negers oefenen in
afgelegen kampen vooral
in het stichten van branden
binnenland
buitenland
DAR ES SALAAM - In de rustige, benauwde stad aan de Indische Oceaan, waarvan de naam
„haven van vrede" betekent, wordt geregisseerd en beraamd wat bet bloedigste oorlogsavontuur
in de Afrikaanse geschiedenis kan worden.
Hier zetelt bet „Comité voor de Bevrijding", ingesteld door de Organisatie voor de Eenheid van
Afrika (OAU) om „Afrika van alle vormen van kolonialisme te bevrijden" - d.w.z. ten behoeve
van de zwarte ïuaii de macht te ontwringen aan de blanke heersers van Zuid-Afrika, Rliodesië
en de overzeese gebieden van Portugal.
Een dozijn of meer groepen van vrijheidsstrijders hebben bier bun hoofdkwartier.
ipf
Oefeningen in Angola, die wel eens bittere ernst zouden kunnen
ivorden.
Julius Nyerere
Kenneth Kaoenda
Felix Houphouet-
Boigny
Bijdragen
Arrestatie in Angola, ivaarbij het bepaald niet zachtzinnig toegaat.
T anzam-spoorlij n
Strijdkrachten
Geen tweede
prijs
Hulpverlening Manifest
ZWART AFRIKA OP KEERPUNT
'VVflg
DAR ES SALAAM (AP) In de afgelegen kampen bij Dal
es Salaam in Tanzania worden jonge Afrikanen geoefend in
in het werpen van granaten, het plaatsen van landmijnen, het
bedienen van machinegeweren en mortieren en brandstichten
en nog eens brandstichten. Chinese schepen voeren geregeld
wapens en amunitie aan en Russische schepen brengen nog
meer. De „haven van vrede" is het arsenaal geworden voor de
kruistocht van zwart Afrika legen het door blanken bestuurde
Afrika.
De aderlating begon tien jaar geleden in noordelijk Angola toen
duizenden blanken en zwarten werden onthoofd, van hun ingewanden
beroofd of op andere wijze werden gekerfd en doodgeschoten bij
woeste aanvallen op vruchtbare koffieplantages in Angola. Sinds
dien zijn nog duizenden meer om het leven gekomen. Speciaal in An
gola en Mozambique.
Thans is de kruistocht vastgelopen
in een chaos van onenigheid, tegen
gestelde ideologieën, persoonlijke
wedijver tussen de leiders en open
lijke ontevredenheid onder de 41 bij
de OAU aangesloten staten.
In Angola opereren drie verschil
lende groepen guerrillastrijders en in
Mozambique twee. In Rhodesië, Zuid-
Afrika en Zuidwest-Afrika hebben
18 maanden lang geen guerrilla-acti
viteiten van betekenis plaatsgevon
den.
Twee groepen, de ZAPU (Zimbab
we African Peoples Union) en de
ZANU (Zimbabwe African National
Union), twisten om OAU-gelden ten
einde in Rhodesië te vechten. De an-
ti-Zuidafrikaanse partijgangers zijn
verdeeld in het Afrikaanse Nationaal
Congres (ANC) en het Pan-Afrikaans
Congres (PAC). Twee Zuidwestafri-
kaanse guerrillagroepen hebben hier
hun hoofdkwartier.
Zelfs binnen de afzonderlijke groe
pen maken de leiders ruzie. Er is
geen werkelijk krachtige leider voor
de campagne om bijna twee miljoen
vierkante mijlen van de Afrikaanse
bodem te veroveren sinds dr. Eduar-
do Mondlane, president van het
Front voor de Bevrijding van Mo
zambique (FRELIMO) in 1969 werd
vermoord door middel van een bom,
die hem per post was toegezonden.
