DIP EENS HET
NIEUWE JAAR IN
DE TIJD
FLESSEN
VOL
CHARME
KONING
KLANT
„Was uw was milieubewust"
V.S. hebben in Brazilië machtige bondgenoot
LATIJNS - AMERIKA NOG LANG GEEN EENHEID
Receptjes
«JooH
Johan winkler
PRATEN GAAT VOOR ALLES
MEVROLW DRS. J. VONK-TLRKSTRA
vrouw
mode
Tel. (01155) 1476
Tel. (01150) 2680
V.S.-invloed
Vazal
Dinsdag 28 december 1971
7
Kerstmis, nieuwjaar en de da
gen die er rondom heen liggen zjjn
bij uitstek geschikt om een gezel
lige avond te brouwen met een
paar vrienden. De kerstboomkaar
sen branden nog, de kachel snort,
de open haard knettert en de men
sen stralen als het ware een bij
zondere warmte uit. Zoals in de
zomer de vrouwen mooier, bloei-
ender lijken, zo zijn de mensen
's winters gezelliger.
En in die gezelligheid passen ook
de toevallige en de voorbereide
feestjes. Nu is het vervelende van
feestjes, dat er altijd wel iemand de
dupe is op zo'n avond: de gastvrouw
(«f de gastheer) loopt zich een hele
avond de benen uit het lijf om het
iedereen naar de zin te maken.
U kent dat wel. Eindelijk zit je
dan even na de koffie en begint het
gesprek los te komen en dan begint
een van de gasten (de lolbroek
meestal) nadrukkelijk met de tong
langs de lippen te gaan, luidruchtig
te smakken en gebaren te maken,
die laten zien, dat hij bezig is een
koel glas bier naar binnen te slaan.
Wat doe je dan? Precies: opspringen
en vragen wie er iets wil drinken.
Weer even later is het de beurt aan
de hartige hap en zo sloof je de
avond door.
Voor al die arme stakkers, die een
feestje geven, heeft de een of ande
re menslievende culinaire grootheid
de dipsaus uitgevonden. Beter
woord is zelden uitgevonden: een
dipsaus is een pittig, hartig, scherp,
zoet, zuur, meestal koud saiusje,
waarin je stukjes stokbrood, ohips,
selleriestengels, olijven, tomaten, au
gurken, gebraden vlees (biefstuk,
lever, niertjes, kip, varkensvlees)
kunt dopen. Dat doe je met een
vork of gewoon met je handen. Het
is ontzettend lekker en iedereen kan
een hele avond lang zijn gang gaan.
De gastheer of -vrouw heeft er geen
omkijken meer naar. Behalve na
tuurlijk overdag of de dag tevoren,
wanneer het allemaal klaar gemaakt
moet worden. En ook het klaar ma
ken zelf is zo eenvoudig, dat zelfs
de meest linkshandige keukenprin
ses er zich geen buil aan kan val
len.
Hieronder een hele serie van die
dipreceptjes. Ga uw gang, smakelijk
feest.
Aan de basis van elke dipsaus ligt
een goede mayonaise (liefst zelf ge
maakt) vermengd met yoghurt. Om
zelf mayonaise te maken is een
klein beetje geduld nodig en 1 fles
plantaardige olie, 1 of 2 eierdooiers,
ongeveer een half kopjie azijn, zout,
peper en mosterd. Roer de eierdooi
ers los met de mixer of met twee
vorken en voeg er al roerende 1
theelepel zout en 2 theelepels mos
terd aan toe; daarna nog steeds
roerend een saheut azijn. Wan
neer dit allemaal goed is vermengd
de olie in een dun straaltje toevoe
gen. Alsmaar roerend of kloppend
en nooit teveel olie tegelijk toevoe
gend (want dan gaat de mayonaise
schiften) giet u de hele fles er in.
De stijve brij kan niu worden ver
dund met de rest van de azijn en op
smaak afgemaakt met peper, een
beetje suiker en kruiderijen naar
eigen behoefte (knoflook en dille
zijh uitstekende smaakmakers). En
denk er goed aan: ALLE ingrediën
ten moeten op kamertemperatuur
zijn.
