ROER OM fo/lnederland Ui waarheen? Wat wil Nederland? n Het gaat op 29/11 om democratisering van de samenleving „Bureaucratie holt democratie uit" S OLGENDE week woensdag is hef zover. Dan verstommen einde lijk de politici; dan is het woord aan de rond acht miljoen stemgerechtig de Nederlanders, waaronder een nieu we lichting (18- tot 21-jarigen) van ongeveer één miljoen jongeren. Op die 29ste november kiezen zij een nieuwe Tweede Kamer en doen zij - daardoor - een uitspraak over de vraag, die in feite de achter ons lig gende verkiezingsstrijd heeft be heerst: moet Nederland op ongeveer dezelfde politieke koers blijven varen als de laatste jaren „Houen zo" of wil het Nederlandse volk een heel ander beleid - „Roer om" - gericht opeen fundamentele hervorming van de maatschappij? „HOUEN ZO": „ROER OM": KVP - AR - CHU- PvdA-D'66-PPR. VVD - DS'70. SPLINTER PARTIJEN Snel „Men voelt als het ware instinctmatig dat het niet goed meer zit met onze democratie' Uitholling Keuze EILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIL NOEN PE L NGEN PE L NGEN PE LINGEN LINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN „PEILINGEN PEILINGEN PEIL INGE PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN DEZE verkiezingsstrijd is er een van (soms kunstmatig) aangescherpte tegenstellingen. Grote partijen als de KVP en P.v.d.A., die afgaande op hun partijprogramma's, veel met elkaar gemeen hebben, zijn daardoor als kemphanen te genover elkaar komen te staan. In plaats van te zoeken naar gemeenschappelijke uitgangs punten, heeft men geschilpun ten zo uitgediept, dat er tussen de twee grootste politieke par tijen en hun politieke bond genoten een voorlopig onover brugbare kloof is ontstaan. In het rumoer van het ver kiezingscircus is vele kiezers het hoe en het waarom ont gaan van wat er in het recen te verleden rond het Binnen hof is gebeurd en nu te gebeu ren staat. Uit de luid aange prezen verkiezingsbeloften, die in bonte verscheidenheid als op een markt zijn uitge stald weten velen geen keus te maken. Op de markt mag een gulden een daalder waard zijn, verkiezingsbeloften staan be paald veel lager genoteerd. Dit artikel wil een gids zijn op die verkiezingsmarkt, een wegwijzer door de wir-war van politieke partijen en pro gramma's, een poging ook tot een zo objectief mogelijke plaatsaanduiding van partijen en politieke combinaties. De bedoeling van dit alles is de lezer te helpen een duidelijke eigen keus te maken met in zicht in de consequenties er van. Teveel mensen hebben bij de laatste verkiezingen niet van hun stemrecht gebruik ge maakt, omdat ze niet wisten wat er op het spel stond, om dat zij zich niet betrokken voel den bij wat er in het land ge beurde. Die onverschilligheid is de dood in de pot voor een democratie. Bij een wat ruwweg-ver deling van het huidige politie ke krachtenveld kunnen de volgende hoofdgroeperingen worden onderscheiden: de hui dige regeringspartijen, de con fessionelen dus en de VVD, de progressieve „Drie" (P.v.d.A., D'66 en P.P.R.) en de kleinere partijen van zeer uiteenlopen de kleur en aard. Uitgaande van het gegeven, dat de ver kiezingsstrijd ditmaal in alle variaties is beheerst door de tegenstelling confessionelen plus V.V.D. contra progressie ven lijkt het verantwoord te beginnen met een doorlichting van deze twee politieke blok ken. HOUEN ZO Schematisch gesteld kan wor den gezegd, dat degene die zijn stem uitbrengen op de KVP. AR, CHU en WD (in zekere mate geldt dit ook voor oud-regeringspartner DS'70) zich in grote lijnen akkoord verklaart met het tot dusverre gevoerde regeringsbeleid en na de verkiezingen een pro longatie wenst van dit beleid. Datarmee wil niet gezegd zijn, dat stemmen op KVP, of VVD zoiets als lood om oud ijzer zou zijn. Wie .