Zijn dood was voorafgegaan door
ernstige wrijving onder de leiders
van FRELIMO, veroorzaakt door
stamverschillen en naijver. Een Pe-
king-groep onder leiding van FRE
LIMO had kritiek uitgeoefend op de
betrekkingen van Mondlane met
Amerika en zijn blanke Amerikaanse
vrouw. Mondlane heeft in de V.S.
gestudeerd en gedoceerd.
Holden Roberto, de president van
de Angolaanse revolutionaire rege
ring in ballingschap (GUAE), presi
deert zijn regering in een haveloze
kleine bungalow in Kinsjasa. Hij
komt zelden in Dar es Salaam en zijn
betrekkingen met het Bevrijdings
comité zijn niet goed.
Roberto beweert dat zijn leger
154.000 vierkante mijlen van Angola
ongeveer een derde van dit ge
bied in zijn macht heeft. Hij ope
reert vanuit de Kongo met de wat
lauwe steun van de Kongolese re
gering.
Een andere groep, die vanuit Zam
bia opereert, de Volksbeweging voor
de Bevrijding van Angola (MPLA
Mouvement Populaire pour la Libé-
ration d'Angola) beweert ook een
derde van het gebied van Angola in
zijn macht te hebben, in het ooste
lijke gedeelte van het land. En een
derde nationalistische groep, UN1TA
genaamd, opereert ook van een basis
in Zambia. Zij moeten niet veel van
elkaar hebben.
Roberto zei in een persgesprek dat
de andere in Angola opererende groe
pen hulp krijgen van communistisch
China en andere communistische lan
den, terwijl GRAE alleen maar 7200
dollar per jaar ontvangt van het be
vrijdingscomité van de OAU en wat
steun uit Westeuropese en Ameri
kaanse bronnen.
„Wij vinden dat onze eerste taak de
bevrijding van Angola is," zei hij.
„Onze politiek is, dat over het re
geringsstelsel zal worden beslist als
Angola vrij is. Ze zeggen dat het so
cialistisch moet zijn, maar daar zul
len wij misschien niet mee akkoord
gaan."
Roberto zei dat hij ongeveer 10.000
guerrillastrijders in Angola heeft en
„wij doden van tien tot vijftig Portu
gezen per week. Ons volk kent het
land en kan dus gemakkelijk hinder
lagen leggen." Noch de guerrillastrij
ders noch de Portugezen maken hun
totale verliezen bekend.
Diplomatieke zegslieden schatten
dat de Portugezen, die ongeveer
130.000 man troepen in de drie Afri
kaanse gebieden Angola, Mozambique
en Portugees Guinea hebben, onge
veer 600 soldaten per jaar verliezen.
Portugal besteedt ongeveer de helft
van zijn nationale begroting aan de
verdediging. De Portugezen zeggen
dat de verliezen van de guerrillastrij
ders zeker groter moéten zijn dan de
hunne.
FRELIMO beweert ongeveer 10.000
guerrillastrijders in Mozambique te
hebben en in vele streken adminis
tratieve centra met scholen en zie
kenhuizen te hebben ingericht, maai
de Portugezen hebben met gebruik
making van helikopters de druk in
hoge mate verminderd.
De Portugezen beweren dat in de
laatste zes maanden van 1970 meer
dan 6000 guerrillastrijders zich aan
hen hebben overgegeven; onder hen
Miguel Moeroepa, de onderminister
van buitenlandse zaken van FRELI
MO en sommige andere leiders
Wegens de verwarring onder de
vrijheidsstrijders hebben enkele bij
de OAU aangesloten staten zich wei
nig geestdriftig betoond wat betreft
het bijdragen aan het oorlogsfonds.
In totaal wordt per jaar ongeveer
twee miljoen dollar van de 41 staten
geheven om de campagne te onder
steunen.
Vijf leden Botswana, Leshoto,
Malawi, Marokko en Rwanda heb
ben volgens betrouwbare zegslieden
hier nooit iets aan het bevrijdings
comité betaald en slechts zeven
Tanzania, Kenya, Zambia, Ghana,
Algerije, Ethiopië en Lybië zijn
met hun betalingen bij. Het vorige
jaar is minder dan de helft van de
totale aanslag van twee miljoen dol
lar betaald.
