"Sn
Exclusieve
voor
pul
)lil
tal
[ie
uit
Amboboek
Hupsakee
Snobs
Mysterieus
Natuur
Conflict
1
2ATERDAGBIJLAGE VAN DE STEM/ZATERDAG 17 JULI 1971
Wie over Mexico praat
moet beseffen dat er min
stens zestig „Lage Landen''
in dit bergachtig land
gaan.
A. J. van der Lek
0 Zij die vélocipèdes be
rijden moeten voor rij- en
voertuigen met paarden of
muildieren bespannen, als
mede voor paarden onder
den man bereden of voor
aangekoppelde paarden,
tijdig rechts uit het spoor
wijken en ze voorts doen
stilstaan totdat de andere
voertuigen met paard of
muildier voorbij zijn.
Verkeersregel van 100 jaar
terug
0 In ons land zijn heel
wat plekjes te vinden,
waar het lijkt alsof de tijd
heeft stilgestaan.
Dr. J. J. Willemse
0 De ene helft van de we
reld kan de genoegens van
de andere helft niet be
grijpen.
Jane Austen
0 Ik zou best van mijn
land houden, als mijn land
genoten er niet waren.
Horace Walpole
0 Men kan de idealen van
een volk leren kennen uit
zijn reclames.
Norman Douglas
0 Ik wantrouw de men
sen die in een ton zijn op
gegroeid en nooit anders
dan door een gaatje geke
ken hebben.
Frangois Rabelais
0 De wereld is een soort
boek, waarvan men slechts
de eerste bladzijde gele
zen heeft, als men enkel
zijn eigen land heeft ge
zien.
De Montbron
0 De gehele lucht staat
voor een adelaar open en
de gehele aarde is het va
derland voor een wakker
man.
Euridipes
0 Wie niet geoefend heeft
verstaat weinig, maar wie
veel rondgezworven heeft
is vol schranderheid.
Jezus Sirach
0 Er zijn veel humoris
tische zaken op de wereld
onder meer dat blanken
denken dat ze minder
wild zijn dan de andere
wilden.
Mark Twain
0 Rust behoort bij het
werk als de oogleden bij
de ogen.
Rabindranath Tagore
0 Hoe snel de tijd ook
gaat, hij kruipt voor ie
mand die niets anders te
doen heeft dan hem te
zien verstrijken.
Samuel Johnson
0 Men leert zijn vader
land het grondigst kennen
in vreemde landen.
Sirius
0 Het sprookje dat het
aan de Adriatische kust
nooit regent is ook werke
lijk een sprookje.
4FIebt u een
dodenmis
voor mij
Gregoriaans zeggen de kenners klinkt het best in een kloosterkerk. De echo sterft er zo mooi
weg en de muziek past ook bij de levensstijl van de monniken die in de zang hun emoties lieten door
klinken sonoor en soms vreemd zacht.
door BER CROUZEN
Gek, maar je
hoort tegen
woordig steeds
meer gregori
aanse muziek.
De muziek die
vroeger elke zondag in de
kerk hoorde, kun je nu
beluisteren in de huiska
mers. Maar de klanken
komen ook in de alterna
tieve „sien" van de lange
haren, de kralen en het
andere leven.
Het gregoriaans trekt mis
schien meer mensen dan
ooit. De platenhandelaren
zien het wel zitten. H. Goo-
sen uit Maastricht „Die
oude muziek wordt even
goed verkocht als de beste
klassieke plaat". Dureco
heeft de laatste maanden een
hele serie platen vol monni-
ken-muziek in een nieuw jas
je gestoken. „Het loopt
best" meldt het hoofdkan
toor in Amsterdam. „Er is
duidelijk een markt voor".
Welke markt dat dan wel is,
weten de platen-jongens niet
zo erg goed.
„Heb je niet van die con
servatieve groepen in de ka
tholieke kerk, nou die zullen
die muziek wel willen horen".
