pn
KAMER VRAAGT
MINISTERS
HEMD
VAN HET LIJF
m z
M
rep
T
X
z
f- O
s -
CQ
laterdagbijlage van 11 maart 1972
Kamerleden hebben liet recht om aan
je ministers vragen te stellen. Maar
het moet natuurlijk niet te dol worden,
zoals bij meneer Vredeling, die zo
graag wilde welen of in de nieuwe
dienstregeling van de N.S. een trein
voorkomt die 's morgens tussen tien
uur en half elf op Brussel Centraal
aankomt. Een simpel telefoontje naar
je N.S. had de heer Vredeling ook
aan de vereiste wetenschap geholpen.
Nu moest de minister antwoorden.
Kosten: f. L000,-
Onze parlementaire redactie licht
liet verschijnsel van de vragenstellerij
joor.
Alwetend
Broek
Duurder
Omslachtig
UI
UJ u
N
H
<s>
UI
HU
Nergens voor
Ziekte
Druk gebruik
Aan de kop
Uitstellen
Achterban:
door
jos ahlers
cUSMï
vrn
Is het de minister be
kend, datKan de mi
nister mededelen, of
Is de staatssecretaris be
reid, omIs de rege
ring niet van oordeel, dat-
Vragen, vragen, tientallen,
honderden, ja zelfs duizen
den vragen die elk jaar
vanuit de Eerste en Twee
de Kamer op de schrijfta-
(els van de regering te
recht komen en die alle
maal moeten worden be
antwoord. Er zijn goede
vragen bij en slechte, heel_
intelligente en heel erg
domme. Soms is het dui
delijk vragen naar de be
kende weg en soms is het
antwoord duidelijk opge
steld door Jantje van Lei
den. Toch is dit parlemen
taire vragenrecht tezamen
met de antwoordplicht van
de regering een kostbaar
goed, omdat het een van
de wezenlijke pijlers is van
onze democratie. Het is
een belangrijk middel voor
de volksvertegenwoordi
ging om haar controleren
de taak uit te oefenen en
dan is het ook niet zo erg
dat dit vragenrecht ons
jaarlijks enige miljoenen
guldens kost.
De burgers worden geacht,
de wet te kennen, maar de
ministers worden geacht, al
wetend te zijn. Die alwetend
heid wordt doorgaans danig
°P de proef gesteld. Er kan
jn Nederland geen postbestel
ling zijn vertraagd, geen tele
visiefilm zijn vertoond, geen
burgemeester zijn ontslagen,
geen overweg te laat zijn ge
sloten, geen eindexamenkan
didaat zijn gezakt, geen fiets
pad worden aangelegd, geen
gevangene zijn ontvlucht,
geen vies geurtje zijn geroken
fn geen erwtensoep in een
kazerne zijn aangebrand, of
•er is wel eenv Kamerlid, dat
haarfijn de oorzaak daarvan
H weten.
JJen informeert even vrij als
blijmoedig bij de regering naar
e duur van de schoolvakan-
Jft naar de sluitingstijd van
stationswinkels, naar de prijs
an penicilline, en naar de
Postbestellingen ten platte
nde 0p alle dagen van de
Veek, alsof er in ons land niet
fenoeg schoolhoofden, sta-
onschefs, apothekers en
Postdirecteuren zouden zijn
e de gevraagde informaties
uen goed en zelfs nog snel
ler
zouden kunnen verstrek
goed voorbeeld van
kon. Een
s°ort vragenstellerij lever-
m Jiangs het Tweede Ka-
nid ir. Vredeling van de
van de Arbeid.
