Afrikaanse vorsten voorzien in behoefte aan halfgoden Dom Hanc w BESPEKII Alex de Haas overleden VONDELING, ZIEKENHUIS IN LOCHEM DICHT NA CONFLICT binnenland buitenland o KRIJGSKABAAL ISEYN PALEIS ÉÉN FAMILIE CHEFFERIE HONDEMEPPER HALFGODEN Hoofdbestuur D '66 verontwaardigd over VP'RO-berisping Maandag 8 januari 1973 AUDIËNTIE BIJ DRIE KONINGEN Tijdens zijn reis door Kameroen en Nigeria werd onze medewerker Ton Oostveen in de ge legenheid gesteld bezoe ken af te leggen bij drie lokale vorsten: de sultan van Foumban, de chef supérieur van Bandjoun en de Oba van Iseyin. In bijgaande reportage be schrijft hij de indrukken van deze bezoeken en de mogelijke betekenis van deze feodale heersers in de Afrikaanse cultuur. Oba Aseyin (koning van Iseyin). Langs drie koningen voert de reis, jawel. Het hadden er ook twaalf, of vierentwintig kunnen zijn, want in de landen van West-Afrika houdt de bevolking de oude, feodale vor sten in ere, en bedenken de nationale regeringen zich wel tweemaal, voor zij de prerogatieven van een sultan of een emir, een bale of een oba met voeten treden. Goed, de plaatselijke bevolking weet van gouverneurs en prefecten, van burgemeesters en magistraten, maar alleen voor de koning gaat men deemoedig plat op de grond liggen. En hij spreekt het beslissende woord in familievetes of eigen domskwesties, niet aan de hand van wetboeken en para grafen, maar vanuit zijn eigen wijsheid en krachtens het gezag van zijn door niemand betwiste koninklijke autori teit. Sultan Seydou van Foumban. 0 Oba Aseyin, koning van Iseyin (rechts) en mr. S. Yerokun (links) oud- minister van de Niger-federale regering. Drie van die vorsten mag ik bezoeken: noem ze koningen, noem ze, naar analogie van de Europese feodale geschiedenis, hertogen of graven, dat doet er niet zoveel toe. Als blanke bezoeker uit een ver land hoef je bij' de nadering van deze heersers niet plat op de grond te gaan liggen: een lichte bui ging en een handdruk zijn voldoende. Daar staat tegeno ver dat je wel geacht wordt keurig in het pak te verschij nen, met stropdas en colbert, wat bij een vochtige plakhitte van rond de veertig graden ook geen pretje is. Mijn bege leiders - Afrikanen en Europe anen - zijn niet de officiële gasten, en mogen dus in luchti ge kleding gehuld gaan. Maar zij zitten dan ook niet naast de Sultan op een pluchen bank, en worden evenmin uit genodigd tot het bewonderen van de foto-albums van de Oba. Zij krijgen ook niet de geschenken: vruchten van het land, meer dan ik ooit naar huis zal kunnen vervoeren. Foumban is de hoofdstad van de Bamoun, een hoofdza kelijk islamitisch volk, dat on geveer driehonderd kilometer ten noorden van Kameroens grootste havenstad Douala woont in een liefelijke streek, hoog genoeg gelegen om de warmte er aangenamer te ma ken, terwijl de nachten er al thans naar tropische maatsta ven koel mogen heten. Foum ban wordt beheerst door het paleis van sultan Seydou, een ongeveer zeventigjarige vorst, die reeds 32 jaar over de Ba moun regeert. Andere opval lende gebouwen in deze stad zijn de twee moskeeën, een voor mannen en een 'voor vrouwen, en de imposante evangelische kerk-in-aanbouw, hoog gelegen met uitzicht over een sprookjesachtig, vrucht baar dal. De grond is geschon ken door de Sultan, want ner gens ter wereld, zo hebben al velen gezegd, tref je een zo harmonieus samenleven van moslims en christenen aan. Het paleis van de sultan is een bepaald deftig gebouw, al mocht het wel eens een verfje hebben. Twee grote oorlogs trommen staan opgesteld voor de poorten van de voorhof en wanneer ze geroerd worden, komen de Bamoun nog altijd in krijgsuitrusting aangestormd. Om dat te demonstreren laat de sultan bij tijd en wijle de trommen klinken, en hij schept er dan behagen in on danks zijn hoge leeftijd dan luide