Berc in Ji na r I11 Amsterdam wordt de krul nu verheven tot monument Verharding van zandwegen 'n gevaar Minister biedt onts Ruim zevi miljoen O.-Pakista gevlucht naar indi; LIZ EN RICHARD RIJ TITO buitenland Vernielingen Reclamezuil Nota bene Foutief (Van or TOKIO - SAN FRANC week in Japan, waarbij na een Boeing 162 personen orr nog verstrekkende gevolger De Japanse minister vs femsie, Keikitsji Mas heeft gisteren bij premier Sa ontslag ingediend naar aar van de ramp. Het Japanse komt vandaag in een buitenj vergadering bijeen om de z bespreken. Zoals bekend slaagde de s gerpiloot er in zich met de stoel in veiligheid te breng* wordt, evenals zijn instructer hoord over de ware toedracht. <Van onze redactie buitenlan» NEW DELHI-WASH1NGTC In de afgelopen vier maandr 7.098.809 vluchtelingen uit Oo kistan naar India gekomen, zaterdag van officiële zijde ir Delhi bekendgemaakt. In Wes galen arriveerden ruim 5.: vluchtelingen. Ongeveer anc miljoen Oostpakistanen zijn na dere staten in India overgebrac) De New York Times meld de VS toestemming van Pakis de VN hebben gekregen or internationale groep van 153 b lijke deskundigen onder aus van de volkerenorganisatie Oost-Pakistan te zenden. De zouden secretaris-generaal van de VN hebben laten wete zij 1 miljoen dollar zullen bij* in de kosten van deze groep. Oud-senator Eugene Mc( heeft verklaard dat hij een stander is van een onafhanl staat Bangla Desh in Oost tan. McCarthy, die momenteel ee: ticulier bezoek brengt aan Eng was door leiders van de I Desh uitgenodigd zondag in L een bijeenkomst van de bev b,ij te wonen. „Tijdens de Nigeriaanse bi oorlog heb ik de gedachte va: onafhankelijk Biafra gesteund dus McCarthy. „Geografisch g ken is er nog veel meer te 2 voor een onafhankelijk I Desh". Richard Burton en Liz Tayloi ben zaterdag de lunch gebruik president Tito en diens echt(. Jovanka op liet eiland Brioni vakantieverblijf van de preside De Britse acteur kreeg hiermt waardevolle gelegenheid om goed op te hemen. Hij zal namel 1'°1 van Tito gaan spelen in d( Soetjeska. De film gaat over dt cesvolle strijd van Tito's parti tegen de Duitsers tijdens de tl Wereldoorlog bij de rivier Soet Op de foto de ontmoeting tuss twee Tito's. In het midden Liz T (Van een onzer verslaggevers) AMSTERDAM „Pecunia non olet" geld stinkt niet zei keizer Vespasianus die van 69 tot 79 na Christus het Romeinse rijk bestierde, en hij begon belasting te heffen op privaten en urinoirs. Amsterdam deelt hartgrondig zijn doorluchtige mening in dier voege dat het binnenkort klinkende munt zal gaan slaan uit 's men sen meest elementaire behoefte. Het principe is even simpel als dat van de stofwisseling zelve en komt hierop neer, dat er in de hoofd stad een aantal reclamezuilen zullen verrijzen waarbinnen plas- accomodatie bestaat. Wiant hoe is dat? De behoefte aan het kwijtraken van behoeften is het grootst daar waar veel mensen ver zameld zijn. En bij verzamelingen van veel mensen is het dat de recla me zijn 'boodschappen kwijt wiL De combinatie ligt voor de hand en is dan ook niet nieuw. Omstreeks 1855 zo weet Amsterdams urinoirdes- kundige bij uitstek, ir. J.B. Visser van de afdeling onderhoud gebou wen en gemeentewerkplaatsen, te [melden verschenen in Parijs op de Boulevards plasgelegenheden, ge plaatst door een maatschappij die daartoe concessie had gekregen op basis van het alleenrecht om op de ommanteling en op de mididenkolom reclame te voeren. Maar voor Ne derland is het uniek dat men straks achter borden die bij voorbeeld