Henk Molenberg
gooide met
oliebollen en
de troep zweeg
:ester
[gen
racten
oktober 1971
fiet haalbaar
Zaterdagbijlage van 9 oktober 1971
Verentooi
Henk Molenberg, de acteur, is niet
meer van de planken en de
beeldbuis weg te branden.
Avond aan avond speelt hij zijn
rollen of duikt hij op de schermen
op, kokkerellend, kwinkslagen
verkokend, quizzend.
Leo Thuring heeft het fenomeen
in zijn riant Amsterdams
grachtenhuis opgezocht.
Hij ontmoette een heel aardige,
praatgrage laatbloeier, die
Sjakie Swart zijn boezemvriend
noemt en niet schroomt om in de
film Wat zien ik? zijn billen te
laten zien, een rol die door
Simon Carmiggelt „een pareltje"
is genoemd.
Petit-fourtjes
Ere-knoeris
Ajax-fan
Langzaam aan
Oliebol
Kassa
Blabla
loms wordt een tussenweg ge
lezen, die van de lijfrente-o-
'ereenkomst. Daarbij zorgt de
Loon, dat de ouders jaarlijks
|:en bepaald bedrag uitgekeerd
krijgen. Ook dat zorgt voor
problemen, omdat juist in de
Igrarische bedrijven het inko-
|nen zover is achter gebleven,
vergeleken bij de andere be
drijfstakken.
Burgemeester Pouw, oud-
rakbondsman: ,.Het is m.i. 'n
pure traditie. Een onbeperkt
Hertrouwen in een oud ge-
atuik Dit is echter sociaal
maatschappelijk niet haalbaar
neet. Eén man, de zoon, die
het bedrijf Overneemt, is er al
tijd de dupe van: De aanlei
ding is vaak, dat de zoon ziet,
dat zijn vader op verouderde
methoden zijn bedrijf probeert
te runnen. Hij wil moderni
seren en zegt: ..Vader geef mij
ho; bedrijf. We stappen naar
de notaris om een contract op
te maken". Het liikt aanvanke
lijk mooi. maar de ellende be
gint meestal al direkt na af
sluiting van het kostcontract.
Soms gaat het goed, maar
vaal; niet. Het geeft helemaal
te denken als die zoon ook nog
eens voor zijn schoonouders
meet opdraaien. Die gevallen
ken ik ook."
PETER GEITENBEEK.
Qe gevangenisautoriteiten
■realiseren zich niet dat er
'n nieuwe generatie zwar
ten is, die niet bang is om
te sterven.
George Jackson, een van de
Soledad-Brothers.
«jjjn stelregel is: wie be
dauwd leeft, zal benauwd
sterven.
Willem Duys
Ik vertrouw geen enkele
wielrenner. Ik wil voor
Teen van hen een stukje
fan mijn nagel in het vuur
Steken.
Kees Pellenaars
Men zegt wel eens dat Stan
Laurel op het scherm de
Tjange blik van een lafaard
heeft. Het was een van de
,-dhartigste mensen die
ooit gekend heb.
Stan Laurels dochter
Lois Brook.
Wat in België té snobis
tisch is en té duur, willen
jrij hier vulgariseren en
democratiseren.
ir. Lee Lambert, architect.
Ik word misschien wel
Huizend jaar.tenmin
ste als ik niet het ongeluk
Teb een ziekte op te lopen
'waartegen geen kruid ge
nassen is.
Dr. Le Compte,
Nobelprijs-kandidaat
Wanneer een vader zijn
oon helpt, lachen beiden,
aar wanneer de zoon de
der helpt, moeten bei
den huilen.
Afghaans gezegde.
Je kunt niet alles hebben:
èn de wereldcup èn de
schoonste lucht van de we
reld.
Rotterdams gezegde.
ize dieren zijn nog te
vaak vogelvrij, in de vol-
ste zin van het woord.
