
ze gingen spelen en ga zo
maar door.
De familie heeft zich voor de televisie geschaard om naar de show van een Ame
rikaans artiest te kijken. De letters, die de naam van de artiest moeten vormen zijn
echter door elkaar gezet. Probeer ze in de juiste volgorde te zetten, zodat je de naam
van de Amerikaan kunt lezen. De oplossing staat ergens anders op deze pagina.
- TERNEUZEN
150) 3203
KIO DE JANEIRO (KNP)
—De eerbied voor de rechten
j de mens in Latijns-Ame-
I j!?a, in het bijzonder in Brazi-
Ille. is het voornaamste thema
I Jan een reeks documenten, die
Ijl?' Braziliaanse episcopaat in
I de Janeiro heeft gepubli-
I raerd. Met het oog op de toe-
I nemende tendens tot autoritai-
I ra regeringsvormen in Latijns-
I amerika dringen de bisschop
pen aan op de stichting van
le® «internationaal hof tot be-
I enerming van de menselijke
Waardigheid".
- internationale hof zou
lieten worden gedragen door
In» en andere internati-
Ita 'stellingen. Het zou tot
aak moeten hebben te waken
ljur ^e' £edrag van ideologi-
l ene en godsdienstige groepe-
I uigen en van politieke re-
■eimes, die de mensenrechten
Tellenden.
L,0ver de sociale en politieke
uatle in Brazilië verklaren
|"e bisschoppen, dat de kerk
Ik! ver'angcns van de minder
I 5?'oorreohte groepen moet
■«Mersteunen, de openbare
ld! i. over schendingen van
li rechten van de mens moet
Iv75rae,re.n en voor herstel er-
1 n strijden. Uitdrukkelijk
noemen de bisschoppen in hun
publikaties het recht op onder
wijs en opvoeding, op een
rechtvaardig loon, op vrijheid
van vergadering, van vakbond
en spreek- en persvrijheid in
Brazilië.
Als „nieuwe rechten" waar
voor de kerk moet strijden
noemen de bisschoppen onder
meer het recht van een volk
op ontwikkeling, het recht op
dienstweigering en vooral het
recht op sociale pressie. Indi
viduele personen en groepen
zijn gerechtigd, aldus de bis
schoppen, om zonder toepas
sing van geweld, druk uit te
oefenen teneinde in het belang
van het algemeen welzijn de
geïnstitutionaliseerde onrecht
vaardigheid te bestrijden. Aan
de ontwikkelde landen richten
de Braziliaanse bisschoppen de
waarschuwing, dat zij niet
naar welstand mogen streven
ten koste van de ontwikke
lingslanden.
In een ander document hou
den ae Braziliaanse bisschop
pen zich bezig met het lot van
de 100.000 Indianen in Brazi
lië, die zo zeggen zij met
uitroeiing worden bedreigd".
De bisschoppenconferentie wil
daarom opdracht geven tot een
onderzoek, om dit deel van
het Braziliaanse volk voor
vernietiging te behoeden.
Maar de koning begon al
beter te worden en op het
laatst was hij niet meer ziek.
Maar nooit ging hij meer op
staatsbezoek en als het erg
nodig was dan gebeurde het
in het geheim. Er waren
nooit meer journalisten bij
en zodoende heb ik niets
meer van de laatste koning
gehoord.
Anette Schrauwen,
Zundert, 10 jaar.
•3iCl33[ jfuUBQ
:DNISS01<TO
(Van onze correspondent)
TEL AVIV De voorna
melijk op economische basis
geschoeide vreedzame co-
existentie tussen Israël en
de bezette Arabische gebie
den komt in gevaar te ver
keren.
Waarvoor de aan de bel van
het Israëlische geweten trek
kende Yitschak Ben Aharon,
de onstuimige seeretaris-gene-
raal van het algemeen vakver
bond de Histadroeth verschil
lende malen heeft gewaar
schuwd staat te gebeuren. Ter
afkoeling van de sterk over
verhitte bouwnijverheid zullen
in ongeveer twaalf maanden
tienduizend ongeschoolde ar
beiders d.w.z. mannen uit
de Gaza-streek en de westelij
ke Jordaanoever uit deze
belangrijkste Israëlische be
drijfstak moeten afvloeien.
Dat is de consequentie van
het op zichzelf zeer verrassen
de regeringsbesluit het aantal
in de steigers te zetten wonin
gen dit jaar met maar liefst
12000 te verminderen. Het
gaat de minister van financiën
Finhas Sapir erom de vanuit
de bouwnijverheid komende
inflatie-impuls te beteugelen.
