Het product Nixon wast beter dan concurrentie hok BINNEN 15 JAAR EEN OPSTAND? a. verhoeven Inrichtingen Commercieel Mentaliteit Kritiek -h 19/2 R gebeuren dingen die wij „schokkend" noe men. De schok brengt ons uit ons evenwicht is gewone doen. can ook ons gevoel van waarde of onze overtui- kwexsen. Mensen zijn sbaar. ik het over wil hebben schok die door het zien gewelddadige taferelen eg gebracht kan worden, n over die schok, niet o- \e klaarblijkelijk aanwezi- antrekkingskracht van en andere schokkende tien. Het gaat niet over reedheid van degene die elt, noch over de pijn van xe die geslagen wordt, over de gevoelens van tens die daarvan getuigt er niet van geniet. is nauwelijks te ontken dat dit laatste gebeurt, xeer in een film of ver- de beul zelf een pak krijgt, geeft dat eerder jevoel van voldoening een schok. We verwach- xiets anders en de klap is voorbereid. zhien houdt die voldoe- verband met het feit dat ons eerder identificeren het slachtoffer dan met eul. Persoonlijk heb ik xeiging heel sterk. Van ren weet ik het niet zo es. Want al wordt er veel zat en gesihreven over ld in film en op de tele- de aard van de schok t niet omschreven, ■an het dus alleen voor If proberen. DENTIFICATIE met 't slachtoffer speelt een zekere rol. Maar gaat toch niet zo ver, iet geweld mij schokt, t ik mij op dat moment ijn voorstel die het op- n veroorzaakt en die als vare zelf voel. Ik geloof deze identificatie minder komt naargelang we va- n met meer ervaring ge- zijn van dergelijke to en. Toch is er telkens 'n 'c. Het wordt hier, in mij, listreerd, maar met het xlijke bewustzijn, dat er in de wereld buiten mij, gebeurt, waardoor hij ver lakt wordt. Ik produceer hok niet zelf. E morele verontwaardi ging is een ander ele ment in de schok. Wat daar gebeurt is alleen zinloze bruutheid, 'oept ook mijn verzet op. mag niet gebeuren en het dus ook niet vertoond ten. Het verzet richt zich li vernietiging en bescha- .g en heeft allerlei grada- het loopt van ergernis zinloze vernieling of ver ting van gebruiksvoor- en tot een bijna heilige le als het gaat over kwel- tf vermoorden van leven- jezens. Wanneer daarbij ndien nog bloed vloeit en opvallende kleur iets buiten treedt to at be- d lijkt binnen te blijven, wordt de breuk met de me situatie nog groter en chok nog heviger, er nog dan door morele xtwaardiging wordt, bij althans, de schok verhe- door de onmogelijkheid latgene w aarvan ik getui- en, op te nemen en te in- ren in mijn patroon van en. De schok heeft te ma- met verzet tegen passivi- In de schok bots ik weer- op een vreemd element, •ld is een onbegrijpelijke ichrijding van 'n normaal uik van middelen. Slaan shoppen vertegenwoordi- vooral wanneer ze niet twoord worden b.v. omdat lachtoffer weerloos is, en van uitzinnigheid die :wone kaders doorbreken, chok die zij veroorzaken et gevoel de machteloze ge te zijn van deze breuk. ETUIGEN zijn machte- loos. Zij worden ge dwongen in de positie van toeschouwer. Die t ondraaglijk als de situ- om daadwerkelijk ingrij- vraagt. De noodzaak teloos toe te zien en het rteerbare te verteren be naar mijn gevoel voor telangrijk deel de inhoud e aard van de schok. Het in impuls tot activiteit, xls ze al niet misplaatst is n een film, in elk geval te laat zou komen. Dat istrerend. Iets wat gere- leek, wordt ontregeld, ge- doorbreekt middelen, iteloos kijken vervangt 't f optreden, te laat ko ualt samen met aanwe- ■ijn: dat is meer dan wij en verwerken. Dat het '.min een sensatie kan is wel duidelijk. ZATERDAG 16 SEPTEMBER 1972 WASHINGTON. Het hele Ameri kaanse verkiezingsspel van de ver kiezing van Dwight D. Eisenhower tot de keuze van senatoren, burgemeesters, hondevangers en kantonniers heeft in 1952 rond 150 miljoen dollar gekost. Vier jaar geleden kostten de verkiezingen 300 miljoen dollar en dit jaar zullen de re cords wederom worden verpletterd. De televisie zal de grootste politieke veel vraat blijken: in 1968 werd 75 miljoen dollar in politieke tv-reclames geïnves teerd. Er waren toen al klachten over „kandidaten van plastic", die als een soort waspoeder op de markt worden ge bracht. Tussen 