ok selfrisheid aanprijzen, kan doen wat .algemeen wordt beschouwd als iets minder fris. Het besluit van het Amsterdamse gemeentebestuur heeft ondertussen historische consequenties. Ze kun nen in het kort aldus worden sa mengevat: de krul gaat eruit- De luchtige eenpersoonskrul, de volumi neuze tweemanskrul met scherm- schot, het betonnen type dubbele krul terminologie ontleend aan bovengenoemde ir. J.B. Visser gaan uit het straatmeubilair ver dwijnen en dat is geen geringe zaak. „Wat de oude binnenstad betreft", aldus onze krul-expert, „vraagt het een weloverwogen beleid. De oudere krullen kunnen bouwkundig tot his torische monumenten worden gere kend. Het ligt dan ook op de weg van monumentenzorg om te bepalen op welke plaatsen krullen, hoge kos ten ten .spijt, gehandhaafd moeten blijven". _Maar er is hoop voor de krul. In één adem vertelt ir. Visser opge lucht dat „enige instanties elders in het land hebben gevraagd een afge dankte Amsterdamse krul te mogen hebben omdat het model de vragers dierbaar is". Het plassen in Amsterdam is dooi de eeuwen heen een zaak geweest waaraan de overheid vond een bood schap te hebben in zoverre is er niets nieuws. De oudst bekende be moeienis van het gemeentebestuur met een bezigheid die door de ka bouters in de Efteling via een sim pel duimgebaar wordt afgedaan, da teert van 17 september 1481. Het betreft een keur die betrekking heeft op het in goede staat houden van de stadswallen, krachtens welke het onder meer verboden was „op die veste of an die muren van der stede zijn gevoegh dair an of dair op te doen". Op 12 december 1557 vervolgens gingen de vroede vade ren er een9 gemakkelijk voor zitten en scheidden zij het volgende proza uit: „Soe 1st dat mijne heeren van den gerechte verbieden eenen ijege- lieken jonok ende out, wie hij zij, hoer gevoueh te doen buijten den privaten, mits toch daer toe veel gemeenen privaten, zoo anden rnue- ren der stede als an bruggen en elders tot der stede groote costen gemaiekt zijn ende dit alles op pene van stuij vers". In de eerste helft van dte negen tiende eeuw kwamen er nieuwe op lossingen voor het kennelijk druk kende probleem Blijkens brieven in het Amsterdamse gemeentearchief vroegen particulieren in die tijd aan burgemeester en wethouders toe stemming om aan de wallekanten en tegen bruggen voor eigen rekening urinoirbakken te mogen plaatsen en onderhouden. De aanvragen waren meestal afkomstig van beheerders van pakhuizen of werkplaatsen. Het spaarde ruimte binnen en hield stank buiten. Een heel nieuwe wen ding nam de kwestie tegen het mid den van de negentiende eeuw. Krachtens raadsbesluit van 4 au gustus 1847 werd aan dr- S. Sarpha- ti, de latere hoofddirecteur van de maatschappij ter bevordering van landbouw en landontginning, conces sie verleend tot het ophalen van vuilnis aan woningen, schepen, ha vens en dokken. Daarin was ook het recht begrepen „tot het plaatsen van secreten en urinoirs in zodanigen getallen en zodanig ingericht als op de daartoe successievelijk te doene aanvraag nuttig of nodig zou worden bevonden". Het was de bedoeling om aan meststof te komén. Sarpbati heeft er we citeren de verrukkelijke taal van ir. Visser heel veel aan ten koste gelegd om de secreten en uri- nebakken voor beide belanghebben de partijen technisch zo bruikbaar mogelijk te doen zijn. Maar de in richtingen waren herhaaldelijk aan vernielingen ten prood. Met stenen werden scharnieren en sluitingen kapot gemaakt en afvoeren verstopt. Telkens wèer moest politie