I Meur. A. Dijkhuizen van
I ^enting Vogels in nood
W- F. Hermans is het pro-
jptype van een Nederlands
auteur. Hij schrijft met de
brains en slechts zelden
het hart.
Mare Andries
l6 jUnt de tijd naar je
and zetten, je bent niet
k* slaaf van je toestel.
I n'hoofd afdeling
°ntw'kkeling professionele
lv~aPparatuur.
Oh Heer, laat mij m'n
F ®°nd houden totdat
weet waarover ik het
Het denies van Albert
Milhado, radio-reporter
eutraal betekent je niet
willen branden: objec-
js dat je een verschei-
enheid van standpunten
*ilt weergeven.
Caret Enkelaar, hoofd dienst
lv'Programma N.O.S.
ben er altijd één geweest van
„langzaam aan". Typisch Gro
nings Cor van der Lugt Mei
seri zei eens tegen me: „Jij
moet wachten, jouw tijd komt
nog" Ik vond het best. Ik heb
nooit die hete geldingsdrang
gehad, ik heb nooit de Hamiet
willen spelen of de Cyrano. Ik
vond wel de sfeer van de troep
waarin ik speelde belangrijk.
Ik speel voor mijn plezier en
als dat niet meer kan, ga ik
weg. Dan lijmen ze me ook
niet meer met een grote, mooie
rol"
In zijn gesprekken duikt tel
kens de naam Groningen op.
Elke maandagmorgen zoekt hij
in de sportbijlage eerst op, hoe
Be Quick eh de FC Groningen
hebben gespeeld. „Als ik in
Groningen optreed, heb ik het
gevoel, dat ik een thuiswed
strijd speel. Ik heb machtige
herinneringen aan die stad. Ik
heb e* Else Mauhs nog gezien,
ik heb er mijn eerste rollertje
gespeeld. Ik was zes jaar en
mocht met moeder mee, die lid
was van een reciteervereni-
ging. Ze was een groot talent.
Soms denk ik: „Dat ik zo la-
kohiek tegenover succes en po
pulariteit sta, komt misschien
omdat ik uit een groot gezin
kom Ik heb zes broers en drie
zusters Ze zijn allemaal in
zaken gegaan. Dacht je, dat ik
in öfe troep de kans kreeg om
kapsones te cultiveren? Vorige
weel. belde mijn zuster nog op.
Die was naar „Wat zien ik?"
geweest. „Je wordt bedankt",
riep ze, „ik heb een half uur
voor je in de rij gestaan".
Over zijn rol in „Wat zien ik?"
zei Carmiggelt na de persvoor
stelling: „Het is een pareltje".
Molenberg: „Toen ze me die
rol aanboden en alsmaar rie
pen: „Heus Henk, jij bent de
enige die bloot voor de came
ra kan zonder belachelijk te
werden", heb ik wel een spe
ciaal prijsje bedongen. Ik
dacht erg slim te zijn. Ik
dacht. „Naakte feiten moeten
vorstelijk gehonoreerd wor
den' Nu hoor ik net. dat Rob
Houwei die film laat na-syn
chroniseren en aan het buiten
land verkoopt. Verdient hij
miljoenen mee. Nou denk ik
alleen „Je bent toch een zak
tabak geweest, Henk, je had
meer moeten vragen".
Acbtet de koude pruimen ven
tileert hij ook nog, dat roem
hem gestolen kan worden.
„Als ik naar alle zogenaamde
steracteurs kiik ben ik blij,
da* ik bij de uitdeling wat
minder talent heb gekresen.
Een ster moet voortdurend op
ziin tenen lopen om contact 1e
houder, met ziin aureool. Je
ziet hef ook in de showbusi
ness Tk kom van de week Rob
Nils tegen. r>»e is ook een
tijd ster geweest Orote nagi-
na's ir de krant En wat blijft
er van over? Een handjevol
ontevredenheid.
