vrik
De geschiedenis
van de jonge maa
Bevolkingsgroei
Exclusieve
voor-
publikatie
uit
Amboboek:
ysterieus
De gebruikelijke
gang van zaken
J.Th.J.M. Willems
Bloedkanker
Stellingen
en
deze herleving," zegt drs.
de Jong van 't Nederlands
irgisch centrum in Nijme-
"Er zijn wel wat theo-
over, maar er is geen
om het nu eens uit te
ken". Maar het is wel op-
-kelijk.
kerk is er niet in geslaagd
gevoel voor het myste-
:ze levend te houden. Te-
■gestelde ouderen, muzika-
nobisten en nieuwe jonge-
zoeken het nu zelf wel
Ze zoeken soelaas bij de
ïiende series grammofoon-
en. Die leggen niet alleen
verleden vast, maar geven
nieuw houvast voor de
:omst. De platenhandelaar
er wel bij varen,
i van de meest gevraagde
en is de dodenmis. Maar
mensen durven het niet
Die nemen dan maar wat
}rs, iets vrolijkers. "Mis-
en is de dodenmis wel zo
als een bad trip," zegt een
;ere.
de inrichting van zijn di-
leefomgeving invloed
:t. Ik zie daardoor op het
blik twee dingen ont-
n: de hoofdstructuren
en meer en meer door ds
re bestuursorganen, on-
andere de gewesten, be
rt worden terwijl het di-
leefmilieu (wijk en
rt) 'steeds meer door de
oners zelf wordt be
id. Dit zet echter de ge
nten niet buitenspel want
is uiteindelijk het ge-
ntebestuur dat een be-
nmingsplan vast moet
en".
Quené vindt het overigens
ontmoedigende bezig-
om te wekken aan een
ntelijke ordening die
•tdurend bijgeschaafd
t worden omdat de prog-
5 onjuist zijn gebleken,
aanvaardt dat het on-
elijk is om plannen op
ere termijn te maken en
eiijkt deze voortdurende
passing met het zeilen
een meer. „Wanneer je
ten groot meer zeilt,
m je bijvoorbeeld 'n kerk-
n als doel, maar afhan-
jk van de weersomstan-
ïeden moet je bereid zijn
oer te hanteren. Door te
sen of te laveren kun je
je doel bereiken en het
elfs mogelijk, dat de te-
wind zó sterk wordt dat
lijvoorbeeld dfe toren niet
halen en moet beslui-
dan maar naar de mo
te varen". Zo gaat het
ens de heer Quené ook
de ruimtelijke ordening,
moet aanvaarden dat
maatschappelijke krach
zijn die je dwingen de
s te verleggen, ten gun-
of ten ongunste. Htet eni-
lternatief voor dit voort
inde aanpassen is name-
het loslaten van de ruim-
ke ordening en wat
rvan het gevolg kan zijn
men volgens ir. Quené
orbeeld in Denemarken
r men de kust niet meer
bereiken door alle zo-
huisjfes die daar door
iculieren zijn gebouwd,
telijke ordening is een
mische aangelegenheid,
olgt de directeur van de
een soort procesbe-
sing waarbij men pro-
de onderstroom van
aide ontwikkelingen te
rkennen en aan die
m een bepaalde richting
iven. Ir. Quené ziet hi'er-
eigenlijke taak van de
itelijke ordening; 't ge-
n van een lopende ont-
eling in goede banen is
ins hem het hoofddoel
de planologie. Dat die
leiding aan bepaalde
if gestelde basisvoor
den (zoals natuurbe-
moet voldoen is voor
verder een uitgemaakte
door
JOS
AHLERS
De
crisis
in het
Het heeft geen zin te
verhelen dat het Nederlandse
onderwijsbeleid in veel
opzichten beland is in een
dwangpositie die doet denken
aan de geschiedenis van
de jonge maagd. Toen zij
15 lentes telde, zwoer ze
een heilige eed slechts
te zullen trouwen indien ze
een geschikte man mocht
ontmoeten en weer vijf jaar
later trouwde ze met de
man die kans zag haar het
hoofd op hol te brengen.