Dat is wel een erg gemakke
lijk antwoord. Bij Philips dat
de Benedictijnen van Cler-
vaux op de plaat zette, heb
ben ze er wat meer over na
gedacht. „De muziek trekt
veel mensen, ze heeft iets
mysterieus iets van een an
dere wereld. Je hoort er
iets in van de minaretten''in
Afrika. Het past een beetje
bij de hele sfeer van rustig
zitten luisteren, van con
templatie zogezegd".
In Nederland zijn de abdijen
vele jaren de behoeders van
het gregoriaans geweest. De
laatste jaren is ook daar de
Nederlandse muziek binnen
gekomen. Maar niet in de
abdij Mamelis bij Vaals. Als
ik opbel antwoordt een on
bekende stem op reciteer-
toon „Ja dat klopt, wij zin
gen uitsluitend gregoriaans.
Er is veel belangstelling
voor. Het middaggebed, de
vespers zit vaak flink vol.
De mensen komen van heinde
en ver. En lang niet alleen
ouderen, er zijn ook jonge
mensen bij". „Ook met lang
haar", vraag ik. De Onbe
kende Stem „Ja, helaas
wel".
De conservatieve monniken
van Vaals zien het gregori
aans als het visitekaartje
van het goede, qude geloof.
Van de tijd dat er een dui
delijke scheiding was tussen
de wereld en de kerk. Iets
van die sfeer merk je ook in
de muziek van de monniken
van Solesmes. In deze Fran
se abdij werd door de eeuwen
heen de oude muziek be
waard. Sonore mannenstem
men bewandelen de noten
balken in een sfeer die vol
komen tijdloos is. Er klinkt
wel een stuk emotie door in
de muziek, maar dat lijkt ijl
weg te ebben in een eigen af
gesloten wereld. Sommigen
noemen de muziek van Soles
mes wat week, niet gehard
in de strijd. Het lijkt een
beetje te mooi allemaal.
Wat nadenkend kom je tot
de voorzichtige conclusie dat
deze muziek past in een sfeer
die gevaarlijk dicht bij wat
tegenstanders „opium voor 't
volk" zullen noemen. Het
verwijdert je van de zorgen
van alle dag. Er klinkt wel
vreugde en verdriet door in
deze muziek maar het is al
lemaal overgoten met een
sfeer die geurt naar koude
kerken.
In die conclusie zit meteen
het aantrekkelijke van de mu
ziek. Voor veel katholieken is
de kerk te rumoerig gewor
den. Het is hupsakee opstaan
en hupsakee zingen maar. De
ene maatschappij-kritische
preek - zeggen de tegenstan
ders - komt na de andere. Het
mysterieuze is helemaal ver
dwenen. De actie overheerst.
Als het niet voor de derde
wereld is, dan is het voor de
opbouw van de eigen wijk.
"Het belangrijke: God is een
beetje in de schaduw komen
te staan".
In het oude gregoriaans vin
den de zoekers, iets van de
rust terug. De echo van het
vragen wordt weerkaatst door
de zekerheid van het geloof,
den de zoekers iets van de
monniken-zang vindt men
ook bij heel andere groepen.
Niet alleen oudere katholie
ken grijpen gretig naar de
platen van Solesmes en Cler-
vaux. Ook mensen die amper
kerkelijk zijn jagen op de pla
ten. Een huisvrouw draait ze
onder de koffie, tussen het
stofzuigen door. Waarom?
"Het is aantrekkelijke muziek
Die oude kerkmuziek heeft
het sfeertje dat de mensen
pakt. Je moet helemaal niet
over God praten, maar de
muziek heeft gewoon iets, dat
je doet luisteren". Vaag na
tuurlijk, maar het zet wel zo
den aan de dijk bij de platen
boer.
Vaak zijn het de snobs die er
mee beginnen. Want het is
erg in om gregoriaans te heb
ben. "Ook al begrijpen ze er
voorlopig niets van. Je moet
die groep niet onderschatten,"
zegt de heer Goosen. "Zij ma
ken het mogelijk dat we door
kunnen gaan. En op de duur
worden ze misschien ook wel
liefhebber van het grego
riaans".
