Zó aartu instig: ra bank Donkere zondag in de Halsterse polders HET WATER KLOM EVEN SNEL NAAR BOVEN ALS IK W „De enige was o ver geble v en Burgemeester Eikhuizen hielp met adem van het monster in de nek I binnenland buitenland Baby's Schiet op Nergens Kapelaan Geen teen Toen hij de dijk opkroop wist Kees Roks hethij was iJTERHOU1' - De Th°- Lifters Eendrachtig 26 17 Zaterdag 10 februari 1973 merijn. wel zeggen dat ftnara niet meer zo de Amerikanen er het pakken zijn, is het in ons we- bepaald geworden. Suriname, onrust luidafrikaanse neger- >nrust in Ulster. te vergeten onrust ,.i. Tweespalt! .Niet ooon tussen sociulis- VVD-ers neenee, i eigen huis: tussen rilde werknemers en <iide werknemers. doe jongens zijn bal. iontracenten. ^bonden: Wat Hub- i de liets hangen? Een vuilnisman lilieubeu) erker. Ir in Tilburg ontslaat pdyear. (ie? Voor meesten Zuunname. een hoop theater. valuta crisis ge- binnenkort is de eer- Sn dollar waard. nu toch een staaltje voorlichting hebben Bn, waar ik van prinses carnaval in blijkt helemaal niet Jte zijn. Een vriende- liheer uit Nieuw-Vos- leen plaatsje dat mij 1de hand liggende re- Ier na aan het hart fjft mij dat men daar Heensemolen al vier een prinses carnaval et, zo schrijft hl], boerinnengevolg en Ike leden, die met z'n aangepaste kledij uit- E,vastelaovedvieren pats en in stijl, zoals Jong in zijn Merijn- beschreven heeft." nogmaals en verze- _at Nieuw-Vosemeer og nader aan het hart te liggen. Alleen heb g: wanneer stelt de r gevolg open voor ke sollicitanten? i nog, zei iemand mij _!oeek, dat de Tweede- \rkiezingen op 29 no- varen, maar was dat of in 1972? zeker: regeren is len dus begin ik maar t rotzooi trappen. doordravertje, die j niet gedacht, hé?) ik het voor deze bit. Prettig weekeinde, i de bloemetjes, de en de bijtjes en laat goed msaken. 3vertentie) Amro Bank hebt u de lien verschillende rnen. Van een pkje met 4% rente tot arrekening met een jiptijd van 5 jaar,die nu i gegarandeerde rente i maar liefst bij de Amro Bank vrij- adviseren over de voor geschikte spaarvorm. Koningin Juliana op bezoek in het rampgebied. Hier loopt ze door Halsteren. Naast haar bur gemeester Eikhuizen. Van een onzer redacteuren) BREDA Als een donkere foto blijft voor ons de herin nering aan die donkere zondag, ochtend in Halsteren, 1 fe bruari 1953. Bij de Tholense- weg stonden mensen samenge- groept. turend in de laagte, over het uitgestrekte polder land dat nu een binnenzee was geworden. „Kijk, zei iemand, „daar ginds achter de bomen heeft een huis gestaan. Het is er nu niet meer. En daar, rechts, is ook alles weg". De storm was toen al gaan liggen en wat het oog zag leek op een onschuldige, bijna vreedzame overstroming. Het water kabbelde speels, alsof het duidelijk wilde maken dat het geen kwaad in de zin had. Maar enkele uren tevoren had datzelfde water dood en verderf gezaaid in de Halster- se polders en ginds achter de horizon, zaten de inwoners van Nieuw-Vossemeer nog wanhopig geïsoleerd. In een oud schoolgebouw, in Halsterens dorpskern, hokten triest en verslagen de mensen bijeen die aan het geweld van het water waren ontkomen. Burgemeester Eikhuizen (nu burgemeester van Oosterhout) smeekte wanhopig om hulp, maar voor een aantal van zijn dorpsgenoten was er geen hulp meer mogelijk. Op deze pagina brengen we het stilmakende relaas van mevrouw Nelly van der Lint- Laanen uit Roosendaal, die in dertijd in Halsteren woonde en zwaar werd getroffen. Daarnaast ook een interview met de heer Roks uit Halste ren en met de heer en me vrouw Eikhuizen, die indertijd bij de hulpverlening vooraan stonden. We woonden in de buurtschap Slikkenburg te Halsteren, niet