U wilde van de minister
Verkeer en Waterstaat
,]e er met ingang van
v n!euwe jaardienstregeling
oNederlandse Spoorwe-
een brein zou komen, die
half0l^e'ns tussen bien uur en
b., e(* zou aankomen op
ieiJSei Centraal. Een enkel
dijtje naar de afdeling
'ens regGlin van de N Si
n Jtoecht
dgi,:.;—'h zou hem onmid-
Jk de gewenste en in
,j Soval bevestigende in-
/u'n§. hebben gebracht,
on^en de heer Vredeling
Wn.1 de rook van Utrecht
ze is in Zeist, zou de-
^fonische informatie
niet
oneer dan een dubbeltje
een schriftelijke vraag aan de
regering. Via het secretariaat
van-de Tweede Kamer kwam
die vraag terecht bij de mi
nister, die hem langs de hiër
archieke weg van secretaris
generaal en directeur-gene
raal etcetera uiteindelijk liet
belanden bij het hoofd van de
afdeling spoorwegen van het
departement. Deze liet een
van zijn ambtenaren een
briefje opstellen, waarin om
nadere informatie werd ge
vraagd bij de directie van de
Nederlandse Spoorwegen.
Aangezien het hier een cor
respondentie op directieni
veau betrof, moest het brief
je op het departement langs
de hiërarchieke ladder naar
boven en bij de Spoorwegen
weer naar beneden.
Het antwoord van de afdeling
Spoorwegen legde dezelfde
weg af, maar dan in omge
keerde richting. Uiteindelijk
kwam het voorgestelde ant
woord, voorzien van allerlei
parafen van steeds hogere
ambtenaren terecht bij de mi
nister die er zijn handteke
ning onder plaatste en het
daarna weer langs de gebrui
kelijke weg aan de*heer Vre
deling in de Tweede Kamer
deed toekomen.
Er waren toen precies twee-
en-twintig dagen verstreken
en de beantwoording van 'n
simpele vraag had weer onge
veer duizend gulden gekost.
Toch is ir. Vredeling, ook op
Europees niveau, een voor
treffelijk parlementariër.
'lWen gekost.
te?eriheer Vredeling koos ech-
dusiT meest omslachtige en
5 °stbaarste weg. Hij stelde
ter vervanging van de vereis
te eindexamens toelating kan
geven tot het wetenschappe
lijk onderwijs. De heer Voort
man nu wilde van de minis
ter weten, hoe vaak dit on
derzoek in de afgelopen tien
jaren aan de verschillende u-
niversiteiten en hogescholen
had plaats gevonden, ver
deeld naar kalenderjaar, naar
studierichting en naar leeftijd
van de kandidaat, terwijl hij
daarbij bovendien nog tal van
andere bijzonderheden wilde
weten.
Zo'n vraag hakt er natuur
lijk in, want die gegevens lig
gen waarschijnlijk nergens zo
maar voor het oprapen.
ste Kamer waren het zelfs ho
ge uitzonderingen, die maar
enkele malen per jaar voor
kwamen. Tussen 1956 en 1963
nam het aantal schriftelijke
vragen in de Tweede Kamer
iets toe, doch het steeg niet
boven een gemiddelde van 200
tot 250 per zittingsjaar.
Daarna ging het aantal snel
omhoog met zelfs een pijlsnel
le stijging sinds het optreden
van het confessioneel-liberale
kabinet-De Jong in 1967. In
het daaraan voorafgaande
jaar werden nog „slechts" 597
schriftelijke vragen gesteld
door de Tweede Kamer. In het
parlementaire zittingsjaar '67
-'68 waren het er al 829.
Interessant is ook, om uit
de Kamerstukken na te gaan,
welke parlementariërs van dit
vragenrecht het meeste ge
bruik maken. Dan blijkt bijv.
dat in het zittingsjaar 1969-
1970 de eerste negen plaatsen
op de ranglijst worden opge
ëist door Kamerleden van de
Partij van de Arbeid.