De muziek van de monniken
(en de nonnen) trekt ook de
aandacht van de nieuwe
jeugd. Ze vinden er een sfeer
waarin ze tot rust kunnen ko
men en een uitzicht krijgen
op heel andere velden van het
leven. De muziek past dan in
de groep van de Indiase sitar,
de Hare Krishna-melodieën
en dergelijke. "De under
ground heeft veel jongeren
open gemaakt voor andere
muziek," zegt een platen-han
delaar.
"Er is nog praktisch geen on
derzoek gedaan naar de reden
van deze herleving," zegt drs.
E. de Jong van 't Nederlands
Liturgisch centrum in Nijme
gen. "Er zijn wel wat theo-
riën over, maar er is geen
geld om het nu eens uit te
zoeken". Maar het is wel op
merkelijk.
De kerk is er niet in geslaagd
het gevoel voor het myste
rieuze levend te houden. Te
leurgestelde ouderen, muzika
le snobisten en nieuwe jonge
ren zoeken het nu zelf wel
uit. Ze zoeken soelaas bij de
groeiende series grammofoon
platen. Die leggen niet alleen
het verleden vak, maar geven
ook nieuw houvast voor de
toekomst. De platenhandelaar
kan er wel bij varen.
"Een van de meest gevraagde
platen is de dodenmis. Maar
veel mensen durven het niet
aan. Die nemen dan maar wat
anders, iets vrolijkers. "Mis
schien is de dodenmis wel zo
iets als een bad trip," zegt een
jongere.
Milieubeheer
is
door
J. Willems
ruimtelijke
ordening
„Naar mijn mening zijn mi
lieubeheer en ruimtelijke or
dening heel sterk met elkaar
verwant". Ir. T. Quené, di
recteur van de Rijksplanolo
gische Dienst in Den Haag,
laat er geen twijfel over be
staan hoe hecht zijns inziens
de banden tussen enerzijds 't
natuur- en milieubeheer en
anderzijds de ruimtelijke or
dening zijn. Volgens hem is
het een ernstige misvatting
om te denken dat de ruimte
lijke ordening of planologie
zich alleen bezig zou houden
met de infrastructuur (we
gen, kanalen, spoorlijnen en
dergelijke) en de gebouwen
die in of buiten de stad rond
deze verbindingswegen wor
den gebouwd. Een heel be
langrijk aspect van de ruim
telijke ordening is het zoge
naamde substraat, het fy
sisch milieu van bodem en
water dat letterlijk de
grondslag vormt van de hele
huidige en toekomstige ont
wikkeling. Hbt beheer van
dit milieu is in de planologie
de basis waarop de overige
aspecten worden geprojec
teerd. „Kijkt u maar naar de
tweede nota Ruimtelijke Or
dening", betoogt ir. Quené,
„we hebben daarin een af
zonderlijk hoofdstuk (hoofd
stuk 2) aan dit fysisch mi
lieu gewijd en door de hele
nota heen vindt u het belang
van het substraat terug. Hbt
aansluiten van de infrastruc
tuur en de bouw bij de po
tenties die het landschap
heeft is voor ons een heel
belangrijke zaak".
Die potenties blijken in de
loop van het gesprek overi
gens niet beperkt tot bodem
en water want ook de natuur
wordt door de heer Quené
vrij snel betrokken bij de ba
sis waarop de rest van de
ruimtelijke ordening wordt
gebouwd. Het natuurbehoud
heeft daardoor in de plano
logie een hoge prioriteit ge
kregen; samen met de ver
nieuwing van de binnenste
den, het openbaar vervoer
en de recreatievoorzieningen
bij de poldersteden in het
westen des lands is het be
houd van de weinige natuur
die nog over is een van de
hoofdproblemen van de
Rijksplanologische Dienst.