onderde len van de secreten uit de gracht vissen. Kortom: het bleef sukkelen. In 1853 zien we een verhitte schrifte lijke discussie ontstaan over de noodzaak tot het verwijderen van een urinoir tegen het waaggebouw op de Botermarkt (het huidige Rem- brandtplein). Naar de mening van de directeur van stadswerken gaf „het systeem van publieke urine- plaatsen en privaten" aanleiding tot stank, onzindelijkheid en zedeloos heid. Fatsoenlijk publiek maakte er zelden gebruik van en de rest van de bevolking bezigde bij voorkeur de buitenkant. Maar het gemeente bestuur bleef onverdroten doorgaan. Op 24 mei 1869 had de aanbesteding plaats van het maken en stellen van 102 stuks openbare urinoirs volgens vijf modellen. Ze bleken niet te voldoen. In 1877 althans werd ten aanzien van het plaatsen van uri noirs op het Weesperplein voorge steld af te wijken van het systeem omdat „daarin al te veel verrichtin gen plaats hadden die daarin niet behoorden". Er volgde een studiereis van de betrokken autoriteiten naar Keulen, Berlijn, Brussel en Antwer pen om te kijken hoe ze het daar deden. Het resultaat was onder meer een dusdanige wijziging dat er licht dn de waterplaats kon vallen en men van buitenaf kon zien of er zich personen in bevonden, „zulks naar aanleiding van de aldaar gepleegde tegennatuurlijke ontucht". In 1880 tenslotte deden de tegen woordig nog bestaande enkele en dubbele krullen hun intrede. „Ze hadden aan de bovenrand een kra kelingversiering die nu niet meer voorkomt", meldt ir- Visser verdrie tig. Wij citeren hem verder: „In 1916 kwam er naar een ontwerp van architect Van der Mey ook de ontwerpen van het scheepvaarthuis een nieuw type ijzeren urinoir in gebruik. Het wordt nog als het Van der Mey-type aangeduid. Het is als het ware een gestyleerde dubbele krul met een haif-cilïndrisoh dak. Ook daarvan zijn er vele geplaatst. Het is in omvang echter veel volu mineuzer dan de luchtige krul len". En nu dus liet allernieuwste snuf je: de reclamezuil met piasaccommo datie. In de jongste stadsuitbreiding zullen er twee komen op elke vijf duizend woningen. De situering in de oude stad geschiedt gevoelsmatig, wat dat ook moge betekenen. Maar waarom? Waarom dag met het handje tegen de oude krul? De oude en vertrouwde „tweepersoonskrul met schermschot". IJMUIDEN De arme kran telezer, de nog veel heviger ge plaagde tv-kijker en de met tui tende oren rondlopende radio luisteraar, weten het langzamer hand wel als ze de kreet milieu vervuiling horen. Dat is een zaak waaraan iedere mens direct of indirect schuld heeft, waarvan iedere mens in min of meerdere mate last heeft en waarvan de grote ernst helaas slechts bij en kelen schijnt door te dringen. Die enkelen zijn lied-en die nauw betrokken zijn bij het wel en wee van het milieu waarin we allemaal leven. Dat zijn biologen, artsen en psychologen en een handjevol be langstellende leken. Het hele clubje al of niet kritisch, al of niet verbor gen gaand onder lange haren, baar den, ziekenfondsbrilletjes, kleurige truien en korte of lange broeken met of zonder rafels, zich ja dan nee voedend 'met reformartikelen. Een van de biologen onder hen is de heer S. J. de Groot, sedert kort dr. De Groot, in april jl. gepromo veerd op een proefschrift over plat vissen en werkzaam aan het rijksin stituut voor visserij-onderzoek te IJ- muiden. Hij heeft geen lang haar en daagt ook 'geen ziekenfondsbrilletje. Van uit zijn kamer in het visserij-insti tuut aan de IJmuidense haringkade ziet hij uit over het hoogoven-com plex