troost uit Tilburg kreeg een nieuw stadhuis ZEGT SANTORi Kunsthart Fantasieloos Aandoen Tapijten door corn, verhoeven T\ IKWIJLS heb ik de in- Vriendelijk DE STEM, ZATERDAG 23 SEPTEMBER 197I Meneer is een half uurt j e weg Een onderwijzer van de vijfde klas van een jongens school moet een half uurtje weg .Hij draagt de voor beeldig ingetoomde klas over aan twee meisjes, kwe kelingen genaamd, die het boeiende vak nog moeten leren. Wat daarna geschiedt heeft veel weg van de roemruchte gebeurtenissen in klas vijf-c, ons bekend geworden door de e-- houdende Engelse t.v.-serie „Please Sir". De ond- :zer, die het gezag tenslotte herstelt, Iaat ziin leerlingen voor straf een opstel maken over wat er in dat revolutionaire half uur is gebeurd. Dit verhaal is een samenvatting van die opstellen. HET ONSCHULDIGE VOORSPEL Aric: Het liep tegen het speel kwartier en op de meisjes school was een juffrouw jarig. Dus gingen daar de meeste leerkrachten van onze school naar toe. Natuurlijk om er de juffrouw te feliciteren en er een kop koffie te drinken. Gerard: Het was woensdag morgen. De vijfde klas werd even achtergelaten. Eric: Het was op een regen achtige dag. Het was speel kwartier, maar we mochten niet naar buiten want het re gende. Maar omdat de meneer weg moest, moesten juffrouw Els en Dora oppassen. Evert: U ging weg (U me neer). Peter: In de vijfde klas had den we meneer P. en op een dag zei de meneer: ik ga even naar de meisjesschool. Bennie: De meneer vroeg of we er geen puinhoop van wil den maken als hij weg was. We mochten wel naar de wece of dingen die je in het speel kwartier deed, op tekkel pas sen of zoiets in zo'n soort term. Fred: De meneer ging een half uurtje weg. „Je goed gedragen hoor". Hij vertrouwde op ons. Toch had hij het mis. HOE HET EEN PUINHOOP WERD Evert: Frank begon naar bo ven te gaan. Hij haalde drie balletjes Toen ging Rob K. Rob V. pakte de poppenkast- poppen. Eric en Fred speelden met Tekko. Paul V. tekende, net zoals ik. Juffrouw Dora zei: We gaan het liedje nog eens repeteren. Maar Rob K., Frank, Rob V. en Tonie zongen niet goed mee. Iedereen deed daar na weer rumoerig (ik ook een beetje). Paul V.: Het begon zo: Ik ging naar het toilet en toen zag ik enkele jongens in de gang met balletjes gooien. Ik dacht bij mij zelf: hè, ik doe even mee. Dat deed ik niet lang, het was mij te saai. Toen gingen Erik en ik met de poppenkastpop- pen spelen. Dat mocht niet van juffrouw Dora. Ik was na- DE HOOFDPERSONEN: Mijnheer Ponderwijzer. Juffrouw Elskwekeling. Juffrouw Dora.kwekeling. Tekkohondje van de onderwijzer. 19 Jongens rond tien jaar. Meneer De V hoofd van de school. Juffrouw R onderwijzeres in andere klas. tuurlijk zo eigenwijs toch door te doen. Maar toen kwam E- vert de pop afpakken. Ik gaf de pop dan maar. Daarna ging ik naar juffrouw Dora en vroeg' „Mag ik een tekening op het bord maken?" Juffrouw Dora zei: „Ja". Er waren al twee jongens bezig. Na onge veer tien minuten zei juffrouw Dora: „Het bord moet uitge veegd worden". „Ha, nee", dacht ik bij mij zelf. Peter moest het doen. Ik liet het ein delijk toe. Peter: Ik wou met Tekko gaan spelen, maar1 iedereen zat rond hem. Toen vroeg ik aan juf frouw Dora of ik op het bord mocht tekenen. Dat mocht. Na een tijdje had ik een mooie boom (vond ik zelf). Maar E- vert, die ook op het bord mocht tekenen, veegde zijn te kening weg en hij was vrese lijk nat en daarom vielen een heleboel spetters op mijn