hele
EDAH
ÏK
larch,
37
id.
■'C
Aan alles is gedacht, zelfs
aan 220 volt voor Bach
ïeene
een
3a
nee
teen
[ginge-
:door
t?
bk al erg
3a
nee
1 ia 1 nee
iwzelf
doen
sn?
Ide
it?
nee]
I lal nee j
;s van
3a
nee
lieu krijgt
1 3a 1 nee]
nee
linde
Ha
k voordeel
(nderen
,9
nee
kteren?
doen?
rrentie-
imaar
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
eklame
bn te
•ARK haar
haven? ja nee
Zaterdagbijiage van 17 maart 1973
Als je Max John van der Ster moet geloven, biedt een zeemansgraf alleen
maar voordelen. Het is veel goedkoper dan een gewoon graf, je betaalt er
geen huur en geen onderhoud voor en je hoeft nooit bloemen of planten
te verversen.
Voor Van der Ster, een Rotterdammer die in Hamburg woont, komt daar
op langere termijn ook nog persoonlijk voordeel bij, want hij ziet de
toekomst van zijn „zeemansbegrafenisonderneming45 rooskleurig in.
Frans Wennekes, onze correspondent in Bonn, was getuige van
de tweede „terzeebestelling'5.
s:
1
Idee
Commercie
Plechtigheid
Bach
Aantekeningen
Geen familie mee
Tekst:
FRANS WENNEKES
i i
1
li
K
ia-
J_a
vrn
uit
De urn wordt aan boord van de Südwind" gebracht.
Zeemansgraf
voor landrotten
sI'^Aiyr:;
-
Als je op een haar na
aan de zeis van Pietje de
Dood ontsnapt, ga je
achteraf onwillekeurig
piekeren over allerlei
-lingen, waar je normaal
niet bij stil staat. Max
John van der Ster is niet
anders. Twee jaar gele-
i
den scheerde de zeis ra
kelings over hem heen,
'oen de Sabena-machine,
waarmee hij op weg was
naar Brussel ternauwer
nood 'n geslaagde nood
landing maakte. „En nog
ia ik nooit meer vliegen,
lik had zo enorm de pest
fin", zei Max John.
„Second minds are best",
zeggen de Engelsen en die
'Wede gedachte overviel Max
Mm in de trein naar Ham
burg. „Mijn hemel, wat was
®e dat een ellende", zegt de
boor het leven verwende Ne
derlander. die eruit ziet als
IJeen van de mooiste exempla
ar. van het Griekse ras. Ha
zen op het zwarte af, krulle
tjes tot in de nek. Fenomenale
bakkebaarden, verbonden door
een vrolijke snor met fraaie
Puntjes. Alles bij elkaar een
ïezeilig gezicht met ogen, die
Seleerd hebben te zien wat er
iu het leven te koop is. „Wat
een ellende in die trein. Bars
tensvol. Niets te eten. Niets
]e drinken. Uit wanhoop ben
'k naar de coupé gegaan, die
internationale treinen al-
voor de douane is gereser-
eeerd. Ik heb die mannen een
bankbiljetje in de hand ge
drukt en toen lieten ze me al-
in de coupé. Met zes fies
tas bier. Anders drink ik over-
nooit. Maar al die ellende,
je.
jt; Max John van der Sier (links) samen met de stuurman op de brug van het begrafenis-schip.
En toen begon ik te pieke-
ren. Kijk, zei ik bij mezelf:
Veronderstel dat ze mijn
Vrouw hadden opgebeld en ge-
2egd: „Uw man is in Brussel
neergestort en die ligt nu hier
°nder de grond" of hoe ze zo
iets dan meedelen. Dan is dat
8oeie mens steeds weer ver
dicht van Hamburg naar
Brussel te reizen om aan mijn
paf te staan huilen. Want ze
noudt van me. Al dat verdriet
«>mt steeds weer omhoog en
dan nog de eeuwige verplich
ting om voor dat graf te zor
gen. Bloemetjes zus en plan
tjes zo. Nou, en toen kwam de
gedachte: waarom niet op zee?
Thuis gekomen was mijn
vrouw het er meteen mee eens
en we besloten dat het voor
ons alle twee een zeemansgraf
moest worden. Als ze dan zo
af en toe eens over me heen
varen en een boeketje over
boord gooien dan zal dat mij
wel bereiken".