Na vijf jaar in Israël een
„paradijs op aarde" te hebben
gevonden moet twintig procent
van de 50.000 geregistreerde
arbeiders uit de bezette gebie
den „thuis blijven". Voor hen
is het sprookje van de hoge
lonen uit. En daarmee wordt
naar het oordeel van Yitschak
Ben Aharon de met zoveel
zorg opgebouwde samenwer
king tussen joden en Arabie
ren abrupt uitgehold.
Nog maar een maand gele
den waarschuwde hij in het
kader van het grote debat in
de arbeiderspartij over de toe
komst van de bezette gebieden
voor de dag waarop Israël om
economische redenen „nee" te
gen Arabische arbeid zou
moeten zeggen. Daarom brak
hij een lans voor het scheppen
van werkgelegenheid in de
bezette gebieden zelf. Een ar
gument dat hij hanteerde om
„het joodse karakter van de
staat Israël te behouden?" Een
argument dat ook door de dui
ven in de Israëlische politiek
(Sapir, Eban en Alton) voort
durend naar voren wordt ge
bracht om de teruggave van
gebieden met een grote Arabi
sche bevolking aan koning
Hoessein te vergemakkelijken.
Met het afvloeien van Ara
bische arbeiders uit de Israëli
sche economie wordt begonnen
voordat hun een politiek of
economisch alternatief in het
vooruitzicht kan worden ge.
steld. De klok van de door de
minister van defensie generaal
Mosje Dayan bepleitte volledi
ge economische integratie van
de bezette gebieden met Israël
wordt vanuit Jeruzalem terug
gedraaid.
Leraren moeten een een grote capaciteit hebben om steeds
weer in te spelen op voortdurende veranderingen in het
onderwijs. Want het staat als een paal boven water dat
onderwijsveranderingen in het voortgezet onderwijs aan de
orde van de dag zullen zijn. Het onderwijs is en blijft voort
durend in beweging.
De tijd is voorbij dat een leraar rustig dertig of veertig
jaar kan blijven voortdobberen op de gedegen kennis die
hij tijdens zijn vakopleiding heeft verworven. Hij had, in
de oude situatie, vooral tot taak kennis uit leerboeken aan
leerlingen over te dragen.
In deze tijd echter, en zo zal het wel blijven, wordt steeds
meer de nadruk gelegd op de zelfwerkzaamheid van de
leerlingen. De leraar heeft daarbij een ondersteunende func
tie. Hij moet niet alleen een bekwaam vakman zijn, maar
ook een grote organisatorische en onderwijskundige be
kwaamheid hebben. In de leraarsrol vindt een verschuiving
plaats: naast instructie méér stimulering en begeleiding.
De sociale functie van het leraarschap in de richting van
de educatie krijgt meer en meer betekenis. Hij moet tevens
leren omgaan met de middelen die de onderwijstechnolo
gie ontwikkelt. Hij moet minder instructeur en meer en
meer onderwijskundige worden. Nodig is daarom speciali
satie binnen het lerarenkorps. Opdat samenwerking van le
raren gaat leiden tot het scheppen van een totaliteit van
leerprocessen waaruit de samenhang duidelijk kan worden
begrepen door de leerlingen.
Dat heeft grote gevolgen voor de schoolorganisatie. Ook
al, omdat die ruimte moet laten aan het met succes verwe
zenlijken van onafgebroken veranderingen. Aldus de onder
zoekers die in het rapport over de taak van de leraar hun
bevindingen hebben neergelegd.
(Van onze onderwijs-
redacteur)
DEN HAAG Neder
landse leraren hebben het,
over het algemeen, niet ge
makkelijker dan hun land
genoten die een ander be
roep hebben. Ze werken ge
middeld per jaar ruim 2000
uren aan htm taak. Er zijn
nogal wat leraren die in het
onderwijs wat bijverdienen
avondscholen, bijlessen
waarmee gemiddeld per
jaar zo'n tachtig uren zijn
gemoeid.
Van de leraren werkt twin
tig procent minder dan 30
uren per week; 27 procent ech
ter moet per week 40 of meer
uren aan de onderwijstaak be
steden. En ongeveer de helft
van die laatste groep heeft
daarvoor elke week minstens
45 uren nodig. Het hangt alle
maal af van het schooltype
waarin zij werken. De leraren
aan pedagogische academies,
bijvoorbeeld, moeten hard
aanpoten. Ze maken per jaar
gemiddeld 2200 uren. De lera
ren bij het Voorbereidend We
tenschappelijk onderwijs, het
havo en mavo hebben, gemid
deld natuurlijk 2070 uren per
jaar nodig. De leerkrachten bij
het huishoud- en nijverheids
onderwijs besteden aan de
school gemiddeld 1921 uren.