te kening Arie: Er waren jongens die in de klas en op de gang gingen gooien. Er waren ook jongens die in de klas gingen spelen en rukken met de poppenkastpop- pen. Ook gingen jongens wild doen met Tekko. Juffrouw Els en juffrouw Dora hebben hun best gedaan om die jongens normaal aan het lezen of te kenen te zetten. Bennie: Toen meneer P. weg was ging ik naar het koffie- kamertje en zag dat de koffie koud was. Dus zette ik .wat thee en gaf de leerkrachten en kwekelingen wat thee. Toen ik terug kwam zag ik dat Frank en Tobias met een bal letje gooiden. Dat ging wel rustig, maar op den duur kwa men er steeds meer jongens. En het werd steeds rumoeri- De vijfde klas en Tekko: weer ingetoomd. ger. En toen ik net de thee had rondgebracht, dacht ik dat er geen suiker in zat en ging ik weer de klassen langs. Toen ik weer terugkwam liep juf frouw Els me tegemoet en vroeg: waar is de verband- trommel Ik wees de grote EHBO-koffer en toen pakte ze een paar watjes en ging weer naar de klas. Ze liep naar Rob K., die met een schaafwond op zijn knie met het been op een andere stoel zat. Toen juffrouw Els met twee watjes de wond schoonmaakte ging ik daarna met Rob K. naar juf frouw R. en die deed er jo dium op. We gingen weer te rug en zagen dat meneer De V. jongens van de gang stuur de omdat zij zo rumoerig de den, herrie schopten en lawaai maakten. Eric: De juffrouw moest naar het bord,want er tekenden een paar jongens op. Ze wis ten best dat dat niet mocht, maar toch gingen ze door. Uit eindelijk pakte Els de krijt jes af. Daarna wilden Els en Dora het liedje Sjaloom. nog zingen, maar ze gaven de moed op, want het lukte niet. Ik kon niet zingen, want ik was hees. Gerard: Poppenkastpoppen gingen wij gewoon vernielen. Rob K.: We zaten te tekenen op het bord en de kwekelin gen kregen ons niet rustig. We zaten te roepen en we hadden zo'n leut. Robert V.: De vijfde klas ge- draagde zich op dertien sep tember zeer brutaal en schreeuwde te bard en gingen de hele school op stelten zet ten. Samenstelling: Frans de Ligt Foto: Johan van Gurp Guillaume: De meneer was weg, toen gingen we herrie schoppen. De kinderen gingen met het hondje stoeien. En ze waren met het balletje gaan voetballen. Fred: Zodra hij weg was be gon het drama, we holden door de klas, we gingen op on ze banken staan en nog veel meer rare dingen. Ik heb ook veel rare dingen gedaan. DE TERUGKEER VAN MENEER P. Evert: Toen kwam U: iedereen was stil. Peter: En toen kwam de mijn heer terug en zei: wie heeft er iets opzettelijk gedaan (dat verstond ik). Rob K.: En toen de meneer weer kwam was hij heel kwaad. Hij zei: „Ik zal jullie dat herrieschoppen wel eens afleren met laden huiswerk op te geven". Fred: Toen kwam de meneer eraan. Opeens was 't heel stil. Een tijdje later kwamen we met een berg huiswerk thuis. Gelukkig heb ik het nu al af. HET DEEMOEDIG BEKENNEN VAN SCHULD Guillaume: De meneer stond voor schud. Toen kregen we voor straf veel huiswerk mee. We hadden het verdiend. Tony: We hebben ons niet goed gedragen. Dat vond u ze ker niet leuk. En daarom kre gen we straf van u. En dat vonden we niet leuk. En die niets gedaan hadden vinden het ook niet leuk. Tobias: We hebben ons mis dragen. Dat is niet fijn. In dat h^ilf uur heb ik met een bal letje gespeeld en dat mag niet van de meneer. Dat balletje was van Tekko. Ik heb me misdragén. Frank: Een normale 5e klas zou zich rustig hebben gedra gen als de leraar weg was en twee