Zó
aartu
instig:
ra bank
Donkere zondag in de Halsterse polders
HET WATER KLOM EVEN SNEL
NAAR BOVEN ALS IK
W
„De enige
was
o ver geble v en
Burgemeester Eikhuizen hielp met
adem van het monster in de nek
I
binnenland
buitenland
Baby's
Schiet op
Nergens
Kapelaan
Geen teen
Toen hij de dijk opkroop
wist Kees Roks hethij was
iJTERHOU1' - De Th°-
Lifters
Eendrachtig
26 17
Zaterdag 10 februari 1973
merijn.
wel zeggen dat
ftnara niet meer zo
de Amerikanen er
het pakken zijn,
is het in ons we-
bepaald geworden.
Suriname, onrust
luidafrikaanse neger-
>nrust in Ulster.
te vergeten onrust
,.i. Tweespalt! .Niet
ooon tussen sociulis-
VVD-ers neenee,
i eigen huis: tussen
rilde werknemers en
<iide werknemers.
doe jongens zijn
bal.
iontracenten.
^bonden: Wat Hub-
i de liets hangen?
Een vuilnisman
lilieubeu) erker.
Ir in Tilburg ontslaat
pdyear.
(ie? Voor meesten
Zuunname.
een hoop theater.
valuta crisis ge-
binnenkort is de eer-
Sn dollar waard.
nu toch een staaltje
voorlichting hebben
Bn, waar ik van
prinses carnaval in
blijkt helemaal niet
Jte zijn. Een vriende-
liheer uit Nieuw-Vos-
leen plaatsje dat mij
1de hand liggende re-
Ier na aan het hart
fjft mij dat men daar
Heensemolen al vier
een prinses carnaval
et, zo schrijft hl],
boerinnengevolg en
Ike leden, die met z'n
aangepaste kledij uit-
E,vastelaovedvieren
pats en in stijl, zoals
Jong in zijn Merijn-
beschreven heeft."
nogmaals en verze-
_at Nieuw-Vosemeer
og nader aan het hart
te liggen. Alleen heb
g: wanneer stelt de
r gevolg open voor
ke sollicitanten?
i nog, zei iemand mij
_!oeek, dat de Tweede-
\rkiezingen op 29 no-
varen, maar was dat
of in 1972?
zeker: regeren is
len dus begin ik maar
t rotzooi trappen.
doordravertje, die
j niet gedacht, hé?)
ik het voor deze
bit. Prettig weekeinde,
i de bloemetjes, de
en de bijtjes en laat
goed msaken.
3vertentie)
Amro Bank hebt u de
lien verschillende
rnen. Van een
pkje met 4% rente tot
arrekening met een
jiptijd van 5 jaar,die nu
i gegarandeerde rente
i maar liefst
bij de Amro Bank vrij-
adviseren over de voor
geschikte spaarvorm.
Koningin Juliana op bezoek in het rampgebied. Hier loopt ze door Halsteren. Naast haar bur
gemeester Eikhuizen.
Van een onzer redacteuren)
BREDA Als een donkere
foto blijft voor ons de herin
nering aan die donkere zondag,
ochtend in Halsteren, 1 fe
bruari 1953. Bij de Tholense-
weg stonden mensen samenge-
groept. turend in de laagte,
over het uitgestrekte polder
land dat nu een binnenzee was
geworden.
„Kijk, zei iemand, „daar
ginds achter de bomen heeft
een huis gestaan. Het is er nu
niet meer. En daar, rechts, is
ook alles weg".
De storm was toen al gaan
liggen en wat het oog zag leek
op een onschuldige, bijna
vreedzame overstroming. Het
water kabbelde speels, alsof
het duidelijk wilde maken dat
het geen kwaad in de zin
had.
Maar enkele uren tevoren
had datzelfde water dood en
verderf gezaaid in de Halster-
se polders en ginds achter de
horizon, zaten de inwoners
van Nieuw-Vossemeer nog
wanhopig geïsoleerd.