Tk werk niet voor de eeuwig
heid. Spaar me asjeblieft. Als
deze generatie is uitgestorven
dan i« er niemand, die zich de
naam Molenberg meer herin
nert. Moet ik daar nu van
wakke- ligc^n? Als het zover
is jeuker miin kiezen toch niet
moo" Als ik oud ben zal ik
zeer tevreden ziin .wanneer ik
in het beiaardenhuis een leuke
ouwe man ontmoet, met wie ik
een potie kan dammen. Mis
schien zegt hii tussen twee
zetten door opeens: „A pro
pos Molenberg, heb iii vroeger
niet toneel gespeeld?"
Als hij dan even niet oplet,
zofff ik dat ik een dam haal.
Zeg doe me( een lol en neem
nog een pruim".
LEO THURING.
Set is niet te hopen dat de
Rndheid van minister
e Brauw nog eens zal af-
sngen van een research-
Project dat door zijn bezui-
|g>ng gestopt is. Of juist
Aart C. Gisolf
de kostcon-
de boerderij
1,®oet alleen nog het lef
»et>ben om slecht Duits te
eren spreken, dan begrijpt
«dere Nederlander me
Stefan Kouacs, Ajax-trainer
vind ik ergerlijke blabla. Dat
is geen toneelvernieuwing,
maar openbare frustatie. Ik
ben er een avond heen ge
weest, ik wilde niet op het
oordeel van anderen afgaan.
Komt me daar een bekende
acteur naar me toe, die een
vinger van zijn linkerhand op-
ste ekt en daarna de vinger van
zijn rechterhand. En hij blaast
midden in mijn smoel: „Eén
en één is twee". Zo ging hij
nog even door. „Twee en twee
is vier Drie en drie is zes".
Ik heb op het punt gestaan
om te roepen: „Ja, dat zeg je
nou wel, maar heb je het pro
bleem van alle kanten beke
ken'' Ik vind experimenteren
met toneelvorming geweldig, ik
heb pas in Mickery in Loenen
een groep uit Edinburg aan het
werk gezien, waarbij me de
bek var. bewondering openviel.
Maar wat Studio doet lijkt
nergens op. Op het einde sta
pelden ze zichzelf op elkaar en
toen ging er ook nog één bo
venop liggen, die riep: „Ik ben
't ochtendblad. Lees mij". Ik
dacht alleen: „Man, ga in een
goed stuk staan en probeer
eerst fatsoenlijk een deur open
en dicht te doen". Ja sorry,
voor zulke fratsen ben ik net
even te veel Groninger om ze
te kunnen pruimen. Bij dat
zelfde Studio werkt een ac
trice, die vroeger bij ons zat.
Ze kon toen geen zin fatsoen
lijk over d'r lippen krijgen.
Maar nou kraait ze de hele
dag- „Dit is mijn thuis. Hier
heb 'ik het ontdekt". Het enige
wac die meid moet ontdekken
is, dat ze zo gauw mogelijk
naar de handschoenenafdeling
van De Bijenkorf dient te ver
huizen Of neen, haal dat er
maar uit, want dat zou een
belediging voor De Bijenkorf
zijn"
Henk Molenberg kijkt zijn gast
schuldbewust aan. Zegt dan:
„Neem nou nog een petit-four-
tje. Ze zijn van een eerste klas
banketbakker. Die jongen
woort hier om de hoek. Maakt
goddelijke dingen. Wacht, ik
heb nog kouwe pruimen. Rei
ne CJaudes. Is dat wat voor
je? Ik zal in elk geval de gla
zen nog eens vullen". Hij
veer* over het berbertapijt in
zijn Amsterdamse grachten
huis. Achter zijn trouwhartige
ogen staat een glimlach voort
durend op doorbreken. Hij lijkt
op een opblaasbaar knuffel
dier, dat net even te krachtig
is opgepompt. Uit de keuken
roept hij: „Hoe vind je het
uitzicht? Je kunt de Wester-
toien zien en het Rijksmuse
um. Is het niet geweldig". Als
hij terugkomt en de glazen op
tafel heeft gezet, gaat hij met
zijn rug naar het raam zitten.