Een van de oorzaken van deze af
keer van betalen is het grote bedrag
dat weggaat aan zuiver administra
tieve onkosten. Peter Nangole, direc
teur van de voorlichting van de
Zuidwestafrikaanse volkerenorgani
satie, vertelde dat zijn organisatie
bureaus heeft in Dar es Salaam, Loe-
saka, Algiers, Londen, Helsinki,
Stockholm en New York. „Geen be
drag aan geld is voldoende," zei hij.
„Je stuit op onvoorziene uitgaven.
Missies in het buitenland in stand
houden is duur en daar hebben we
geld voor nodig. We willen informa
tiecentra inrichten om juiste infor
matie te geven over Namibia (Zuid
west-Afrika)." Hij stond op het punt
op reis te gaan naar Boedapest, Mos
kou en Oost-Berlijn.
De voltooiing van de Tanzam-spoor-
lijn van Dar es Salaam naar Zambia,
die in 1975 klaar moet komen, zal een
heel nieuw aanzien geven aan de
confrontatie tussen zwart en blank in
Zuid-Afrika. Deze spoorlijn, die
wordt bekostigd en aangelegd door
de communistische Chinezen, zal een
aanvoerlijn tot de grens van Rhodesië
verschaffen.
„Het is 'n dolk gericht op 't hart van
Rhodesië," zei een woordvoerder van
de Rhodesische regering. „Kitwe en
Zambia zouden een uitvalspoort voor
Peking worden."
Zuidafrikaanse politie helpt de
Rhodesische troepen reeds het dal
vain de Zambesi tussen Rhodesië en
Zambia bewaken sinds een reeks ter-
roristenmoorden in Rhodesië van en
kele jaren geleden.
De Wereldraad van Kerken heeft
in september van het vorige jaar
200.000 dollar toegewezen voor hulp
verlening en geneesmiddelen aan
groepen, die de rassehaat in Zuid-
Afrika bestrijden. De Lutherse We
reldfederatie heeft haar goedkeuring
gehecht aan een gift van 92.000 dol
lar aan FRELIMO voor hulpgoederen
met inbegrip van geld „speciaal voor
onderwijsinstellingen en medische
diensten". Andere organisaties en
trusts hebben ook fondsen voor de
guerrillabewegingen verschaft.
Vele kerkelijke leiders, onder wie
de aartsbisschop van Canterbury,
hebben zich verzet tegen giften ter
ondersteuning van een gewelddadigs
beëindiging van de ongerechtigheid
jegens niet-blanke rassen in Zuid-
Afrika. Eveneens hebben vele Afri
kaanse leiders op Engeland druk uit
geoefend om de verkoop van Britse
wapens aan Zuid-Afrika te beletten.
President Kenneth Kaoenda van
Zambia en president Nyerere van
Tanzania, wier landen de hoofdzetels
en oefenterreinen van vele guer-
rilagroepen herbergen, zijn beiden
vrome christenen, maar de meesten
van de guerrillastrijders die van ba
ses in Zambia en Tanzania tegen Mo
zambique, Rhodesië en Angola ope
reren, zijn opgeleid door communis-
tisch-Chinese of Russische instruc
teurs.
Zambia, dat aan alle drie de door
banken geregeerde gebieden grenst,
alsmede aan de Caprivistrip die door
Zuid-Afrika bezet wordt gehouden,
zal zich onvermijdelijk in de frontlijn
van de confrontatie bevinden.
len dan vernielen, liever praten dan
doden. Wij pleiten niet voor geweld,
wij pleiten voor beëindiging van het
gewelddadig optreden tegen de men
selijke waardigheid, dat thans in
praktijk wordt gebracht door de on
derdrukkers van Afrika."
