DIP EENS HET NIEUWE JAAR IN DE TIJD FLESSEN VOL CHARME KONING KLANT „Was uw was milieubewust" V.S. hebben in Brazilië machtige bondgenoot LATIJNS - AMERIKA NOG LANG GEEN EENHEID Receptjes «JooH Johan winkler PRATEN GAAT VOOR ALLES MEVROLW DRS. J. VONK-TLRKSTRA vrouw mode Tel. (01155) 1476 Tel. (01150) 2680 V.S.-invloed Vazal Dinsdag 28 december 1971 7 Kerstmis, nieuwjaar en de da gen die er rondom heen liggen zjjn bij uitstek geschikt om een gezel lige avond te brouwen met een paar vrienden. De kerstboomkaar sen branden nog, de kachel snort, de open haard knettert en de men sen stralen als het ware een bij zondere warmte uit. Zoals in de zomer de vrouwen mooier, bloei- ender lijken, zo zijn de mensen 's winters gezelliger. En in die gezelligheid passen ook de toevallige en de voorbereide feestjes. Nu is het vervelende van feestjes, dat er altijd wel iemand de dupe is op zo'n avond: de gastvrouw («f de gastheer) loopt zich een hele avond de benen uit het lijf om het iedereen naar de zin te maken. U kent dat wel. Eindelijk zit je dan even na de koffie en begint het gesprek los te komen en dan begint een van de gasten (de lolbroek meestal) nadrukkelijk met de tong langs de lippen te gaan, luidruchtig te smakken en gebaren te maken, die laten zien, dat hij bezig is een koel glas bier naar binnen te slaan. Wat doe je dan? Precies: opspringen en vragen wie er iets wil drinken. Weer even later is het de beurt aan de hartige hap en zo sloof je de avond door. Voor al die arme stakkers, die een feestje geven, heeft de een of ande re menslievende culinaire grootheid de dipsaus uitgevonden. Beter woord is zelden uitgevonden: een dipsaus is een pittig, hartig, scherp, zoet, zuur, meestal koud saiusje, waarin je stukjes stokbrood, ohips, selleriestengels, olijven, tomaten, au gurken, gebraden vlees (biefstuk, lever, niertjes, kip, varkensvlees) kunt dopen. Dat doe je met een vork of gewoon met je handen. Het is ontzettend lekker en iedereen kan een hele avond lang zijn gang gaan. De gastheer of -vrouw heeft er geen omkijken meer naar. Behalve na tuurlijk overdag of de dag tevoren, wanneer het allemaal klaar gemaakt moet worden. En ook het klaar ma ken zelf is zo eenvoudig, dat zelfs de meest linkshandige keukenprin ses er zich geen buil aan kan val len. Hieronder een hele serie van die dipreceptjes. Ga uw gang, smakelijk feest. Aan de basis van elke dipsaus ligt een goede mayonaise (liefst zelf ge maakt) vermengd met yoghurt. Om zelf mayonaise te maken is een klein beetje geduld nodig en 1 fles plantaardige olie, 1 of 2 eierdooiers, ongeveer een half kopjie azijn, zout, peper en mosterd. Roer de eierdooi ers los met de mixer of met twee vorken en voeg er al roerende 1 theelepel zout en 2 theelepels mos terd aan toe; daarna nog steeds roerend een saheut azijn. Wan neer dit allemaal goed is vermengd de olie in een dun straaltje toevoe gen. Alsmaar roerend of kloppend en nooit teveel olie tegelijk toevoe gend (want dan gaat de mayonaise schiften) giet u de hele fles er in. De stijve brij kan niu worden ver dund met de rest van de azijn en op smaak afgemaakt met peper, een beetje suiker en kruiderijen naar eigen behoefte (knoflook en dille zijh uitstekende smaakmakers). En denk er goed aan: ALLE ingrediën ten moeten op kamertemperatuur zijn. Als dat achter de rug is dan kunnen de dipsauzen gemaakt wor den. Bijvoorbeeld, met: fijngewreven banaan, gesnipperde appel en veel kerrie, paprikapoeder en heel fijn gesnipperde groene paprika, fijnge sneden groene kruiden zoals peter selie, kervel, bieslook, selderij, ge