ver van de Tholenseweg. Tegenover ons woonde een gezin met zes kleine kinderen. Ik ging daar altijd giraag naar toe om met de kinderen te spelen en de moeder, die ik gemakshalve altijd „mama" noemde, te helpen bij het vele werk. Ook op zaterdag 31 januari 1953 was ik daar. Mijn eigen moe der ma de volgende dag jarig zijn. Dan kwam er altijd nogal veel familie en daarom hadden de buren besloten op zaterdag avond maar even te komen. Tijdens dat bezoek zou ik op hun kinderen passen. Zelf zouden ze om een uur of tien thuis zijn. Een voor een bracht ik de kinderen naar bed, de klein- jes het eerst. Toen het echter 1 elf uur werd kreeg ik zo'n Jaap dat ik besloot bij de kinderen in bed te kruipen. Ik was net in slaap gevallen I toen „mama" en haar man thuis kwamen. Ze zagen, dat ik al op I bed lag en vertelden me dat I moeder had gezegd dat ik I maar moest blijven slapen. het was beestenweer en de vol le dag kon ik dan met „ma. I ma" en de kinderen naar de I kerk. Daarna zou ik dan naar I huis kunnen gaan. Ik vond alles best. Ik lag lekker warm. „Een knap man I die mij er weer uitkrijgt", placht ik. De storm bulderde door de Ipolder. Het was vreselijk om I aan te horen, maar we vielen toch in slaap. kwam die man weer terug. Hij kon me nog juist op tijd in veiligheid brengen. Plotse ling stond ik op een zoldertrap en hoe gek het ook klinkt: het water klom even snel naar boven als ik. Toen ik op de zolder was kwam het ook niet hoger meer. Het was alsof het me tot aan de zolder had ach tervolgd en me toen alsnog had laten gaan. Hond een uur of vier werd I er plotseling op de vensters I gebeukt. En toen een stem: 1 „Kom eruit! Loop naar het I dorp. Schiet op, schiet op, de I dijk is doorgebroken. Vlug, of I het is te laat!" Voor we van de schrik wa pen bekomen, stonden we al 1 tot ons middel in het water. I De kinderen huilden en buur- I man had alleen maar aandacht I voor zijn vee, dat hij los ging I snijden. „Mama" en ik kleed- 1 den zo snel mogelijk de kin- I deren aan en daarna onszelf. 1 We liepen naar buiten en ren- jden de weg op, waar op dat I moment al enkele decimeters I water stond. We hadden nog I maar vijftig meter in de rich- |j®6 van het dorp gelopen, l'oen we in de duisternis een I stem hoorden: „Kom hier naar I ]e kunt niet meer in het ™rp komen. Kom hier naar I znia6" klim bii ons °P de zolder". Half zwemmend, half wa dend kwam iemand Itoe naar ons en nam de kinderen een poor een over. Op hetzelfde I ?.ment steeg het water plot- jng onrustbarend snel. Ik n.!ets °f niemand meer en IlJ^J angst klom ik op een 1 hol°P ^at er a^s een IhoofrUA38' Z° k0tl ik mi:"n pootd boven water houden. Na c oindeloosheid van angst Nu zag ik pas dat we op de zolder zaten van een boerderij tegenover de onze. Ze werd beheerd door twee broers. Beiden waren nog niet zo lang getrouwd en beiden waren ze kortelings vader geworden. Hun vrouwen hadden ze met de kinderen naar het dorp ge stuurd. „Maar dat is al wel een uur geleden", zeiden ze. „Die zijn er nu wel". Later bleek dat ze nooit wa ren aangekomen. Men heeft ze gevonden op nog geen honderd meter van hun huis, te zamen met de baby's. En dit terwijl hun mannen het uiterste ga ven om de buren in veiligheid te brengen. Maar op dat moment wisten we dat nog niet. We zaten op die zolder, moe, koud en el lendig. Iemand, ik weet niet meer wie, stelde voor om aan de andere kant van de zolder te gaan zitten. Daar stonden enkele bedden en wè konden dan tenminste wat rusten. Nauwelijks waren we naar het andere gedeelte van de zolder gegaan, of aan de kant waar we hadden gezeten sloeg de muur weg. Door een ga pend gat keken we in de pol der. We