Zo begint drs. D. v.d. Brink
de nabeschouwing van zijn
boek „De crisis in het
onderwijs" dat de volgende
maand bij Ambo zal
verschijnen. Het is voor
uitgeverij Ambo meteen het
eerste onderwijsboek.
Uitgever rijfers„We
hielden ons bezig met
vernieuwingsprocessen en
dat betekende voor een
katholiekvooral op
religieus terrein. Sinds we
echter een heleboel ketenen
hebben afgelegd durven we
wat vrijer rond te kijken
en dat leid le ook tot een
verbreding van datgene
wat wij uitgeven. De Ambo
formule is nu: boeken over
de gedragingen tussen de
mensen onderling.
Dirk van den Brink komt
in „De crisis in het
onderwijs" tot de totaal
indruk dat het onderwijs
in Nederland gebrekkig
georganiseerd is en dat
de sanering veel meer
inspanning gaat vergen
dan velen van ons op dit
ogenblik zouden willen
toegeven. Hij zegt evenwel
ook: „Nederland heeft een
naam op te houden als het
gaat om kundig organiseren
en ik vermag niet in te zien
waarom juist het onderwijs
hierop een uitzondering
moet vormen." Drs. Van den
Brink is overigens
optimistisch over de
toekomst, maar hij schreef
zijn boek toen dr. Veringa
nog baas was aan de
Nieuwe Uitleg
Prof. Ph. J. Idenburg
schreef een inleiding voor dit
boek en hij zegt daarin
onder meer: „Van een
afstand gezien maakt het
schoolwezen de indruk van
een verstoorde mierenhoop.
Ieder is ijverig bezig maar
de coördinatie ontbreekt en
een richting, waarin de
totaliteit zich beweegt, valt
moeilijk te ontdekken." Van
den Brink vraagt vooral
aandacht voor de admini
stratieve structuur van het
Nederlandse schoolwezen.
Het is overigens niet de
eerste keer. EinJ 1968
publiceerde hij een zeer
vermakelijk boekje: „Kop
zorgen". Daarin werd
futuristisch het onderwijs
na Veringa beschrev-.n.
Voorlopig lijkt het er op
dat Van den Brink in dat
boekje te optimistisch is
geweest. Hopelijk is het
optimisme uit het nieuwe
boek meer gegrond.
Dirk van den Brink kent
het onderwijs van binnenuit.
Hij werd aanvankelijk
onderwijzer, was 15 jaar
hoofd van een lagere
school en studeerde in zijn
vrije tijd pedagogiek. Na
het behalen van de MO-akte
werd hij pedagogiekdocent
aan de St.-Pauluskweek-
school in Arnhem. Een klein
jaar geleden Van den
Brink was toen 54
studeerde hij af aan de
Nijmeegse universiteit.
De in het Betuwse Eist
wonende pedagoog heeft
artikelen gepubliceerd in
tal van onderwijsbladen.
Hij heeft 6 dochters en 2 zoons
onder wij s
Hoofdstuk zeven
van het de volgen
de maand bij Am
bo Bilthoven te verschij
nen boek „De kloof
tussen basis en top".
Drs. D. van den Brink
boudt zich in dit hoofd
stuk bezig met de twee
uitersten die in de loop
der historie zover uit
elkaar zijn gegroeid de
plaatselijke besturen aan
de basis en het ministe
riële bestuur aan de top.
We kozen voor de exclu
sieve voorpublikatie van
dit boek het eerste deel
van dat hoofdstuk.
Het aanblijven van de plaat
selijke schoolbesturen is door
C.E. Schelfhout betiteld als
een anachronisme. De ver
grijzing van het systeem zit
niet in de middeleeuwse oor
sprong, maar in het feit dat
het niet is meegegroeid met
de stijgende eisen die het be
sturen van een school stelt.