juffrouws zouden oppas sen. Maar onze vijfde klas heeft zich misdragen. Dat hoorde eigenlijk niet Paul: Ik heb alleen getekend en een beetje gekletst. Zacht jes. Bram: We hadden dit niet mogen doen. We moesten rus tig zijn. Het mocht niet gebeu ren. We mochten niet gillen en niet met balletjes gooien. We moesten dit niet doen. We had den rustig moeten, zijn. We mochten niet met balletjes gooien en we waren met bal letjes tegen de muur aan het gooien. En voetballen met de balletjes. Tony: Wie niet horen wil moet maar voelen. Dus daar om zullen, de meesten wel spijt hebben. Ik zelf ook. Heb er spijt van meneer P. Rob K.: We hadden wel pret maar we zaten de leraren en leraressen voor schut en dat mag helemaal niet. Ik was er een grote bende van het ma ken. Ik zat te gooien met bal letjes en ik schreeuwde en brutaal als ik was. Toen vroeg hij aan ons dat de jongens, die herrie hadden gemaakt, hun vinger opsteken. Ik deed dat ook. HOE HET EIGENLIJK BEHOORT TE ZIJN Tobias: De vijfde klas is een hoge klas en dan moeten wij ons goed gedragen. Het mag niet gebeuren dat wij de TOt- ste klas van school worden. Daallijk is het nog een bende op school. En dat moeten wij voorkomen. Robbert V.: Dit is heel dom van de vijfde klas geweest. Ze hadden veel stiller en be leefder moeten zijn. René: De kinderen moeten ge hoorzaam zijn. Bijvoorbeeld goed luisteren in de klas, ook al zijn ze alleen. Paul S.: De klas moet zich stil houden. We mogen, wel iets tegen elkaar fluisteren. Paul V.: Je moet je vatzoetlijk gedragen en niet zitten klet sen en je mag niet vervelend zijn. Je moet je als een flinke jongen in de vijfde klas gedra gen. en niet als een vernielend jong (pardon). NOG EEN ENKELE OPMERKING Arie: Dit opstel ging niet zo heel erg gemakkelijk. Eric: Maar toch, ik heb fijn met Tekko kunnen spelen. Ik vond het fijn, maar Tekko ook Zwart pak van 23 miljoen Als een grote zwarte donder steen staat in het hart van Til burg het nieuwe stadhuis, bjj- na een broertje van het triom fantelijke 104 meter hoge Bos sche provinciehuis, dat je van af bet dak in de vertë ziet liggen. De 400 ambtenaren, die daarmee voor 23 miljoen gul den een zijig zwart pak heb ben aangetrokken, weerspie gelen op deze wijze een hië rarchische bestuurlijke struc tuur, waarvan je hoopte dat die langzamerhand achter haald zou zijn. Met wat cock tailachtige onderonsjes en open-dagen voor het volk is dezer dagen de officiële ope ning een feit. Het architecten bureau Kraaijvanger, Van Putten, Kuit, Knol en Maas, dat tien jaar geleden het eer ste plan voor dit stadhuis maakte, had geen beter ge schenk aan b. en w. van Til burg kunnen bedenken dan het „schuttersstuk" van de Haagse kunstenaar Stapel, dat dinsdag 11 september werd aangeboden: mr. C. Brecht met de zes wethouders, stoer pose rend op een rijtje in de olie verf: levensgroot. De zeven koppen met aangeplakte cos- tuums illustreren uitstekend de mentaliteit van dit nieuwe raadhuis. Mr. C. Brecht, die zich de af gelopen jaren de bijnaam van „Kees de sloper" verwierf, had het de ontwerpers voor dit stadhuis gemakkelijk gemaakt. „De schoonste stad van het land" werd in het hart gro tendeels tegen de vlakte ge- Tekst: Henk Egbers Foto: gemeente Tilburg gooid en de architecten kre gen bijna vrij spel om een heel nieuw centrum voor Tilburg te creëren. Bijna, want het kleine stukje historie dat Til burg nog heeft, het uit 1849 stammende paleis-raadhuis van koning