Overigens wil hij liever geen
prioriteiten stellen omdat de
ze te sterk afhankelijk zijn
van de specfieke omstan
digheden in bepaalde gebie
den. Wel meent ir. Quene,
dat de ruimtelijke ordening
in het algemeen hoge priori
teit moet hebben en die ook
krijgt bij het afwegen van
verschillende belangen. De
ze prioriteit zal bovendien
steeds groter worden meent
hij; het gewicht dat de ruim
telijke ordening in de weeg
schaal legt groeit met het
jaar omdat het inzicht dat
welvaart en andere aspecten
van het welzijn in even
wicht moeten zijn vrij snel
terrein wint. Ir. Quené is dus
hoopvol gestemd ten aanzien
van de toekomst en dit op
timisme blijkt ook wanneer
de toekomst van de natuur
in het algemeen ter sprake
komt. Hij stelt bijvoorbeeld
wel met zorg vast dat het
totale oppervlak aan natuur
gebied in Nederland momen
teel sterk terugloopt, maar
ziet hierin geen bedreiding
van de natuur omdat er
zijns inziens toch voldoende
plaats zal blijven voor na
tuurterreinen en de mens bo
vendien in toenemende mate
in staat zal zijn om natuur
te scheppen^ Naast de cul
tuurtechniek ontwikkelt zich
op het ogenblik een natuur-
techniek die in staat is om
boeiende, nieuwe landschap
pen te maken die ook biolo
gisch zeer interessant zijn en
dit zal volgens de directeur
van de RPD leiden tot een
ommekeer in de ontwikke
ling. Wanneer? Zeker nog in
de jaren zeventig meent ir.
Quené, binnen enkele jaren
zal met andere woorden de
afname aan natuurgebied
omslaan in een toename!
Efen conflict tussen ruimte
lijke ordening en natuurbe
heer zal dus niet snel ont
staan, maar hoe is de rela
tie van de ruimtelijke orde
ning met bijvoorbeeld de
economie? Wanneer men in
het hart van Holland een in
dustriecentrum zou willen
vestigen zou dat economisch
en sociaal misschien grote
voordelen opleveren, maar
milieuhygiënisch zou dit
zonder twijfel een ramp zijn.
Wie bepaalt de uitslag van
dit soort conflicten?
Ir. Quené: „Dit soort con
flicten komt inderdaad voor.
Wanneer ze zich op nationaal
niveau voordoen worden ze
allereerst op ambtelijk ni
veau besproken in de Rijks
planologische Commissie. In
dien die commissie er niet
uitkomt of wanneer er om
andere reden een regerings
beslissing nodig is worden de
verschillende belangen daar
na afgewogen in de Raad
voor de Ruimtelijke Orde
ning waarin de betrokken
ministers zitting hebben. Ook
bij dit overleg merkt men
de laatste jaren een priori-
teitenverschuiving. De afge
lopen vijf jaren is de kracht
van de andere dan economi
sche aspecten bij deze be
sprekingen sterk toegeno
men, waardoor in vele ge
vallen een modificatie is ont
staan van do aanvankelijk
sterk economische plannen.
Zowel door een beter inzicht
bij de regeerders als door de
druk van de publieke opinie
is het bijvoorbeeld mogelijk
geweest om de uitbreiding
van de Rotterdamse havens
in te tomen en Voorne-Put-
ten en de Hoeksche Waard
vrij te houden van industrie.
Dit is mijns inziens een dui
delijk voorbeeld van de op
tiek waarmee men tegen
woordig naar dit soort con
flicten kijkt.
En op plaatselijk niveau?
Er komen natuurlijk nog
veel gevallen voor ook op
plaatselijk niveau die fout
gaan. Als bijvoorbeeld een
gemeentebestuur een indus
trie wil aantrekken en be
sluit om daarvoor een fraai
bosgebied om te kappen is
de ruimtelijke ordening in
die gemeente onjuist. Dat
soort dingen komt voor, ik
wil het niet zonniger voor
stellen dan het is. De minis
ter heeft echter de mogelijk
heid om in dat soort geval
len in te grijpen via een aan
wijzing om het bestemmings
plan te herzien. Dat moet
hij dan via de provincie
doen".