J. Bijl vindt het noodzakelijk
dat een deel van de plaatse
lijke leerplanbevoegdheid
overgaat op een landelijk
centrum. 'Het is reeds te
lang onmogelijk voor plaatse
lijke functionarissen om te
voorzien hoe, èn met het oog
op de geestelijke vorming, èn
gericht op andere sectoren
van de schoolopvoeding der
kinderen, het onderwijs "bij
de tijd" kan blijven.'
Erger is dat de wijze waarop
de plaatselijke besturen tot
stand komen en functioneren,
niet de minste garantie biedt
dat zij berekend zijn voor 'n
taak die plaatselijk wèl kan
en moet worden vervuld.
Laat ik, teneinde niemand te
kwetsen, vooraf wijzen op de
gunstige uitzonderingen Som
mige schoolbesturen, of leden
van schoolbesturen, vormen
een gelukkige combinatie van
deskundigheid, beschikbare
tijd en werkkracht.
Op gevaar af gelukkiger voor-
heelden over het hoofd te
zien, wil ik toch de helaas
aan invloed verliezende on
derwijscongregaties noemen,
die voor echte bestuursaange
legenheden, voor het onder
wijsmanagement, hun des
kundigen zonder financiële
'ergoeding kunnen vrijma
ken. Dit laatste is trouwens
niet langer houdbaar.
De school is geen charitatie
ve instelling, en ook een tim
merman slaat geen spijker in
de muur zonder zijn uren te
rekenen.
De besturen van de grote
gemeenten hebben zich dit
vermoedelijk het eerst ge-
"ealiseei-d. Zij zijn al enige
'e jaren bezig hun onderwijs
kundige afdelingen uit te
bouwen van waaruit de open
bare scholen centraal wor
den bestuurd. Om niet in
conflict te komen met de
letter van de wet, geschiedt
dit alles onder benaming
•■Gemeentelijke Inspectie".
Het zou een aardige stap
kunnen zijn in de richting
van regionale bestuurscen
tra indien men eerstens
soortgelijke voorzieningen
trof voor de bijzondere scho
en en tweedens deze voor-
leningen legaliseerde, zo
dat juridische handigheid
jes als boven vermeld over
bodig worden.
Gaan wij thans na, op welke
wijze de meerderheid van
de bestaande schoolbesturen
tot stand komt en functio
neert.
1. De benoeming tot lid van
een schoolbestuur is niet
zelden automatisch gekop
peld aan een primaire func
tie. Wie gekozen wordt in de
gemeenteraad is daardoor
automatisch lid van het ge
meentelijk schoolbestuur.
Voor de bijzondere scholen
geldt allengs minder de com
binatie kerkbestuur-school
bestuur, maar komt toch
nog veelvuldig voor.
2. Pogingen hierin verande-
"ing te brengen worden zicht
baar in het in toenemende
mate opnemen van direct be
trokken ouders in de school
besturen. Een verbetering
weliswaar, omdat deze be
stuursleden direct geïnteres
seerd zijn in de gang van
zaken, maar het boven ge
wraakte formalisme wordt
er niet door weggenomen.
Ook deze ouders zijn niet
deskundig en ook zij hebben
elders een volledige dagtaak.
Van een daadwerkelijk be
sturen kan in deze omstan
digheden geen sprake zijn.
De activiteiten blijven be
perkt tot enkele vergaderin
gen per jaar, in de avond
uren, tot het vervullen van
representatieve verplichtin
gen, en tot het zetten van
handtekeningen onder stuk
ken die door anderen zijn op
gesteld.
