„wmmm
NOG VOLOP RUIMTE MAAR.
Conflictstof in de
watersport
hoopt zich op
ELECTRONICA IN CHINESE PINGPONGBALLENINDUSTRIE
binnenland
buitenland
Eigen rechter
Traditie
Geconcentreerd
Jachthavenstop
Professionalisme
PURE NOODZAAK
SAMENWERKING
f iissselM
!S "m ffitf K .11
:iillti|ij|||S.
De voorstanders zijn ook talrijk.
Ze bevinden zich vooral onder de
genen met de oudste rechten, „die
er al jaren" voordat de plezier-
scheepsbouw werd gemassifi-
ceerd. Maar, zoals we weten heb
ben de consumptie-bevorderaars
nu ook Neerlands al dan niet ver
vuilde binnenwateren stevig in de
houdgreep. Dat het aantal Neder
landers, dat zijn spaarcentjes bij
een schraapt en zich op weg be
geeft naar de jachthaven nog elk
jaar groeit, welk aantal zelfs de
neiging heeft te kwadrateren
(moeder zo'n drijvend huisje met
gordijntjes voor de ramen, pa een
bijbehorend vis- en volgbootje, de
kinderen een rubberbootje al dan
niet met motor) valt wel op te
maken uit de grote expansie van
de watersportindustrie.
Lees de gerenommeerde „Water
kampioen" maar (vooral het adver-
tentiegedeelte) en u komt tot de con
clusie dat de slogan „Mijdt de weg,
kies het water" inmiddels even mis
leidend en verkoopbevorderend is
geworden als de Westeinderplassen
tjokvol.
Voor de oude garde van zeilers en
„gentlemen-motorvaarders" viel het
zo'n kleine tien jaren geleden nog
wel te halen op de Hollandse meren.
Toen kon je bij een beetje behoor
lijke wind op de Westeihder of Kaag
nog ettelijke streken dwars over de
plas maken zonder dat het binnen-
aanvaringsreglement er aan te pas
moest komen. Nu moet dat voor wa
tersporters zo befaamde wetboekje,
dat overigens in 1965 werd aange
past en sindsdien gewoon „vaarregle-
ment" heet, voortdurend onder hand
bereik liggen. Bij wijze van spreken
dan. want het wetje zelf is niet bij
machte enige orde te scheppen in de
massa van chaotisch varende, elkaar
de voorrang betwistende plezierkapi-
teins. Dit vaarreglement is waar
schijnlijk het meest genegeerde stuk
je wetgeving van onze Rijndelta.
Iedereen die roeit, laveert of schui
mend rondvaart in een hakkepuffer
is verplicht het boekje aan boord te
hebben.
De oude garde van watersporters
houdt zich nog altijd aan deze eis,
maar het zou interessant zijn na te
gaan hoeveel nieuwbakken zeilers en
motorbootvaarders er nog weet van
hebben.
Het indrukwekkende aantal sche
pen op de Nederlandse binnenwate
ren heeft ertoe geleid dat de con
flictstof zich ophoopt. Dat geldt dan
met name voor de gebieden, waar het
merendeel van de waterrecreanten
zich pleegt te concentreren: de Hol
landse plassen, Westeinder, Kaag,
Braassemer, Reeuwijk en Loosdrecht.
De frictie doet zich met name voor
tussen de liefhebbers van rustige wa
tersport (zeilers, toervaarders) en de
snelvarende boten. Globaal genomen
zijn er op het water de volgende
groepen, die er alle hun eigen regels,
opvattingen en ethiek op nahouden:
de beroepsvaart:
toerzeilers (grotere jachten);
wedstrijdzeilers (met eigen regels,
die vaak afwijken van het officiële
vaarreglement)
speedbootvaarders (agressief ge
dragspatroon, eisen veel ruimte,
vooral als het varen wordt ge
combineerd ir,et waterskieën)
gewone motorjachten.
De „vete" tussen de zeilers en de
motorbootkapiteins is al zo oud als de
moderne watersport zelf. Vele zeilers
koesteren een aversie en soms open
lijke minachting voor de in de fan
tasie-uniform gestoken en witte pet
dragende man, die slechts de gas-
handle opendraait en vervolgens met
welgevallen over zijn schouder kijkt
naar de welvende dam van geweldige
11 IlililWiiBPW
j| ijji] jjj «i|
-f 11-1*4 li lr,Ww"',Ww 44-^1.'lil-MWU'. W
lli'THÜI'JjliiitVlj H'! I, VI''r II II' i I"t'fcn I; 'l'i li!