raspte walnoot, witte wijn, geraspte kaas. sherry (of vermouth) en kap pertjes, fijngehakte olijven en toma tenpuree, tomatenketchup en cognac, fijngesnipperde rauwe champignons en witte wijn, fijngewreven banaan, geraspte kokos en een paar druppels sinaasappelsap. Er zijn nog veel meer mogelijkhe den, maar de eigen fantasie mag ook meespreken. Wie nog een paar heel bijzondere dipsauzen wil maken kan misschien uit de voeten met de on derstaande recepten. Roomkwark miet heel fijn gesneden ananas of een saus samengesteld voor de helft uiit roomboter en voor de helft uit Roquefort, Blue Danish of Gorgon zola, maar dat is een hele zware. Voor de mannen, die een heel eigen sausje willen hebben nog het vol gende: neem 6 eetlepels tomaten ketchup, 2 eetlepels mosterd, 4 eetle pels olie, meng dat tot een glad papje door elkaar en doe er dan bij vier geweekte en aan flinters ge hakte ansjovisfilets, 1 gesnipperde ui en fijngestampt teentje knoflook, wat gesnipperde peterselie en (naar smaak) zout, peper, paprikapoeder en worcestersauce. Tot slot nog dit: het oog wil ook wat bij een dergelijk smulfestijn. Daarom, dek de eettafel alsof de koningin zelf op bezoek komt, zet alle schaaltjes met de sausjes er op, de schalen met de dipstukjes, bord jes, bestekken en servetten. Wie zijn gasten vertrouwt zet er dan ook een paar ontkurkte flessen wijn bij met de glazen en gaat dan op de gemakkelijkste stoel zitten om te genieten van de bewonderende bij val-, die uw dipfeest ongetwijfeld zal krijgen. HANS LUTZ „Dit is de enige wijn die een vrouw kan drinken, zonder haar schoonheid te verliezen...." Ruim twee eeuwen geleden deed Mada me de Pompadour deze vloeiende uitspraak over een wijn, die nu nog steeds bekend is over geheel de wereld: champagne. En zij kon het weten, want jarenlang waren het juist haar schoonheid en char me, die Lodewijk de XVde van Frankrijk in haar ban hield. Toch is het niet aan te nemen dat cham pagne in de naaste toekomst een veel gebruikt schoonheidsmiddel zal worden. Zelfs in de tijd van Madame de Pompadour was het al een prijzige drank, al zal dat aan liet hof van Versaille nauwelijks een rol gespeeld hebben. De prijs is tot vandaag relatief hoog geble ven en zal dat ook wel blijven. Een regelmatig nuttigen van cham pagne is op dit moment slechts voorbehouden aan gasten van Hil- tonhotels en eerste-klasse-passa- giers van intercontinentale vluch ten. Voor de meeste mensen is het een feestdrank, die alleen bij bij zondere gebeurtenissen als verjaar dagen, examens, geboorten en jaar wisselingen en dan nog in be perkte mate gedronken wordt. In Nederland wordt in de volks mond nog altijd gesproken over „zij aten kaviaar en dronken er champagne bij...." Als u met oud en nieuw een fles heuse champagne ontkurkt, moet u wel bedenken dat het sprankelen de vocht jarenlang is gekoesterd, vanaf het moment dat de druiven rijpten tot het moment dat het forse etiket op de fles wordt ge plakt. Deze speciale behandeling is verreweg de belangrijkste reden dat u in de winkel twee of drie tientjes voor zo'n fles vol charme moet neertellen. Het grote verschil net andere „normale" wijnen is namelijk dat de champagne zijn hele wasdom in een fies door. maakt en niet in een fust. Cham pagne is te vergelijken met een geniaal maar moeilijk kind, dat tot zijn volwassenheid door deskundi ge pedagogen met zorg moet wor den begeleid, wil het niet o» een mislukking uitdraaien. Zoals alle wijnen heeft ook champagne een speciale behande ling nodig om de tinteling zo goed mogelijk tot zijn recht