3. Om althans niet in een ad
ministratieve chaos te belan-
len, nemen de meeste be-
dergelijke schrielheid levert
slechts een tegengesteld, ef
fect op. Tekort aan man
kracht werkt altijd onvoor
delig. De overbelaste func
tionaris ziet zich genoodzakt
een aantal zaken op zijn
beloop te laten. Een niet
•ijdig gerepareerde dakgoot
kan op de duur een compleet
klaslokaal kosten. Een
slecht bijgehouden schoolin-
ventaris brengt aankoop van
eermiddelen die elders al
jaren in de vergeethoek
staan. Valt het hoofd uit
door ziekte of overspanning,
dan mag men blij zijn ais
zich een vervanger aandient
die bereid is de school draai
ende te houden. Daarmee
beginnen de onkosten pas
goed. Nu moet men toch 'n
dubbel salaris uitkeren maar
van de vervanger kan niet
worden gevergd dat hij enig
initiatief ontwikkelt, laat
staan een weloverwogen be
leid voert. Onder vervanging
wordt meestal de kunst ver
staan een door tekort schie
tende krachten reeds te lang
versloft schoolleven voor
onbepaalde tijd te rekken.
5. De conclusie kan kort zijn
en kan hard klinken, maar
het is een beleidskwestie van
de eerste orde.
Men zal nuchter moeten
vaststellen dat 't onderwijs
op veel scholen gewoon door
gaan als het bestuur erop
staande voet ontslag nam.
Dit houdt in dat een op zich
waardevolle instelling een
formalistisch blok aan het
been is geworden, en dat in
dat geval is het centrale ge
zag verplicht in te grijpen.
Het besturen van een moder
ne onderwijsinstelling, juist
van een basis- of kleuter
school, is niet een nevenfunc
tie, en zeker niet een ere-
functie, maar vraagt de full
time inzet van één of meer
deskundigen. Hoe dit gereali-
men dat erop het departe
ment hard en onder grote
spanning wordt gewerkt.
Desondanks geeft de situatie
aan de top alle reden tot be
zorgdheid.
Men kan de top niet straffe
loos blijven uitbreiden. Op de
duur zal blijken dat de groei
van de centrale in Den Haag
zijn optimum bereikt. Haar
imvang gaat aan de adequa
te behandeling van de zaken,
die tot haar komen, in de
weg staan.
We zitten al met de 18e-eeuw-
se versplintering aan de ba
sis: de duizenden plaatselij
ke en onafhankelijke school
besturen. Daarom gaan de
ontwikkelingen in het onder
wijs zozeer met lood in de
schoenen gepaard. Zoekt men
nu de oplossing in het al
maar uitdijen van de top, dan
krijgt de organisatie naast 'n
loodzwaar ook nog een top
zwaar karakter en raken we
tenslotte muurvast. De uit
bouw zal evenredig met het
departement ook in het mid
den (dat is regionaal) moe
ten plaatsvinden om een
hiërarchische en daardoor
evenwichtig functionerende
structuur te krijgen. Iden
burg noemt dit de regionale
deconcentratie van het mi
nisterie, die overigens op an
dere ministeries al wordt
doorgevoerd.
Zolang regionale tussenscha
kels ontbreken, beschikt het
centrale gezag over omvol-
loende doorstromingsmoge
lijkheden naar de basis en
zullen contactstoornissen on
vermijdelijk blijven.
De veel gehoorde klacht dat
men in Den Haag in een soort
papierwellust achter het bu
reau allerlei regelingen uit
doktert die in de praktijk on
uitvoerbaar blijken, lijkt vrij
onbillijk. Als men een rege
ling niet op normale wijze
kan doorgeven aan regionale
instanties, blijft er maar één
doorstromingsmogelijkheid
over: de PTT. Daarmee voor
al is de overvloed van circu
laires die vanuit Den Haag
over het land wordt verspreid
te verklaren: het departe
ment heeft geen andere mo
gelijkheid vain communicatie
en men kan van de overbe-
uste departementsambtena
ren moeilijk vergen dat zij
ook nog het land doortrekken
om allerlei regelingen aan
127.000 onderwijzers en lera
ren persoonlijk toe te lich
ten.