Max John van der Ster is
met zijn 42 jaren een succes
vol koopman geworden. Nog
even een stukje doopceel: on
vervalste Rotterdammer, waar
hij trots op is. Ging in 1947
naar Zuid-Amerika. Studeer
de daar verder elektrotech
niek, machinebouw en natuur
kunde. Kwam in dienst van
een Amerikaanse firma. Moest
op een van zijn reizen in 1953
op het Amerikaanse consulaat
in Hamburg zijn. Het tijdelijk
geachte tussenstation werd
'n stevige verblijfplaats, want
hier leerde hij een aardig
meisje kennen „en dat werd
mijn vrouw".
Toen hij in 1971 voor het
zeemansgraf opteerde, duurde
het nog twee jaar voordat zijn
idee door de paragrafen van
de wetten gemarcheerd was.
Max Johns wensdroom rijpte
namelijk uit tot een commer
cieel plan. „Er leven hier in
Duitsland zo'n zestig miljoen
mensen en als IK op zee be
graven wil worden, dan zijn
er heus wel meer, die dat ook-
wensen. Tot hun eeuwige wel
zijn besloot hij de „Reederei
für Seebestattungen" op te
richten. Aanvankelijk liepen
die plannen steeds weer vast
op ambtenaren, die zeiden dat
het niet kon. „Toen heb ik alle
mogelijke wetboeken gekocht
een bericht over in zijn boule
vardblad geschreven. Het
werd gelezen door de familie
van een zeeman, die juist op
zeventig jarige leeftijd was
overleden en de wens te ken
nen had gegeven daar begra
ven te worden, waar zijn thuis
was. Max John: „Hij was ruim
45 iaar getrouwd geweest en
had daarvan twee jaren in het
echtelijk bed gelegen". Het
gemaakt voor vertrek. Max
John van der'Ster draagt de
bandrecorder met de „Toccata
en fuga" van Bach in d-moll
aan boord. Aan de kapitein
vraagt hij: „Wij hebben toch
220 volt op het schip?". Het is
ook voor hem allemaal nog zo
nieuw, dat er steeds weer pro
blemen opduiken. De hoofd
agent van zijn handelskantoor
in Hamburg is tevens begrafe
nisondernemer. „Adolf Kiehn"
staat er op zijn zwart omlijnde
kaartje. „Dag en nacht dienst
bereid. Huisbezoek op aan
vraag. Land- en crematiebe
grafenissen op alle kerkhoven.
Bijzettingen op zee en parti
culiere grondstukken". Met
zijn rijzige, decente gestalte
lijkt hij zo uit een prenten
boek weggelopen. Dat is trou
wens ook kapitein Wolfgang
Rüster, die ongewild het be
wijs levert van het serieuze
karakter van de onderneming:
hij is docent aan de zeevaart
school van Hamburg.
Adolf Kiehn opent de cere
monie. Zijn zwarte Mercedes
220 rolt voor de „Südwind".
Hij stapt uit en opent de ach
terklep van het lijkwagentje
achter de Mercedes. Hij zet
zijn zwarte hoge zijde af en
verwijlt enkele seconden met
gebogen hoofd bij de geopen
de bak. Hoed op, en in zijn
handen neemt hij de bruine
urn met het engelenkransje
van gele mimosa en hyacin
tenbloesem. Over de loopplank
schrijdt hij de „Südwind" op.
De stuurman trekt het zwart-
rood-gouden vlaggetje half
stok en de urn wordt naast de
kapitein op de brug geplaatst.
Zicht op zee. De zware diesel
motoren van de luxueus om
gebouwde viskotter, die pas
geleden nog het plezier van de
SjAdolj Kiehn laat de urn te
water. Van de plaats zal straks
nauwkeurig aantekening wor
den gemaakt.
eiland Fehmarn, een belang
rijke verbinding naar Kopen
hagen. Het schip bevindt zich
nu in de „Lübecker Bucht",
vaart nog een uur tegen de
golven op, totdat er alleen nog
maar een gapende leegte van
grauw, ex-territoriaal water
voor ons ligt.
De motoren zwijgen. Adolf
Kiehn bindt zorgvuldig een
koord om de urn en loopt er
plechtig mee naar de reeling.
Naast hem stelt kapitein Rüs
ter zich op, neemt zijn uni
formmuts af en leest plechtig
en van buiten geleerd. Ik vond
geen enkel verbod en dus is
het toegestaan. Dat heb ik de
hoogste ambtenaar onder zijn
neus gewreven en toen mocht
ik mijn Reederij voor Zeebe
grafenissen in het handelsre
gister van Hamburg inschrij
ven".
Zijn eerste karwei kreeg
Max John al toen hij er aller
minst op bedacht was en nog
helemaal geen reclame had
gemaakt. Een journalist had
de inschrijving gezien en er
werd in de dubbele betekenis
de eerste uitvaart van de
„Reederei für Seebestattun
gen".