te laten komen. De flessen moeten in een koele en donkere ruimte bewaard worden. Champagne dient koel te worden geserveerd, dat wil zeggen op een temperatuur van 6 a 8 graden. Dit koelen mag echter niet in het vriesvak gebeuren omdat de wijn daardoor zou „breken". Het beste is een koelemmer te gebrui ken, gevuld met ijs en water. De wijn wordt niet gedronken uit een zogenaamde „champagneschaal" zoals vaak ten onrechte gebeurt, omdat de geur en de fijne schuiin- vorming in het wijde glas verloren gaan. Aanbeveling verdient het ge bruik van een normaal kelkglas, of liever een fluteglas. Dan is het hoogtepunt gekomen: het openen van de fles. Die wordt i in een hand gehouden, lichtelijk i scheef, met de wijsvinger op de kurk. Met de andere hand draait u voorzichtig het ijzerdraadje los, waardoor de kurk vanzelf naar bo ven komt. Dan veegt u de hals van I de fles af en schenkt snel in alle i glazen een bodempje champagne, j waarna de glazen verder voor j tweederde worden gevuld, zult j de knal gemist hebben. Maar zelfs j het zachtste „flop"-geluid is vol- j doende om u in die feestelijke stemming te brengen, die het drin- j ken van champagne geeft bij het i begin van het nieuwe jaar. Pro- j sit. Laet het kostelijckst van al U niet roekeloos ontslippen, Dat's de tijd, die snel gaet glippen, Zonder dat bij keren zal Joost van den Vondel Niemand is rijk genoeg om zijn verleden terug te kunnen kopen. Oscar Wilde De goede oude tijd is de tijd toen het onze voorouders zo slecht ging. Jean de Boisson Vrouwen hebben een veei min der nauwkeurig gevoel voor tijd dan mannen. Er is een klok in Adam, maar niet in Eva. Ralph Waldo Emerson Wat is de toekomst anders dan het verleden dat zich omdraait in zijn slaap. Eric van der Steen Waag u nooit aan voorspellingen, want als u verkeerd voorspelt, zal niemand het vergeten, en als u goed voorspelt, zal niemand het sich herinneren. Josh Billings „Bejaardenverzorgster, een fijn beroep," zegt Leny Appeldoorn (26). die best vijl minuutjes en langer wil uittrekken om over haar werk in Favente Deo Den Haag te vertellen. Leny, een gezellige praatster: „Het contact met de bejaarden is het meest boeiende in dit beroep. Je merkt gewoon als ze om een praatje verlegen zitten. Nou leg dan je stofdoek maar neer en laat de vlokken maar onder het bed dansen, dat gesprekje gaat voor. Het gevoel dat je echt tijd voor ze hebt, is voor hen erg belang rijk. Als je ze helpt bij het wekelijkse bad, merk je dat nog sterker. Moeilijkheden met kin deren, kleine of grote proble men in het tehuis, alles wordt je verteld. Als het even kan probeer je er ook iets aan to doen." Leny is via een omweg in de bejaardenzorg beland. Haar hart ging eerst uit naar de kinder verzorging, waar ze ook een op leiding voor volgde op de huis houdschool aan de Laan van Meerdervoort. Na het eind examen ging ze werken in een gezin. „Het was leuk werk hoor, je kon fijn met de kinderen spelen, maar wat ik toch dui delijk miste, was het contact. Echt praten kun je natuurlijk met die kleintjes niet. Toen ik een advertentie zag voor be jaardenverzorgster in Favente Deo, dacht ik .hallikidee1, dat is een hoog gebouw met veel mensen. Ik heb nooit spijt van mijn overstapje gehad." Leny: „De cursus is niet ge makkelijk, maar wel leerzaam. Met psychologie bijvoorbeeld hoor je waarom een bejaarde zo moeilijk voor zijn omgeving kan zijn, zo voortdurend om aan dacht kan bedelen. Als je de oor zaken weet, reageer je heel an ders en kun je ook veel meer geduld opbrengen om naar zo iemand te luisteren." „Of we vaak