Als dat achter de rug is dan
kunnen de dipsauzen gemaakt wor
den. Bijvoorbeeld, met: fijngewreven
banaan, gesnipperde appel en veel
kerrie, paprikapoeder en heel fijn
gesnipperde groene paprika, fijnge
sneden groene kruiden zoals peter
selie, kervel, bieslook, selderij, ge
raspte walnoot, witte wijn, geraspte
kaas. sherry (of vermouth) en kap
pertjes, fijngehakte olijven en toma
tenpuree, tomatenketchup en cognac,
fijngesnipperde rauwe champignons
en witte wijn, fijngewreven banaan,
geraspte kokos en een paar druppels
sinaasappelsap.
Er zijn nog veel meer mogelijkhe
den, maar de eigen fantasie mag ook
meespreken. Wie nog een paar heel
bijzondere dipsauzen wil maken kan
misschien uit de voeten met de on
derstaande recepten. Roomkwark
miet heel fijn gesneden ananas of
een saus samengesteld voor de helft
uiit roomboter en voor de helft uit
Roquefort, Blue Danish of Gorgon
zola, maar dat is een hele zware.
Voor de mannen, die een heel eigen
sausje willen hebben nog het vol
gende: neem 6 eetlepels tomaten
ketchup, 2 eetlepels mosterd, 4 eetle
pels olie, meng dat tot een glad
papje door elkaar en doe er dan bij
vier geweekte en aan flinters ge
hakte ansjovisfilets, 1 gesnipperde
ui en fijngestampt teentje knoflook,
wat gesnipperde peterselie en (naar
smaak) zout, peper, paprikapoeder
en worcestersauce.
Tot slot nog dit: het oog wil ook
wat bij een dergelijk smulfestijn.
Daarom, dek de eettafel alsof de
koningin zelf op bezoek komt, zet
alle schaaltjes met de sausjes er op,
de schalen met de dipstukjes, bord
jes, bestekken en servetten. Wie
zijn gasten vertrouwt zet er dan ook
een paar ontkurkte flessen wijn bij
met de glazen en gaat dan op de
gemakkelijkste stoel zitten om te
genieten van de bewonderende bij
val-, die uw dipfeest ongetwijfeld zal
krijgen.
HANS LUTZ
„Dit is de enige wijn die een
vrouw kan drinken, zonder haar
schoonheid te verliezen...." Ruim
twee eeuwen geleden deed Mada
me de Pompadour deze vloeiende
uitspraak over een wijn, die nu
nog steeds bekend is over geheel
de wereld: champagne. En zij kon
het weten, want jarenlang waren
het juist haar schoonheid en char
me, die Lodewijk de XVde van
Frankrijk in haar ban hield. Toch
is het niet aan te nemen dat cham
pagne in de naaste toekomst een
veel gebruikt schoonheidsmiddel
zal worden. Zelfs in de tijd van
Madame de Pompadour was het al
een prijzige drank, al zal dat aan
liet hof van Versaille nauwelijks
een rol gespeeld hebben. De prijs
is tot vandaag relatief hoog geble
ven en zal dat ook wel blijven.
Een regelmatig nuttigen van cham
pagne is op dit moment slechts
voorbehouden aan gasten van Hil-
tonhotels en eerste-klasse-passa-
giers van intercontinentale vluch
ten. Voor de meeste mensen is het
een feestdrank, die alleen bij bij
zondere gebeurtenissen als verjaar
dagen, examens, geboorten en jaar
wisselingen en dan nog in be
perkte mate gedronken wordt.
In Nederland wordt in de volks
mond nog altijd gesproken over
„zij aten kaviaar en dronken er
champagne bij...."
Als u met oud en nieuw een fles
heuse champagne ontkurkt, moet u
wel bedenken dat het sprankelen
de vocht jarenlang is gekoesterd,
vanaf het moment dat de druiven
rijpten tot het moment dat het
forse etiket op de fles wordt ge
plakt. Deze speciale behandeling is
verreweg de belangrijkste reden
dat u in de winkel twee of drie
tientjes voor zo'n fles vol charme
moet neertellen. Het grote verschil
net andere „normale" wijnen is
namelijk dat de champagne zijn
hele wasdom in een fies door.
maakt en niet in een fust. Cham
pagne is te vergelijken met een
geniaal maar moeilijk kind, dat tot
zijn volwassenheid door deskundi
ge pedagogen met zorg moet wor
den begeleid, wil het niet o» een
mislukking uitdraaien.