-mi H» -4. -
Éi»
hekgolven, die het ijzeren karkas ach
ter zich laat. Binnen een x-aantal
minuten zal die hekgolf met groot
geweld langs de oevers rollen. Wee,
de argeloze rustzoeker, die langs de
wal ligt en die glooiende ruggen niet
heeft opgemerkt. Aardige kans dat
zijn houten hulk met kracht op de
bazaltkeien wordt gesmakt.
Van oudsher zijn het ook de motor
bootvaarders geweest, die het binnen-
aanvaringsreglement systematisch
hebben ontkracht en tot een dode wet
hebben gemaakt. Want hoe zal de wa-
terpolitie op al die uitgestrekte of
kleine plassen van ons land vaststel
len wie welke overtreding begaat.
Vandaar, dat het eigen rechtertje spe
len op het water aardig van de grond
is gekomen. De jongste watersportge
schiedenis kent dan ook ettelijke in
cidenten, waaronder zelfs zeeslagen
op beperkte schaal en scheldkanon
nades. De motorbootkapitein daaren
tegen is van oudsher de opvatting
toegedaan dat „de echte zeiler" een
„bekakte elitaire knaap van goeden
huize is", ook niet altijd ten onrechte.
Het zeilwereldje gaat namelijk gebukt
onder een wat clowneske ethiek.
■111
Speedbootvaarders eisen veel ruimte,
De meeste zeilscholen-oude-stijl
houden het gevoel voor zeilvaarttra
ditie levend door het krampachtig in
stand houden van allerlei termen, die
slechts door ingewijden worden be
grepen. Wie het over een touw heeft
inpiaats van over „landvast, schoot
of nokkeval" en wie bij het laveren
„overstag" roept inpiaats van „ree"
komt nog altijd niet in aanmerking
voor het diploma, zelfs niet voor het
predikaat „zeiler". Hij zal in de diep
ste duisternis worden gestoten.
Illustratief is in dit verband een
stukje uit de „Leidraad voor begin
nende zeilers", uitgegeven door de
bondszeilschool van de ANWB. De
beginnende zeiler krijgt daarin richt
lijnen voor het geval er een man over
boord slaat.
Citaat: „Indien iemand overboord
valt zal bij de roep „man overboord",
iedereen (zonder paniek) in actie ko
men en zo mogelijk in de navolgende
volgorde handelen.
De stuurman roept gebiedend
„zwem" tegen de overboord gevalle
ne, opdat deze tot actie komt. Ver
volgens reddingsboei bovenwinds
van de drenkeling werpen en één van
de bemanningsleden opdracht geven
constant naar de drenkeling te blij
ven wijzen en hem later vast te pak
ken opdat we deze bij slecht weer
niet uit het oog kunnen verliezen.
De stuurman valt sterk af door mid-
(Van een onzer verslaggevers)
Hoewel een recent onderzoek, uitgevoerd door studenten van de technische hoge
school in Delft de geruststellende conclusie heeft opgeleverd, dat er tot ver in de
magische 21-ste eeuw in ons land voldoende ruimte aanwezig zal zijn voor de wassen-
de vloot van speedboten, zeewaardige jachten, ronde- en platbodems, polyester-note-
dopjes, visbootjes, varende weekeind-arken, rubberboten en waterfietsen tekenen
zich op de horizon toch al de contouren af van het „vaarbewijs". Invoering daar
van betekent dat alle Nederlanders die hun vrije uren doorbrengen in een huikje
op de baren eerst metterdaad zullen moet en bewijzen dat ze het predikaat „waterspor
ter" verdienen. Vooralsnog is de tegenstand tegen het vaarbewijs nog breed en onge
coördineerd, het meest onder degenen, die een ongeremde vrije groei en bloei van het
watersportwezen voorstaan.
De regels van de wedstrijdzeilers wijken vaak af.
del van de helmstok en het zeil tot
voor de wind, terwijl alles in gereed
heid wordt gebracht om de man aan
toekomstig loef binnenboord te halen.
Na een poosje voor de wind doorge
varen te zijn loeft de stuurman op
tot hoog aan de wind, neemt een
dwarspeiling (90 graden) en nadert
de drenkeling als beschreven in het
gedeelte van aankomen aan hoger
wal".