Nu kan ieder die weieens met
circulaires heeft gewerkt we
ten, hoe weinig indruk ze ma
ken op de lezer. Schriftelijke
enquêtes die toch niet zelden
een persoonlijke betrokken
heid bij de geadresseerde
veronderstellen, blijven ge
middeld voor 40 procent on
beantwoord. Een verlopen
aankondiging op een prik
bord kan maandenlang blij-
van hangen zonder dat ie
mand de overbodigheid er
van opmerkt.
De samensteller van de cir
culaire hecht een veel groter
waarde aan de tekst dan de
geadresseerde. Hij immers
heeft de tekst geschreven.
Dat kost doorgaans voorbe
reidend werk, onderzoek, stu
die. De samensteller is daar
om geheel vertrouwd geraakt
met het onderwerp. Voor
hem is het een levende, be
kende zaak. Voor de ge
adresseerde echter is het 'n
weinig zeggend stukje pa
pier. Er gaat geen inspiratie
van uit. De tekst is in enkele
minuten gelezen. Men kan
moeilijk verwachten dat de
lezer zich in drie minuten
opwerkt tot een niveau waar
voor de samensteller drie
maanden nodig had. Daarom
krijgt een circulaire pas de
volle aandacht, indien ge
bruikt in handen van een le
vend mens, als praatpapier.
Dan kunnen er persoonlijke
toelichtingen worden gege
ven, onduidelijkheden wor
den opgehelderd, belangrijke
onderdelen geaccentueerd,
vragen beantwoord en ver
antwoordelijkheden worden
vastgelegd.
Een circulaire die recht
streeks van het departement
de school binnenwaait, is niet
in staat ook maar iets over
te dragen van de geest waar
in ze werd opgesteld.
Behalve de onevenredige
groei geeft de eenzijdig ge
specialiseerde bezetting van
het departement te denken.
In zijn belangrijke bijdrage
tot een constructieve onder
wijspolitiek wijst Idenburg
op het zo goed als ontbreken
van onderwijskundige amb
tenaren. Men treft er in
hoofdzaak juridisch, sociolo
gisch, economisch of admini
stratief geschoold personeel.
Geerars: ,Dat ons onderwijs
een nog zo onaandoenlijk
en ik moet daaraan toevoe
gen, een zo onbeweeglijk ka
rakter vertoont, wordt voor
een groot deel veroorzaakt,
doordat de structuurvernieu
wing zich in hoofdzaak en in
eerste instantie noodzakelijk,
voltrekt in een ambtelijk ju
ridisch -administratief ka
rakter.'
Solberg: ,Met dat al krijgt 't
belangrijkste, namelijk het
onderwijskundig aspect van
het onderwijsbeleid amper
enige aandacht, zeker niet
binnen het kader van een
centrale beleidsvoering.'
De bestaande onderwijswet-
geving moedigt niet aan tot
verbetering van de situatie.
.Het ontbreken van een on
derwijskundige visie bij de
centrale overheid is zonder
twijfel voor een belangrijk
deel te verklaren uit het feit
dat deze overheid gebonden
is door de bepaling in de
grondwet, dat het geven van
onderwijs vrij is.'
De Nederlandse staat heeft
tot het uiterste gewacht op
reorganisaties door krachten
binnen het onderwijs zelf.
Deze zijn uitgebleven, ook
toen de urgentie ervan niet
langer onverborgen kom blij
ven. De overheid is gedwon
gen zich or ,van buitenaf'
mee te bemoeien. Uit niets
blijkt dat de overheid bijzon
dere ambities in die richting
koestert. Men krijgt zelfs de
indruk dat het allemaal
enigszins tegen heug en
meug moet gebeuren. Het
ministerie 's er onverhoeds
in terecht gekomen", aldus
Idenburg.