Zoals alle wijnen heeft ook
champagne een speciale behande
ling nodig om de tinteling zo goed
mogelijk tot zijn recht te laten
komen. De flessen moeten in een
koele en donkere ruimte bewaard
worden. Champagne dient koel te
worden geserveerd, dat wil zeggen
op een temperatuur van 6 a 8
graden. Dit koelen mag echter niet
in het vriesvak gebeuren omdat de
wijn daardoor zou „breken". Het
beste is een koelemmer te gebrui
ken, gevuld met ijs en water. De
wijn wordt niet gedronken uit een
zogenaamde „champagneschaal"
zoals vaak ten onrechte gebeurt,
omdat de geur en de fijne schuiin-
vorming in het wijde glas verloren
gaan. Aanbeveling verdient het ge
bruik van een normaal kelkglas, of
liever een fluteglas.
Dan is het hoogtepunt gekomen:
het openen van de fles. Die wordt i
in een hand gehouden, lichtelijk i
scheef, met de wijsvinger op de
kurk. Met de andere hand draait u
voorzichtig het ijzerdraadje los,
waardoor de kurk vanzelf naar bo
ven komt. Dan veegt u de hals van I
de fles af en schenkt snel in alle i
glazen een bodempje champagne, j
waarna de glazen verder voor j
tweederde worden gevuld, zult j
de knal gemist hebben. Maar zelfs j
het zachtste „flop"-geluid is vol- j
doende om u in die feestelijke
stemming te brengen, die het drin- j
ken van champagne geeft bij het i
begin van het nieuwe jaar. Pro- j
sit.
Laet het kostelijckst van al
U niet roekeloos ontslippen,
Dat's de tijd, die snel gaet glippen,
Zonder dat bij keren zal
Joost van den Vondel
Niemand is rijk genoeg om zijn
verleden terug te kunnen kopen.
Oscar Wilde
De goede oude tijd is de tijd
toen het onze voorouders zo slecht
ging.
Jean de Boisson
Vrouwen hebben een veei min
der nauwkeurig gevoel voor tijd
dan mannen. Er is een klok in
Adam, maar niet in Eva.
Ralph Waldo Emerson
Wat is de toekomst anders dan
het verleden dat zich omdraait in
zijn slaap.
Eric van der Steen
Waag u nooit aan voorspellingen,
want als u verkeerd voorspelt, zal
niemand het vergeten, en als u
goed voorspelt, zal niemand het
sich herinneren.
Josh Billings
„Bejaardenverzorgster, een fijn
beroep," zegt Leny Appeldoorn
(26). die best vijl minuutjes en
langer wil uittrekken om over
haar werk in Favente Deo Den
Haag te vertellen. Leny, een
gezellige praatster: „Het contact
met de bejaarden is het meest
boeiende in dit beroep. Je merkt
gewoon als ze om een praatje
verlegen zitten. Nou leg dan je
stofdoek maar neer en laat de
vlokken maar onder het bed
dansen, dat gesprekje gaat voor.
Het gevoel dat je echt tijd voor
ze hebt, is voor hen erg belang
rijk. Als je ze helpt bij het
wekelijkse bad, merk je dat nog
sterker. Moeilijkheden met kin
deren, kleine of grote proble
men in het tehuis, alles wordt
je verteld. Als het even kan
probeer je er ook iets aan to
doen."
Leny is via een omweg in de
bejaardenzorg beland. Haar hart
ging eerst uit naar de kinder
verzorging, waar ze ook een op
leiding voor volgde op de huis
houdschool aan de Laan van
Meerdervoort. Na het eind
examen ging ze werken in een
gezin. „Het was leuk werk hoor,
je kon fijn met de kinderen
spelen, maar wat ik toch dui
delijk miste, was het contact.
Echt praten kun je natuurlijk
met die kleintjes niet. Toen ik
een advertentie zag voor be
jaardenverzorgster in Favente
Deo, dacht ik .hallikidee1, dat
is een hoog gebouw met veel
mensen. Ik heb nooit spijt van
mijn overstapje gehad."
Leny: „De cursus is niet ge
makkelijk, maar wel leerzaam.