zagen een wilde, zie dende watermassa. Het huis waar ik met de kinderen had geslapen zakte plotseling weg. Het was alsof het in de sche mering oploste. Buurman was er ineens en hij huilde. Ik wist niet waar hij zo plotse ling vandaan was gekomen. Koningin Juliana in het groepje rechts (links van de vrachtauto) op een van de dijken in Halsterse polders, waar zich zovele drama's hadden afgespeeld. doorgekomen, weet ik niet. Het ging allemaal zo snel. De werkgever van vader nam mij in huis. En nog voor ik twee jaar was zat ik in een andere plaats, bij vreemde mensen die ik ternauwernood kende. Mijn familie was weg, de kinderen van „mama" zag ik niet meer. Zoveel mensen die ik gekend had, zag ik niet meer in mijn nieuwe omge ving. Toch ben ik die eerste tijd doorgekomen; misschien omdat ik onbewust dacht dat mijn hele leven eigenlijk nog moest beginnen. En bovendien, ik wist me niet alleen met mijn verdriet. Ik kreeg van alles: bedde- goed, kleding; ja, wat eigen lijk niet? Toen de zomer kwam, mocht een aantal rampslachtoffers met vakantie naar Beieren. Ik ook. Juist in die tijd werd mijn moeder gevonden, vlak bij huis. Niemand heeft haar meer mogen zien. Misschien moet ik daarom nog steeds aan haar denken zoals ze was. Misschien heb ik daardoor ook jaren geloofd dat ik haar nog wel zou terugzien. Dat ze toch ergens zou kunnen zijn, zelf niet meer wetend waar ze vandaan kwam. Pas veel later ben ik die gedachten kwijtge raakt. Ik trachtte ons eigen huis te ontdekken. Maar hoe ik ook tuurde en tuurde, ik zag het nergens. Misschien kon ik het niet zien door de regen, of misschien - dacht ik - pro beerde ik mezelf alleen maar wijs te maken dat ik het niet zag. Hoe zou het thuis zijn? Zaten ze daar ook allemaal op zolder? Later is me verteld dat mijn vader nog op weg was gegaan om mij naar huis te halen, maar dat hij niet verder kon. Of dat waar was, weet ik nu nog niet De storm gierde en het wa ter plensde naar binnen. Meu belstukken beukten tegen de zolder. We werden steeds ban ger. Verkleumd en hongerig wa ren we. Maar het ergste was de angst. Uren en uren zaten we daar, tot er 's morgens, om een uur of halfnegen, plotse ling een roeiboot bij het gat in de gevel verscheen. God dank, er was hulp. De storm bleef loeien en nog altijd was het niet hele maal licht. Aan de schipper vroeg ik of hij misschien iets wist van ,,de mensen daar", en ik wees in de richting van ons huis. Hij zei: „Die zijn allemaal weg. Ze kregen de volle laag". Ik geloof dat ik te versuft en te apathisch was om ook maar ergens op te reageren. Aan de toppen van de bomen zag ik dat we boven de weg voeren. Er waren bootjes die dat niet deden. Ik heb er en kele zien omslaan. De inzitten den verdronken, maar het deed me niets. Het ging ge woon langs me heen. Ik leefde wel, maar het was alsof ik dood was. Toen we op hogere grond kwamen, konden we uit de boot. Die moest snel weer terug, want de hele polder zat nog vol mensen in nood. Met „mama" ging ik naar kennissen van haar en toen ik wat op verhaal was gekomen, liep ik het dorp in. Bij alle mogelijke kennissen en vrien den ben ik gaan vragen of mijn familie daar soms was, of dat iemand iets van hen had gehoord. Toen ik uit de boot werd getild, had ik een stoel van onze slaapkamer zien drij ven, maar enkele kennissen zeiden dat ze hadden verno men dat er ook een bootje naar Tholen was gevaren. Mis schien zaten ze daarin. Ondanks die stoel en on danks een misselijk makende angst, greep ik die laatste strohalm vast. Naar Tholen! Maar dat kon toch bijna niet. Tegen de wind in en tegen de stroom op, met een roeitboot. Maar goed, je kon nooit we ten. Ook de maandag daarna