De eerder genoemde Delftse en
quête naar de vaardichtheid op de
Hollandse binnenwateren heeft nog
enkele interessante conclusies opge
leverd. Zo bleek tijdens alle peilda-
gen dat meer dan driekwart van alle
watersporters niet voer maar afge
meerd aan de oevers lag, het liefst
nog geconcentreerd op de plekken,
die het gemakkelijkst bereikbaar wa
ren. Tezelfdertijd lagen duizenden
hectaren water, van Zeeland tot
Friesland er geheel maagdelijk en on
bevaren bij. Het grote probleem is
dan ook niet het ontbreken van ruim
te, maar van voldoende oeverlengte.
Het enige verschil tussen de berm
toerist en de watersporter lijkt dus te
zijn dat de laatste een schip heeft in
plaats van een auto. De voorkeur
van beide groepen gaan naar dezelf
de plekken uit: namelijk waar het
druk is „gezelligheid" heerst en
„voorzieningen" zijn aangebracht.
Dit maakt de vraag actueel „wan
neer is een plas eigenlijk overvol?".
Volgens een door de Waterkampioen
„bedachte norm" gaat men het water
waarop men vaart als vol ervaren,
wanneer men kijkend in de vier
hoofdrichtingen, een schip ziet op 50
meter afstand. Voor niet al te grote
meren en plassen geldt dat het varen
niet meer als rustgevend ervaren
wordt, wanneer de dichtheid groter
dan drie varende jachten per ha
wordt.
De sterke voorkeur voor de oever
recreatie brengt onmiddellijk plano
logische problemen met zich mee.
Driekwart van de watersporters
vraagt om meer oeverlengte, meer
jachthavens en meer autoparkeer
plaatsen. Dit brengt deze meerder
heid terstond in conflict met de min
derheid van rustzoekende varensge
zellen, want helaas is het niet zo, dat
al die oevervoorzieningen ook op de
drukste plaatsen worden gesitueerd.
Er is een zorgelijke spreiding aan de
gang.
Het schoolvoorbeeld is de inmiddels
overvolle Westeinder, waar de bazen
van de watersportindustrie een jaren
lange strijd thans in hun voordeel
hebben beslist. Uitgerekend het enige
nog ongerepte oevergedeelte is daar
opgeofferd aan de expansie. Midden
iin de uitgestrekte rietlanden van
„Pondje Wol" onder Leimuiden wordt
het „Princessepaviljoen" gebouwd
met 4000 steigerpalen, waaraan liefst
750 booteigenaren kunnen afmeren
alsmede een winkelgalerij met wasse
rette, rent a boat-shop, supermarkt,
winterbergingsloods van 2800 vier
kante meter en parkeerterrein voor
liefst 1000 auto's. Behalve dit pavil
joen zijn er soortgelijke „noodzake
lijke voorzieningen" tot stand geko
men of moeten er nog komen langs
de Braassemer en Loosdrechtse Plas
sen, terwijl de Westeinder nog plan
nen kent voor een havencomplex van
bijna 10 ha groot.
Het is onjuist te menen, dat de
eigenaar van een scheepje juist deze
immense watersportcentra blijft be
zoeken omdat de prijzen er zo popu
lair zijn. Het merkwaardige is, dat die
prijzen juist de neiging hebben gelijk
op te gaan met het aantal varens
gasten, dat er telkens bijkomt. Daar
door blijven de mogelijkheden voor
winterstalling (met name voor hou
ten schepen een noodzaak) beperkt en
zeer kostbaar. Gevolg: in het najaar
vindt een massale trek plaats van
scheepjes naar goedkoper oorden in
de provincie. Vandaar dat de instan
ties, die zich met watersport bezig
houden thans sterk pleiten voor een
„jachthavenbeleid", dat vooral zou
moeten worden geëffectueerd in de
nieuwe in te richten watersportge
bieden in Zeeland en de Limburgse
grindplassen.
De ANWB heeft al stelling geno
men tegen vestigingen als het Prin
cessepaviljoen en pleit zelfs al voor
een jachthavenstop in het westen. De
fricties tussen de verschillende groe
pen van watersporters doen zich
hoofdzakelijk voor in de opgemelde
piekgebieden. Speedboten zijn inmid
dels vrijwel overal gebonden aan
stringente regels. Op Westeinder,
Braassemermeer, Alkmaardermeer
kent men speciale zones (meestal
excentrisch gelegen), waar de $nejle
boten mogen varen, al dan niet met
een waterskieër erachter, maar over
tredingen van die regels zijn nog
schering en inslag.