In een oud schoolgebouw,
in Halsterens dorpskern, hokten
triest en verslagen de mensen
bijeen die aan het geweld van
het water waren ontkomen.
Burgemeester Eikhuizen (nu
burgemeester van Oosterhout)
smeekte wanhopig om hulp,
maar voor een aantal van zijn
dorpsgenoten was er geen
hulp meer mogelijk.
Op deze pagina brengen we
het stilmakende relaas van
mevrouw Nelly van der Lint-
Laanen uit Roosendaal, die in
dertijd in Halsteren woonde
en zwaar werd getroffen.
Daarnaast ook een interview
met de heer Roks uit Halste
ren en met de heer en me
vrouw Eikhuizen, die indertijd
bij de hulpverlening vooraan
stonden.
We woonden in de buurtschap Slikkenburg te Halsteren,
niet ver van de Tholenseweg. Tegenover ons woonde
een gezin met zes kleine kinderen. Ik ging daar altijd giraag
naar toe om met de kinderen te spelen en de moeder, die
ik gemakshalve altijd „mama" noemde, te helpen bij het
vele werk.
Ook op zaterdag 31 januari 1953 was ik daar. Mijn eigen moe
der ma de volgende dag jarig zijn. Dan kwam er altijd nogal
veel familie en daarom hadden de buren besloten op zaterdag
avond maar even te komen. Tijdens dat bezoek zou ik op hun
kinderen passen. Zelf zouden ze om een uur of tien thuis zijn.
Een voor een bracht ik de
kinderen naar bed, de klein-
jes het eerst. Toen het echter
1 elf uur werd kreeg ik zo'n
Jaap dat ik besloot bij de
kinderen in bed te kruipen.
Ik was net in slaap gevallen
I toen „mama" en haar man thuis
kwamen. Ze zagen, dat ik al op
I bed lag en vertelden me dat
I moeder had gezegd dat ik
I maar moest blijven slapen.
het was beestenweer en de vol
le dag kon ik dan met „ma.
I ma" en de kinderen naar de
I kerk. Daarna zou ik dan naar
I huis kunnen gaan.
Ik vond alles best. Ik lag
lekker warm. „Een knap man
I die mij er weer uitkrijgt",
placht ik.
De storm bulderde door de
Ipolder. Het was vreselijk om
I aan te horen, maar we vielen
toch in slaap.
kwam die man weer terug.
Hij kon me nog juist op tijd
in veiligheid brengen. Plotse
ling stond ik op een zoldertrap
en hoe gek het ook klinkt: het
water klom even snel naar
boven als ik. Toen ik op de
zolder was kwam het ook niet
hoger meer. Het was alsof het
me tot aan de zolder had ach
tervolgd en me toen alsnog
had laten gaan.
Hond een uur of vier werd
I er plotseling op de vensters
I gebeukt. En toen een stem:
1 „Kom eruit! Loop naar het
I dorp. Schiet op, schiet op, de
I dijk is doorgebroken. Vlug, of
I het is te laat!"
Voor we van de schrik wa
pen bekomen, stonden we al
1 tot ons middel in het water.
I De kinderen huilden en buur-
I man had alleen maar aandacht
I voor zijn vee, dat hij los ging
I snijden. „Mama" en ik kleed-
1 den zo snel mogelijk de kin-
I deren aan en daarna onszelf.
1 We liepen naar buiten en ren-
jden de weg op, waar op dat
I moment al enkele decimeters
I water stond. We hadden nog
I maar vijftig meter in de rich-
|j®6 van het dorp gelopen,
l'oen we in de duisternis een
I stem hoorden: „Kom hier naar
I ]e kunt niet meer in het
™rp komen. Kom hier naar
I znia6" klim bii ons °P de
zolder".
