...ook maar
Olifant
een mens...
■m
„Als lid van dc
koninklijke familie
wens ik geen waardeloos
geval te zijn"
Dierenvriend
Afgestraft
Help
ers
Mysteries
rins
Bernhard
60
De laatste keer dat ik
op Soestdijk was,
verbleef ik een tijd
lang op het gazon,
aan de achterkant
waar je een prachtig uit
zicht op de vijver met die
wonderlijke coulissen van
oude bomen hebt. Toen ik
me omdraaide en de lang
werpige paleisgevel bekeek,
dacht ik: die kan hoognodig
een streekje verf gebruiken.
In zo'n geval kun je als gast
rustig tegen prins Bernhard
zeggen, dat je bereid bent
om een weekendje te komen
helpen. Hij zal je dan met
een lik op stuk geven. „Ik
zeg iemand altijd iets recht
in het gezicht. Dat is zo mijn
gewoonte". Hij is recht op
de man af. En in zijn woord
keus is hij dat ook vaak. Ge
wone, duidelijke mannentaal.
Het is al weer wat jaren ge
leden, dat de Prins uit New
York kwam, waar hij een
telegram had ontvangen om
op Schiphol een persconfe
rentie te geven. Op het vlieg
veld vroeg hij aan de betrok
ken ambtenaar: „Over welk
onderwerp moet ik een pers
conferentie geven?" Die
ambtenaar antwoordde: ,Dat
weet ik niet; hebt de pers
besteld!' De prins: „Ik ben
de Gaulle niet! Wat wil men
dan weten?" De ambtenaar:
„Niemand wil U spreken".
Waarop prins Bernhard
kwaad werd en antwoordde:
„Welke idioot van BZ heeft
mij dan dat telegram ge
stuurd?"
Uitgerekend dat laatste
zinnetje kwam in de pers te
recht. Toen ik de prins eens
interviewde heb ik hem daar
naar gevraagd, na eerst ge
ïnformeerd te hebben of hij
goed tegen kritiek kon. Prins
Bernhard: „Ik vind kritiek
helemaal niet erg. Kritiek is
gezond. Ik ben daar erg ge
voelig voor. Je kunt er van
leren en je realiseren, dat
je het de volgende keer an
ders moet doen. Als het zui-
jaar
door
LOUIS FREQUIN
ver afbrekende kritiek is,
dan leg ik die naast me
neer. Dat laat me Siberisch
koud". Toen prins Philip
met de toekomstige koningin
van Engeland was getrouwd
heeft Bernhard hem een
brief gezonden, waarin hij
o.a. schreef, dat hij op kri
tiek moest rekenen. „Maar
laat je niet ontmoedigen.
Echter voor dit baantje heb
je wel een huid als een oli
fant nodig".
wereld in sturen. Ik moet
overigens zeggen, dat ik met
persfotografen goed kan op
schieten".
w
En over dat geval van
„welke idioot etc", zei prins
Bernhard mij: „Kunt U het
zich voorstellen? Na een
nachtvlucht zonder slaap? Je
vrouw staat op je te wach
ten en dam op zo'n manier
opgehouden te worden. Ik wil
niet dik doen, en bovendien
hoorde ik later dat de ver
slaggevers me beslist wel
hadden willen spreken. Waar
om zegt die man dan van
niet? Wat mijn vrouw van
zo'n uitdrukking vindt? Ja,
ze zei tegen mij of ik er geen
ander woord voor kon beden
ken, maar ik heb gezegd:
breng het zo maar over.
Doch bij zo'n impulsieve, on
tactische reactie reken je er
toch wel ergens op, dat je
tactvol „afgeschermd"
wordt!" De Prins lachte:
„Voor de mensen moet het
verhaal als zodanig wel een
aardige human touch zijn ge
weest. Ik ben ook maar een
mens. Over het fotogra
feren op het moment, dat
hij zijn koninklijke vrouw
begroet en omhelst: „Eer
lijk gezegd, het staat mijn
vrouw en mij beiden tegen,
dat er van zo'n moment een
foto wordt gemaakt. Dan
kun je eigenlijk nauwelijks
gewoon doen. Wanneer mijn
vrouw en ik elkaar begroe
ten, dan durf je nauwelijks
„echt" te zijn, omdat je niet
weet wat voor foto's ze de
De prins heeft een gezel
lige werkkamer. Lekker lig
gende rode clubfauteuils.
Door het grote vierkante
raam heb je een prachtig uit
zicht op het terras, het ga
zon, de vijver en het groen.