avond- en nacht dienst hebben? Wij in zo'n groot tehuis niet zo vaak, één keer in de veertien dagen avond dienst en een week in het kwar taal nachtdienst. In kleinere huizen zal dit wel anders lig- fen. Per dag werken we acht en een half uur, van acht uur tot kwart voor zes met een uur en een kwartier pauze tussen door. Om het weekeind heb je dienst, maar heb je een feest dan is er altijd wel een mouw aan te passen." „Bejaardenwerk," zegt Leny, „is dankbaar werk. GROENEKAN „Begrijp me goed: tegen „witter dan wit" heb ik echt niets, maar als dat ten koste moet gaan van het milieu dan heb ik er wel iets tegen- Dan mag voor mijn part de was grauw". Dat zegt mevrouw drs J. Vonk- Turkstra, psychologe, huisvrouw, lid vau de werkgroep milieuhygiëne Maartensdijk en woordvoerster van het landelijk comité actie-anti-wit- ter-dan-wit. Huisvrouw is ze en in die kwaliteit praatte ze met ons. Want het zijn nu de huisvrouwen zelf geworden die het „Witter -dan- wit" van hun wasgoed - dat de wasmiddelenfabrikanten zo nijver propageren maar alleen waar kun nen maken door fosfaten bevattende zeepmiddelen in de handel te bren gen - minder belangrijk zijn gaan vinden dan de milieuverontreiniging die door de fosfaten ontstaat.. „Was uw was milieubewust, 'n grauwsluier belaagt uw welzijn niet, waterverontreiniging wel". Met die slogans zijn de huisvrouwen de was middelenfabrikanten te lijf ge gaan. „De hele actie is begonnen met een ingezonden brief die ik schreef als reactie op een artikel in een Utrechtse krant onder de kop „huis vrouw behoort (ongewild) tot de grote watervervuilers". Ik vroeg om reacties en ik kreeg ze, met stapels. Natuurlijk, wij allen voelen ons met groeiend onbehagen vervuld als wij weer iets lezen of horen over water verontreiniging en denken dan vaak wat vertwijfeld „waarom doen ze er zo weinig aan?". Ondertussen gaan wijzelf rustig door met onze moder ne wasmiddelen te gebruiken, ook die met fosfaten, die de fabrikanten in hun wasmiddelen stoppen, omdat iedereen blijkbaar witter-dan-wit wasgoed wil hebben. Wij willen dan geen watervervui ling, maar we doen er dan toch maar hard aan mee. Kunnen we nog zeggen „ongewild" als we drommels goed weten dat het funest is voor het afvalwater en er passief bij blijven en niets ondernemen om het te verbeteren? Ik schreef toen: „Hebt u ook al niet lang het gevoel, dat wij als huisvrouwen door de radio- en televisiereclame voor was middelen op een niveau worden be naderd die ver beneden onze waar digheid ligt? Vaak genoeg hoor ik opmerkingen als: „Wat een stomp zinnige reclame, denken ze nu heus dat wij zulke naïeve wezens zijn?" Maar waarom verzetten wij ons daar dan niet tegen? Waarom moeten wij ons toch dat witter-dan-wit-complex dag in dag uit laten aanpraten? Waarom zouden wij ons als huisvrouwen niet eens kunnen verzetten tegen deze witter- dan-wit reclame? Want het gaat om onze (ongewilde??) rol in het ver oorzaken van watervervuiling. Wij zijn er ais een van de drie grote groepen van watervervuilers mede schuldig aan, dat het met de milieu hygiëne in Nederland achteruit gaat. Laten wij niet dagelijks als huis vrouwen in dit opzicht een grote verantwoordelijkheid op ons? Ja stapels reacties waren er, die uiteenliepen van „Ik ben ervan overtuigd dat we veel meer kunnen, dan we denken, ook op het terrein van de vervuiling en op nog veel meer gebieden dan dat van de „wit te was", tot „overigens dient ook nog wel gezegd, dat op het ogenblik de industrie verhoudingsgewijs meer investeert in het milieubeheer dan de doorsnee consument zelfs