Met psychologie bijvoorbeeld
hoor je waarom een bejaarde zo
moeilijk voor zijn omgeving kan
zijn, zo voortdurend om aan
dacht kan bedelen. Als je de oor
zaken weet, reageer je heel an
ders en kun je ook veel meer
geduld opbrengen om naar zo
iemand te luisteren."
„Of we vaak avond- en nacht
dienst hebben? Wij in zo'n groot
tehuis niet zo vaak, één keer
in de veertien dagen avond
dienst en een week in het kwar
taal nachtdienst. In kleinere
huizen zal dit wel anders lig-
fen. Per dag werken we acht
en een half uur, van acht uur
tot kwart voor zes met een uur
en een kwartier pauze tussen
door. Om het weekeind heb je
dienst, maar heb je een feest
dan is er altijd wel een mouw
aan te passen."
„Bejaardenwerk," zegt Leny,
„is dankbaar werk.
GROENEKAN „Begrijp me
goed: tegen „witter dan wit" heb ik
echt niets, maar als dat ten koste
moet gaan van het milieu dan heb
ik er wel iets tegen- Dan mag voor
mijn part de was grauw".
Dat zegt mevrouw drs J. Vonk-
Turkstra, psychologe, huisvrouw, lid
vau de werkgroep milieuhygiëne
Maartensdijk en woordvoerster van
het landelijk comité actie-anti-wit-
ter-dan-wit. Huisvrouw is ze en in
die kwaliteit praatte ze met ons.
Want het zijn nu de huisvrouwen
zelf geworden die het „Witter -dan-
wit" van hun wasgoed - dat de
wasmiddelenfabrikanten zo nijver
propageren maar alleen waar kun
nen maken door fosfaten bevattende
zeepmiddelen in de handel te bren
gen - minder belangrijk zijn gaan
vinden dan de milieuverontreiniging
die door de fosfaten ontstaat..
„Was uw was milieubewust, 'n
grauwsluier belaagt uw welzijn niet,
waterverontreiniging wel". Met die
slogans zijn de huisvrouwen de was
middelenfabrikanten te lijf ge
gaan.
„De hele actie is begonnen met
een ingezonden brief die ik schreef
als reactie op een artikel in een
Utrechtse krant onder de kop „huis
vrouw behoort (ongewild) tot de
grote watervervuilers". Ik vroeg om
reacties en ik kreeg ze, met stapels.
Natuurlijk, wij allen voelen ons met
groeiend onbehagen vervuld als wij
weer iets lezen of horen over water
verontreiniging en denken dan vaak
wat vertwijfeld „waarom doen ze er
zo weinig aan?". Ondertussen gaan
wijzelf rustig door met onze moder
ne wasmiddelen te gebruiken, ook
die met fosfaten, die de fabrikanten
in hun wasmiddelen stoppen, omdat
iedereen blijkbaar witter-dan-wit
wasgoed wil hebben.
Wij willen dan geen watervervui
ling, maar we doen er dan toch
maar hard aan mee. Kunnen we nog
zeggen „ongewild" als we drommels
goed weten dat het funest is voor
het afvalwater en er passief bij
blijven en niets ondernemen om het
te verbeteren? Ik schreef toen:
„Hebt u ook al niet lang het gevoel,
dat wij als huisvrouwen door de
radio- en televisiereclame voor was
middelen op een niveau worden be
naderd die ver beneden onze waar
digheid ligt? Vaak genoeg hoor ik
opmerkingen als: „Wat een stomp
zinnige reclame, denken ze nu heus
dat wij zulke naïeve wezens zijn?"
Maar waarom verzetten wij ons daar
dan niet tegen?
Waarom moeten wij ons toch dat
witter-dan-wit-complex dag in dag
uit laten aanpraten? Waarom zouden
wij ons als huisvrouwen niet eens
kunnen verzetten tegen deze witter-
dan-wit reclame? Want het gaat om
onze (ongewilde??) rol in het ver
oorzaken van watervervuiling. Wij
zijn er ais een van de drie grote
groepen van watervervuilers mede
schuldig aan, dat het met de milieu
hygiëne in Nederland achteruit gaat.
Laten wij niet dagelijks als huis
vrouwen in dit opzicht een grote
verantwoordelijkheid op ons?