Het staat allemaal, uitge
werkt en in fraaie grafieken
verduidelijkt, in het zojuist
verschenen rapport over de
taak van de leraar in het
voortgezet onderwijs. Een stu
die die is gemaakt voor de
minister van Onderwijs en
Wetenschappen door het Insti
tuut voor Toegepaste Sociolo
gie te Nijmegen en een orga
nisatiebureau. Er is eind 1969
aan het onderzoek begonnen.
Bijna 3000 leerkrachten van
de verschillende schooltypen
van het voortgezet onderwijs
namen aan het onderzoek deel,
60 hunner deden aan het ob
servatieonderzoek mee. Verre
weg de meeste tijd, 67 procent
of ruim 30 uren, moeten de le
raren gemiddeld besteden aan
het directe onderwijs. Ze moe
ten echter ook bijblijven, stu
deren dus.
Daarin gaat voor de leraren
gemiddeld 12 procent van de
werkuren zitten, of 5 uren en
19 minuten. En dan wordt er
nogal wat vergaderd en er zijn
in de moderne schooi heel wat
collectieve activiteiten. Die
slorpen 21 procent van de tijd
op, bijna 9 uren.
degelijk gesproken moet wor
den van een hoge tot een zeer
hoge „belasting".
De omvang en de aard van
de leraarstaak wordt vooral
beïnvloed door de functie die
de leraar heeft, het vak dat
hij doceert en de schoolsoort
waar hij les geeft. Maar ook
individuele lichamelijke en
geestelijke kwaliteiten spelen
een rol, evenals de schoolom-
standigheden. De belasting is
vooral zwaar voor hen die lei
ding geven in scholen die
sterk in beweging zijn, in ex-
perimenteerscholen bijvoor
beeld. De invoering van de
Mammoetwet, heeft, zo meent
67 procent van de leraren, tot
een niet onaanzienlijke veran
dering van de eigen taak ge
leid: 33 procent vindt dat
daardoor de eigen taak nau
welijks is veranderd. De meer
derheid van de ondervraagden
is over die verandering niet
ontevreden. Zij meent dat het
onderwijs er door is verbeterd.
Veertig procent van de Ieraren
zelf meent dat zij een taak
hebben die aanzienlijk zwaar
der is dan de taak van mensen
in vergelijkbare beroepsgroe
pen. Zij voelen zich in hun
werksituatie achtergesteld.
Opvallend is dat het beroep
van leraar over het algemeen
voor de betrokkenen geen ho
gere belasting met zich mee
brengt dan voor de industrie
arbeider of vrouwelijke werk
nemers. Maar ook dat ver
schilt weer per schooltype. In
ieder geval is uit het onder
zoek gebleken dat voor 24
procent van de leraren wel
Naarmate het opleidingsni
veau hoger is, leggen de lera
ren meer nadruk op het be
heersen van de leerstof door
de leerlingen. Zij hechten dan
minder belang aan de persoon
lijkheidsvorming. Slechts
veertien procent van de lera
ren legt de nadruk op de zelf
standigheid van de leerlingen
in het vormingsproces, de
helft legt de nadruk op de
afhankelijkheid van de leer
lingen en 36 procent neemt
een tussenpositie in. Het
schooltype waarin les wordt
gegeven, speelt daarbij een
belangrijke rol. Hoe jonger de
leerlingen, hoe meer er na
druk wordt gelegd op hun af
hankelijkheid. Leerkrachten
zijn over het algemeen in hun
feitelijk gedrag meer leerstof-
gericht dan in hun opvattin
gen.
De leraren zelf menen, 60
procent, dat het aantal lesuren
voor hen die een volledige
baan hebben, 29 uren, niet ge
handhaafd kan blijven. Zij
vragen om een verlaging van
dit aantal uren om de effecten
van de Mammoetwet te kun
nen opvangen. Dat geldt voor
al voor de leraren v-w.o.-h.a.-
v.o.-pedagogische academisch-
mavo. en de experimenteer-
scholen. Ze denken aan 26 of
27 uren en voor de eerste
graadsscholen aan 22 of 24
uren. Verder wil men uitbrei
ding van het aantal taakuren.
De onderzoekers stellen dat er
enkele belangrijke knelpunten
uit de studie naar voren zijn
gekomen: de spreiding van de
omvang van de weektaak, de
ongelijke lastenverdeling,
spanningen tussen opvattingen
en feitelijke gedrag en de
structuur van de leraarstaak.
Ze menen dat op den duur
deze problemen slechts kun
nen worden opgelost door het
ontwikkelen van een taak- en
organisatiestructuur die een
voortgaande onderwijsvernieu
wing mogelijk maakt en be
vordert.
JACQUES LEVIJ