„veilig verder" wil kan wel degelijk door zijn stem bepaalde onderdelen van het huidige regeringsbeleid af zwakken of versterken. Stemmen op de KVP, AR en CHU biedt uitzicht op meer aandacht voor een rechtvaardi ge inkomensverdeling, algeme ne voorzieningen en hulp aan maatschappelijk zwakkeren, niet langs de weg van snelle, ingrijpende hervormingen overigens maar geleidelijk. Tussen de confessionelen on derling zijn ook verschillen e-an te wijzen. Van deze drie is de KVP nog de meest con stante: de CHU is in doen en laten dikwijls erg vaag, de AR resoluterig maar desondanks nogal eens onderling ver deeld. Wie daarentegen, kiezend voor een regeringspartij, zijn stem aan de VVD geeft, stelt het eigenbelang (minder be lastingen, bezuiniging op ge meenschapsvoorzieningen, meer persoonlijke vrijheid) wat meer boven het gemeen schapsbelang dan de confessi onele kiezer. Zo'n WD-kiezer wenst bijvoorbeeld niet voorop te lopen bij maatschappijher vorming. Voor DS'70 geldt ongeveer hetzelfde zij het dan aat men aan die kant ten aanzien van al dan niet vermeende mis standen een wat hardere lijn propageert en minder geneigd is meningsverschillen via een compromis op te lossen. DS'70 is dus een wat moeilijke coa litie-genoot. Het is daarom lang niet zeker-, dat stemmen op DS'70 de terugkeer bevor dert van het oude vijf-partij- enkabinet. De progressieve „Drie" verschillen van de con fessionelen vooral ih tempo, temperament en aan pak. Kiezen de confessionelen voor een maatschappij-hervor ming langs die weg der gelei delijkheid („met de KVP vei lig verder"), de PvdA, D'66 en PPR zijn voorstander van in grijpende structurele hervor mingen, liever vandaag dan morgen. Hun lokt het avon tuur van het nieuwe. Om vei ligheid bekommeren ze zich minder. Kortom hier geldt het parool: ,.Het roer moet om' In de top van de grootste progressieve partij, de PvdA, Is voldoende realiteitszin aan wezig om te beseffen, dat ook progressieven de wereld niet van de ene dag op de andere kunnen veranderen. Daar weet men ook zeer wel, dat een gulden eerst verdiend moet worden, voordat hij kan wor den uitgegeven. Het probleem van Den Uyl en de zijnen is echter, dat zij een stuk achter ban hebben die meer idealis tisch is ingesteld dan realis tisch. Die roerige, eigenzinnige achterban gelooft nog wei in (politieke) sprookjes en wil ze met het ongeduld van een kind vandaag nog waarge maakt zien. Bij de progressdeven in Ne derland vei-vult D'66 ongeveer dezelfde functie als de libera len in de Westduitse politiek. Zoals de liberalen van Scheel, Brandthelpen, het roerigste deel van zijn socialistische vrienden in toom te houden, waardoor hij een evenwichtig beleid kan voeren, zo heeft ook D'66 een kalmerende in vloed op heetgebakerde ele menten in de PvdA. Dat is wel gebleken op het laatst ge houden pairtij congres van de PvdA. De PPR heeft juist het tegenovergestelde effect. Ook daar zindert het idealisme door de gelederen heen en wordt het ongeduld nauwe lijks door twijfel over haal baarheid getemnerd. Samenvattend kan dus wor den gesteld, dat wie voorstan der is- van een duidelijk ande re, onversneden progressieve maatschappijstructuur en dus geen genoegen neemt met het tot dusverre gevoerde rege ringsbeleid, terecht kan bij PvdA, D'66 en PPR. Hoe meer stemmen de PvdA zal krijgen des te sterker wordt de positie van Den Uyl. Want dat wordt dan de overwinning van reali teitszin op utopisme. Wie een extra-garantie wenst tegen on bekookt handelen in de pro- gressieve hoek zou op D'66 kunnen stemmen, daar staan ze doorgaans met beide benen op de grond. Degene tenslotte, die meent dat politiek geloof bergen kaïn verzetten, as bij de PPR aan het goede adres. Dat tot nu toe voorname lijk aandacht is besteed aan de grotere politieke partijen inpliceert niet, dat dezerzijds geringschattend zou worden gedacht over politici, die splinterpartijen aanvoeren of schouderophalend voorbij zou worden gegaan aan de motieven, die honderdduizen den mensen hun stem aan die kleinere partijen doen geven. Politici als Jongeling (GPV), en Van Rossum (SGP) zijn bekwame, hoogstaande men sen. Splinterpartijen als de PSP, de Ned. Middenpartij, de Boerenpartij e-n de nieuwe R.K. Partij vertolken onlustge voelens. die