oorlogskreten roepend voor zijn explosieve krijgers uit te rennen en hen voor te gaan in de strijd tegen een denkbeeldige vijand. Zijne Majesteit houdt ervan wanneer er foto's worden ge maakt van zulke taferelen: hij hecht aan de tradities van zijn volk en hij is trots op de familiale broederlijkheid van alle Bamoun. Trouwens: vreedzaam krijgskabaal is het niet altijd geweest. Toen kort voor de laatste wereldoorlog de Franse koloniale heersers de plaatselijke vorsten voor eens en voor goed wilden uit schakelen - een werd er weg gelokt voor een staatsbezoek aan de Franse president, maar halverwege de reis in een Al gerijnse gevangenis gegooid - kozen, de Europese zendelin gen en missionarissen eensge zind de partij van de sultan, welke uiterst belangrijke stel- lingname de troon redde en de christenen nog altijd verze kerd houdt van de sympathie van de sultan. foto's het hoofdbestanddeel van de visite. De foto blijkt overal waar ik kom erg popu lair: zelfs de kleinste neger hutten hangen er dikwijls vol mee. De donkere kamers van de fotowinkels - zo verzekert men overigens - worden 's nachts veelal gebruikt door prostituees... In de voorhof, die voldoet aan hetgeen ik mij van sultan- paleizen voorstel sinds ik 1001 nachten las, staan, zitten en liggen in witte pijen gekle de poortwachters, die onze komst aankondigen. Dan wor den we al spoedig toegelaten in de ontvangstsalon van de vorst, die er in tegenstelling tot de andere gedeelten van zijn paleis Europees uitziet met een tuttig, oud-modisch bankstel, terwijl de wanden hier zijn versierd met recla meplaten van frisdrankenin dustrieën en luchtvaartmaat schappijen. Het gesprek be perkt zich tot voornamelijk beleefdheden: er is de taal barrière, want de sultan spreekt weinig Frans en veel Bamoun, en hij vindt de har monie tussen christenen en moslims zó vanzelfsprekend, dat hij zich wat verbaast als ik hem vraag naar zijn motie ven voor zoveel gunsten voor de christenen.1 „Wij Bamoun", zegt Sultan Ieydou, „vormen één familie, en onze broederlijkheid mag niet geschaad wordén door re ligieuze verdeeldheid. Als Ba moun moeten alle leden van mijn volk elkaar liefhebben en helpen; pas op de tweede plaats zijn zij moslim of chris ten. Ik wijs er president Ahid- jo, ook een moslim, vaak op dat er vrede kan en moet heersen tussen mohammedanen en chrsitenen". President Ahidjo moet wel haast jaloers zijn op de Bamounse eendracht, want elders in Kameroen zijn .grote spanningen tussen de twee grote godsdiensten niet zeld zaam. „Mijn eigen gerechts hof", zo vertelt de Sultan ver der, „probeert de waardevolle Bamounse tradities en zeden in stand te houden tegen de culturele bedreiging, die ge paard gaat met de Europese in vloeden in dit land". De vraag of de sultan voorbeelden kan noemen van schadelijke Euro pese invloeden is protocolair fout: je vraagt je gastheer niet om kritiek te oefenn op het werelddeel, waar zijn gast woont. Terughoudend zegt de sultan wel, dat in het Europe se familieleven de vrouw de broek aan heeft, hetgeen hij geenszins kan goedkeuren, ter wijl hem overigens ook de mi nirokjes maar matig beval len. Dan is het tijd voor de sta-- tiefoto's: de Sultan veront schuldigt zich en gaat zijn vorstelijke mantel aantrek ken: Intussen komt zijn eerste vrouw ons begroeten. Zijne Majesteit heeft overigens als kritiek op zijn eigen volk ge- .zegd, dat de Bamoun wat al te makkelijk omspringen met de vrouwen, ze kopen en verko pen en de hand lichten met de Moslimse eis, dat men niet meer dan vier vrouwen 'bezit ten zal. Hetgeen hem, de sul tan - zo zeggen mij later an deren - niet belet wel bijkans veertig vrouwen te hebben. Op de terugreis naar Douala, die me weer in staat stelt het paradijselijke heuvel- en da lenlandschap te bewonderen en de bananen, ananas- en