Half
zwemmend, half wa
dend kwam iemand
Itoe
naar ons
en nam de kinderen een
poor een over. Op hetzelfde
I ?.ment steeg het water plot-
jng onrustbarend snel. Ik
n.!ets °f niemand meer en
IlJ^J angst klom ik op een
1 hol°P ^at er a^s een
IhoofrUA38' Z° k0tl ik mi:"n
pootd boven water houden. Na
c oindeloosheid van angst
Nu zag ik pas dat we op de
zolder zaten van een boerderij
tegenover de onze. Ze werd
beheerd door twee broers.
Beiden waren nog niet zo lang
getrouwd en beiden waren ze
kortelings vader geworden.
Hun vrouwen hadden ze met
de kinderen naar het dorp ge
stuurd. „Maar dat is al wel
een uur geleden", zeiden ze.
„Die zijn er nu wel".
Later bleek dat ze nooit wa
ren aangekomen. Men heeft ze
gevonden op nog geen honderd
meter van hun huis, te zamen
met de baby's. En dit terwijl
hun mannen het uiterste ga
ven om de buren in veiligheid
te brengen.
Maar op dat moment wisten
we dat nog niet. We zaten op
die zolder, moe, koud en el
lendig. Iemand, ik weet niet
meer wie, stelde voor om aan
de andere kant van de zolder
te gaan zitten. Daar stonden
enkele bedden en wè konden
dan tenminste wat rusten.
Nauwelijks waren we naar
het andere gedeelte van de
zolder gegaan, of aan de kant
waar we hadden gezeten sloeg
de muur weg. Door een ga
pend gat keken we in de pol
der. We zagen een wilde, zie
dende watermassa. Het huis
waar ik met de kinderen had
geslapen zakte plotseling weg.
Het was alsof het in de sche
mering oploste. Buurman was
er ineens en hij huilde. Ik
wist niet waar hij zo plotse
ling vandaan was gekomen.
Koningin Juliana in het groepje rechts (links van de vrachtauto) op een van de dijken in
Halsterse polders, waar zich zovele drama's hadden afgespeeld.
doorgekomen, weet ik niet.
Het ging allemaal zo snel. De
werkgever van vader nam mij
in huis. En nog voor ik twee
jaar was zat ik in een andere
plaats, bij vreemde mensen
die ik ternauwernood kende.
Mijn familie was weg, de
kinderen van „mama" zag ik
niet meer. Zoveel mensen die
ik gekend had, zag ik niet
meer in mijn nieuwe omge
ving. Toch ben ik die eerste
tijd doorgekomen; misschien
omdat ik onbewust dacht dat
mijn hele leven eigenlijk nog
moest beginnen. En bovendien,
ik wist me niet alleen met
mijn verdriet.
Ik kreeg van alles: bedde-
goed, kleding; ja, wat eigen
lijk niet?
Toen de zomer kwam, mocht
een aantal rampslachtoffers
met vakantie naar Beieren. Ik
ook. Juist in die tijd werd
mijn moeder gevonden, vlak
bij huis. Niemand heeft haar
meer mogen zien. Misschien
moet ik daarom nog steeds
aan haar denken zoals ze was.
Misschien heb ik daardoor ook
jaren geloofd dat ik haar nog
wel zou terugzien. Dat ze toch
ergens zou kunnen zijn, zelf
niet meer wetend waar ze
vandaan kwam. Pas veel later
ben ik die gedachten kwijtge
raakt.
Ik trachtte ons eigen huis te
ontdekken. Maar hoe ik ook
tuurde en tuurde, ik zag het
nergens. Misschien kon ik het
niet zien door de regen, of
misschien - dacht ik - pro
beerde ik mezelf alleen maar
wijs te maken dat ik het niet
zag. Hoe zou het thuis zijn?
Zaten ze daar ook allemaal op
zolder?
Later is me verteld dat
mijn vader nog op weg
was gegaan om mij naar
huis te halen, maar dat
hij niet verder kon. Of
dat waar was, weet ik
nu nog niet
De storm gierde en het wa
ter plensde naar binnen. Meu
belstukken beukten tegen de
zolder. We werden steeds ban
ger.