aan de andere kant van de sluizen. „Ziet u die gele walm uit brakende schoorsteen?", vraagt hij. „Daar komen nitreuze dampen uit. Dodelijk vergif. Dag en nacht gaat het door. Alleen de kleuren wisselen van pisgeel tot vals violet". Dr. De Groot heeft echter een ander verhaal te vertellen. Bij zijn proefschrift behoort een tiental stel lingen, in de laatste waarvan hij filosofeert over het platte van plat vissen. „De platvis leert ons dat een al te grote grondigheid leidt tot vervlakking", schrijft hij daar. Het •is niet meer dan een filosofisch aardigheidje, of een aardig filoso fietje. Het gaat om stelling 9. Die luidt aldus: „Het aanleggen vara as faltwegen in natuurgebieden met de ontsluiting voor het publiek als doel, kan leiden tot de achteruitgang van de natuurhistorische waarden van deze gebieden". Het is nu weer een beetje over, maar de heer De Groot heeft zich indertijd nogal opgewonden over de aanleg van de toeristenweg over de Holterberg, „Nota bene volgens een gedeeltelijk nieuw tracé en door de stilste gebieden van de berg". Er was voorheen al een recreatie-weg, maar dat was een zandpad en werd derhalve door automobilisten nau welijks gebruikt. „Nu is de twee- baans weg die er nadien gekomen is, in het hoogseizoen een benzine tunnel, waardoor zich per dag vele duizenden auto's bumper aan bum per heen persen", zegt dr. De Groot. „Op alle zonnige zondagen en gedu rende de hele zomer wordt de weg druk bereden. In de ochtend en avond met snelheden van 70 tot 100 km-uur ondanks de snelheidsbeper king van 50 km-uur". In Nijverdal heeft men de aansluiting op deze weg wel volgens een al bestaand tracé gelegd. „Om dit verkeer te spreiden wor den nu ook veel onverharde zijwe gen behandeld door asfalteringsma- cbines. De dierenwereld reageert op de toenemende drukte met steeds grotere schuwheid. Enkele 1 soorten gaan in aantal sterk achteruit, zoals bijvoorbeeld het korhoen dat stille heidevelden met aan de rand kléine struikjes nodig heeft. De bossen langs de toeristenweg en soortgelij ke wegen worden door de niets ontziende en niets ziende autorijders bevuild met alles wat ze in hun auto mobielen te veel is. Ver in het bos kan men de weg- horen en ruiken en met de stilte in de stiltegebieden is het gedaan", al dus de heer De Groot in de verdedi ging van zijn stelling. Hij doet een paar oplossingen aan de liand, die minder schade zullen veroorzaken en die de werkelijk in flora en fauna geïnteresseerde recreant ge ven wat hem toekomt: rust en onge repte natuur. De automobiele ge bruikers van wegen sluit hij buiten de categorie van serieuze natuurlief hebbers. Ze raggen er alleen maar langs en zijn slechts gebaat bij ca fe's om de zoveel kilometer en in het gunstigste geval bij openlucht picknicktafels zo dicht mogelijk langs de weg en meestal zijn ze zelfs bevreesd voor de grote onge repte natuur. De werkelijke liefheb ber gaat op eigen kracht het terrein in en iedere gemotoriseerde passant die hij tegenkomt is hem alleen maar een ergernis. Het zonder meer toegeven aan de vraag tot verharding of verbreding van een onverharde weg, is volgens hem foutief. De cultuurhistorische en natuurwetenschappelijke waar den en dikwijls ook de landschappe lijke waarde zijn onvervangbaar en derhalve plaatsgebonden, Recreatie ve ontsluitingsplannen zullen hierop moeten worden afgestemd daar het omgekeerde onmogelijk is". Het zou volgens dr. De Groot beter zijn de onverharde wegen onverhard te la ten en aan de rand van natuurgebie den ruime parkeerplaatsen