Deze negen leden stelden in
dat jaar samen 406 vragen
aan de regering ofwel een ge
middelde van 45 vragen per
persoon. Aan de andere kant
van de lijst zien we 26 Kamer
leden, voornamelijk uit de
confessionele fracties alsmede
de communisten, die tezamen
niet meer dan 30 vragen stel-
nomische Zaken en van Ver
keer en Waterstaat bleven
daar met 123 en 116 series
vragen vlak onder. De socia
listische Kamerleden namen
daarvan ongeveer de helft
voor hun rekening. Ondanks
het feit dat de woningnood
nog altijd wordt gezien als
volksvijand nummer een,
kreeg de minister van Volks
huisvesting in dat jaar toch
niet meer vragen te beant
woorden dan zijn ambtgenoot
van Justitie, die toen in
tegenstelling tot de laatste
weken maar nauwelijks be
langstelling genoot. De minis
ter voor Ontwikkelingshulp
heeft in dit opzicht van de
Hetzelfde geldt voor zijn
fractiegenoten dr. Koethof en
mr. Stemerdink, die niette
min onlangs aan minister
Van Agt van Justitie schrifte
lijk de vraag voorlegden of 't
waar was, dat de griffier van
de Bredase rechtbank aan de
aldaar werkzame dames had
verzocht om voortaan niet
meer in lange pantalon op
hun werk te verschijnen. De
ze uiterst belangrijke vraag
kon drie weken later door de
minister gelukkig ontkennend
worden beantwoord, waarbij
tevens bleek, dat het door de
minister ingestelde onderzoek
toch nog een kleurrijk detail
had opgeleverd:
„Mogelijk hebben de vragen
stellers het oog gehad op een
deels in het rood geklede
ambtenares". Weer duizend
gulden naar de knoppen. Dat
is namelijk het gemiddelde
bedrag, dat volgens oud
minister Beernink in ant
woord op een destijds gestelde
vraag van het liberale Kamer
lid Joekes moet worden uitge
geven voor de beantwoording
van een niet al te moeilijk stel
vragen uit het parlement.
II UJ
Uw
Vragen die aan verschillen
de ministers worden gesteld
en waarbij dus ook veel meer
ambtenaren van verschillen
de departementen moeten
worden betrokken, zijn na
tuurlijk veel duurder in het
gebruik.
Dat geldt ook voor vragen
die pas na allerlei langdurige
onderzoekingen kunnen wor
den beantwoord. In de Eerste
Kamer werd onlangs van mi
nister Engels verwacht dat hij
binnen een week antwoord zou
kunnen geven op de vraag,
hoeveel bezoekers er in de af
gelopen jaren waren geweest
bij het rijksarchief en bij de
provinciale archieven, onder
verdeeld naar beroepshis
torici, amateur-geschied
kundigen en andere belang
stellenden. Dat was natuur
lijk een onmogeliike opgave
voor de bewindsman. Even
onmogelijk was het onlangs
voor minister De Brauw van
Wetenschappen om binnen de
voorgeschreven drie weken te
antwoorden op een lange se
rie vragen van het socialis
tische Tweede Kamerlid
Voortman over het zogenaam
de „colloquium doctum".
Dat is een mondeling onder
zoek, dat in bepaalde gevallen
Niet alleen op het ministerie
maar ook op alle tien univer
siteiten en hogescholen zullen
er allerlei mensen aan het
werk moeten worden gezet om
het Kamerlid de gevraagde
gegevens te verschaffen.
Soms vraagt men zich wel 'ns
af, waarvoor het nodig is en
wat een Kamerlid met de al
dus verkregen antwoorden
denkt te doen. Wijlen ir. Van
Meel (KVP) uit Breda, een
van de meest charmante Ka
merleden van na de oorlog, is
er wel eens rond voor uit ge
komen. Hij had de toenmalige
minister van Landbouw een
serie vragen gesteld waar de
honden geen brood van lust
ten over allerlei agrarische
toestanden in allerlei Europe
se landen. Toen hem gevraagd
Werd, waarvoor hij al die ge
gevens dacht nodig te hebben
- antwoordde hij met gulle
lach: „Nergens voor, maar ik
wilde ook wel weer eens wat
vragen.
Er wordt de laatste tijd
steeds meer geklaagd dat de
parlementaire vragenstellerij
zich als een besmettelijke
ziekte schijnt uit te breiden.