wel degelijk on der bepaalde gnoepen van de bevolking leven en -door de grote partijen niet altijd vol doende serieus worden geno men. Het probleem met de splin terpartijen is evenwel dat zij in het parlement niet meer zijn dan een roepende in- de woestijn. Enig werkelijke in vloed hebben zij niet. Wie stemt op een splinterpartij re ageert daarom alleen een stuk ergernis af maar draagt niet bij aan een oplossing van ei gen problemen. Een korte notitie over de CPN. De communistische aan hang groeit de laatste tijd wat in Nederland. Dip stemmen winst kan alleen verklaard worden als een wanhooppro- test van diep verbitterde, ver pauperde mensen, die nergens een uitgestoken hand hebben ontmoet en uit politiek onbe nul van li-eden diie iets gelezen hebben over de theorie van het Leniinistische-Marxisme maar de praktijk er van niet kennen of niet willen kennen. Die praktijk is de leugen van een paradijs op aarde, dat is de dictatuur, die de mens als in een kooi gevangen houdt. Al die splinterpartijtj es welke doelstellingen ze ook hebben, lossen niets op. Inten- gedeel: want naarmate er straks meer stemmen op die splintergroeperingen worden uitgebracht groeit de kans dat de krachtmeting tussen „hou den zo" en „roer om" onbeslist eindigt. In dat geval zouden de ver kiezingen van aanstaande woensdag ons land geen stap verder brengen bij de oplos sing van de politieke malaise, waarin het nu al zo gevaarlijk lang verkeert. L. LEIJENDEKKER Professor dr. W. Hessel doceert sinds 1964 „econo mie" aan de Technische Hogeschool Twente. Hij was daarvoor directeur van het wetenschappelijk bureau van het NVV. Hij is kroonlid van de Sociaal Econo mische Raad. Voor die SER maakt hij deel uit van de groep van vijf vakeconomen die de halfjaarlijkse studies over de economische toestand maakt, de zo genaamde „wijze mannen". Met hem had onze redac teur Jacques Levij een gesprek over zijn inzichten over de politieke vraagstukken die in ons land in het middelpunt van de belangstelling staan en die op 29 november aan het oordeel van de kiezers zullen wor den onderworpen. Zijn mening vindt de lezer in ne venstaande beschouwing. (Van een onzer redacteuren) ER is in brede kringen in ons land onbehagen over de manier waarop gere geerd wordt. Men heeft het gevoel dat onze parle mentaire democratie niet meer voldoet aan de ver langens die leven over een grotere' invloed op de be sluitvorming. Die geprikkeldheid uit zich o- eral en op allerlei manieren in uiteenlopende situaties. Bij na dagelijks kan men er over in de kranten lezen en geven de „televisie-nieuwsrubrieken er voorbeelden van. De beslis singsstructuur van onze demo cratie, op allerlei niveaus, staat volop in de branding der kri tiek. „Ik geloof dan ook dat wij in een overgangsfase le ven. Dat veel onrust, onvrede, onverschilligheid en actie uit die onzekerheid die nu een maal altijd in grote vernieu wingsbewegingen heerst, kun nen worden begrepen". Het is de overgang van een volvaa-rts- maar een welzijns samenleving. Er is, zo meent professor Hessel, een histori sche verklaring voor. Na de oorlog was ons land één grote puinhoop. Er moesit, bijna met n.ets, -aan de wederopbouw worden begonnen. Door men sen die de ellende van de vooroorlogse cra-sig hadden meegemaakt, die de bezettings tijd waren doorgeworsteld. Het was logisch dat men na 1945 de nadruk is gaan leggen op de economische wederop bouw. Want men begreep al lerwegen dat vele gekoesterde idealen geiwoon niet konden worden verwezenlijkt, als het geld ervoor niet op tafel zou komen. „Het waren toen dus met uitsluitend economische problemen die speelden. Maar het waren wel juist die pro blemen die gewoon het eerst moesten worden aangepakt. We hebben toen overlegstruc turen geschapen die sen goed samenspel waarborg 311 tussen bet georganiseerde bed ijlsle- ven Stichting van de Ar beid, SER en de regering. Dat heeft een -aantal jaren uit stekend gewerkt. Iedereen had cr vrede mee. Toen in 1957 bet bestedingsbeperkingsrap port