koffieplantages in het gebied van Kameroens nijverste volk, de Bamilike, brengen we een kort beleefdheidsbezoek aan de clief-supérieur, de opperhoofd man, van Bandjoun. Ook hij mag veilig geschaard worden onder de ruim te interpreteren categorie der koningen. Alvorens we zijn chefferie bezoeken hebben we ons door de markt van Bandjoun heen- geworsteld, waar het een on waarschijnlijk gekrioel van mensen en dieren is, en waar je ineens wat verbouwereerd vaststelt dat je wel degelijk in het binnenland van Afrika bent, als je vrouwen vruchten van het land ziet verkopen, terwijl zij inmiddels hun ba by's de borst geven, ofschoon een kraampje met schoenen - made in Italy - dat beeld weer vertroebelt. Trouwens, je weet inmiddels dat de fraaiste, kleurigste, charmant om heur lichamen gedrapeerde stoffen van de dames printed in Hol land zijn, hetgeen dan ook dikwijls ergens ter kniehoogte met grote trotse letters ver meld staat. Maar er zijn dui zend-en-een artikelen in dit openluchtwarenhuis tussen de bomen van Bandjoun, en als de ene marktverkoper de door jou gevraagde waar niet in voorraad heeft laat hij rustig zijn handel in de steek om je - dwars de markt over - te begeleiden naar een collega, die de order wel kan uitvoe ren. Je moet dan opletten niet te struikelen over naarstig heen en weer lopende kippen, bokjes en geitjes, en geenszins schrikken als een volstrekt in paniek geraakt en aan de var- kenshoek ontsnapt zwijn je luid gillend tegemoet rent, achtervolgd door niet minder geluid makende Afrikanen. De chefferie is buitenge woon mooi: de grootste wo ning is een door kunstig be sneden palen geschraagd ge bouw met een rieten puntdak, en in keurig gelid staan er langs een soort van oprijlaan nog een dozijn v'an soortgelij ke, maar kleinere gebouwjtes, waar de vrouwen plachten te verblijven. De vorst heeft met het aannemen van het katholi cisme formeel een aantal Afri kaanse zeden afgezworen: je kunt echter nooit weten: men heeft me al eerder geconfron teerd met de vraag waar en wanneer Christus eigenlijk de polygamie verboden heeft. Zijn katholicisme verhinderde deze vorst ook niet om, toen hij eens meende dat zijn ster vensuur geslagen had, domi nee Jaap van Slageren, die me nu begeleidt, te verzoeken aan zijn bed te komen bidden. De verdeeldheid der christe nen hebben we met het evan gelie in Afrika geïmporteerd, maar velen van de Afrikanen 1 blijken nauwelijks weet te hebben van of geïnteresseerd te zijn in hetgeen de katholie ken en de protestanten ver deelt. Vorst Kamga draagt ook al een koningsmantel en een kunstig bewerkt hoofddeksel, dat veel aan een kroon doet denken, maar het mooist is zijn in uiterst verfijnd houtsnijwerk uitgevoerde en met prachtige kleuren beschildei-de troon, van waaraf hij de geschillen onder zijn mensen beslecht. Knielend nadert hem juist een inwoner van Bandjoun en ter wijl de eerste minister - een in Europese regenjas en op een parapluie steunende grijsaard goedkeurend toekijkt treft de vorst een door mij niet begre pen beschikking. Ook hier vormt het nemen der staatsie- 0 Onze medewerker Ton Oostveen werd tijdens zijn reis ontvangen door Sultan Seydou van Foumban. Op de foto v.l.n.r.: ds. Stegeman uit Foumban, ds. Haafkens die de relaties tussen christenen en moslims in Noord-Cameroen be hartigt, Ton Oostveen, Z.M. Sultan Seydou, ds. Moïse Lamère, reg. president van de Evangelische Kerk van Foumban. Iseyin heet de stad waar over Oba Aseyin regeerten Aseyin betekent, eigenaar van Iseyin, zodat het geen twijfel lijdt dat we ook hier met een koning te maken hebben, zij het dat deze Oba weer onder geschikt is aan de koning van Oyo. Inmiddels zijn we In West- Nigeria, een dikke honderd kilometer benoorden Ibadan, een van de grootste, zuiver- Afrikaanse steden van dit land. De heer Samuel