Maar het enige land van deze veer
tien dat er in antwoord op de blijk
baar nieuwe bereidwilligheid van
Zuid-Afrika om te praten, in heeft
toegestemd, „liever te praten dan te
doden" is Malawi. Het moorden gaat
voort en er worden meer zwarten
dan blanken gedood.
Behalve Malawi hebben slechts
weinig Afrikaanse staten met presi
dent Felix Houphouet-Boigny van de
Ivoorkust ingestemd dat een dialoog
moet worden geopend met premier
Vorster van Zuid-Afrika en dit heeft
tot nog meer onenigheid in de OAU
geleid.
De mogelijkheid dat een gecombi
neerde militaire macht van zwart
Afrika optrekt tegen het door blan
ken geregeerde Zuid-Afrika is zo ge
ring, dat de staten van de OAU
slechts guerrillastrijd of praten rest.
Het instituut voor strategische stu
dies te Londen merkte in een recent
overzicht van de gewapende strijd
krachten op: „Rechtstreekse militaire
interventie van buiten in de zaken
van Afrika ten zuiden van de Zam
besi zou een grote militaire operatie
zijn, die waarschijnlijk niet mogelijk
zou zijn zonder krachtige steun van
een supermacht."
Zuid-Afrika, het meest ontwikkel
de land op het continent, geeft dit
jaar bijna 500 miljoen dollar uit aan
zijn landsverdediging. Het instituut
schat dat Zuid-Afrika in geval van
nood een „vastbesloten strijdmacht"
van 250.000 man in het veld kan bren
gen, „niet noodzakelijk volledig ge
oefend, maar afdoende bewapend om
het vaderland te verdedigen".
De 28 landen van Afrika ten zui
den van de Sahara beschikken vol
gens het instituut in totaal over
400.000 man. Hun gezamenlijke be
grotingen voor de landsverdediging
zijn nauwelijks gelijk aan die van
Zuid-Afrika. En dan is er nog de
bijna onoverkomelijke moeilijkheid,
hun soldaten daar te krijgen waar zij
kunnen vechten.
Sir Roy Welensky, de voormalige
premier van de ontbonden federatie
van Rhodesië en Nyassaland, die het
Afrikaanse toneel gadeslaat vanuit
Rhodesië, antwoordde onlangs op de
vraag hoe hij de toekomst voor Zuid-
Afrika zag: „Wij kunnen en zullen
blijven bestaan. Wij moeten de rest
van Afrika een voorbeeld geven. Wij
moeten niet alleen de leiders, maar
de grote massa van de Afrikanen er
van kunnen overtuigen dat wat wij
doen goed is. Als wij falen en de
Afrikaan gelooft dat zijn belangen
waarschijnlijk beter gediend zullen
worden als hij de terroristen helpt,
ziet de toekomst er inderdaad som
ber uit."
De taak die de bevrijdingsorgani
saties zich hebben gesteld is de ver
overing van een gebied, bijna twee
derde maal zo groot als de V.S. zon
der Alaska, of de blanke heersers
door terreur tot onderwerping te
brengen. Het vooruitzicht op een
bloedbad van dergelijke omvang in
Zuid-Afrika heeft thans een contro
verse doen ontstaan over de juistheid
van het verlenen van steun aan de
guerrillabewegingen of de verkoop
van wapens aan Zuid-Afrika.
Twee jaar geleden zijn de leiders
van veertien landen uit Oost- en
Midden-Afrika, waaronder Tanzania
en Zambia, bijeengekomen, in Loe-
saka, waar zij het document hebben
opgesteld dat bekend is geworden als
het manifest van Loesaka over de be
vrijding van Zuid-Afrika"
werd gezegd:
en waarin
„Wij hebben er altijd de voorkeur
aan gegeven en doen dat nog, deze te
verwezenlijken zonder materieel ge
weld. Wij willen liever onderhande-