1912 en 1953 waren de kosten per kiezer in de Amerikaanse presidents verkiezingen 19 tot 20 dollarcent. In 1960, het jaar waarin John F. Kennedy werd gekozen, liepen de kosten op tot 29 cent per kiezer. In 1964, het jaar van Lyndon Johnson, was het 35 cent en in 1968, het Nixonjaar, 60 cent. Door het steeds duurder werden van de politieke campagnes wordt de rol van gulle geldschieters en politieke filantro pen, de zogenaamde „fat cats" steeds groter. Volgens „Fortune" schonk W. Clement Stone uit Chicago, Richard Nixon in 1968 het enorme bedrag van 700.000 dollar in dat jaar kreeg Hubert H. Humphrey van John (Jack the bar jer) Factor en van de president van de Music Corporation of America (MCA), Lou Wasserman, elk 240.000 dollar. Het ge vaar is niet denkbeeldig dat politieke filantropen van dit kaliber politieke gunsten gaan terugverlangen. De televisie is in het Ame.-ikaanse politieke spel van grote betekenis. Vol gens een in 1971 op touw gezette opinie peiling verneemt 60 procent van het Amerikaanse publiek zijn nieuws van de beeldbuis. Dat een kandidaat het pre sidentschap zou kunnen „kopen" met een verzadigingseampagne via de televisie vtordt door de experts echter uitgesloten geacht. De staf van Nixon besteedde in 1968 bijzonder veel aandacht aan de tele visie. (Er is een aardig boek aan gewijd: ..The selling of the president, 1968" van Joe McGirinis). Maar ondanks de enorme investeringen in de televisie zag Nixon zijn enorme voorsprong op Humphrey verkruimelen. Zijn overwinning was krap en Humphrey beweert nog steeds dat hij en niet Nixon president zou zijn, wanneer de verkiezingen op woensdag, in plaats van op dinsdag zouden zijn gehouden. Bij de verkiezing van Eisenhower in 1952 speelde de televisie geen rol van be tekenis. Er werd toen een kwart van het verkiezingsbudget aan de televisie gewijd. In 1988 was dat ruim tweederde en daarvan werd driekwart geïnves teerd aan zeer korte politieke reclame „spots" van een minuut of korter. De korte flitsen jagen de kijkers niet op de vlucht. Een politieke uitzending van een half uur daarentegen, zo is uitgerekend, kiijgt 34 procent minder aandacht dan het programma dat er mee wordt ver vangen. Politieke programma's van een kwartier verliezen gemiddeld 25 pro cent en 5 minutenprogramma's tussen de 5 en 10 procent, van de kijkers. Hoe groot de invloed van de televisie op het gedrag van de kiezers is, is on duidelijk. Volgens sommige deskundigen is een politieke tv-campagne belangrij ker voor het behoud van reeds bekeerde kiezers, dan voor de verovering van nieuwe legioenen. Het feit dat er for tuinen aan politieke tv-reclame worden besteed duidt er op dat de kandidaten denken er niet buiten te kunnen. Volgens menig tv-expert won John F. Kennedy de verkiezingen van 1960 door de roemruchte televisiedebatten, waarin Nixon het slachtoffer werd van amateu ristische make-up en slechte belichting. Waardoor hü er op de beeldbuis uitzag als een vermoeide bandiet. Aan de voor avond van de debatten was Nixon be kender dan Kennedy: na afloop waren beide mannen even bekend. Of de „grote politieke debatten" ooit zullen terugkeren valt te bezien. Johnson voelde er in 1964 niets voor Barry Goldwater met een paar gratis televisieprogramma's te hel pen en ditmaal voelt Nixon er evenmin voor, ofschoon George McGovern hem bijna dagelijks uit zijn tent probeert te lokken. Nixon geeft de voorkeur aan gladde reclame-plaatjes, waarin zijn deugden kunnen worden vergroot, zijn ondeugden geminimaliseerd en waarin het produkt Nixon, de nationale was be ter doet dan de concurrentie. Tekst: BERT VAN VELZEN, correspondent in Washington. zwaar Bejaarden liggen ons op de maag Er zijn in Nederland zo'n 1.300.000 vrouwen en man nen boven de 65 jaar. Om en nabij de tien procent van onze totale bevolking. „Bejaarden" noemen we ze. Daarin klinkt iets door van medelijden. Van onze kerheid ook. Ze zouden immers, met hetzelfde ge mak, ook „de rijpen in le venservaring" genoemd kunnen worden. Dat zou van meer werkelijkheids zin getuigen. Het zou te vens aanduiden dat die groep landgenoten die niet meer aktief