Van de tweede ben ik oog
getuige. Hij vindt plaats van
uit Heiligenhafen, het einde
van de wereld aan de „Kieler
Bucht", een machtige baai van
de Oostzee. In de snerpende
bries van windkracht vier
wordt de „Südwind" gereed
populaire bandleider Werner
Mueller diende, beginnen te
grommen.
De dode is een landrot, die
zijn stoffelijk overschot in
handen had gegeven van de
anatomen van de Hamburgse
universiteitskliniek en in zijn
testament gevraagd had als
tegenprestatie op hun kosten
„ter zee besteld" te worden.
Het is zover. De „Südwind"
vaart de haven uit. Een half
uur later schuift hij onder de
lange brug door naar het
het hierin gelegde briefje: „Hij
heeft voor zijn as het opgaan
in de wijde zee gewenst, de
terugkeer naar het tijdeloze;
de terugkeer naar de zee,
waaruit al het leven gekomen
is. Hij wist: „Het spoor van
mijn aardse dagen kan in
eonen niet ondergaan". Vol
gens zijn wens geef ik zijn as
over aan de zee".
Met de zekerheid uit de
Griekse mythologie, dat de
aardse baan van de overledene
door de eeuwen niet uitgewist
kan worden, viert Adolf Kiehn
langzaam het touw. De bodem
van de urn raakt de golven.
Zij spelen even rond zijn brui
ne wand en dan laat de be
grafenisondernemer het touw
los. De urn zinkt snel weg
en alles is voorbij.
Vanuit de kajuit klinken de
tonen van de toccata naar bui
ten. De stuurman trekt de vlag
weer omhoog en de kapitein
bepaalt met een handpeilkom
pas de ligging van de boot,
tekent de plaats nauwkeurig
op de zeekaart aan en noteert
de gebeurtenis in zijn logboek.
Wanneer de „Südwind" zijn
steven gewend heeft, zegt
Adolf Kiehn: „Van de aante
keningen worden foto-copieën
voor de nabestaanden en voor
de burgerlijke stand gemaakt.
Wij mogen de as niet los over
de zee uitstrooien, want wan
neer bij voorbeeld later de
verdenking zou opkomen, dat
de overledene vergiftigd is,
dan moet de urn altijd weer
voor een chemisch onderzoek
naar boven gehaald kunnen
worden".
Men heeft nog een andere
voorzorgsmaatregel: om te
voorkomen, dat hij door vis-
sersnet.ten wordt opgetrokken
moet de urn neergelaten wor
den in wat maritieme kringen
een „onreine bodem" noemen.
Daar rust hij nu: tien mij]
voor de kust van Sleeswijk-
Holstein tussen de met stenen
bezaaide bedding van de „Lü
becker Bucht".
De voordelen van een zee
mansgraf voor landrotten heeft
Max John van der Ster gauw
opgesomd: „Ik reken per be
grafenis 620 gulden. Daar
komt dan nog de BTW bij,
maar het is veel goedkoper,
want er hoeft niets meer voor
het onderhoud en de huur van
een graf betaald te worden".
Hij rekent erop dat hij met
zijn onderneming voorlopig
nog in de rode cijfers zal zit
ten, maar zijn plannen zijn
gebaseerd op de fantasie, van
een koopmansgeest. „Ik heb al
70 begrafenisondernemingen
als agenten in dienst. Een in
Aken voor Nederland. In to
taal moeten het er 200 worden,
want pas als ik met een aantal
urnen tegelijk kan uitvaren,
wordt de onderneming winst
gevend". In zijn omgeving zegt
men, dat hij op dertig tot
veertig zeebegrafenissen per
dag rekent, omdat de behoefte
aan een laatste rustplaats op
zee snel zal toenemen.
Eén probleem bestaat er voor
Max John niet: nabestaanden
neemt hij niet mee aan boord,
want hij vreest dat de een of
ander in een opwelling van
smart achter de urn aan zou
springen. „Een geestelijke kan
desgewenst wel mee, dat kost
niets meer".
Max John heeft drie sche
pen in de Middellandse Zee,
waarvan er binnenkort een in
Gibraltar en een in Cuxhaven
gestationeerd worden. „Vanuit
Gibraltar kan ik dan alle kan
ten uit. Naar de Middellandse
Zee of naar de Atlantische
Oceaan. Waarheen de mensen
maar willen". Het derde schip
gaat voor anker in Heiligen
hafen. En welke vrome natuur
zou niet vanuit Heiligenhafen
de reis naar het hiernamaals
willen ondernemen?
'I K'