Het beeld dat ir. .Quené
schetst van de verstedelij
king in Nederland is weer
wat optimistischer. Volgens
hem zal ons land door de
toenemende verstedelijking
bepaald geen grote steen
woestijn worden omdat er 'n
groeiende belangstelling be
staat voor een goede struc
turering van het stedelijk
gebied. „We kunnen bepaald
optimistisch zijn over het
leiding geven aan de verste
delijking in ons land", meent
de heer Quené. Daarbij komt
dat de prognoses over de be
volkingsgroei hoger zijn ge
weest dan in werkelijkheid is
uitgekomen. In 1966 ging
men er bij de Rijksplanologi
sche Dienst nog van uit dat
er in 2000 20 miljoen men
sen in Nederland zouden wo
nen, nu ziet het er naar uit
dat we de 17.5 miljoen niet
zullen halen. Hierdoor is ui
teraard een vertraging in de
verstedelijking ontstaan die
het de planologen iets ge
makkelijker maakt om regu
lerend op te treden. Op wel
ke manier? Een van de ge
volgen van een rustiger be
studering van de planologi
sche problematiek is volgens
de directeur van de RPD dat
men na een hoogbouwrage
van enkele jaren hollend te
rugkeert naar de laagbouw.
Dit ziet hij als een zeer gun
stige ontwikkeling want in 'n
vlak land als het onze val
len flats sterk uit de toon
door hun dominerende in
druk. Bovendien is volgens
ir. Quené hoogbouw bepaald
onplezierig voor gezinnen
met kinderen.
Ruimtelijke ordening in en
buiten de stad vraagt om
schaalvergroting. Hoe ziet
u de ontwikkeling van deze
schaalvergroting in ons
land? In welk tempo zal
deze schaalvergroting zich
moeten voltrekken?
Ir. Quené: „Een dezer dagen
is bij het parlement een wet
ingediend die u zou kunnen
omschrijven als een invita
tie aan de gemeenten om
meer samenwerkingsverban
den aan te gaan omdat de
ruimtelijke ordening dit ver
eist. Van de andere kant is
er echter een toenemende
behoefte aan inspraak die
deze schaalvergroting door
middel van gewestvorming
juist tegenwerkt. De bewo
ner moet zo dicht bij h?t
bestuur kunnen staan dat hij
bij de inrichting van zijn di
recte leefomgeving invloed
heeft. Ik zie daardoor op het
ogenblik twee dingen ont
staan: de hoofdstructuren
zullen meer en meer door dc
hogere bestuursorganen, on
der andere de gewesten, be
paald worden terwijl het di
recte leefmilieu (wijk en
buurt) steeds meer door de
bewoners zelf wordt be
paald. Dit zet echter de ge
meenten niet buitenspel want
het is uiteindelijk het ge
meentebestuur dat een be
stemmingsplan vast moet
stellen".
Ir. Quené vindt het overigens
geen ontmoedigende bezig-
hteid om te werken aan een
ruimtelijke ordening die
voortdurend bijgeschaafd
moet worden omdat de prog
noses onjuist zijn gebleken.
Hij aanvaardt dat het on
mogelijk is om plannen op
langere termijn te maken en
vergelijkt deze voortdurende
aanpassing met het zeilen
om een meer. „Wanneer je
over ten groot meer zeilt,
neem je bijvoorbeeld 'n kerk
toren als doel, maar afhan
kelijk van de weersomstan
digheden moet je bereid zijn
je roer te hanteren. Door te
kruisen of te laveren kun je
ook je doel bereiken en het
is zelfs mogelijk, dat de te
genwind zó sterk wordt dat
je bijvoorbeeld db toren niet
kunt halen en moet beslui
ten dan maar naar de mo
len te varen". Zo gaat het
volgens de heer Quené ook
in de ruimtelijke ordening,
men moet aanvaarden dat
er maatschappelijke krach
ten zijn die je dwingen de
koers te verleggen, ten gun
ste of ten ongui.ste. Hbt eni
ge alternatief voor dit voort
durende aanpassen is name
lijk het loslaten van de ruim
telijke ordening en wat
daarvan het gevolg kan zijn
ziet men volgens ir. Quené
bijvoorbeeld in Denemarken
waar men de kust niet meer
kan bereiken door alle zo
merhuisjes die daar door
particulieren zijn gebouwd.