deelneemt aan het arbeidsproces - uitzon deringen daargelaten - nog steeds als waardevolle le den van de samenleving beschouwd worden. Eigenlijk liggen die „be jaarden" de maatschappij wat zwaar op de maag. We weten niet goed wat we met ze aan moeten. Dat komt niet in de laatste plaats, omdat we heb ben geleerd dat produktiviteit de kurk is waarop de wel- vaarts-maatschappij drijft. Welnu, wat moet je dan met zo'n groep mensen die aan de stijging van de produktie en d economische groei niets meer bijdraagt? Dat er voor jonge mensen veel gedaan wordt, is in zo'n filosofie begrijpelijk. Die nemen straks immers aan het produktiepro- ces deel. Die hebben toekomst waarde. De bejaarden kosten alleen maar geld. Dat klinkt een beetje hard. Want het spreekt bijna vanzelf dat wij, de werkenden, indivi dueel niet zo denken over onze oudere landgenoten. Hoe welEr wordt hier en daar soms flink gemopperd over die steeds oplopende pre mie die betaald moet worden voor de AOW-uitkeringen. Alleen reeds het feit dat de werkenden in Nederland dit jaar samen het enorme bedrag, van zeven miljard en 75 mil joen opbrengen die als AOW zal worden uitbetaald, zou doen veronderstellen dat de Nederlandse samenleving pre cies weet vanuit welke opvat ting de bejaarden benaderd behoren te worden. En daar naast wordt, ook dit jaar, nog eens een half miljard aan of voor bejaarden uitgekeerd op grond van de bepalingen van de Algemene Bijstandswet. Toch bestaat onzekerheid over die benaderingswijze sinds zo'n jaar of tien geleden, het langzaam maar zeker begon door te dringen dat we er als volk niet uitkomen met „die bejaarden" door ze zoveel mo gelijk in verzorgingshuizen te stoppen. Die mening bestond ir de jaren na de oorlog, aan vankelijk'wel. Dat was. des tijds, een eerlijkë overtuiging. Er is toen heel veel gedaan om bejaarden-inrichtingen te bouwen. Dat heeft ertoe geleid dat er nu zo'n 1200 bejaarden-te huizen zijn die door stichtin gen, de overheid, etc. worden beheerd, de z.g.n. bestuurlijke huizen. Daarnaast zijn er zo'n 700 tehuizen die met een com merciële bedoeling worden ge dreven. Omdat het woord commercieel vaak ten on rechte in dit verband hier en daar weerstanden oproept, heeft men vanuit die kring liever dat gesproken wordt van „persoonlijk geleide tehui zen". Dat klinkt wel mooier, maar doet aan het winstoog merk uiteraard niets af. Er is berekend dat 30 pro cent van die tehuizen niet voldoet. Ze zouden vervangen moeten worden. Dat is gemak kelijker geconstateerd dan ge daan, want waar moet het Tekst: JACQUES LEVIJ Foto's: RENé DE SWART geld vandaan komen om die vervanging binnen redelijke tijd te verwezenlijken? Eind 1971 telde het ministe rie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk in be jaardenoorden 118.000 bedden. Weer zo'n voorbeeldje dat de mentaliteit in onze samenle ving met betrekking tot de niet meer produktief werken de landgenoten wat vreemd is. De meeste mensen, die in be jaardenhuizen wonen, zijn na melijk niet ziek Ze hebben en dat ligt voor ieder hunner verschillend vaak op be paalde punten wat extra ver zorging nodig: dieet, hardho rend, slecht ter been, enz. Maar ze zijn niet bedlegerig of voortdurend ziek. Toch schrijft men zelfs in een of ficieel stuk over „verzorgings bedden". In navolging van de manier waarop de behoefte aan ziekenhuizen wordt uitge drukt. Dwaas? Natuurlijk! Want met veel meer logica zou men over deze gezonde oudere landgenoten kunnen praten over hun behoefte aan stoelen, tafels, televisietoestellen. Het is dan ook geen wonder dat juist in de kring van men sen die „in het bejaardenwerk zitten" weerstanden zijn ont staan tegen de manier waarop in ons land tot nu toe over het algemeen het bejaarden- vraagstuk is aangepakt. Na de oorlog is de bejaardenhuis mentaliteit ontstaan. Vaak zat 0 Heel wat oudere mensen kunnen zelfstandig blijven door ze in hun eigen omgeving aangepast te helpen. daar achter dat de huizen waarin oudere mensen woon den vrij moesten komen voor jongere gezinnen. Er is toen nogal sterk de nadruk gelegd op de „vergrijzing" van onze bevolking. Waar moest men met