maar bereid is te doen". Wat willen we nu precies? Kijk op korte termijn zien de gezamenlij ke Nederlandse zeepfabrikanten geen reële mogelijkheden om de fosfaten in de wasmiddelen te ver vangen door een andere stof, die onze moderne wasmachines kan be schermen tegen kalkaanslag en men verwacht alleen heil van de zijde van de waterzuiveringsexperts. Deze zijn druk doende om installaties te ontwerpen en te beproeven die - naast de nu al gebruikelijke zuive ring in waterzuiveringsinstallaties - de nitraten en fosfaten nazuive- ren. De ontwikkelde methodes zijn echter voor algemene praktische toepassing nog zeer kostbaar. Bo vendien zijn er altijd nog - en zullen er blijven - enorm veel plaat sen in ons land waar direct geloosd wordt op open oppervlaktewater. Onze opvatting is en blijft dat een kritische begeleiding door de gewo ne huisvrouw van grote waarde is en dat het hoog tijd is om ons van alle kanten te concentreren op een oplossing van de milieuproblema tiek- Wij blijven eisen dat de wasmid delenfabrikanten ons geen voor het watermilieu slechte produkten op dringen via opdringerige reclame campagnes. Om die begeleiding gaat het en voor de rest: laten we genoe gen nemen met schoon en niet zo stupide zijn om als huisvrouwen voor dit soort reclame te vallen". Al enig resultaat geboekt op het fabrikantenfront? „Een bespreking met de heer G.H. Kolkman van de Nederlandse Vere niging van Zeepfabrikanten heeft E ons geen houvast geboden om nieu- E we perspectieven te zien in deze E hele zaak van de vervuiling van ons E watermilieu door fosfaten in de r wasmiddelen. Maar w(j als huis E vrouwen kunnen al wel beginnen met voor handwasjes en wolwas s uitsluitend wasmiddelen op zeepba- sis te gebruiken, ook voor veelvul- E dig gebruik in huis kan heel goed E gewerkt worden met zachte zeep - E groene zeep- en soda of ook wel met, E zogenaamde „houtzeep", die in re- E formzaken te krijgen is. Voor de E wasmachine is er al een fosfaatloos E wasmiddel, maar dit levert in hard- waterstreken nog wel bezwaren op. Het is zo bitter hard nodig als we - bedenken dat we op aarde maar zo'n heel klein beetje zoet water hebben E dat verantwoordelijk is voor het le- E ve op aarde. Het is niet zo gek om E te spreken van het „vruchtwater" E van de aarde. Het zal niet zonder geld gaan. jjj Vandaar ook ons gironummer s 2484800. Want we zullen onze actie moeten uitbreiden, experts aantrek- s ken en ga zo maar door". E Hoe lang zal het nog duren voor E we niet meer naar de was van de E buren hoeven te kijken, zo van: E „Mien, hoe doe je dat, nou toch?, al B is het maar op het reclamekastje. s Hoe lang nog duurt het voordat we b rustig tussen lakens met grauwsluier gaan slapen in het gelukkig besef E dat de wasmiddelenfabrikant zijn E best heeft gedaan om in elk geval E ons milieu te besparen en ons kost- S bare levenswater, ons aardse 5 „vruchtwater" te garanderen. Hoe lang nog? Zal het tot onze dood zijn, - of zal het onze dood zijn? huiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiihiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimumhip (Van onze correspondent) SANTIAGO Aan het eind van 1971 is er minder reden dan ooit te geloven in de mythe van het ene gro te Latijns-Amerika waarin de landen hoogstens provincies zouden zijn. De droom van de grondleggers van de onafhankelijkheid in het begin van de vorige eeuw en de revolutio nairen van nu over een verenigd La tijns-Amerika lijkt verder van de werkelijkheid vandaan dan ooit. Het sub-continent wordt beheerst door tegenstellingen, zowel binnen