in de SER eenstemmig werd aanvaard a-ls basis voor politiek handelen, was er nauwelijks enige spanning in Nederland. Niemand stelde toen de wijze van politieke besluitvorming aan de orde". Dat is snel veranderd, zegt professor Hessel. De doelstel lingen op economisch en soci aal gebied van 1945 zijn in grote lijnen verwezenlijkt. En daardoor krijgt wat in 1945 op de achtergrond moest blijven nu de kans hét vraagstuk van de jaren zeventig te worden. „Wij noemen dat nu de demo cratisering vdn de samenle ving, een beweging voor meer invxloed van alle burgers op 't beleid op allerlei niveaus. Men wil wan een politieke naar een sociale democratie. Die wens heeft weer invloed op de problemen die ont staan". Er is een verschuiving van doelstellingen aan de gang. Welvaart ze is in grote trekken be-rei-kt wil men zien als belangrijk bestanddeel van welzijn. Bij de jongeren is de vrees voor een einde a-an d,e economische welvaart, niet caniwezi-g. Bovendien ervaren juist die jongeren niet his torisch belast, kan men stellen de bijprodukten van die welvaart (milieu-verontreini ging, bijvoorbeeld) -als onaan vaardbaar. Daarnaast is er duidelijk een steeds sterkere stroming die naar een herver deling van het inkomen wil. „Dat zit. onder andere, sterk in de verlangens van de vak beweging. „Er zijn nog vele andere elementen die bij dit alles een rol spelen. Wij hebben na de oorlog grote verwachtingen gekoes terd van de besluitvormings structuur die werd opgezet: de gelede opbouw van het be drijfsleven (Stichting van de Arbeid, SER, de publiekrech telijke bedrijfsorganisatie, de produktschappen, de bedrijfs- reden en ondernemingsra den). Die getrapte opzet was voor die tijd een bepaalde en aan vaardbare vorm van democra tisering. Ze was voor een deel oo-k gebaseerd o-p de opvatting dat de economie min of meer dirigistisch bestuurd moest worden. Want de groei van de economie moest in ieder geval gewaarborgd worden. „Ma-ar toen bi-eek d-at een sterke economische expansie ook zonder de publiekrechte lijke bedrijfsorganisatie moge lijk wias, ve-rdween in het be drijfsleven zelf de bereidheid tet democratiseren. Dat heeft spanningen opgeroepen. Span ningen die een veel breder draagvlak hebben gekregen, omdat wij allemaal als bur gers zo langzamerhand er varen d-at iedereen in toene mende mate oploopt tegen, wat i-k wil noemen, de macht van de ongrijpbare vierde stand, de bureaucratie. Men voelt zich daartegen vrijwel machteloos. Dat wekt ergernis en irriteert. Er is in ons land altijd een zeker evenwicht ge weest tussen regering, uitvoe rende macht en rechtspraak. De vraag is, of dat evenwicht door het optreden van die naamloze bureaucratie niet ra dicaal en ten on-gunste van de burgers i-g verbroken. Men voelt als het wa-re instinctma tig dat het niet goed meer zit met onze democratie. Er komt een generatie aan bod die alles van die jaren voo-r, tijdens en vlak na de oorlog „van-horen-zeggsn" /leeft. Ze ziet gewoon scherper dan de mensen van die tijd dat onze demooratie niet hele maal gezond meer is. Ze zit met vast aan die oude structu ren. Ze wordt ook beïnvloed, veel sterker d-an de ouderen, door de nieuwe vormen van communicatie. U kunt stel-len dat dit allemaal bij elkaar tot een soort revolutie in de gees- len heeft bijgedragen". De hele verambtelijking van het leven heeft ook in de poli- t/ek grote gevolgen, „Ons par lement is niet het oentrum van alles wat aan plannen en al ternatieven door de bureaucra tie op tafel wordt gebracht. Het kan a-lleen maar j a of nee zeggen tegen plannen, zoals het een regering belieft ze in te dienen. Dat is een uitholling van de democratie. Het is allemaal wel begrijpelijk, want de hui dige parlementaire structuur komt voort uit een tijd dat er eenvoudige problemen moes ten worden opgelost. Nu ech ter hebben de kennisexplosie, de technologie, de ingewik keldheid van sociale en andere verhoudingen, het denken op wereldschaal, de vraagstukken zo in-gewikkeld gemaakt dat het parlement nergens