Hi;i weet al, hoe geweldig het
uitzicht is. Sinds een jaar be
woont hij de bovenste etages
van een stokoud patriciërshuis
aan de Prinsengracht, dat vroe
ger ,eeri burgermanslogement
was Op de plaats waar een
binnenhuisarchitect voor hem
een witte keuken heeft ge
bouwd, leefden een vader en
zijn zoon tussen wanden, die
vol hingen met foto's van blote
meiden en body builders. Mo
lenberg. „Weet je wat mij nou
intrigeert? Wie nou die blote
meider. had opgehangen en wie
de jongens met de spierballen.
De oplossing zal wel weer heel
simpel zijn. Ze deden natuur
lijk sam sam".
Hii is zojuist per telefoon
benaderd door een Brabantse
carnavalsvereniging, die hem
tot de meest verdienstelijke
televisieacteur van 1971 heeft
uitgeroepen en hem daarvoor
op 14 november tot ere-knoeris
wil slaan. Of meneer die da
tum maar wilde vrijhouden.
„Maar beste man, dat kan ik
je nou toch nog niet zeggen",
roept hij terug, „ik barst van
het werk. Ik speel elke avond.
Maar als jullie me per se op
14 november in Brabant willen
hebben, dan kopen jullie de
voorstelling maar uit. Voor
drieduizend gulden weet je
alles".
Om te voorkomen dat men
hem later van overdrijving be
ticht somt hij op, wat hij de
laatste 24 uur heeft gedaan:
vrijdagavond in Bergen op
Zoom met „De vijand van het
volk". „Een zalige voorstelling.
Er hing een doodse stilte in de
zaal. Het is ook een geweldig
stuk. Het gaat over de milieu
vervuiling, over de mesthoop,
dia we met zijn allen van de
ze wereld maken. Het publiek
heeft dat door. Je komt er niet
onderuit. Drie uur zijn de ac
teurs en het publiek bepg met
levensgrote problemen.
Vrijdagnacht is hij om half
twee terug in Amsterdam. Vier
uur later wordt hij opgehaald
door Herman Stok en naar de
VARA-studio gebracht, waar
hij l'improviste zijn laatste
Kareltje-rol speelt in Z0165.
Hij praat daar ontspannen met
een hoge falsetstem over prent
briefkaarten, die van de VARA
een pi-ijs hebben gekregen.
Daarna wordt hij in ijltempo
naar de andere kant van Hil-
veisum gebracht, waar hij te
midden van mooie meiden zijn
eigen recept voor balkeribrij
prijs geeft aan de vaste afne
mers van de Corrie Brokken-
sbow. De opname lukt in één
keer. God zij dank. Hij reist
daarna terug naar Amsterdam
en stapt in de bus, die hem
naar Eindhoven brengt, waar
hij 's avonds opnieuw aan-
ti-eedl in „De vijand van het
volk".
Die versnippering van zijn ta
lent geeft hem een geweldige
kiek. Hij vindt 't zalig om met
mensen te praten. Als ik
's morgens met mijn plastic
booaschappentasje door Am
sterdam loop, geniet ik even
veel als op het toneel. Toneel
is één facet van mijn leven, je
probeert het zo goed mogelijk
te doen Maar overdag is het
doek dicht. Dan ben ik bezig
met mijr, privé-leven, met mijn
eigen vriendinnen.
Ik ben ook een fervente aan
halige» van Ajax. Sjakie Swart
is mijn persoonlijke vi-iend. Ik
rijd vaak met hem mee naar
uitwedstrijden in de buurt.
Telstar bijvoorbeeld. En zon
dags zit ik op de tribune met
Pietje Romer en Willy Alber-
ti. Die tweemaal drie kwartier
zijn voor ons pure ontspanning.