de landen als tussen de landen on derling. In het afgelopen jaar zijn de tegen stellingen zich gaan toespitsen in twee polen: Brazilië en Chili. Ongetwijfeld hebben de landen van Latijns-Amerika een aantal gemeen schappelijke kenmerken, maar de verschillen worden steeds groter dan de overeenkomsten. Wanneer men elkaar weet te vinden op concrete punten als: verdediging van een zo ne van 200 mijl voor de territoriale wateren (Amerika erkent slechts een zone van 12 mijl), protest tegen de .Amerikaanse extra-importheffing van 10 procent, protest tegen de afschaffing van de Amerikaanse buitenlandse hulp, dan gaat het om kwesties die allen raken. Want alle Latijns-Amerikaanse landen zijn in meerdere of mindere mate afhanke lijk van de Verenigde Staten en in die positie van afhankelijkheid lo pen sommige van hun belangen pa rallel. Maar inzake de benadering van deze onafhankelijkheidsproblematiek lo pen hun meningen ver uiteen. Ver wonderlijk is dat volstrekt niet: hier botsen immers de ideologieën. Tot het optreden van Fidel Castro in Cuba was heel Latijns-Amerika het privé-jachtterrein van de Verenigde Staten. Pogingen tot het ver krijgen van economische onafhanke lijkheid werden effectief de kop in gedrukt. Toen dat bij Cuba mislukte door het falen van de invasie in de Varkens baai, begon Washington een boycot- politiek, die bekroond werd in de moties van de Organisatie van Ame rikaanse Staten in 1962 en 1964, waarin Cuba in een economische en politieke quarantaine werd gezet. Het enige schoonheidsfoutje was de weigering van Mexico de betrekkin gen met Cuba te verbreken, maar voor de rest was het „communistisch gevaar" ingedamd en kon men door gaan op de oude voët. De „revolutie in vrijheid", die Frei in 1964 in Chili begon bleek de bestaande relaties van afhankelijk heid niet wezenlijk aan te tasten toen deze revolutie strandde in een reformisme. Een grotere bedreiging leek te ko men van de kant van de Peruaanse militairen, die in oktober 1968 de macht grepen. Hoewel ze zich dui delijk tegen het communisme uit spraken, verklaarden ze zich met evenveel kracht anti-kapitalistisch. Na aanvankelijk strubbelingen met de V.S. bleken de Peruaanse gene raals toch niet zo revolutionair dat ze het tot een openlijke breuk met Washington durfden te laten ko'men. De eerste die echt roet in het Ame rikaanse eten begon te gooien was Salvador Allende, die in 1970 door vrije verkiezingen aan de macht kwam. De beproefde methode, het zenden van mariniers kon niet 'meer ge bruikt worden: Amerika had het te druk met de oorlog in Zuid-Oost-Azié en -een interventie kon aan de pu blieke opinie niet meer verkocht worden, terneer omdat men dan al te duidelijk een democratische be slissing van een autonoom volk met voeten zou treden. Het Chileense model werkte inspire rend op andere landen. In Uruguay, Argentinië en Venezuela werden linkse coalities gevormd die via de legale weg de macht wilden vero veren. Het Cubaanse model van de gewa pende revolutie raakte op de achter grond. Fidel Castro heeft bij zijn bezoek aan Chili, dat bijna een maand geduurd heeft en hem waar schijnlijk het wereldrecord staatsbe zoek heeft opgeleverd, herhaaldelijk de Chileense weg naar het socialis me geprezen en zelfs de Chileense Castro-aanhangers tot bezonnenheid aangespoord. Tegen de gevolgen van Allendes po pulariteit in Latijns-Amerika begon Brazilië zich te wapenen, Brazilië, dat zich als schildwacht tegen het com munisme een continentale rol had toebedacht. Die schildwachtfunctie deelde Brazi lië 'met Argentinië tot maart '71, toen in Buenos Aires generaal Lanusse aan de macht kwam, die onmiddel lijk een realistischer binnen- en buitenlandse politiek begon te voe ren. De amicale contacten tussen Allende en Lanusse zijn in beider voordeel gebleken: Allende voorkwam een internationaal isolement en hoefde niet meer bang te zijn voor de veiligheid van de 5000 km lange grens met Argentinië, Lanusse vond in Chili een bondgenoot die Argenti nië de toegang tot de Andesmarkt zou vergemakkelijken. Dit laatste was voor Argentinië noodzakelijk ge worden vanwege de to'meloze ex pansie van de Braziliaanse econo- Brazilië had al lang in het Paraguay van Stroesnner een bondgenoot of beter gezegd een vazal. In Bolivia werd de progressieve regering van Torres mede dank zij Braziliaanse steun, ten val gebracht en vervan gen door de fel anti-communistische Brazilië-vriend Banzer. In Uruguay lukte het de centrum linkse coalitie Frente Amplio niet de verkiezingen te winnen presi dent wordt nu waarschijnlijk de Brazilië-fan Bordaberry. De Braziliaanse expansie richt zich ook op Peru en Colombia. Begin december was de Braziliaanse president Garrastazu Médici op be zoek bij president Nixon. De ge schillen van minder belang werden terzijde geschoven zodat slechts een hartelijke eensgezindheid overbleef. Tegenover het groeiende anti-Ame rikanisme in Latijns-Amerika schijnt Washington Brazilië te be schouwen als de laatste vriend die hem op het sub-continent nog rest. Geen wonder want de buitenlandse investeringen genieten in Brazilië al le denkbare voordelen. De groeiende onrust in Chili waar de economische problemen en de vraag naar de houding van het leger een onzekere toekomst voorspellen wordt in Brazilië verre van betreurd. Want de aantrekkingskracht die Chili op de volken van Latijns- Amerika uitoefent, hoopt zijn tegen pool Brazilië door een veel grotere aantrekkingskracht ongedaan te ma ken. En dat is dan het allernieuwste i bedenksel van de PTT: het voorrij- tarief. Voortaan kost het u en mii I vijftien gulden extra, wanneer er bij ons thuis iets aan de telefoon moet worden verholpen. Vijftien gulden boven wat het toch al kost. Vijftien gulden, waarvoor ze dan bij u ko men „voorrijden". Het allernieuwste bedenksel. Het zal wel iets met het profijtbeginsel te maken hebben, maar ook zo is het een geniaal idee. Koning Klant doch ai, hoezeer van zijn vorste lijke luister beroofd mag zijn handen dichtknijpen dat hij „über haupt" nog bediend wordt. Koning Klant verbeeldt zich volmaakt ten onrechte dat hij daar recht op heeft. Koning Klant zal voor elk dienstbe toon voortaan moeten bloeden. Vijf tien gulden, en hij zal de PTT op zijn knietjes mogen bedanken dat er iemand zo goed is om te komen „voorrijden". Het allernieuwste bedenksel zal er natuurlijk ook bij anderen ingaan als koek. Straks zal ook de „voorrij dende" brievenbesteller z'n vijftien gulden moeten hebben, omdat hij zo goed is voor uw nederige woning van zijn fiets te stappen. Vijftien gulden, eerst per maand en dan al heel gauw per week en tenslotte per dag of per brief. En reken maar, dat ook de kolenboer en de bakker en de slager en de dokter en de kran tenloper en zelfs de dominee af pastoor die op huisbezoek komt, het idee zullen overnemen. Allemaal immers „voorrijders" die ook wel willen wegblijven hoor, maar u kimt ze nu eenmaal niet missen en dus leg maar vast wat hoopjes van vijf tien gulden voor ze klaar. En zal ik nu meteen maar iets voorspellen? Bij dat voorrij-geld blijft het natuurlijk niet. Straks komt daar ook nog het bijbehorende wegrij-geld