Verkleumd en hongerig wa
ren we. Maar het ergste was
de angst. Uren en uren zaten
we daar, tot er 's morgens, om
een uur of halfnegen, plotse
ling een roeiboot bij het gat
in de gevel verscheen. God
dank, er was hulp.
De storm bleef loeien en
nog altijd was het niet hele
maal licht.
Aan de schipper vroeg ik of
hij misschien iets wist van
,,de mensen daar", en ik wees
in de richting van ons huis.
Hij zei: „Die zijn allemaal
weg. Ze kregen de volle
laag".
Ik geloof dat ik te versuft
en te apathisch was om ook
maar ergens op te reageren.
Aan de toppen van de bomen
zag ik dat we boven de weg
voeren. Er waren bootjes die
dat niet deden. Ik heb er en
kele zien omslaan. De inzitten
den verdronken, maar het
deed me niets. Het ging ge
woon langs me heen. Ik leefde
wel, maar het was alsof ik
dood was. Toen we op hogere
grond kwamen, konden we uit
de boot. Die moest snel weer
terug, want de hele polder zat
nog vol mensen in nood.
Met „mama" ging ik naar
kennissen van haar en toen ik
wat op verhaal was gekomen,
liep ik het dorp in. Bij alle
mogelijke kennissen en vrien
den ben ik gaan vragen of
mijn familie daar soms was, of
dat iemand iets van hen had
gehoord. Toen ik uit de boot
werd getild, had ik een stoel
van onze slaapkamer zien drij
ven, maar enkele kennissen
zeiden dat ze hadden verno
men dat er ook een bootje
naar Tholen was gevaren. Mis
schien zaten ze daarin.
Ondanks die stoel en on
danks een misselijk makende
angst, greep ik die laatste
strohalm vast. Naar Tholen!
Maar dat kon toch bijna niet.
Tegen de wind in en tegen de
stroom op, met een roeitboot.
Maar goed, je kon nooit we
ten.
Ook de maandag daarna
ging ik nog bij een aantal
bekenden informeren. Toen ik
weer bij mijn tijdelijke adres
kwam, stond de kapelaan op
me te wachten. Ik moest mee
naar de school. Daar werden
alle lijken heengebracht. On
derweg vertelde hij me wat er
was gebeurd. Mijn vader en
moeder waren verdronken en
ook mijn twee broers en mijn
zusje. Ook opa, die bij ons
inwoonde, had de ramp niet
overleefd. Alles was weg. Hoe
was dat mogelijk. Amper 34
uur eerder hadden we nog ge
speeld en boodschappen ge
daan. Moeder zou immers ja
rig zijn en dan moesten we
toch iets lekkers in huis heb
ben.
Nu was alles weg. Ik kon
het niet begrijpen. Ook niet
toen ik bij het lichaam van
mijn vader stond. Mijn broer
Kees lag ernaast. Hij had zijn
klompen nog aan. Vader had
gehuild, dacht ik.
Drie weken later werd mijn
zusje gevonden en ook mijn
broer Ad. En opa.
Hoe ik die eerste dagen ben
Na een jaar ben ik bij een
tante in huis gekomen. Daar
heb ik mijn man leren ken
nen. In 1957 zijn we getrouwd.
We hebben een nieuw huis,
kochten nieuwe spulletjes. Na
nogal wat moeilijkheden wer
den we verblijd met twee
dochters. Alles is weer ge
woon. Maar nog altijd heb ik
een verschrikkelijke angst
voor heit water. We gaan elke
zomer met de kinderen naar
zee, maar ik maak nog geen
teen nat.
Het is nu allemaal weer
twintig jaar geleden. Maar het
kon gisteren of eergisteren
zijn. Het lijkt nog maar zo
kort. De tijd gaat zo snel. De
koningin is bij me geweest in
die ellendige dagen. Ze gaf me
een hand. Ze huilde. De tra
nen stroomden over haar ge
zicht. „Ik zal je nooit meer
kunnen vergeten", zei ze.