Ja stapels reacties waren er, die
uiteenliepen van „Ik ben ervan
overtuigd dat we veel meer kunnen,
dan we denken, ook op het terrein
van de vervuiling en op nog veel
meer gebieden dan dat van de „wit
te was", tot „overigens dient ook
nog wel gezegd, dat op het ogenblik
de industrie verhoudingsgewijs meer
investeert in het milieubeheer dan
de doorsnee consument zelfs maar
bereid is te doen".
Wat willen we nu precies? Kijk
op korte termijn zien de gezamenlij
ke Nederlandse zeepfabrikanten
geen reële mogelijkheden om de
fosfaten in de wasmiddelen te ver
vangen door een andere stof, die
onze moderne wasmachines kan be
schermen tegen kalkaanslag en men
verwacht alleen heil van de zijde
van de waterzuiveringsexperts. Deze
zijn druk doende om installaties te
ontwerpen en te beproeven die -
naast de nu al gebruikelijke zuive
ring in waterzuiveringsinstallaties -
de nitraten en fosfaten nazuive-
ren.
De ontwikkelde methodes zijn
echter voor algemene praktische
toepassing nog zeer kostbaar. Bo
vendien zijn er altijd nog - en
zullen er blijven - enorm veel plaat
sen in ons land waar direct geloosd
wordt op open oppervlaktewater.
Onze opvatting is en blijft dat een
kritische begeleiding door de gewo
ne huisvrouw van grote waarde is
en dat het hoog tijd is om ons van
alle kanten te concentreren op een
oplossing van de milieuproblema
tiek-
Wij blijven eisen dat de wasmid
delenfabrikanten ons geen voor het
watermilieu slechte produkten op
dringen via opdringerige reclame
campagnes. Om die begeleiding gaat
het en voor de rest: laten we genoe
gen nemen met schoon en niet zo
stupide zijn om als huisvrouwen
voor dit soort reclame te vallen".
Al enig resultaat geboekt op het
fabrikantenfront?
„Een bespreking met de heer G.H.
Kolkman van de Nederlandse Vere
niging van Zeepfabrikanten heeft E
ons geen houvast geboden om nieu- E
we perspectieven te zien in deze E
hele zaak van de vervuiling van ons E
watermilieu door fosfaten in de r
wasmiddelen. Maar w(j als huis E
vrouwen kunnen al wel beginnen
met voor handwasjes en wolwas s
uitsluitend wasmiddelen op zeepba-
sis te gebruiken, ook voor veelvul- E
dig gebruik in huis kan heel goed E
gewerkt worden met zachte zeep - E
groene zeep- en soda of ook wel met, E
zogenaamde „houtzeep", die in re- E
formzaken te krijgen is. Voor de E
wasmachine is er al een fosfaatloos E
wasmiddel, maar dit levert in hard-
waterstreken nog wel bezwaren op.
Het is zo bitter hard nodig als we -
bedenken dat we op aarde maar zo'n
heel klein beetje zoet water hebben E
dat verantwoordelijk is voor het le- E
ve op aarde. Het is niet zo gek om E
te spreken van het „vruchtwater" E
van de aarde.
Het zal niet zonder geld gaan. jjj
Vandaar ook ons gironummer s
2484800. Want we zullen onze actie
moeten uitbreiden, experts aantrek- s
ken en ga zo maar door". E
Hoe lang zal het nog duren voor E
we niet meer naar de was van de E
buren hoeven te kijken, zo van: E
„Mien, hoe doe je dat, nou toch?, al B
is het maar op het reclamekastje. s
Hoe lang nog duurt het voordat we b
rustig tussen lakens met grauwsluier
gaan slapen in het gelukkig besef E
dat de wasmiddelenfabrikant zijn E
best heeft gedaan om in elk geval E
ons milieu te besparen en ons kost- S
bare levenswater, ons aardse 5
„vruchtwater" te garanderen. Hoe
lang nog? Zal het tot onze dood zijn, -
of zal het onze dood zijn?
huiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiihiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimumhip
(Van onze correspondent)
SANTIAGO Aan het eind van
1971 is er minder reden dan ooit te
geloven in de mythe van het ene gro
te Latijns-Amerika waarin de landen
hoogstens provincies zouden zijn.
De droom van de grondleggers van
de onafhankelijkheid in het begin
van de vorige eeuw en de revolutio
nairen van nu over een verenigd La
tijns-Amerika lijkt verder van de
werkelijkheid vandaan dan ooit.