Ruimtelijke ordening is een
dynamische aangelegenheid,
vervolgt de directeur van de
RPD, een soort procesbe
heersing waarbij men pro
beert de onderstroom van
bepaalde ontwikkelingen te
onderkennen en aan die
stroom een btpaalde richting
te geven. Ir. Quené ziet hi'er-
in de eigenlijke taak van de
ruimtelijke ordening; 't ge
leiden van een lopende ont
wikkeling in goede banen is
volgens hem het hoofddoel
van de planologie. Dat die
begeleiding aan bepaaldb
vooraf gestelde basisvoor
waarden (zoals natuurbe
houd) moet voldoen is voor
hem verder een uitgemaakte
zaak.
cri
in
H
'oofdstuk zeven
van het de volg»
de maand bij A
bo Bilthoven te verse
nen boek „De kb
lussen basis en top".
Drs. D. van den Bril
houdt zich in dit hooi
stuk bezig met de twi
uitersten die in de 1
der historie zover
elkaar zijn gegroeid t
plaatselijke besturen a
de basis en het minisi
riële bestuur aan de to
We kozen voor de excl
sieve voorpublikatie va
dit boek het eerste dei
van dat hoofdstuk.
Het aanblijven van de plaa
selijke schoolbesturen is doe
C.E. Schelfhout betiteld a
een anachronisme. De ve:
grijziing van het systeem z
niet in de middeleeuwse oo
sprong, maar in het feit d<
het niet is meegegroeid m<
de stijgende eisen die het bi
sturen van een school stelt.
J. Bijl vindt het noodzakelij
dat een deel van de plaatst
lijke leerplanbevoegdhei
overgaat op een laindelij
centrum. 'Het is reeds t
lang onmogelijk voor plaatse
lijke functionarissen om t
voorzien hoe, èn met het oo
op de geestelijke vorming,
gericht op andere sectore
van de schoolopvoeding de
kinderen, het onderwijs "bi
de tijd" kan blijven.'
Erger is dat de wijze waarot
de plaatselijke besturen to
stand komen en functioneren,
niet de minste garantie biedi
dat zij berekend zijn voor 'r
taak die plaatselijk wél kar
en moet worden vervuld.
Laat ik, teneinde niemand tel
kwetsen, vooraf wijzen op dé
gunstige uitzonderingen Som
mige schoolbesturen, of leden
van schoolbesturen, vormen
een gelukkige combinatie van
deskundigheid, beschikbare
tijd en werkkracht.
Op gevaar af gelukkiger voor
beelden over het hoofd te
zien, wil ik toch de helaas
aan invloed verliezende on
derwijscongregaties noemen,
die voor echte bestuursaange
legenheden, voor het onder
wijsmanagement, hun des
kundigen zonder financiële
vergoeding kunnen vrijma
ken. Dit laatste is trouwens
niet langer houdbaar.
De school is geen charitatie
ve instelling, en ook een tim
merman slaat geen spijker in
de muur zonder zijn uren te
rekenen.
De besturen van de grote
gemeenten hebben zich dit
vermoedelijk het eerst ge
realiseerd. Zij zijn al enige
le jaren bezig hun onderwijs
kundige afdelingen uit te
bouwen van waaruit de open
bare scholein centraal wor
den bestuurd. Om niet in
conflict te komen met de
letter van de wet, geschiedt
dit alles onder benaming
Gemeentelijke Inspectie".
Het zou een aardige stap
kunnen zijn in de richting
yan regionale bestuurscen-
'ra indien men eerstens
soortgelijke voorzieningen
mof voor de bijzondere scho
len en tweedens deze voor
zieningen legaliseerde, zo-