Enkele keren ben ik nog
terug geweest in het ge
hucht waar ik woonde. Als
ik er ben, komt alles weer
op me af en ben ik weer he
lemaal in de rampnacht.
Het zal me nooit meer los
laten.
NELLY VAN DER LINT-
LAANEN
HALSTEREN „We wil
den naar buiten rennen,
maar toen we de achterdeur
open deden werden we door
het water teruggeslagen. We
zijn het huis niet meer uit
geweest en goed drie kwar
tier later was er geen huis
meer. Me vastklampend aan
een grote kist ben ik tegen
de Bijmoersedijk aan gedre
ven. Toen ik de dijk opkroop
wist ik dat ik van ons gezin
de enige was, die was over
bleven".
In de huiskamer van de
boerenwoning aan de Tho-
lensewer in Halsteren praten
we met Kees Roks, 39 jaar,
houder van een gemengd
boerenbedrijf en één van de
zwaarst getroffenen tijdens
de rampnacht van 1953. Kees
Roks, toen nog 19 jaar, ver
loor vader en moeder, broer
Jan, zijn zusters Betsy en
Nelly en de bij hen inwo
nende grootvader van moe
ders kant.
Kees Roks verloor in die
nacht nog meer. Bij neef Jan
Roks verdronken vrouw en
kind en ook neef Piet Roks
zr j vrouw en kind in de
kokende golven verdwijnen.
Nichtje Annie werd door het
water verrast toen ze bij een
van de boeren in de polder
op de kinderen paste.
De ouderlijke woning van
Kees Roks stond in de Au-
vergnepolder in Halsteren,
op 25 meter van de Bijmoer
sedijk, een binnendijk die na
de ramp werd omgedoopt in
Ignatiusdijk. „We waren
's avonds gewoon om een uur
of elf naar bed gegaan", zegt
hij. „Ik schat dat het goed
vijf uur was toen een rijks
politieman ons kwam waar
schuwen. Mijn vader riep dat
de buitendijk was doorgebro
ken.
Wij sliepen in de opkamer.
We schoten snel in de kleren
en wilden door de achterdeur
naar buiten, maar dat kon
niet meer. We droegen groot
vader, die niet begreep wat
er gebeurde, naar boven en
namen wat dekens mee.
Vanaf de zolder zagen we
dat bij buurman Rokus
Schlllenians, die vier meter
verder woonde, al de helft
van het huis was weggesla
gen.
Hij stond op de open zol
der te kijken. Met een touw
hebben we hem van die zol
der gehaald. Hij vertelde dat
zijn kleinzoon die bij hem
logeerde hij was een we
duwnaar was verdronken
en zat erover in hoe hij het
zijn dochter moest vertellen.
Hij dacht dat hij gered was
toen hij bij ons op zolder zat,
Omdat ons huis steviger
was.
Het is maar een kwartier
langer overeind gebleven".
Wat er precies gebeurde
toen ook hun huis werd weg
gevaagd kan Kees Roks zich
niet meer herinneren. Hij
heeft het al die jaren gepro
beerd, maar vermoedt dat de
emoties hem toen te machtig
werden.
„Ineens zat ik met mijn
broer Jan op het dak dat van
oais huis was geslagen", zegt
hij. „Het dak bleef even
drijven en ik klauterde naar
de nok. Enkele seconden la
ter werd ook het dak uit
elkaar geslagen en ik greep
een balk waar ik even aan
bleef hangen. Daarna kreeg
ik een grote kist te pakken
en daarmee dreef ik tegen
de binnendijk aan.
Ik ben achter een grote,
stroklamp gaan zitten en zag
hoe buurjongen Geert Adri-
aansen ook de dijk opkroop
en wegliep. Hoe laat het pre
cies was, weet ik niet meer,
maar het begon licht te wor
den toen de eerste vissersbo
ten langs kwamen met men
sen er in. Ze voeren naar de
hoger gelegen Konijnenberg.