Je hebt een week lang met ie
kop gewerkt en dan is het mie
ters om naar een spel te kiiken
waarvan je toevallig de regels
ken».
Vorige week speelde Aiax te
gen Dresden. Die wedsfriid be
gon op hetzelfde moment als
onze voorstelling van „De vii-
and van het volk". Tk sta net
een halve minuut op de plan
ken zie ik één van onze inspi
ciënten tussen de coulissen het
gebaar één-nul maken. Tk
derk: „Dat kan niet. ze ziin
tori» ook om kwai-t over acht
begonnen". Maar die jongen
knikt er sist: „Echt waar Henk,
Gerrie Miihren heeft hem ge
maakt". Ik draai me om, loop
nac André van den Heuvel en
mompel in het voorbijgaan:
„Eén-nul voor Aiax" De zaal
heeft niks gemerkt".
Mclerberg noemt zichzelf een
geheide laatbloeier. „Ik ben
nooii de jonge held geweest,
de jeune premier, die de har
ten stal Toen ik er de leeftijd
voo" had waren er geen rollen
voorhanden. Ik was er trou
wens het type niet voor. Ik
Henk Molenberg: „Ik ben
nooit de jonge held geweest
die harten stal".
„AAN die Actie Tomaat heb ik
me blauw geërgerd. Dat was
een grof schandaal. Had niks
met democratie te maken. Ik
zat toen net in het bestuur
van onze vereniging; we wa
ren het er allemaal over eens,
dat hoognodig de zweep over
ons toneelbestel moest worden
gehaald Dat was geen punt.
Het is doodvervelend, dat ze
van dit vak een ambtenaren-
troep gemaakt hebben met A-
acteurs en B-acteurs en vaste
vergoedingen voor elke stap,
die je zet. We speelden vorige
werk drie dagen in Den Bosch
en in zulke gevallen blijf je
overnachten. In de bus kregen
we een zak met f 120.- erin
voor de verblijfkosten. Ik zeg:
„Jongens, hoe durven we nog
te kankeren. We zjjn in dit
land de enigen, die aan een
hobby geld verdienen. Een an
der betaalt grif f 25,- om een
daggie met een bus naar Den
Bosch te kunnen. Maar wij
krijgen 120 piek op de koop
toe'.
De tomaat, die Han Bentz van
der Berg tegen zijn hersens
ki'eeg. was niet speciaal voor
hem bedoeld, hebben de actie
leden later gezegd. Ja, mijn
neus uit Ga jij maar eens met
die pitjes op je smoel denken:
„De heren hebben niks te
gen mij. Dit is een protest te
gen het hele bestel". Is dat een
mooie lacher? Ik had die to
maat direct teruggesmeten in
de richting, waar hij vandaan'
was gekomen. Zijn ze nou he-
lemaa1 bedonderd. Alle men
sen.. die tegenwoordig zo no
dig met vuiligheid moeten
groien. zijn uitgerekend de
nullen De kerels, die nooit
wat hebben gepresteerd en
het ook nooit zullen doen.
Jai'en, voordat die tomaat werd
gegooid, hebben we iets der
gelijks meegemaakt in een le
gerplaats in Drente: We speel
den op oudejaarsavond voor de
parate troepen, die de feest
dagen in de kazerne moesten
blijven. Dat is natuurlijk een
vervelende zaak, maar dat was
het voor ons ook. Wij hadden
op dat moment ook liever in
Amsterdam achter de oliebol
len gezeten.
In het eerste bedrijf vliegt er
opeens een oliebol langs mijn
hoofd. En een seconde later
weer één. Ik denk: „Wat krij
gen we nou?" En hup. daar
kwam de derde oliebol al.