Willem II moest terecht overeind blijven. Dat betekende duidelijk een beperking, die overigens een acceptabele oplossing kreeg. Het tot Madurodam-maten te ruggebrachte naieve paleisje kwam in de schoot te liggen van een aantal goed gepropor tioneerde massa's, waarbij het grote plein wordt afgesloten door betonplastieken van Joop Beljon, die het hoofdgebouw repeterend een mooie aan sluiting geven bü de boule vard. Een lelijke luchtbrug, fraai aangeplant door Bossche Buys en een paar oude bo men zorgen voor de aanslui ting tussen Willem II en Brecht. Het nieuwe complex kan niet los gezien worden van het kunsthart dat Tilburg krijgt en dat ten dele voltooid is. Een hechte totaliteit, waarin gelukkig ook woonkernen zijn aangebracht. Dat mag er wel apart bjj nu onze binnenste den door de dure grond prijs steeds meer bedrijfs ruimten worden, die 's avonds ontvolkt zijn. Die totaliteit sluit enerzijds aan bij oud- Tilburg, door het ervan af te schermen met hoogbouw en nodigt anderzijds, waar dit niet mogelijk is, uit tot nog verdere afbraak van de omge ving. De beide bouwblokken van het nieuwe raadhuis zijn opgedeeld in drie delen. In de laagbouw (doorlopend onder de torenflat) is het publieks gedeelte. Heel prettig (maar wel saai uitgevoerd) bevindt Tilburgs nieuwe stadhuis met naieve paleisje: we doen het ons zelf aan. zich daarbij een restaurant en een expositieruimte. Achter de open balie in de grote hal staan monitoren, waarop de 154.000 personen die Tilburg rijk is geprojecteerd kunnen worden. Wanneer je een vis- of geboorteacte nodig hebt, drukt de ambtenaar op een knopje en de computer met 'n willekeurig afstandsgeheugen op de achtste verdieping, geeft direct alle persoonlijke gege vens op de tv-buis. Dit ge automatiseerde bevolkingssys teem is een primeur, dat reeds internationaal de aandacht trekt. Om dan nog maar meteen een andere Tilburgse wereldprimeur te noemen: electrische commando's, ge- luids- en lichtsignalen zorgen voor postvervoer door het hele gebouw, via een documenten- lift volgens een cake-walk- systeem. Het gebouw zelf kun je moei lijk een wereldprimeur noe men. Krachtig in massa en ge ledingen, maar fantasieloos in detailleringen. Dat geldt met name 't tweede (administratie ve) gedeelte in de negen-etage hoogbouw. Zakelijk, effectief en sober zoals dat heet wordt te vaak verward met rechttoe, rechtaan en kleur loos. Toppunt is de afdeling sociale diensten met de spreek cellen, die me deden denken aan de lugubere wereld van Clockwork Orange. Een la chertje van moderne architec tuur is ook, dat bij de totaal glazen wanden van de kanto ren de grootste batterijen ver lichtingsarmaturen zitten, die (bijna) dag en nacht branden, omdat het bij de ramen het donkerste is, aldus een eer ar chitecten portret van Stapel.... Behal ve kamers voor burgemeester en wethouders, leeskamer voor raadsleden en bestuurskamers b. en w-, zijn in dit gedeelte de strakke raadszaal, met ech te „balie" voor b. en w„ bur gerzaal, foyer en koffiekamer (de drie beste ruimten) te vin den. Het derde deel tenslotte op de laagbouw is de zoge naamde bestuursvleugel. Van naaldviit stap je dan op de apart ontworpen Oto Premse- laar-tapijten. Dat heeft ook iets te maken met het statie- Voor de kunstzinnige aankle ding van het gebouw werd f 350.000 besteed. Via advise ring door de Brabantse Kunst Stichting werden een 75-tal kleinere kunstwerken aange kocht van Brabantse kunste naars, die