Tot en met 1956 behoorde het
stellen van schriftelijke vra
gen in de Tweede Kamer niet
tot de dagelijkse gèbeurtenis-
sen. Meer dan twee of drie
vragen per week kwamen er
doorgaans niet los. In de Eer
Het jaar daarop werd de dui
zend-grens met 1.111 vragen
overschreden. Weer een jaar
later waren het er al 1.454.
Het vorige parlementaire jaar
kwam tot een aantal van
1.491 en dit jaar zal ook de
grens van 1.500 vragen al
ruimschoots worden over
schreden. Tot op 1 maart van
dit jaar waren er al 749 vra
gen gesteld tegenover 689 in
de overeenkomstige periode
van het vorige zittingsjaar.
Het gemiddelde zal dit jaar
jaar uitkomen op ongeveer 6
stel schriftelijke vragen per
werkdag, nog afgezien van het
toenemend aantal vragen uit
de Eerste Kamer, waar vooral
de Haarlemse pacifist mr. Van
Wijk zich op dit punt onvoor
stelbaar actief betoont in het
opsporen en aan de kaak
stellen van allerlei vermeende
misstanden.
In de Tweede Kamer zijn 't
vooral de socialisten, die een
druk gebruik maken van het
vragenrecht. Dat is begrijpe
lijk vanuit hun oppositionele
rol en omdat zij minder di
rect betrokken zijn bij het re
geringsbeleid. Zelfs als de be
wering waar zou zijn dat de
oppositie langs deze weg op
staatskosten partijpolitieke
propaganda zou bedrijven,
dan zou daarin toch nog
nooit een argument gelegen
mogen zijn om 't fundamen
tele vragenrecht van de
volksvertegenwoordiging aan
banden te leggen.
den. De onbetwiste kampi
oen-vragensteller was in dat
jaar dr. ir. Oele uit Geleen,
die er 59 op zijn naam bracht
gevolgd door zijn fractiege
noot Laban, die voornamelijk
op het gebied van het onder
wijs 54 vragen op de regering
af vuurde. Ondanks deze veel
heid wordt in de Kamer alge
meen erkend dat de meeste
vragen van deze afgevaardig
den doorgaans bijzonder goed
hout snijden. Na deze twee
koplopers in 't vragenklasse-
ment volgde de heer Van
Thijn met 46 vragen, de he
ren Vredeling en Van den
Doel met elk 44, Wieldraayer
met 43, Voogd met 41, Mas-
man met 40 en Nederhorst
met 35 vragen. Pas daarna
kwam de heer Wieben ga van
de PSP als eerste niet-socia-
list met 34 schriftelijke vra
gen. In het nu lopende parle
mentaire zittingsjaar zal deze
statistiek waarschijnlijk nau
welijks een ander beeld ople
veren.
Ook komt er in de loop der
laren nauwelijks verandering
in de mate, waarin de ver
schillende ministers hun
aandeel in het spervuur van
vragen moeten opvangen. De
ministers van Onderwijs en
Wetenschappen gaan al jaren
aan de kop. Minister Veringa
kreeg bijvoorbeeld alleen al in
het zittingsjaar 1968-1969 niet
minder dan 126 series schrif
telijke Kamervragen te ver
werken. De ministers van Eco
Tweede Kamer de minste last.
In de meeste jaren krijgt hij
niet meer dan een tiental vra
gen op zijn tafel. Ook de mi-
nister-president wordt nau
welijks met schriftelijke vra
gen lastig gevallen. Wanneer
dat soms wel eens gebeurt, -
betreft dat dikwijls vragen, -
die door verschillende fraktie-
leiders gezamenlijk worden ge
steld over een algemeen on
derdeel van het regeringsbe
leid: voorlichting, staatsbe
zoeken, nationale gebeurte
nissen, het koninklijk huis -
e.d.
In de regel moeten de mi
nisters (en eventueel de
staatssecretarissen) binnen 3
weken hun schriftelijk ant
woord bij de Kamer indienen.