aan te leggen en van daaruit wandelroutes uit te zetten en het aan recreanten te verbieden zich met auto's in het natuurgebied te begeven. Dr. De Groot gispt het „hertjes kijken per auto", volgens hem een vrijwel gelijke sensatdeprifckel als een dierenfilm op de televisie. Hij noemt het Rothahr-gebirge-natuur- park in het Sauerland, de Lünen- burgeheide in Duitsland en de Kennemerdiuinen in Noord Holland als goede voorbeelden van zoals het kan wezen. De heer De Groot ontkent niet dat het in sommige gevallen een genoe gen kan zijn per auto door een bos te rijden. „In een groot land met uitgestrekte wouden kan dat ook zonder bezwaar, maar wanneer het gebeurt door de armetierige restan ten bosaanplant in Nederland, is het onverantwoord. Dr. De Groot gaat verder 'met zijn somber verhaal. „In de berekuil, een groenkuil temidden van een snelwe gen-carrousel bij Utrecht, groeien zoutminnende planten. Die worden daar als het ware heengelokt door het vele strooi-zout waarmee in de winter de gladheid wordt bestre den". Hij vertelt dat bij de aanleg van de E-8 door Overijssel de we genbouwers een urnenveld bloot legden, maar melding aan de oud heidkundige diensten achterwege hebben gelaten, omdat archeologi sche onderzoekingen vertraging in de wegenbouw zouden veroorza ken. „Nederland zou veel groter zijn met minder wegen", zegt de heer De Groot en hij gispt het bestaan van de Stichting Weg, een verzame ling ;annemers, die slechts uiterst prozaïsche belangen nastreeft, name lijk wegenplannen, wegenbouw en weggebruik. „Wat de gevolgen zijn voor de natuur interesseert ze geen moer". Dr. De Groot bezigt een uitspraak van een collega, dr. R. Bolke die onlangs een zeer in de smaak val lend boekje over vissen en hengel sport schreef. Dr. Bolke zegt: „Het landschap en de natuur zouden dooi de mens moeten worden beschouwd als een huurhuis: je woont er in, maar als je er uit stapt, behoor je het precies zo achter te laten als je het vond toen je er in kwam. En daar mankeert volgens dr. De Groot en diens collega's nogal wat aan. Hij is er van overtuigd, dat het tijdperk van de „museutoboereri' is aangebroken. „Waneer een boer het er voor over heeft zijn bedrijf te conserveren in een staat die toeris tisch en landschappelijk fraai aan trekkelijk is, dat moet hi'j evenals de conservator van een museum be taald worden uit een of andere sub- sidiepot. In Duitsland is dat al het geval. In Sauerland zijn grote aan eengesloten natuurgebieden, waarin geen gemotoriseerd verkeer meer wordt toegelaten. Voor de mensen die er wonen en werken worden uitzonderingen gemaakt, maar iede re recreant parkeert zijn vervoer middel op parkeerterreinen aan de' randen van zulke gebieden 'en kan te voet of per rijwiel het gebied in gaan". Volgens dr. De Groot moet het daar in Nederland ook naar toe, omdat de groene ruimte een van de meeste bedreigde waarden is. De heer De Groot meent en met hem vele vakgenoten, dat het nood zakelijk zal zijn grote gebieden on toegankelijk te maken voor gemoto riseerd verkeer. Dat kan zeer goed koop, door namelijk na te laten zandwegen te verharden of door ze slechts te verharden 'met leem, grind, schelpen of kasseien. En wan neer de aansluitingen op wel ver harde wegen zich daarbij aan de automobilist weinig aantrekkelijk voordoen (bijvoorbeeld de eerste honderd meter kuilen en losse kei en) is het probleem al voor de helft opgelost volgens hem. Een karretje op de zandweg reed.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1971 | | pagina 4