het gebouw min of meer sieren. Opvallend zijn de mozaieken van Jan Dijker, Verhulst en Gerard van Ier- sel op de verschillende eta ges van het administratiege bouw. Deze „visitekaartjes" van dc afdelingen werden het krachtigst afgeleverd door Jan Dijker, terwijl Verhulst met zijn glas- en potteriescherven tot originele maar soms op het huisvljjterige af vor men kwam. Een van de gaaf ste kunstwerken en ook het minst „aangebracht" is een stenen wandmozaiek van Theo van Amstel in de burgerhal. Sterk is ook een plastiek van Maters bij de ingang, al staat deze wat te gedrongen. De wandkleden van Ria van Eijck, Pieter Wiegersma, Theo Mols en Wil Fruytier zijn door gaans goed, al dragen ze niet bij om dit metier in nieuwe banen te leiden. Indrukwek kend, maar hier en daar bijna op het kitscherige af, zijn de glasplastieken van Joop van den Broek. Dat zijn enkele kunstwerken van de velen, die toch te veel als „toegift" fun geren, als bloemetjes op het beton. Het speelse element, dat bijvoorbeeld de bar in de kof fieruimte siert, wordt teveel gemist. Maar besturen is ten slotte een ernstige zaak, zeker in een land waar voor iedere handeling langzamerhand een loket nodig is. Dergelijke „stadhuizen" doen we onszelf aan. I druk, dat kinderen diep in hun hart ma teloos bedroefde we zentjes zijn. Een van de re denen waarom ik dat wel eens denk is deze: als volwassenen lief zijn tegenover kinderen, nemen zij altijd de houding aan van iemand die wil troos ten en bemoedigen. Zij tove ren hun een wereld voor die veel mooier is dan de werkelij ke of waarvan althans de mooiheid een beetje spectacu lairder is, en ze praten daar bij op een enigszins meewa rige toon. Zij zingen een mooi ere wereld bijeen om het kind daarin in te spinnen, zodat 't voorlopig tegen de werkelijke wereld beschermd blijft. Ik denk dat iedereen deze toon wel herkent. 71 TSSCHIEN doen volwas- l senen dat op grond van hun eigen melan cholie, die zij op kin deren projecteren, en zijn hun troostende woorden en geba ren in werkelijkheid bedoeld om hun eigen verdriet te be zweren. Dat is heel goed mo gelijk. Alleen vraag ik mij dan af hoé zij er in slagen con tact te krijgen met de kinde ren. Als er in het kind niets zou beantwoorden aan deze expressie van meewarigheid, zouden zij het opvoeren daar van dan niet als een bedrei ging ervaren en verwerpen De ontmaskering van de uol- ioassene is natuurlijk prach tig, maar zij zegt zo weinig over het kind. Ik blijf dus even geloven, dat die tjuikende en kwinkelerende volwassenen iets aanvoelen van het kind, misschien wel meer dan van zichzelf. Een andere reden om in mijn geloof te volharden, is de levendige herinnering aan mijn eigen kinderlijke melan- colie. Dat was geen hevig ge voel van verdriet en vergeefs heid, maar eerder een sluime rende bereidheid om te huilen over de oeverloosheid en de onoverzichtelijkheid van het bestaan. Juist omdat het mooi was, gaf het leven ook een ge voel van machteloosheid. Het was een geschenk, toaoT- van je nooit precies wist wat je er allemaal mee kon doen. En niemand ujist dat. Ook niet de grote mensen: maar die kon het iets minder sche len. f ÈP een dag was ik eens 1/ heel bedroefd. Ik wist niet waarom. Er was mij geen leed toegebracht, geen onrecht ge schied, en op geen enkele ma nier tekort gedaan. Hooguit had iemand nagelaten mij met mijn troetelnaam te noemen. Mijn hemel was bewolkt. Ik liep naar de kamer waar mijn moeder ziek