Ik heb gezwaaid en één boot
kwam terug. Hij kon eerst
niet tegen de storm opkomen
en moest achter de schuur
van Kees Mertens blijven
liggen. Toen ze eindelijk bij
me waren, vroegen ze of er
nog meer mensen op de dijk
waren. Ik zei dat ik Geert
Adriaansen had zien lopen,
Ze gingen zoeken en vonden
toen nog een heel gezin. Die
mensen had ik helemaal niet
gezien hoewel ze toch bij me
op de dijk waren".
In de meisjesschool kreeg
Kees Roks droge kleren.
Rietje Nefs waarmee hij toen
verkering had en waarmee
hij nn getrouwd is, wachtte
hem op en nam hem mee
naar huis.
Toen Kees Roks ging trou
wen bouwde hij een nieuw
huis aan de Tholenseweg. De
gronden die bij het ouderlijk
huis behoorden, gebruikt hij
nog steeds. „Daar heb ik
niets aan veranderd", zegt
hij.
FRANS VAN MOURIK
(Van een onzer
redacteuren)
|(jrp^r helvaart, die een café
1 Ihnu 3an het haventje van
Li veel eerder dan
I],,, ®ie9e r«st verkerende
i dat er 'ets mis was.
Ivsat,.! waargenomen dat het
Om aa" de OÜS'kant van de
fi?-. de dijk
AabanLTh?0d0rUSPOlder het
land instroomde.
fcta' Zich Seen moment
rijke,, ,e zi'n Halsterse vriend,
Jf^eman Manuien, die
°fenblikkeliik
Ptauho, bursemeester
too,-,,. 'elefonisch op de
bracht.
schot" voor een afschuwelijke
nach en voor een improvisa
tie-marathon van vele dagen
en nachten om enige klaarheid
te brengen in de chaotische
toestand, waarin het dorp na
de aanval van het kokende
water was komen te verke
ren.
„Ik belde meteen Jan v. d.
Bergh, directeur gemeentewer
ken en commandant van de
vrijwillige brandweer. De
brandweer was immers het
enige apparaat dat ons hulp
kon bieden", zegt de heer Eik-
huizen.
I Mr, a
«üffls hiivo0J' M- Eikhuizen,
rollout van Oos-
'lag' van zich n0§ als
Ken. rw fêteren te herin-
rs aclrterafew ?ntïe was' zo~
I lBK>f bleek, het „start-
„We wilden niet wachten tot
iedereen er was en Manniën
en ik gingen in mijn auto op
weg om poolshoogte te nemen.
We hadden er toen nog geen
idee van dat het zo ernstig zou
zijn. Bij het kruispunt „Voge
lenzang" op de weg naar Tho
len hebben we dijkgraaf Bo-
vée uit bed gebeld om hem te
waarschuwen. Daarna reden
we weer verder. Het was een
verschrikkelijke storm, dat
wel. Er waren ook enkele
mensen langs de weg die hun
hand opstaken. Ik zei nog te
gen Manniën dat we voor lif
ters toch geen tijd had
den
En toen gebeurde het. In
een paar tellen zaten we in
eens in het water. De bermslo-
ten waren plotseling kolkende
rivieren en over de weg kwam
een geweldige zee opzetten.
Tijd om na te denken had je
niet. Wel kreeg ik in die paar
seconden in de gaten wat er
gaande was. Ik dacht: we gaan
allemaal verzuipen.
De brandweerlieden waren
ook gearriveerd. Er stond ons
maar een ding te doen. Om
draaien en de mensen in de
polder zo snel mogelijk waar
schuwen. We moesten ze soms
met geweld wakker maken.
Ze hadden niets in de gaten.
Er moesten krachttermen aan
te pas komen om ze te over
tuigen en dan maar hopen dat
ze het hogerop zouden zoe
ken".