Maar nu het proces eenmaal
op gang is gebracht, zal het
opnieuw van de binnen het
onderwijs werkende tegen
krachten afhangen hoever
„the influence and role of
government kan gaan. De
door veel promnenten beplei
te oprichting van een Natio
nale Onderwijsraad kan in
dit opzicht zijn waarde be
wijzen. Hoe dan ook, over
tien jaar zullen we de on
derwijzersorganisatie bezit-
waar we nul hetzij door te
handelen, hetzij door nalaten
te handelen, on)i vragen.
Prof. Idenburg stelt de op
richting voor van een onder
wijskundige afdeling op het
departement, gelijkwaardig
aan de bestaande. Het lijkt
misschien een vergaand
voorstel, maar het is in dit
kritieke stadium slechts het
minste wat we kunnen doen.
sturen een administrateur - seerd kan worden, komt ver-
trice in dienst. Deze wordt derop aan de orde
belast met de zorg voor de
wettelijke formaliteiten, de
lopende correspondentie en
de salarissen. Maar besturen
doet hij of zij niet.
4. Deze taak wordt informeel
door het hoofd van de onder
wijsinstelling vervuld. De
taakomschrijving wordt in
gewikkelder naarmate een
basis- of kleuterschool in het
geding is. Rectoren en direc
teuren bij het voortgezet on
derwijs beschikken althans
over officieel aangestelde
hulpkrachtenconrectoren,
adjunct-directeuren, con
ciërges en overig hulpperso
neel.
Een taakomschrijving ech
ter van het hoofd van een
basis- of kleuterschool is 'n
mondvol. Hij - zij verenigt
meestal in zich de functies
van schoolmanager, peda
gogisch- didactisch leider,
klasseonderwijzer, adminis
trateur, penningmeester en
conciërge. In geval er een
nieuwe school moet worden
gebouwd, komt ook de zorg
daarvoor bijna altijd neer
op het hoofd der school.
Men verwondere zich niet
dat er in dergelijke primi
tieve omstandigheden klach
ten rijzen over veelvuldige
lof, vlucht in eenvoudiger
functies en erger. Afgezien
van de menselijke tragiek
die achter dit anachronisme
schuilgaat, mag gewezen
Worden op de verkeerd be
grepen zuinigheid die hier
wordt toegepast.
Men spaart niet een salaris
uit door een functionaris te
laten werken voor twee. Een
Hier zij slechts gewezen op
een soortgelijke problematiek
in de gezondheidszorg. Zoals
het hoofd van een onderwijs
instelling veelal de functie
van directeur en pedagogisch
didactisch leider in zich ver
enigt, zo vindt men aan het
hoofd van een ziekenhuis
meestal een geneesheer-direc
teur.
Ook dit blijkt een moeilijk te
combineren functie. Voor het
eerst is met deze traditie ge
broken op 9 december 1969.
Aan het hoofd van het toen
geopende St.-Elisabeth - zie
kenhuis te Amersfoort staat
niet langer een geneesheer -
directeur, maar 'n algemeen
directeur met zijn staf.
Het is een voorbeeld dat in
analoge zin voor het onder
wijs navolging verdient.
Een topzware structuur
Wordt de basis gekenmerkt
door een primitieve bezetting
van bestuursfuncties, de Ne
derlandse bestuustop, i.e. 't
ministerie van Onderwijs en
Wetenschap vertoont de laat
ste decennia een stormachti
ge groei.
'Het aantal ambtenaren is
van 200 (met kunsten) in 1947
tot 1207 (zonder kunsten) in
1967 gegroeid.
Om twee redenen echter lijkt
het onbillijk hierin slechts
het effect van de Wet van
Parkinson te zien. Het feit
ligt er gewoon dat een storm
achtig ontwikkelende cultuur
sector als 't onderwijs vraagt
om een stormachtige uit
breiding van de centrale lei
ding.