Het vaarbewijs zal daaraan waar
schijnlijk een eind maken. Aan de
andere kant ontwikkelt zich de wed-
strijdzeilerij. De vergelijking met de
speedbootvaarders gaat in zoverre op,
dat ook wedstrijdzeilers een vrij
agressief gedragspatroon hebben en
veel ruimte voor zich opeisen de
grasgroene eerstej aars-watersporter,
die argeloos rondvaart in een wed
strijdrak zal dat kunnen beamen.
Formeel hebben de zeilers vaak ge
lijk. Het vaarreglement bepaalt dat"
zeilschepen te allen tijde voorrang
hebben boven motorschepen, een ijze
ren wet, waarop bij wijze van onge
schreven gentlemen's agreement al
leen voor de beroepsvaart een uit
zondering wordt gemaakt. Moeilijker
wordt het wanneer een toerzeiler in
een wedstrdjdrak verzeild is geraakt.
Als de eerste over stuurboord ligt
heeft hij voorrang boven de wed
strijdzeiler die over stuurboord vaart.
De goede toerzeiler haalt meestal wel
„bakzeil" maar mocht hij het been
willen stijf houden dan geeft het
vaarreglement hem daarin groot ge
lijk en moet de wedstrijdzeiler uit
wijken, wat meh de titel kan kosten.
Speedboten mogen helemaal niet in
een wedstrijdveld, maar ook hier zit
een addertje onder het gras, want een
slecht geconstrueerde snelboot trekt
een grote hekgolf en die is in staat
vooral bij lichte bries een heel wed
strijdveld uit koers te gooien. Overi
gens dreigt de wedstrijdzeilerij ook
al in handen te raken van de spon
sors en de geldmakers. Ingewijden
voorspellen dat het professionalisme
ook hier voor de deur staat, hetgeen
vooral wordt veroorzaakt door de
geldverslindende materiaalverbete
ringen die nodig zouden zijn om aan
de top te blijven. Het moderne wed
strijdschip, met zijn honderden uitge
balanceerde onderdelen (lichtweer-
tuig, zwaarweertuig enz.) wordt nu
gemaakt in een laboratorium. Er is al
een finnjollenzeiler, wiens nieuwe
schip is ontwikkeld door een Delftse
hoogleraar. Gevolg: vele jonge wed
strijdzeilers geven er de brui aan, om
dat zij het geld niet hebben.
De grote vraag blijft tenslotte of
een soort polarisatie de watersport-
problemen vanzelf zal oplossen, door
dat iedere specifieke groep zijn eigen
territoir zal opeisen of dat er op kor
te termijn toch maatregelen nodig
zijn om het waterverkeer in goede
banen te leiden. Wie naar het weg
verkeer kijkt, zal nauwelijks geloven
in een oplossing-als-vanzelf.
x
Als het vaarbewijs er dus komt is
er nog geen man overboord.
(Door Norman Webster)
KANTON Om op diploma
tiek niveau ping pong te kunnen
spelen moet je eerst pingpongbal
len hebben. Daarvoor kun je bij
de sportartikelenfabriek van Kan
ton terecht. De fabriek is in 1960
uit afvalmateriaal opgetrokken en
biedt nu werkgelegenheid aan 250
mannen en vrouwen die betrok
ken zijn bij de produktie van één
miljoen pingpongballen per
maand. Op dit gebied is het één
ran de grootste fabrieken in het
'and.
De helft van de produktie pingt
cn pongt miljarden keren op tafels
averal in China. De andere helft
Wordt geëxporteerd.
De fabriek kan zich ook nog op
een ander produkt beroemen. Als
tamelijk bizar nevenprodukt worden
namelijk siliconen voor de elektro
nische industrie gemaakt.