Met de adem van het mon
ster als het ware in de nek
hebben de burgemeester en
zijn helpers, via dit waarschu
wingssysteem vele polderbe
woners van de dood kunnen
red len. Burgemeester Eikhui
zen herinnert zich nog dat hij
bij een café kwam. De eige
naar wilde niet uit bed ko
men. Hij dacht dat hij met
late café-bezoekers te doen
had. Na de barre tocht werden
twee brandweerlieden ver.
mist, J. v. d. Bergh en L.
Rampart. Hoe het is gebeurd,
weet niemand. Dagen later
werden hun lichamen pas ge
vonden. Later zijn er in Hal
steren twee straten naar hen
genoemd.
„Op het gemeentehuis we
moesten ons met kaarsen be
helpen vanwege het uitvallen
van de stroom ben ik gaan
bellen om hulp. Ik ben naar
Bergen op Zoom gereden naar
de kazerne. Daar hoorde ik
pas dat de ramp niet tot Hal
steren beperkt was geble
ven".
Op zondagmorgen kwam bij
de tuin van de zusters een
kast aandrijven met het lijk
van een vrouw. Het was het
eerste slachtoffer waarmee
Halsteren werd geconfron
teerd. Er zouden er nog heel
wat volgen.
Achtenzestig doden had Hal
steren te betreuren. „Stoere
schippers van het eiland Tho
len hebben nog heel wat men
sen met hun boten uit de dak
ramen kunnen halen", zegt
de heer Eikhuizen.
Nu, twintig jaar later, ziet
burgemeester Eikhuizen de
verschrikkingen van de ramp
nog nauwkeurig voor zich. De
doden, het leed, de verwoes
ting. Maar ook een hele ge
meenschap die ineens een
drachtig de handen ineen
sloeg. „Dat was het mooie van
de situatie. Je hoorde geen
kritiek. Groepen of individu
en, alles stond klaar, weken
lang, en dat maakte voor ons
de taak veel lichter".
In de dagen van de ramp
heeft mevrouw Eikhuizen ook
amper het bed gezien. Er was
zoveel te doen. Mensen moes
ten aan kleren en onderdak
worden geholpen, aan eten en
beddegoed. Mevrouw Eikhui
zen heeft, samen met een to
taal overwerkte wijkzuster
Van Wezel, de doden gewas
sen en opgebaard. „Ik ben nog
naar Bergen op Zoom gegaan
om grote rollen witt* zijde te
0 Het burgemeestersechtpaar Eikhuizen laat het gedenkbord zien, dat de gemeente liet maken
naar een tekening van Frans Hagenaars. Het is aangeboden aan velen uit dankbaarheid voor de
geboden hulp.
kopen. De zusters carmelites-
sen hebben er lijkwaden van
gemaakt", zegt ze. Heel diepe
indruk heeft de spontaan aan
geboden hulp gemaakt op de
heer en mevrouw Van Eikhui
zen. „Het kwam allemaal even
overweldigend als het water
zelf", zeggen ze.
Geweldig was ook de hulp
van het stadje Kaufbeuern in
Beieren. Daar werd een „Hol
land Aktion" gehouden voor
de slachtoffers. De resultaten
daarvan kwamen voor een be
langrijk deel naar Halsteren,
omdat er in het dorp iemand
woonde, die daar familie had
zitten. Gedurende lange tijd
zijn er ook Halsterense kinde
ren liefderijk opgenomen in
het Beierse stadje. Er bestaan
nog altijd hechte banden tus
sen Halsteren en Kaufbeu
ern.
Nu, twintig jaar later, herin
nert veel in de Oosterhoutse
burgemeesterswoning nog aan
de afschuwelijke rampnacht.
Een gedenkbord aan de muur,
plakboeken met kranteknip
sels en gedachtenisprentjes,
foto-albums met, onder ande
re, beelden van het ontroeren
de bezoek van koningin Julia
na.
„We kenden bijna alle
slachtoffers persoonlijk", zegt
mevrouw Eikhuizen.