2. Er is reden on. aan te ne-
TDöntgen wordt niet alleen gebruikt om gebroken armen
en benen te onderzoekenmaar is ook in de industrie een
dankbaar hulpmiddel.
Bijgaande foto toont een röntgenfoto van kunstkwarts dat o.a.
in heel nauwkeurige klokken wordt gebruikt.
M.b.v. deze foto kan de kwaliteit van de kwarts worden
vastgesteld.
verschillen zijn geen duide
lijke medische oorzaken ge
vonden.
In het laatste nummer van
Tai en Last officieel
orgaan van de Stichting
Welzijn en Bevolkings
groei worden een aan
tal uitspraken van dr-
Potts aangehaald die een
blik gunnen op de ontwik
keling van de anticoncep
tie in de komende jaren.
Volgens dr. Potts (medisch
directeur van de Interna
tional Planned Parenthood
Federation) zal er een
anticonceptivum worden
ontwikkeld dat slechts een
maal per maand hoeft te
worden toegepast, zullen
er sterilisatierechnieken
worden ontwikkeld die la--
ter weer hersteld kunnen
worden (bijv. door het in
brengen van een klepje in
de zaadleider of de eier-
leider) en zal het risico
van trombose door de pil
worden verminderd. Ook
verwacht dr. Potts een
verdere ontwikkeling van
de morning afterpil die 't
bevruchte eitje zou ver
hinderen om zich aan de
baarmoederwand vast te
hechten.
Blijkens een onderzoek van
dr. Boogd in het Gronings
Academisch Ziekenhuis lo
dens de geboorte van hun
eerste kind niet meer risico
dan gehuwde moeders, maar
is het voor de baby wel ris
kanter om een ongehuwde
moeder te hebben. Het sta
tistisch onderzoek heeft na
melijk uitgewezen dat te
vroege geboorten bij onge
huwde moeders twee maal
zoveel voorkomt dan bij ge
huwde moeders en dat kin
deren van ongehuwde moe
ders ook twee maal zo grote
kans hebben om te licht ter
wereld te komen. Beide fac
toren brengen volgens dr.
Voogd grote risico's mee
voor het kind hetgeen ook tot
uiting komt in de hogere kin
dersterfte bij ongehuwde
moeders. Deze is namelijk
drie maai zo hoog dan bij
pen ongehuwde moeders tij- gehuwde moeders. Voor deze
De vraag of bloedkanker
door een virus woi "t veroor
zaakt is wehswaar nog
steeds niet definitief beant
woord, maar er komen nu
wel steeds meer aanwijzin
gen dat een relatie tussen
het zgn. Epstein/Barrvirus
en bloedkanker niet geheel
ondenkbaar is. Dit virus ver
oorzaakt bij Afrikanen lym
feklier-kanker, bij Aziaten
neuskanker en zou bij (jon
ge) Europeanen mogelijk
bloedkanker kunnen veroor
zaken. Deze verschillen ma
ken al wel duidelijk dat niet
alleen het virus, maar ook
de betrokken mens bepalend
is voor het ontstaan van kan
ker m.a.w. de reactie van 't
menselijk organisme is ook
bij het ontstaan van (bloed-)
kanker 'n belangrijke factor.
Het kernfysich onderzoek
heeft vanuit maatschappe
lijk oogpunt alleen nut in de
ontwikkeling van geavan
ceerde 'nstrumenten en
meettechnieken.
(stelling bij proefschrift van
R. Engman, Utrecht)
Afgestudeerde fysici zonder
ervaring in con.puter hard
ware en/of systeemprogram
mering hebben weinig kans
op een positie in het bedrijfs
leven.
(stelling bij bovengenoemd
proefschrift)
De academische opleiding in
de moderne tale zoals die
in Nederland gebruikelijk is
werkt door haar verregaan
de concentratie op één taal
gebied een on-academische
eenzijdigheid in de hand.
(stelling bij proefschrift van
R. v.d. Grijp, Utrecht).