Zijn de vragen echter inge
wikkeld of zitten er diepgaan
de of tijdrovende onderzoe
kingen aan vast dan meet de
bewindsman aan de Kamer
laten weten, dat hij de betref
fende vragen niet binnen de
gestelde tijd kan beantwoor
den. Vroeger gebeurde dat
maar zelden, maar tegen
woordig maken de ministers
steeds meer gebruik van deze
mogelijkheid om 't antwoord
op vooral politiek netelige
vragen nog een tijdje uit te
stellen. Van de 912 antwoor
den, die de regering dit zit
tingsjaar tot 1 maart j.l. aan
de Tweede Kamer heeft ge
geven, hadden er niet minder
dan 156 ofwel 15 procent be
trekking op dit uitstel. Het
waren vooral de ministers
Stuyt (Volksgezondheid),
Engels (CRM), Geertsema
(Binnenlandse Zaken), U-
dink "(Volkshuisvesting) en
Drees (Verkeer en Water
staat) die aldus de vragenboot
nog wat afhielden.
Meestal kunnen de Kamer
leden daar wel begrip voor
hebben. Maar het moet toch
niet te dol worden. Dan ko
men er nieuwe vragen, waar
om het antwoord op de eerste
vragen zo lang uitblijft.
Het lang uitblijven van een
antwoord kan wel eens tot ge
volg hebben, dat een Kamer
lid na verloop van tijd zich
zelf moet beantwoorden, na
melijk wanneer hij zelf intus
sen minister of staatssecreta
ris is geworden. Zo heeft bijv.
minister Nelissen al eens vra
gen beantwoord van het voor
malige Kamerlid Nelissen en
staatssecretaris Scholten de
vragen van het voormalige
Kamerlid Scholten.
Interessant is nog een an
dere ontwikkeling in het
vraag- en antwoordspel, na
melijk de duidelijk toegeno
men rol van de publiciteits
media en wel naar beide rich
tingen. Een Kamerlid kan z'n
activiteiten tegenover zijn
achterban tonen door 't stel
len van schriftelijke vragen,
waardoor zijn naam in de pu
bliciteit komt. Dat geldt in 't
bijzonder, wanneer deze vra
gen betrekking hebben op ac
tuele plaatselijke of regionale
toestanden en gebeurtenissen.
De grootste toeneming van 't
jaarlijkse aantal vragen zit
dan ook juist in deze sector,
die zozeer de belangstelling
geniet van de regionale
nieuwsmedia. Maar ook het
omgekeerde is waar: De Ka
merleden baseren zich bij het
stellen van hun vragen in
toenemende mate op publica
ties in dagbladen en tijdschrif
ten en op uitzendingen van
van radio en t.v. Tot voor en
kele jaren was 't 'n hoge uit
zondering, dat een Kamerlid
bij het stellen van vragen naar
een dergelijke uitzending of
publicatie verwees. Het nale
zen en „turven" van de vra
gen wijst uit dat zulks in dit
zittingsjaar al in iets meer
dan 20 procent van alle vra
gen het geval was.
De Griffie van de Tweede Ka
mer en de voorlichtingsdien
sten van de departementen
kunnen veelal na het doorne
men van de ochtendbladen al
voorspellen, welke vragen er
die dag gesteld zullen worden
en door wie.
Het is ook omwille van de
publiciteit echter jammer, dat
de Kamerleden niet of nauwe
lijks gebruik maken van het
vooral door wijlen kamerpre
sident dr. Kortenhorst zo
zeer gepropageerde wekelijkse
mondelinge vragenuurtje.
Door mondelinge vragen en
door het directe mondelinge
antwoord van de regering zou
de actualiteit veel beter tot
haar recht komen. Bovendien
zou er wellicht minder kans
zijn voor Jantjes van Leiden
of kluitjes in het riet.
De meeste Kamerleden schij
nen dit flitsende woordenspel
met de regering dat in Enge
land en Frankrijk zo sterk
bloeit, echter niet aan te dur
ven.
Ze bewandelen liever voor
zichtig het veilige pad van
schriftelijke vragen, om hoog
uit later nog eens te informe
ren, waar 't antwoord blijft.