ging ik nog bij een aantal bekenden informeren. Toen ik weer bij mijn tijdelijke adres kwam, stond de kapelaan op me te wachten. Ik moest mee naar de school. Daar werden alle lijken heengebracht. On derweg vertelde hij me wat er was gebeurd. Mijn vader en moeder waren verdronken en ook mijn twee broers en mijn zusje. Ook opa, die bij ons inwoonde, had de ramp niet overleefd. Alles was weg. Hoe was dat mogelijk. Amper 34 uur eerder hadden we nog ge speeld en boodschappen ge daan. Moeder zou immers ja rig zijn en dan moesten we toch iets lekkers in huis heb ben. Nu was alles weg. Ik kon het niet begrijpen. Ook niet toen ik bij het lichaam van mijn vader stond. Mijn broer Kees lag ernaast. Hij had zijn klompen nog aan. Vader had gehuild, dacht ik. Drie weken later werd mijn zusje gevonden en ook mijn broer Ad. En opa. Hoe ik die eerste dagen ben Na een jaar ben ik bij een tante in huis gekomen. Daar heb ik mijn man leren ken nen. In 1957 zijn we getrouwd. We hebben een nieuw huis, kochten nieuwe spulletjes. Na nogal wat moeilijkheden wer den we verblijd met twee dochters. Alles is weer ge woon. Maar nog altijd heb ik een verschrikkelijke angst voor heit water. We gaan elke zomer met de kinderen naar zee, maar ik maak nog geen teen nat. Het is nu allemaal weer twintig jaar geleden. Maar het kon gisteren of eergisteren zijn. Het lijkt nog maar zo kort. De tijd gaat zo snel. De koningin is bij me geweest in die ellendige dagen. Ze gaf me een hand. Ze huilde. De tra nen stroomden over haar ge zicht. „Ik zal je nooit meer kunnen vergeten", zei ze. Enkele keren ben ik nog terug geweest in het ge hucht waar ik woonde. Als ik er ben, komt alles weer op me af en ben ik weer he lemaal in de rampnacht. Het zal me nooit meer los laten. NELLY VAN DER LINT- LAANEN HALSTEREN „We wil den naar buiten rennen, maar toen we de achterdeur open deden werden we door het water teruggeslagen. We zijn het huis niet meer uit geweest en goed drie kwar tier later was er geen huis meer. Me vastklampend aan een grote kist ben ik tegen de Bijmoersedijk aan gedre ven. Toen ik de dijk opkroop wist ik dat ik van ons gezin de enige was, die was over bleven". In de huiskamer van de boerenwoning aan de Tho- lensewer in Halsteren praten we met Kees Roks, 39 jaar, houder van een gemengd boerenbedrijf en één van de zwaarst getroffenen tijdens de rampnacht van 1953. Kees Roks, toen nog 19 jaar, ver loor vader en moeder, broer Jan, zijn zusters Betsy en Nelly en de bij hen inwo nende grootvader van moe ders kant. Kees Roks verloor in die nacht nog meer. Bij neef Jan Roks verdronken vrouw en kind en ook neef Piet Roks zr j vrouw en kind in de kokende golven verdwijnen. Nichtje Annie werd door het water verrast toen ze bij een van de boeren in de polder op de kinderen paste. De ouderlijke woning van Kees Roks stond in de Au- vergnepolder in Halsteren, op 25 meter van de Bijmoer sedijk, een binnendijk die na de ramp werd omgedoopt in Ignatiusdijk. „We waren 's avonds gewoon om een uur of elf naar bed gegaan", zegt hij. „Ik schat dat het goed vijf uur was toen een rijks politieman ons kwam waar schuwen. Mijn vader riep dat de buitendijk was doorgebro ken. Wij sliepen in de opkamer. We schoten snel in de kleren en wilden door de achterdeur naar buiten, maar dat kon niet meer. We droegen groot vader, die niet begreep wat er gebeurde, naar boven en namen wat dekens mee. Vanaf de zolder zagen we dat bij buurman Rokus Schlllenians, die vier meter verder woonde, al de helft van het huis was weggesla gen. Hij stond op de open zol der te kijken. Met een touw hebben we hem van die zol der gehaald. Hij vertelde dat zijn kleinzoon die