Het sub-continent wordt beheerst
door tegenstellingen, zowel binnen
de landen als tussen de landen on
derling.
In het afgelopen jaar zijn de tegen
stellingen zich gaan toespitsen in
twee polen: Brazilië en Chili.
Ongetwijfeld hebben de landen van
Latijns-Amerika een aantal gemeen
schappelijke kenmerken, maar de
verschillen worden steeds groter dan
de overeenkomsten. Wanneer men
elkaar weet te vinden op concrete
punten als: verdediging van een zo
ne van 200 mijl voor de territoriale
wateren (Amerika erkent slechts
een zone van 12 mijl), protest tegen
de .Amerikaanse extra-importheffing
van 10 procent, protest tegen de
afschaffing van de Amerikaanse
buitenlandse hulp, dan gaat het om
kwesties die allen raken. Want alle
Latijns-Amerikaanse landen zijn in
meerdere of mindere mate afhanke
lijk van de Verenigde Staten en in
die positie van afhankelijkheid lo
pen sommige van hun belangen pa
rallel.
Maar inzake de benadering van deze
onafhankelijkheidsproblematiek lo
pen hun meningen ver uiteen. Ver
wonderlijk is dat volstrekt niet: hier
botsen immers de ideologieën.
Tot het optreden van Fidel Castro in
Cuba was heel Latijns-Amerika het
privé-jachtterrein van de Verenigde
Staten. Pogingen tot het ver
krijgen van economische onafhanke
lijkheid werden effectief de kop in
gedrukt.
Toen dat bij Cuba mislukte door het
falen van de invasie in de Varkens
baai, begon Washington een boycot-
politiek, die bekroond werd in de
moties van de Organisatie van Ame
rikaanse Staten in 1962 en 1964,
waarin Cuba in een economische en
politieke quarantaine werd gezet.
Het enige schoonheidsfoutje was de
weigering van Mexico de betrekkin
gen met Cuba te verbreken, maar
voor de rest was het „communistisch
gevaar" ingedamd en kon men door
gaan op de oude voët.
De „revolutie in vrijheid", die Frei
in 1964 in Chili begon bleek de
bestaande relaties van afhankelijk
heid niet wezenlijk aan te tasten
toen deze revolutie strandde in een
reformisme.
Een grotere bedreiging leek te ko
men van de kant van de Peruaanse
militairen, die in oktober 1968 de
macht grepen. Hoewel ze zich dui
delijk tegen het communisme uit
spraken, verklaarden ze zich met
evenveel kracht anti-kapitalistisch.
Na aanvankelijk strubbelingen met
de V.S. bleken de Peruaanse gene
raals toch niet zo revolutionair dat
ze het tot een openlijke breuk met
Washington durfden te laten ko'men.
De eerste die echt roet in het Ame
rikaanse eten begon te gooien was
Salvador Allende, die in 1970 door
vrije verkiezingen aan de macht
kwam.
De beproefde methode, het zenden
van mariniers kon niet 'meer ge
bruikt worden: Amerika had het te
druk met de oorlog in Zuid-Oost-Azié
en -een interventie kon aan de pu
blieke opinie niet meer verkocht
worden, terneer omdat men dan al
te duidelijk een democratische be
slissing van een autonoom volk met
voeten zou treden.
Het Chileense model werkte inspire
rend op andere landen. In Uruguay,
Argentinië en Venezuela werden
linkse coalities gevormd die via de
legale weg de macht wilden vero
veren.
Het Cubaanse model van de gewa
pende revolutie raakte op de achter
grond. Fidel Castro heeft bij zijn
bezoek aan Chili, dat bijna een
maand geduurd heeft en hem waar
schijnlijk het wereldrecord staatsbe
zoek heeft opgeleverd, herhaaldelijk
de Chileense weg naar het socialis
me geprezen en zelfs de Chileense
Castro-aanhangers tot bezonnenheid
aangespoord.
Tegen de gevolgen van Allendes po
pulariteit in Latijns-Amerika begon
Brazilië zich te wapenen, Brazilië, dat
zich als schildwacht tegen het com
munisme een continentale rol had
toebedacht.