meer is als tegenspel-er van een rege ring die voortdurend wordt gevoed en misschien ook wel voor een groot deel wordt gemanipuleerd door con bureaucratie die niet ge controleerd en in de hand ge houden kan worden". De democratiseringswens is voora-l ingegeven, omdat men gewoon inzicht wil hebben in alternatieven. Men wil niet dat men één plan voorgezet krijgt dat d-oor de bureaucratie is uitgebroeid en dat namens haar dn feite door een rege- 'ïng, een overheid, wordt ge presenteerd. Men wil ook in zicht hebben in alle andere plannen, in de gedachtenwis- seling, daarover en dan wil men zelf kiezen. „In ons parlement wordt weinig gedacht en geoordeeld over alternatieven. Ook in de voorbereiding van plannen zou het parlement gekend moeten worden. Het parlement is al tijd gedacht al-s een soort „te genspeler" van de regering. Mar het ontbreekt d-at parle ment aan de middelen om echt legen te spelen. Dat betekent dat die gekozen volksverte genwoordiging in feite steeds meer haar greep op het beleid gaat mi-ssen. Daardoor dreigt onze democratie een soort me ritocratie te worden. Slechts mensen in bepaalde posities naamloos krijgen het voor het, zeggen. De macht om te beslissen komt in handen van een groep vrijwel oncontro- Jeerbaren. Dat wekt verzet. Dat heeft de eis om spreiding van de beslissingsmacht doen ontstaan. Want ui een wel vaartsstaat wil de mens indi vidueel erkend worden ais burger. Men gaat zien, soms niet duidelijk, dat er een toene mende overeenkomst is tussen de manier waarop ons land wordt geregeerd en waarop het in het bedrijfsleven toe gaat. In dat krachtenspel, zo ervaart men, wordt ons parle ment een soort ondernemings raad. Zonder echte invloed op de gang van zaken, zonder echte besliss-ingsmogelijk- heid" In die situatie gaat het Ne derlandse volk 29 november ra-ar de stembus. „Ik geloof, en spreekt dat graag onomwon den uiit, dat een partij als D'66 destijds geboren is uit dat ge voel van onvrede met de ma nier waarop onze democratie functioneert. Ze richt zich-op cie versohoven doelstelling van de democratie. Ze is pragma- t'-sch (handelend op grond van feiten). Ha-ar ideologie is ge richt op een scheppen van nteuwe vormen van besluit vorming. Ik vind dat ook wel terug bij de PvdA en de PPR? Ik moet zeggen dat andere partijen dat ook wel hebben, maa-r ze zijn volgzamer, wor den minder gedreven dioor een wil op dit punt de samenle ving nieuwe structuren aan te bieden. Ze zijn nog teveel ge bonden aan het verleden. Dat olijkt bijvoorbeeld, uit hun beoordeling van alles wat er op dat congres van de PvdA in volle openbaarheid, is gebeurd. Voor mij was dat een stuk democratisering van de beslissingsmacht. Het was, mét aGe emoties en mét al het rumoer, gewoon een politiek deelnemen a-an de besluitvor ming door de afgevaardigden van d-ie pairtij. D-a-t maakte een zeer labiele indruk. Ik erken dat graag. Maar je kunt tegen woordig alleen nog maar een stabiel partijcongres krijgen door op traditioneel autoritaire manier zo'n gezelschap beslui ten voor te kauwen. Ook bij de KVP blijkt dat steeds min der te lukken". Professor Hessel zegt dat uit zijn opstelling ten aanzien van de politieke partijen duidelijk blijkt wie bij zijn stem wenst te geven. „Ik maak daarvan geen geheim. Juist om dat bij die partijen de hervormingsgezindheid zich wat sterker manifesteert. Maar men moet echt geen te hoog gespannen verwachtingen heb ben van hun mogelijkheden snel tot een democratisering van de samenleving te komen. Politiek en de verwezenlijking van idealen is nog altijd veel meer een zaak van transpira tie dan inspiratie. En het vin den van structuren om zo'n ideaal volop kansen op verwe zenlijking te geven, is een heel moeilijke opgave. Wel staat voor mij vast dat er vrij snel belangrijke beslissingen moeten worden genomen om hervormingen in gang te zet ten. Daarvoor staat elke rege ring die het straks voor het zeggen krijgt". JACQUES LEVIJ.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1972 | | pagina 15