bij hem logeerde hij was een we duwnaar was verdronken en zat erover in hoe hij het zijn dochter moest vertellen. Hij dacht dat hij gered was toen hij bij ons op zolder zat, Omdat ons huis steviger was. Het is maar een kwartier langer overeind gebleven". Wat er precies gebeurde toen ook hun huis werd weg gevaagd kan Kees Roks zich niet meer herinneren. Hij heeft het al die jaren gepro beerd, maar vermoedt dat de emoties hem toen te machtig werden. „Ineens zat ik met mijn broer Jan op het dak dat van oais huis was geslagen", zegt hij. „Het dak bleef even drijven en ik klauterde naar de nok. Enkele seconden la ter werd ook het dak uit elkaar geslagen en ik greep een balk waar ik even aan bleef hangen. Daarna kreeg ik een grote kist te pakken en daarmee dreef ik tegen de binnendijk aan. Ik ben achter een grote, stroklamp gaan zitten en zag hoe buurjongen Geert Adri- aansen ook de dijk opkroop en wegliep. Hoe laat het pre cies was, weet ik niet meer, maar het begon licht te wor den toen de eerste vissersbo ten langs kwamen met men sen er in. Ze voeren naar de hoger gelegen Konijnenberg. Ik heb gezwaaid en één boot kwam terug. Hij kon eerst niet tegen de storm opkomen en moest achter de schuur van Kees Mertens blijven liggen. Toen ze eindelijk bij me waren, vroegen ze of er nog meer mensen op de dijk waren. Ik zei dat ik Geert Adriaansen had zien lopen, Ze gingen zoeken en vonden toen nog een heel gezin. Die mensen had ik helemaal niet gezien hoewel ze toch bij me op de dijk waren". In de meisjesschool kreeg Kees Roks droge kleren. Rietje Nefs waarmee hij toen verkering had en waarmee hij nn getrouwd is, wachtte hem op en nam hem mee naar huis. Toen Kees Roks ging trou wen bouwde hij een nieuw huis aan de Tholenseweg. De gronden die bij het ouderlijk huis behoorden, gebruikt hij nog steeds. „Daar heb ik niets aan veranderd", zegt hij. FRANS VAN MOURIK (Van een onzer redacteuren) |(jrp^r helvaart, die een café 1 Ihnu 3an het haventje van Li veel eerder dan I],,, ®ie9e r«st verkerende i dat er 'ets mis was. Ivsat,.! waargenomen dat het Om aa" de OÜS'kant van de fi?-. de dijk AabanLTh?0d0rUSPOlder het land instroomde. fcta' Zich Seen moment rijke,, ,e zi'n Halsterse vriend, Jf^eman Manuien, die °fenblikkeliik Ptauho, bursemeester too,-,,. 'elefonisch op de bracht. schot" voor een afschuwelijke nach en voor een improvisa tie-marathon van vele dagen en nachten om enige klaarheid te brengen in de chaotische toestand, waarin het dorp na de aanval van het kokende water was komen te verke ren. „Ik belde meteen Jan v. d. Bergh, directeur gemeentewer ken en commandant van de vrijwillige brandweer. De brandweer was immers het enige apparaat dat ons hulp kon bieden", zegt de heer Eik- huizen. I Mr, a «üffls hiivo0J' M- Eikhuizen, rollout van Oos- 'lag' van zich n0§ als Ken. rw fêteren te herin- rs aclrterafew ?ntïe was' zo~ I lBK>f bleek, het „start- „We wilden niet wachten tot iedereen er was en Manniën en ik gingen in mijn auto op weg om poolshoogte te nemen. We hadden er toen nog geen idee van dat het zo ernstig zou zijn. Bij het kruispunt „Voge lenzang" op de weg naar Tho len hebben we dijkgraaf Bo- vée uit bed gebeld om hem te waarschuwen. Daarna reden we weer verder. Het was een verschrikkelijke storm, dat wel. Er waren ook enkele mensen langs de weg die hun hand opstaken. Ik zei nog te gen Manniën dat we voor lif ters toch geen tijd had den En toen gebeurde het. In een paar tellen zaten we in eens in het water. De bermslo- ten waren plotseling kolkende rivieren en over de weg kwam een geweldige zee opzetten. Tijd om na te denken had je niet. Wel kreeg ik in die paar seconden in de gaten