Die schildwachtfunctie deelde Brazi
lië 'met Argentinië tot maart '71, toen
in Buenos Aires generaal Lanusse
aan de macht kwam, die onmiddel
lijk een realistischer binnen- en
buitenlandse politiek begon te voe
ren.
De amicale contacten tussen Allende
en Lanusse zijn in beider voordeel
gebleken: Allende voorkwam een
internationaal isolement en hoefde
niet meer bang te zijn voor de
veiligheid van de 5000 km lange
grens met Argentinië, Lanusse vond
in Chili een bondgenoot die Argenti
nië de toegang tot de Andesmarkt
zou vergemakkelijken. Dit laatste
was voor Argentinië noodzakelijk ge
worden vanwege de to'meloze ex
pansie van de Braziliaanse econo-
Brazilië had al lang in het Paraguay
van Stroesnner een bondgenoot of
beter gezegd een vazal. In Bolivia
werd de progressieve regering van
Torres mede dank zij Braziliaanse
steun, ten val gebracht en vervan
gen door de fel anti-communistische
Brazilië-vriend Banzer.
In Uruguay lukte het de centrum
linkse coalitie Frente Amplio niet
de verkiezingen te winnen presi
dent wordt nu waarschijnlijk de
Brazilië-fan Bordaberry.
De Braziliaanse expansie richt zich
ook op Peru en Colombia.
Begin december was de Braziliaanse
president Garrastazu Médici op be
zoek bij president Nixon. De ge
schillen van minder belang werden
terzijde geschoven zodat slechts een
hartelijke eensgezindheid overbleef.
Tegenover het groeiende anti-Ame
rikanisme in Latijns-Amerika
schijnt Washington Brazilië te be
schouwen als de laatste vriend die
hem op het sub-continent nog rest.
Geen wonder want de buitenlandse
investeringen genieten in Brazilië al
le denkbare voordelen.
De groeiende onrust in Chili waar
de economische problemen en de
vraag naar de houding van het leger
een onzekere toekomst voorspellen
wordt in Brazilië verre van betreurd.
Want de aantrekkingskracht die
Chili op de volken van Latijns-
Amerika uitoefent, hoopt zijn tegen
pool Brazilië door een veel grotere
aantrekkingskracht ongedaan te ma
ken.
En dat is dan het allernieuwste
i bedenksel van de PTT: het voorrij-
tarief. Voortaan kost het u en mii
I vijftien gulden extra, wanneer er bij
ons thuis iets aan de telefoon moet
worden verholpen. Vijftien gulden
boven wat het toch al kost. Vijftien
gulden, waarvoor ze dan bij u ko
men „voorrijden".
Het allernieuwste bedenksel. Het
zal wel iets met het profijtbeginsel
te maken hebben, maar ook zo is
het een geniaal idee. Koning Klant
doch ai, hoezeer van zijn vorste
lijke luister beroofd mag zijn
handen dichtknijpen dat hij „über
haupt" nog bediend wordt. Koning
Klant verbeeldt zich volmaakt ten
onrechte dat hij daar recht op heeft.
Koning Klant zal voor elk dienstbe
toon voortaan moeten bloeden. Vijf
tien gulden, en hij zal de PTT op
zijn knietjes mogen bedanken dat er
iemand zo goed is om te komen
„voorrijden".
Het allernieuwste bedenksel zal er
natuurlijk ook bij anderen ingaan
als koek. Straks zal ook de „voorrij
dende" brievenbesteller z'n vijftien
gulden moeten hebben, omdat hij zo
goed is voor uw nederige woning
van zijn fiets te stappen. Vijftien
gulden, eerst per maand en dan al
heel gauw per week en tenslotte per
dag of per brief. En reken maar, dat
ook de kolenboer en de bakker en
de slager en de dokter en de kran
tenloper en zelfs de dominee af
pastoor die op huisbezoek komt, het
idee zullen overnemen. Allemaal
immers „voorrijders" die ook wel
willen wegblijven hoor, maar u kimt
ze nu eenmaal niet missen en dus
leg maar vast wat hoopjes van vijf
tien gulden voor ze klaar.