al die oude mensen heen? Men vergat daarbij te vertel len dat de totale bevolking aanzienlijk aan het groeien was. Dus groeide ook de groep bejaarden. In 1965 vormde die groep 9% procent van onze bevolking, nü 10% procent en in 1980 ongeveer 11,1 procent. Maar ja, 11 procent van 17 miljoen is nu eenmaal heel wat meer dan 9% procent van 12 miljoen. Er is een run op de tehui zen ontstaan. Ellenlange wachtlijsten werden schering en inslag. Iedereen kent de verhalen van bejaarden die moesten wachten tot ze dik in de 80 jaar waren voordat ze „geplaatst" werden. Er is een bejaardenhuis mentaliteit gekweekt. Het stond voor vrijwel iedereen vast dat de enige manier om de oude dag goed door te ko men was (en is): gaan wonen in een bejaardenhuis. Angst voor de toekomstige leefsitua tie, gebaseerd op de te ver wachten achteruitgang van de manier waarop het lichaam functioneert speelde daarbij ook een grote rol. „Als ik oud ben, moet ik naar een bejaar denhuis", gingen velen den ken. Daarbij speelden de kin deren vaak, onbewust, een sti mulerende rol. Ook hun was dat ingeprent. Maar het is he lemaal niet vanzelfsprekend dat oudere mensen in een be jaardenhuis gaan. Ook niet voor bejaarden die financieel niet onafhankelijk zijn. Zij vormen nu 75 procent van de bewoners van bejaardenhui zen. Het kost hun een groot deel van hun AOW en boven dien moet er voor hen elke Er is de laatste jaren een mentaliteit gekweeKt van: als je oud wordt, dan moet je het bejaar denhuis in. maand honderden guldens „bijstand" worden betaald. Tegen dat automatische „opbergsysteem" is kritiek ge rezen. Juist vanuit het sinds 1964 langzaam op gang geko men werk van de bejaarden zorg. „De bejaarden vormen geen afzonderlijke groep in onzë samenleving", stelt men daar. Ze zijn dat veel te veel géwordén, omdat men ze als groep zo apart heeft behan deld. Ze hebben dat ook veel te veel geslikt. Heel wat oudere mensen zouden zelfstandig kunnen blijven door ze in de eigen omgeving aangepast te helpen. Door kinderen die vader of moeder of beiden in willen nemen, redelijke belas tingaftrek te geven. Ze be sparen immers de gemeen schap grote bedragen. Door een kind dat voor de ouders wil zorgen een salaris te beta len. In Zweden, bijvoorbeeld, pakt men dat zo aan. En ook door veel meer financiële mo gelijkheden te scheppen voor het open-bejaarden werk. Want het staat echt niet on omstotelijk vast dat er in ons land nog steeds vele duizenden „bedden" in bejaardenhuizen nodig zijn. De vraag is zelfs of er niet veel te veel bedden zijn wanneer men uitgaat van het standpunt dat oudere vrouwen en mannen in prin cipe zelfstandig behoren te blijven, als maatregelen ge nomen worden bejaarden te helpen die zelfstandigheid zo lang mogelijk willen behouden. Dat bereikt men niet door ze af en toe een gratis bioscoop- je toe te stoppen, of ze goed koop met bus, tram of trein te laten reizen. Dat is een vorm van uiteraard goedbedoelde moderne liefdadigheid. Men sust er zijn geweten mee in slaap. En men zal zich ook dienen af te vragen, waarom in de ons omringende landen het aantal „bejaardenbedden naar verhouding zoveel minder is dan bij ons. En ook, of het eigenlijk niet ontstellend on rechtvaardig is dat de ge meenschap wel enorme bedra gen betaalt om bejaarden in verzorgingshuizen te laten wonen, maar niets betaalt aan bejaarden die zelfstandig blij ven wonen. Kortom, of de tijd niet ge komen is om van de bejaar denhuizen-mentaliteit af te komen. Beseft moet worden dat er straks een andere gene ratie bejaarden gaat komen. Een generatie die niet meer het gevoel behoeft te hebben dat ze „het allemaal voor niets krijgt", dat ze erg dankbaar moet zijn. Die generatie zal bedanken voor de uitzonde ringspositie. Geen wonder, dat een bekend socioloog binnen 15 jaar een bejaarden-opstand voorspelde. Die lijkt onvermij delijk als de Nederlandse ge meenschap niet in staat is een visie op de taak en plaats van de ouderen in de samenleving te ontwikkelen. O Het klinkt een beetje hard, maar bejaarden kosten alleen maar geld.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1972 | | pagina 17