Yero- kun, voormalig minister van de federale regering van Nige ria, treed in Ibadan als gast heer op en wil me graag zijn geboortestad tonen: de reis er heen voert over een zeker voor Afrikaanse begrippen heel goede weg langs dor schijnende, schaars begroeide savannah-gebieden. Men moet het hier, aldus Yerokun, voor al van de verbouw van koren hebben. Landbouw is - on danks de aanwezige olie - nog altijd de kurk, waarop de Ni- geriaanse economie drijft. De stad is druk en rommelig, met veel marktplaatsen, kraampjes langs de weg en huizen die hutten lijken, maar dan kijk je wel met Europese ogen. Yerokun is een groot man in zijn stad, hetgeen blijkt uit de eerbiedige en tegelijkertij charmante wijze waarop ie] dereen hem begroet: manne: en vrouwen «raken in een, vloeiende beweging evende grond aan, sommigen knie len. Maar voor Oba Aseyin werpt men zich plat ter aarde, totdat de vorst met een handgebaar te kennen geeft dat men weer mag opstaan. Z'n paleis maakt op mij een tamelijk sjofele indruk, aan een wand in de voorhof hangen vele foto's, waaronder een statieportret van het voormalige Engelse vorstenpaar, destijds de re geerders over de Nigeriaanse kolonie. Ook deze koning gaat, ten behoeve van de foto's, zijn praalgewaad aantrekken en zijn kroon opzetten. Dan toont hij me zijn foto-albums: er komt geen einde aan de reeks van portretten van de Oba te midden van autoritei ten, rechtsprekend, toegejuicht door de bevolking of voor gaand in' Mohammedaanse feesten. Een foto wekt nogal afgrijzen: bij een bepaald mo hammedaans feest offert men een hond, en de foto toont hoe een reus van een man een kleine hond letterlijk dood- knuppelt, terwijl de beul op een volgende foto voldaan naar het resultaat van zijn werk staat te kijken: de hon- dekop is dan van de romp gescheiden. Een rilling gaat me pas recht over de rug als de Oba glimlachend wijst op een trots grinnekende man in zijn gevolg: ik sta dus oog in oog met de liturgische honde mepper. Oba Aseyin biedt me als geschenk enkele kleine, olijf - achtige vruchten aan. „Wees 'daar voorzichtig mee", zegt de heer Jerokun, de meeste Eu ropeanen worden er doodziek van". Maar het belangrijkste geschenk komt nog. De Oba geeft een wenk aan een van zijn dienaren en dan wordt er een klein, heftig schreiend en voor die enge blanke man doodsbenauwd negerkindje binnengebracht, dat de Oba mij ten geschenke wil geven. Mr. Yerokun redt de situatie met enige beleefde opmerkin gen over mijn vereerd zijn met dit aanbod en over mijn onmogelijkheid het aan te ne men. Het krijsende kindje kalmeert pas weer als wij in de auto zitten en hij naar z'n moeder kan rennen. „Meende die Oba dat nu echt?", vraag ik deskundigen, die zeggen te geloven dat de koning mij het kind niet echt zou hebben meegegeven, maar bedoeld heeft dat ik een soms gelds gegeven zou hebben voor de opvoeding en scholing van dit kind. In elk geval neemt de Oba sans rancune' afscheid, na mij nog uitgenodigd te hebben in Iseyin te komen wonen en daar een industrie te vestigen. „Iedereen denkt maar dat ik rijk ben", zeg ik tegen de heer Yerokun, die antwoordt: „Vanzelfsprekend: U draagt een gouden ring, een horloge en een camera: dat is voldoen de bewijs van uw wel stand". Drie van de vele koningen van West-Afrika zijn drie van de vele voorbeelden van een in Europese ogen middel eeuws - feodale samenleving, waar de vorsten halfgoden zijn en waar de eigenlijk toch cultuur-vreemde, monotheïsti- sche christelijke en islamiti sche religieuze invloeden zich in de plaatselijke cultuur heb ben vermengd met het lokale erfgoed, met animistische tra dities en in onze ogen nauwe lijks aanvaardbare meester- en knecht-verhoudingen. Maar dat zijn dan wel onze ogen. De op de westerse eco nomieën gerichte nationale re geringen vervullen blijkbaar