bij. Ik zie het al voor me: de reparatie aan de telefoon is geschied en in je onschuld bied je al ligt dat voorrij-geld je zwaar op de maag de voorgereden mon teur, of wie het ook zijn mag, een. kop koffie aan. En een sigaar. Be haaglijk drinkt hij de kop leeg. Behaaglijk steekt hij een sigaar op. En danblij/t hij zitten. Eerst denk je dat hij het bij jou alleen maar gezellig vindt, maar ja, het duurt wel lang. Aanstalten om weg te gaan en z'n boeltje bij elkaar te pakken maakt de man niet. Het gesprek verstomt, maar hij blijft zitten. Onverstoorbaar, zonder een spier van zijn gezicht te vertrekken. En nu krijgt het toch wel iets be nauwends over zich. Wat hééft de man? Eerst zwijg je maar, want trots alles koester je de hoop dat hij wel eens zal op staan. Maar als hij daar kennelijk niet aan denkt, vat je eindelijk moed en durf je aarze lend zoiets te vragen als: „Zou u niet....?" „Nee", antwoordt hij, „ik zou niks. Ik blijf hier net zo lang tot ik mijn wegrij-geld krijg. Wéér vijftien gulden, omdat ik zo vrien delijk zal zijn om weg te gaan. En anders blijf ik. Uw gast zogezegd. Die u dan niet alleen maar met zo'n armzalige kop koffie en zo'n goed kope sigaar kunt afschepen, maar die u compleet als pensiongast krijgt en hopenlijk in een behoorlijke slaapkamer!" Ja, en dan betaal je maar wéér vijftien gulden en ik zweer u bij Kafka, die het allemaal heeft zien aankomen:die kant gaat het onher roepelijk uit. Want als dat voorij- geld al geen waanzin is, waarom zal het wegrij-geld dat dan wél zijn? Een slim heertje, die jpnge Drees. Hij wist het natuurlijk al lang, dat zijn regering nu ja, die van collega Biesheuvel de lonen en de prijzen vrij zou laten en dat ze hem dus niets konden maken als hij de treinkaartjes binnen één jaar voor de derde maal duurder zou maken. En dat is toen zijn bijdrage aan een vrije prijspolitiek geweest. De jonge Drees heeft het drukker dan ik. Hij heeft dus geen tijd, neem ik aan, om zo nu en dan eens bij een overweg een paar treinen voorbij te laten gaan. Ik doe dat wel. In de eerste plaats, omdol: ik een zwak voor treinen heb. In de tweede plaats mag ik graag bij zo'n overweg staan, om te kijken of er in zo'n voorbijrijdende trein nog wel mensen zitten. Nu, dat mag geen naam hebben, en als ik het goed heb worden het er hoe langer hoe minder. En daar gaan dan straks, als de kaartjes weer duurder worden, er nog wel een paar af. De jonge Drees heeft zelf aan zo'n pro cent of drie gedacht, maar zuinig als hij is (behalve op óns geld) zal de berekening ook wel aan de zuinige kant zijn. Drie procent? Kom nou, straks zit er letterlijk geen kip meer voor die langs mij heenrijdende coupéramen, geen kip, om van mensen maar te zwijgen. De jolige Drees, die dat van die drie procent zo keurig heeft uitgerekend, zou overigens best nog eens kunnen blijven cijferen. Hier is alvast een aardig somme tje, dat ik hem met verschuldigde eerbied zou willen voorleggen. Wan neer je als spoorwegdirecteur hon derd gulden nodig hebt, wat is dan verstandiger en socialer? Aan één reiziger (de allerlaatste) een kaartje van A. naar B. voor honderd gulden verkopen met de grote kans dat- ie „barst!" zegt of aan twintig reizigers elk een kaartje van vijf gulden (met de kans dat die twintig er straks veertig worden)? Ik kies voor de tweede mogelijk heid, maar ja, mijn domme ei-van- Columbusverstand haalt het natuur lijkniet bij de hogere wijsheid van de jonge Drees: maak het leven goedkoper door het duurder te ma ken

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1971 | | pagina 7