Nou kun je natuurlijk op zo'n
moment redeneren: „Die ke
rels hebben niks tegen Molen
berg, dié hebben gewoon de
pest aan het leger en aan de
kolonel". Maar ik had allang
gezien, dat iedereen in dé zaal
een zak met oliebollen had en
or.der zulke omstandigheden
kom je met een groot begrip
niet ver. Ik pak de oliebol, die
het dichtst bij ligt en ik sinijt
hem terug in de zaal. En ik
schreeuw: „Zijn jullie nou
helemaal belazerd. Hier naast
me staat een getrouwde man,
die verdomd graag bij zijn
vrouw en kinderen was geble
ven. Waaraan heeft-ie die olie
bol verdiend?" Ik gooi nog een
oliebol terug en roep: „Zijn we
daarvoor in een klerebus naar
dit godvergeten oord gereden.
Julh'e moesten je schamen".
Het werd doodstil en we heb
ben daarna de- hele voorstel
ling geen centje pijn meer ge
had. Na afloop vochten ze om
onze koffers naar de bus te
mogen dragen. Het was bijna
ontroerend.
Akkoord, misschien had Guus
Oster niet 25 jaar in die
schouwburg moeten blijven
zitten. Allemaal tot je dienst.
Misschien was het beter ge
weest. als hij na vijf jaar had
gezegd: „Ik ga eens om de
hoek kijken. Het is., numooi
geweest". Als je te lang op
succes kauwt, gaat de rek er
uit. Dat weet iedereen. Als
het aan de VARA had gele
gen, zouden we nog jaren zijn
doorgegaan met Improvisatie.
Wanneer ik alleen aan de kas
sa had gedacht zou ik hebben
gezegd: „Asjeblieft, ga door
mei dat programma", want ik
hoefde er niks voor te doen.
Ik kwam in de studio en
brandde los. Toch ben ik blij,
dat ze gestopt zijn. Het is be
ter, dat de mensen een goeie
herinnering hebben. Als je tot
het bittere einde doorgaat zit
je in feite te werken aan je af
gang. Ophouden als het nog
leuk is, is altijd het meest wij
ze besluit.
Ik ben gelukkig geen acteur,
die moeite heeft met zijn iden
titeit. Ik lach me rot, als ik
weer hoor schreeuwen, dat het
toneel in het slop zit. Dan
denk ik: „Waar kletsen ze nou
over, want er is nog nooit zo
veel moois in de schouwburg
geweest als het laatste jaar.
Wat Ko van Dijk doet in Scha
kels. is dat slop? En wat hij
met Paul Steenbergen presteert
in „Mooi weer vandaag", is dat
slop' Ik herinner me 'n schit
terende voorstelling van „De
kersentuin" en van „Oom Wan-
ja". Stukken, die volle zalen
trokken, omdat ze goed zijn
en goed gespeeld werden.
Als je dat nou weet, dan is het
dom om te zeggen, dat het to
neel in Nederland zo verrot
slecht is. Het is al erg genoeg,
dat je af en toe als acteurs
gedoemd bent om in een stuk
te gaan staan, waar jezelf al
even weinig in ziet als het pu
bliek. Als je dan 's avonds op
het Museumplein in de bus
stapt, is het een loodzware op
gaaf. Zo'n lauwe, halflege zaal
is voor iedere acteur een kruis.
Mij zul je niet horen zeggen:
„Ik zoek naar een identiteit".
Dat. is meidenpraat. Ik zoek
naar een fijn stuk, een fijne
rol. En als ik die heb hoef 11?
verder niks. Dan ben ik dik
en dik tevreden. Wat een groep
als Studio op dit moment doet
Sylvia de Leur, Henk Mo
lenberg, Jeroen Krabbé en
Elsje de Wijn (v.l.n.r.) in hun
grote V ARA-succesnummer
„Improvisatie". „Ik hoefde er
niks voor te doen", zegt Mo
lenberg, „ik kwam in dé stu
dio en brandde los. Toch ben
ik blij dat ze gestopt zijn. Als
je tot het bittere einde door
gaat, zit je in feite te werken
aan je eigen afgang".