maar een deeltaak in deze Afrikaanse samenleving. Daar naast kunnen de mensen niet buiten hun eigen, absolute vorsten, die zij als goden ver eren. Een vooraanstaand Afri^ kaans theoloog, dominee Adegbola in Ibadan, vertelde dat de Afrikaanse theologie ermee rekening heeft te hou den, dat de Afrikaan wel enig vermoeden heeft van de ene, superieure, alles in zijn hand houdende God, maar die is zover weg, dat zij halfgoden voor de vruchtbaarheid en de regen,, de gezondheid en de oogst nodig hebben om aspec ten van de zorg van de supe rieure God te kunnen bevat ten. En een dergelijke mid denpositie nemen ook een aan tal van deze vorsten in: zij maken in hun onaantastbaar gezag iets tastbaar van de on bekende en dus gevreesde grootheid van het gezag boven alle gezag, die onbekende, su perieure God. In dat verband wijst domi nee Adegbola me op deze, A- frikaanse zegswijze: O God, we zien wel uw gezicht, maar we weten niet waar uw ogen zijn. En zolang, krijgt men de in druk, Iaat men zich dan door andere ogen dwingen. TON OOSTVEEN (Van onze redactie binnenland) UTRECHT Oud-ministe dr. Marga Klompé, Tweede Kamervoorzitter dr. A. Vonde ling en Han de Leeuw, Voor zitter van het comité Jongeren voor Vietnam waarin 28 jeugd organisaties vertegenwoordigd zijn, hielden na de grote Vict- namdemonstratie In Utrecht in de Irenehal korte toespraken. Alleen het stemgeluid van Han de Leeuw was fors genoeg om het bijna gedurende zijn hele speech te kunnen opne- VS„j ROTTERDAM (ANPj De kleinkunstenaar Alex de Haas is na een langdurige ziekte op 76-jarige leeftijd in zijn woning in Rotterdam overleden. Op verzoek van de overledene is de begrafenis zaterdagmorgen in Rotterdam in alle stilte ge schied. Alex de Haas werd in Rotter dam geboren. Hij stamde uit een artiestenfamilie. Zijn vader was de toen bekende karakter, komiek Nico de Haas. Alex de Haas begon zijn car rière als dichter, zanger, teke naar en conferencier in 1916 Hij gold als een erudiet enter tainer. Zijn grote kans kwam, toen Jean-Louise Pisuisse hem ontdekte, die hem, evenals Koos Speenhoff inspireerde. Alex de Haas werd, toen theater Tu- schinski in Amsterdam was geopend, de huisconferencier van deze bioscoop. Voor zijn muziek werkte De Haas veel samen met de componist Max Tak. In 1966 vierde Alex de Haas zijn 50-jarig jubileum als klein kunstenaar in Tuschinski, wat tevens nagenoeg het einde be tekende van zijn artiestenloop baan. In de loop der jaren ontwik kelde Alex de Haas zich tot een stelselmatig verzamelaar van alles wat met het amusements bedrijf in ons land had te ma ken. Zijn hobby maakte hem tot een groot kenner van de geschiedenis. Wim lbo aarzelde niet Alex de Haas onze eerste historicus op dit terrein te noemen. LOCHEM (ANP) Het zie kenhuis in het Gelderse plaatsje Loehem gaat binnenkort dicht. Dr. W. van Schie, geneesheer- directeur van het ziekenhuis en tevens chirurg, heeft zijn func tie beschikbaar gesteld, evenals zijn assistent-chirurg, mevr. dr. E. van der Stel-Polderman, die ook als anesthesiste in het zie kenhuis werkt. Ook het ziekenhuisbestuur is afgetreden, nadat de 70 perso neelsleden hun vertrouwen in het bestuur hadden opgezegd Een en ander is het gevolg van een reeds geruime tijd broeiend conflict tussen directie, bestuur, specialisten en personeel. De moeilijkheden waren ont staan toen duidelijk werd dat het ziekenhuis in de toekomst niet meer zelfstandig zou kun nen voortbestaan als gevolg van het nationale ziekenhuisplan, waaróp Lochem niet voorkomt. den haag (anp) Het hoofdbestuur van d'66 is er ver ontwaardigd over dat minister Engels (crm) een berisping heeft gegeven aan de VPRO. ■tiet hoofdbestuur meent geen oordeel te moeten geven over de inhoud van de uitzending

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1973 | | pagina 4