Dan is veelal echter de actu
aliteit van de vraag al verlo
ren gegaan.
N die dagen was het
land in rep en roer.
Enorme monsters,
die als ze daar zin in zou
den krijgen, het land in 'n
mum van tijd konden ver
nietigen, lagen aan de
grens. Goed, ze lagen in *n
kooi, maar dat was meer
symbolisch. Wie een bloed
hond met een draadje wol
a an een rietstengel bindt,
heeft natuurlijk ook geen
been om op te staan als er
iets gebeurt.
Het gekke was alleen dat
de mensen in dat land zich
helemaal geen zorgen
maakten over de nabijheid
van die monsters. Zo nu
en dan kwam er wel een
ramphoofd tegen kwart o-
ver elf 's avonds voor de
televisie zeggen dat die
monsters razend gevaarlijk
waren, maar de mensen
van het land schakelden
dan gewoon over op Duits
land en namen nog een
pilsje.
OK binnen de gren-
\J zen van het land
was een gevaarlijke
situatie te signaleren.
De mensen waren name
lijk al jaren geleden be
gonnen planten te verbou
wen die zeer gewilde
vruchten opleverden.
Het vervelende was wel dat
die planten giftig waren -
en als bijprodukt enor
me vangarmen ontwikkel
den, die alles in de buurt
in een verstikkende greep
omklemden. Omdat er
centen mee te verdienen
waren, hadden de bewoners
steeds meer en steeds gro
tere planten weten te kwe
ken. Hele stukken vari hei
land waren daardoor al in
de gevaarlijke zone terecht
gekomen. In debloeitijd
waarschuwden de kranten
dagelijks dat de mensen
beter hun harnas aan en
hun gasmasker op konden
houden.
Toch maakten de men
sen in dat land zich weinig
zorgen om die plantenter-
reur. Goed, als op Neder
land 1 'n voetbalwedstrijd
werd uitgezonden, kreeg
op Nederland 2 een bioloog
wel eens de kans om te
waarschuwen, maar dat
hoorde natuurlijk nie
mand.
rOCH was dat land
in rep en roer. Er
was namelijk iets
verschrikkelijks gebeurd.
Een jonge vrouw had kans
gezien in de show van Wil
lem Duys te komen met 't
verhaal dat ze twee oor
wormen had gedresseerd.
De beestjes kropen haar
oor in en kwamen dan
haar neus weer uit, zo had
ze beweerd. Maar toen ze
éénmaal voor de camera's
stond, had zij opeens haar
bloesje uitgetrokken en ze
bleek daar niets onder te
dragen. Terwijl Willem en
zijn ploeg nog aan de
grond genageld stonden -
had de vrouw een pleidooi
gehouden om de kinderbij
slag en het Frans in de
brugklas af te schaffen en
met het zo bespaarde geld
een grote actie vóór fluori
dering en tegen roken te
houden.
TT ET land is te klein.
Zevenentwintig vrou
wenorganisaties op
alle mogelijke christelijke
grondslagen kwamen in
het geweer tegen dit mis
bruik van het vrouwelijk
lichaam. Achtenzestig le
raren Frans voorspelden 1
failliet van onze cultuur.
De bond voor het grote ge
zin zette op dramatische
wijze uiteen hoe een volks
groep met de ondergang
werd bedreigd.
Honderdzedoctorandus
sen en vier burgemeesters
verkondigden dat fluo
ridering de wezenlijke vrij
heid van de mens zou aan
tasten. Dr. Meinsma moest
naar Portugal vluchten, -
want sommigen meenden,
dat hij achter de actie van
dat meisje had gestaan.
Er werden protestmar
sen gehouden en iedere
burger slooi zich wel er
gens bij aan. Er ontston
den straatgevechten en n
week later moesten alle
manneri onder de zeventig
onder de wapenen worden
geroepen.
De ondergang van het
land was nabij. Omdat de
generaals in de Tweede
Kamer zaten, werd er om
kolonels geroepen.
Anderen wilden Luns
terug. Het was in één
woord: ontzettend.