wat er gaande was. Ik dacht: we gaan allemaal verzuipen. De brandweerlieden waren ook gearriveerd. Er stond ons maar een ding te doen. Om draaien en de mensen in de polder zo snel mogelijk waar schuwen. We moesten ze soms met geweld wakker maken. Ze hadden niets in de gaten. Er moesten krachttermen aan te pas komen om ze te over tuigen en dan maar hopen dat ze het hogerop zouden zoe ken". Met de adem van het mon ster als het ware in de nek hebben de burgemeester en zijn helpers, via dit waarschu wingssysteem vele polderbe woners van de dood kunnen red len. Burgemeester Eikhui zen herinnert zich nog dat hij bij een café kwam. De eige naar wilde niet uit bed ko men. Hij dacht dat hij met late café-bezoekers te doen had. Na de barre tocht werden twee brandweerlieden ver. mist, J. v. d. Bergh en L. Rampart. Hoe het is gebeurd, weet niemand. Dagen later werden hun lichamen pas ge vonden. Later zijn er in Hal steren twee straten naar hen genoemd. „Op het gemeentehuis we moesten ons met kaarsen be helpen vanwege het uitvallen van de stroom ben ik gaan bellen om hulp. Ik ben naar Bergen op Zoom gereden naar de kazerne. Daar hoorde ik pas dat de ramp niet tot Hal steren beperkt was geble ven". Op zondagmorgen kwam bij de tuin van de zusters een kast aandrijven met het lijk van een vrouw. Het was het eerste slachtoffer waarmee Halsteren werd geconfron teerd. Er zouden er nog heel wat volgen. Achtenzestig doden had Hal steren te betreuren. „Stoere schippers van het eiland Tho len hebben nog heel wat men sen met hun boten uit de dak ramen kunnen halen", zegt de heer Eikhuizen. Nu, twintig jaar later, ziet burgemeester Eikhuizen de verschrikkingen van de ramp nog nauwkeurig voor zich. De doden, het leed, de verwoes ting. Maar ook een hele ge meenschap die ineens een drachtig de handen ineen sloeg. „Dat was het mooie van de situatie. Je hoorde geen kritiek. Groepen of individu en, alles stond klaar, weken lang, en dat maakte voor ons de taak veel lichter". In de dagen van de ramp heeft mevrouw Eikhuizen ook amper het bed gezien. Er was zoveel te doen. Mensen moes ten aan kleren en onderdak worden geholpen, aan eten en beddegoed. Mevrouw Eikhui zen heeft, samen met een to taal overwerkte wijkzuster Van Wezel, de doden gewas sen en opgebaard. „Ik ben nog naar Bergen op Zoom gegaan om grote rollen witt* zijde te 0 Het burgemeestersechtpaar Eikhuizen laat het gedenkbord zien, dat de gemeente liet maken naar een tekening van Frans Hagenaars. Het is aangeboden aan velen uit dankbaarheid voor de geboden hulp. kopen. De zusters carmelites- sen hebben er lijkwaden van gemaakt", zegt ze. Heel diepe indruk heeft de spontaan aan geboden hulp gemaakt op de heer en mevrouw Van Eikhui zen. „Het kwam allemaal even overweldigend als het water zelf", zeggen ze. Geweldig was ook de hulp van het stadje Kaufbeuern in Beieren. Daar werd een „Hol land Aktion" gehouden voor de slachtoffers. De resultaten daarvan kwamen voor een be langrijk deel naar Halsteren, omdat er in het dorp iemand woonde, die daar familie had zitten. Gedurende lange tijd zijn er ook Halsterense kinde ren liefderijk opgenomen in het Beierse stadje. Er bestaan nog altijd hechte banden tus sen Halsteren en Kaufbeu ern. Nu, twintig jaar later, herin nert veel in de Oosterhoutse burgemeesterswoning nog aan de afschuwelijke rampnacht. Een gedenkbord aan de muur, plakboeken met kranteknip sels en gedachtenisprentjes, foto-albums met, onder ande re, beelden van het ontroeren de bezoek van koningin Julia na. „We kenden bijna alle slachtoffers persoonlijk", zegt mevrouw Eikhuizen.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1973 | | pagina 27