lag, een klein wit vertrek waarvan het raam altijd open stond. Ik ging zo dicht b-y het bed staan als dat mocht -want men meen de toen dat haar ziekte be smettelijk ie as. Wat toen ge beurde zal voor mij altijd een sacramentele waarde blijven vertegenwoordigen. Zij leg de haar bleke hand op mijn hoofd en zei alleen maar: „Ben je bedroefd, vent?" Dat zijn de enige woorden die ik van haat onthouden heb, de hele boodschap van haar be staan. Het vage verdriet dat ik als een mist in mijn hoofd voelde, sloeg neer in tranen. Pas toen was ik getroost, want mijn verdriet was bevestigd en had een bedding gevonden, 't Was niet weggekwinkeleerd met een smoesje of een ver haaltje. Maar gedeeld door ie mand die ook zelf verdrietig was en daar alle reden voor had. /K zal dit gebaar nooit vergeten. Het heeft waarschijnlijk meer dan alle scholing, lec tuur en gebeurtenissen mijn leven en mijn gedachten be paald. Zou ik wat een be lachelijk idee is op dat mo ment energiek tegen een geu rige boezem gekwakt, of he lemaal volgens het boekje ge knuffeld zijn, zou ik opwek kende verhalen te horen ge kregen hebben over hoe mooi het leven wel is en hoe flink een jongen moet zijn. Dan zou ik een onvoorstelbaar andere persoon geworden zijn, waarschijnlijk die persoon waarmee ik nu geen enkel contact heb. Deze overtuiging is zo zeker, dat ik nauwelijks kan aannemen een uitzon dering te zijn. Als kinderen e- ven niet bezig zijn of opge pept worden, kijken ze soms op een manier die niet al leen de melancholie van de volwassenen oproept, de ge dachte dat zij nog zoveel el lende zullen moeten beleven, maar die hun eigen peilloze droefgeestigheid vertolkt. Vrïit- Doelman Samtoro ki (Van onze speciale verslaggever) BUENOS AIRES -s een vriendelijke die Miguel Angel toro. Een sportjongen i iedereen vriendelijk woord staat, veel tijd u trekt om handtekening* uit te delen en tevens et figuur die altijd bereid zijn kameraden te ve dedigen. Vooral wannet zij net zoals hij zelf i het eerste elftal van Ind pendiente uitkomen. Daarom ook wil hij get kwaad woord horen ov< een zekere Dante Mirco die in het Avellaneda sts dion zo bereidwillig was or het vuile werk op te knap pen, En hoe doeltreffend dat is gebeurd, herinnert i zich ongetwijfeld nog wel. Voor degenen die door aller lei omstandigheden wellich wat kort van memorie ziji som ik nogmaals de straflijs van Mircoli op. Hij is de spe ler geweest die eerst Cruyf vroegtijdig naar de kleedka mer heeft geëxpedieerd, ver volgens Blankenburg te grazei nam en tevens pogingen in he werk heeft gesteld om doel man Stuy voor zijn leven on gelukkig te maken. Voeg daar bij nog wat kleinere vergrij Pen en het is duidelijk da Mircoli bepaald niet tot de meest bewonderde Argentijnse spelers behoort. Althans niet vanuit Ajax-standpunt beke ken. Wie echter ook twijfelt aan de goede bedoelingen van de felste rode duivel, doelman Santoro niet. Volgens hem is bet meer een samenloop van omstandigheden geweest dat steeds het met lange haren getooide hoofd van Mircoli kon worden bespeurd als er weer eerus een Ajacied lag te zieltogen. Santoro: „Dante vond het zelf allemaal heel vervelend. Neem zijn overtre ding tegen Cruyff bij voor beeld. Dat kwam alleen omdat Mircoli zich vergiste in de snelheid waarmede Cruyff in- eens demarreerde. Neen, ge- In het Avellaneda-stadion wo sen moeten echter wel worden bi

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1972 | | pagina 16