En zal ik nu meteen maar iets
voorspellen? Bij dat voorrij-geld
blijft het natuurlijk niet. Straks
komt daar ook nog het bijbehorende
wegrij-geld bij. Ik zie het al voor
me: de reparatie aan de telefoon is
geschied en in je onschuld bied je
al ligt dat voorrij-geld je zwaar
op de maag de voorgereden mon
teur, of wie het ook zijn mag, een.
kop koffie aan. En een sigaar. Be
haaglijk drinkt hij de kop leeg.
Behaaglijk steekt hij een sigaar op.
En danblij/t hij zitten. Eerst denk
je dat hij het bij jou alleen maar
gezellig vindt, maar ja, het duurt
wel lang. Aanstalten om weg te
gaan en z'n boeltje bij elkaar te
pakken maakt de man niet. Het
gesprek verstomt, maar hij blijft
zitten. Onverstoorbaar, zonder een
spier van zijn gezicht te vertrekken.
En nu krijgt het toch wel iets be
nauwends over zich. Wat hééft de
man? Eerst zwijg je maar, want
trots alles koester je de hoop dat hij
wel eens zal op staan. Maar als hij
daar kennelijk niet aan denkt, vat
je eindelijk moed en durf je aarze
lend zoiets te vragen als: „Zou u
niet....?" „Nee", antwoordt hij, „ik
zou niks. Ik blijf hier net zo lang
tot ik mijn wegrij-geld krijg. Wéér
vijftien gulden, omdat ik zo vrien
delijk zal zijn om weg te gaan. En
anders blijf ik. Uw gast zogezegd.
Die u dan niet alleen maar met zo'n
armzalige kop koffie en zo'n goed
kope sigaar kunt afschepen, maar
die u compleet als pensiongast krijgt
en hopenlijk in een behoorlijke
slaapkamer!"
Ja, en dan betaal je maar wéér
vijftien gulden en ik zweer u bij
Kafka, die het allemaal heeft zien
aankomen:die kant gaat het onher
roepelijk uit. Want als dat voorij-
geld al geen waanzin is, waarom zal
het wegrij-geld dat dan wél zijn?
Een slim heertje, die jpnge Drees.
Hij wist het natuurlijk al lang, dat
zijn regering nu ja, die van
collega Biesheuvel de lonen en de
prijzen vrij zou laten en dat ze hem
dus niets konden maken als hij de
treinkaartjes binnen één jaar voor
de derde maal duurder zou maken.
En dat is toen zijn bijdrage aan een
vrije prijspolitiek geweest.
De jonge Drees heeft het drukker
dan ik. Hij heeft dus geen tijd,
neem ik aan, om zo nu en dan eens
bij een overweg een paar treinen
voorbij te laten gaan. Ik doe dat
wel. In de eerste plaats, omdol: ik
een zwak voor treinen heb.
In de tweede plaats mag ik graag
bij zo'n overweg staan, om te kijken
of er in zo'n voorbijrijdende trein
nog wel mensen zitten. Nu, dat mag
geen naam hebben, en als ik het
goed heb worden het er hoe langer
hoe minder. En daar gaan dan
straks, als de kaartjes weer duurder
worden, er nog wel een paar af. De
jonge Drees heeft zelf aan zo'n pro
cent of drie gedacht, maar zuinig als
hij is (behalve op óns geld) zal de
berekening ook wel aan de zuinige
kant zijn.
Drie procent? Kom nou, straks zit
er letterlijk geen kip meer voor die
langs mij heenrijdende coupéramen,
geen kip, om van mensen maar te
zwijgen. De jolige Drees, die dat
van die drie procent zo keurig heeft
uitgerekend, zou overigens best nog
eens kunnen blijven cijferen.
Hier is alvast een aardig somme
tje, dat ik hem met verschuldigde
eerbied zou willen voorleggen. Wan
neer je als spoorwegdirecteur hon
derd gulden nodig hebt, wat is dan
verstandiger en socialer? Aan één
reiziger (de allerlaatste) een kaartje
van A. naar B. voor honderd gulden
verkopen met de grote kans dat-
ie „barst!" zegt of aan twintig
reizigers elk een kaartje van vijf
gulden (met de kans dat die twintig
er straks veertig worden)?
Ik kies voor de tweede mogelijk
heid, maar ja, mijn domme ei-van-
Columbusverstand haalt het natuur
lijkniet bij de hogere wijsheid van
de jonge Drees: maak het leven
goedkoper door het duurder te ma
ken