Toen een groep buitenlandse cor
respondenten verleden jaar de fa
briek bezocht, waren 30 arbeiders
daarmee bezig. De methoden schenen
nogal eenvoudig te zijn in één geval
waren vrouwen bezig met hun vingers
kiezelaarde op glazen platen te wrij
ven. Er stonden natuurlijk ook ma
chines, waaronder een, kleine oven,
waarmee uiteindelijk de diunne seg-
menton gemaakt werden - die naar
ons verteld werd, gebruikt werden
in „op siliconen werkenden gelijk-
richters". Maai- de uitrusting noch
de technieken gaven je de indruk,
die je gewoonlijk krijgt als je over
een fabriek van elektronische appa
ratuur spreekt.
v Ambtenaren in de febriek van
sportartikelen zeiden, dat ze in het
begin van 1970 op instigatie van
hogerhand met de produktie van
siliconen begonnen waren. Geen van
hun arbeiders had een academische
of hogere technische opleiding, maar
de kennis (en klaarblijkelijk ook de
belangrijkste werktuigen) vergaar
den zij in fabrieken, die wat verder
waren. Hoewel de fabriek in de laaat-
ste maanden ongetwijfeld verbeterd
en uitgebreid is, past hij toch in het
patroon van kleine, met niets begon
nen fabrieken, die elektronische ap
paratuur produceren, waaraan hier
het afgelopen jaar zoveel aandacht
is besteed. Chinese plannenmakers
leggen grote nadruk op de ontwik
keling van deze industrie.
Dit hoeft nauwelijks verbazing te
wekken als je de gebieden beziet,
waarop de elektronische uitrusting
van essentieel belang is - computers,
satellieten, geleide wapens, automa
tisering, communicatie, radar. En
waar het de elektronische industrie
betreft moeten de Chinezen uit pure
noodzaak, bij zichzelf te rade gaan.
Te oordelen naar de prestaties, die
in de bovengenoemde gebieden ge
leverd worden, is het duidelijk dat
China ten minste een klein aantal
uiterst moderne febrieken van elek
tronische apparatuur heeft. Naar men
gelooft is Shanghai het centrum van
deze industrie, hoewel in Peking
verleden jaar bekend werd gemaakt,
dat het aantal fabrieken van elektro
nische instrumenten in die stad in de
twee jaar daarvoor verdubbeld was.
Onder deze fabrieken bevonden
zich een werkplaats waar vroeger
handenarbeid werd verricht en een
andere werkplaats waar alleen vrou
wen met weinig opleiding werkten.
Het afgelopen jaar heeft men derge
lijke verhalen ook uit andere steden
gehoord op siliconen werkende ge-
lijkrichters die uit een fabriek komen
waar vroeger ketels werden gemaakt,
een parapluiefabriek, die nu transis
tors produceert een kleine winkel
waar vroeger lepels gemaakt werden
levert nu machines waarmee kristal
len gemaakt kunnen worden. Ook
scholen en universiteiten leveren
materialen voor de elektronische
Industrie. In alle gevallen wordt door
de offciëie instanties de nadruk ge
legd op „de drogreden, dat de elek
tronische industrie een mysterie is"
Deze kléine fabrieken zrjn klaar
blijkelijk niet zo afhankelijk van hun
vindingrijkheid als sommige persbe
richten ons wel willen doen geloven.
Net als de sportartikelenfabriek in
Kanton ontvangen ze waarschijnlijk
een behoorlijke hoeveelheid hulp van
de grote elektronische industiën -
en werken waarschijnlijk in enige
mate samen.
Toch zijn het betrekkelijk provi
sorische, ongeschoolde produktieme-
thoden en hun produkten zijn mis
schien niet van de hoogste kwaliteit.
Tijdens het rampzalige experiment
met hoogoventjes in de achtertuin,
een experiment dat gedaan werd in
het kader van de grote sprong voor
waarts. is China tot de ontdekking
gekomen dat grote hoeveelheden
produkten van slechte kwaliteit erger
dan onbruikbaar kunnen zijn.
Als dit probleem niet ai te groot
ts, dan heeft de decentralisatie van
de Industrie voor China zin in termen
van nationale defensie, investerings.
economie en massale ontwikkeling
van technische vaardigheden. Het is
een van de meest interessante experi
menten die er op het ogenblik in het
land uitgevoerd worden. Het is de
moeite waard om die in het oog te
houden.
Over de kwaliteit van de pingpong
ballen uit de fabriek in Kanton
bestaan minder vragen. Een efficiënte
machine en menselijke samenwerking
stampt, vormt en lijmt witte half
ronden van celluloid samen. Ook
worden er badmintonnetten, shuttles
en springtouwen geproduceerd.
De ballen die de fabriek verlaten
zijn geschikt voor Chuang Tse-Tung
en zijn collega wereldkampioenen.
De dagen, dat het produkt uit deze
fabriek in tafeltenniskringen bekend
stond als de „een-slag bal" of „de
raket", zo licht dat je hem niet op
de tafel kon houden, zijn voorbij en
(Copyright De Stem The Globe and
Mail).