Aan de wanden van zijn ka
mer hangen oude schilderi
jen en de schoorsteenmantel
is beladen met glaswerk, bij
voorkeur dieren. Het is een
complete expositie. Op een
tafel staan talrijke grote in
gelijste foto's van beroemde
staatslieden uit een boeiende
tijd, een schildje met vliege
niersdistinctieven en naast
de deur twee enorme slag
tanden van een olifant. De
olifant moet zijn voorkeur
hebben want er zijn talrijke
afbeeldingen van dit dier in
zijn kamer: in hout, ivoor,
glas en ook het asbakje dat
voor me stond droeg de af
beelding vain een olifant. En
fin U weet het: bij gelegen
heid van zijn zestigste ver
jaardag krijgt Artis als na
tionaal geschenk aan de
Prins, een kostbaar olifan
tenhuis. Men zou aan wat
anders hebben kunnen den
ken in het kader van zoveel
menselijke noden. Maar ik
denk dat de Prins, bij het
opperen van bezwaren, zou
kunnen antwoorden: „Wie
niet goed is voor de dieren,
kan het nauwelijks voor
mensen zijn". Dat denk ik
zo. Wat ik hem wel gevraagd
heb, is dit: of zijn vele ac
tiviteiten een voldoende com
pensatie voor zijn persoon
lijkheid vormen, en wel in
zijn secundaire positie als
Prins der Nederlanden? Zijn
antwoord luidde: „Ik heb
helemaal geen secundaire
positie. Het is zelfs nooit in
me opgekomen, dat ik een
secundaire positie inneem.
Mijn werk, mijn activiteiten
zijn een uitvloeisel, een ant
woord op de vraag, die ik
mijzelf van meetafaan heb
gesteld: hoe kan ik mij in
deze positie nuttig maken.
Van het begin af aan en
dat ben ik destijd met mijn
schoonmoeder overeenge
komen heb ik mij erop in
gesteld mijn leven niet te
verdoen met lintjes door te
knippen. Het zou op deze ma
nier een zinloos bestaan zijn
geworden, dat een man die
zich respecteert, niet kan
nemen. Nee, ik heb geen se
cundaire, maar een unieke
positie. Naast mijn militaire
funktie als inspecteur-gene
raal, ontplooi ik nog andere
activiteiten ten behoeve van
het zakenleven en voor de
Europese eenwording, waar
voor ik zeer warm loop. Ik
ben dolgelukkig dat ik mij
nuttig kan maken. Direct na
de oorlog hebben ze nog ge
probeerd, in een zogenaamd
welgemeend advies, mij in
die waardeloze positie van
een of andere erefunctie te
dringen. Maar ik heb ge
zegd: „Het spijt me waarde
heer, maar ik ben het abso
luut oneens met U. Als lid
■wwwvan 't koninklijke Huis wens
i ik geen waardeloos geval te
I zijn. Ik ga door!"
Over de jacht: „Veel men
sen kennen de zin vain de
jacht niet. Als mem wild in
stand wil houden, moet er
gejaagd worden. Dat klinkt
paradoxaal, maar het is'
niet anders. Je kunt het ook
omdraaien en zeggen: als ik
wil jagen, meet ik het wild
in standhouden. Ik ben een
groot dierenvriend en prak
tisch alle jagers, die ik ken,
zijn zander uitzondering wild
en natuurbeschermers. Het
gaat niet alleen om het ja
gen. We zijn allemaal, en
bloc, graag in de natuur om
het wild te zien. Dat is com-
templatief. Het is heerlijk.
We jagen niet alleen, maar
fotograferen en filmen ook.
En wait het jagen betreft:
wie tegen de jacht is, is im
pliciet ook tegen het wild.
Als de jacht verboden zou
worden, zou binnen enkele
jaren de wildstand zo toene
men dat tuinen, akkers en
velden leeggegeten worden
en het grofwild de vijand van
de boer en buiteman wordt.
Het is juist dat mijn vrouw
in het geheel geen sympa
thie voor de jacht heeft,
maar ze beschouwt de jacht
als een noodzakelijk kwaad.
Ze komt ook nooit kijken. Ik
ben het niet eens met haar
standpunt, maar dat neemt
niet weg, dat ik de mening
van een ander respecteer en
dat doet de Koningin ook".
Het vorenstaande zijn
stukken uit een gesprek, dat
ik een tijd geleden met de
Prins heb gehad. Ze zijn ook
vandaag aan de voor
avond van zijn 60ste verjaar
dag zinvol, omdat ze zo
zeer de man en de mens in
de koninklijke hoogheid
weergeven. Het is prettig
praten met hem. En je krijgt
een borrel in een sherryglas.
Prins Bernhard is niet ge
diend van bijzamtinisme. Hij
is gedecideerd en heeft een
uitgesproken mening, maiar
hij vraagt ook graag raad.
Hij draait nergens om heen
en heeft er geen behoefte
aan om een antwoord zeer
diplomatiek te formuleren.
„Interrumpeer maar, dat
geeft een vlot en goed ge
sprek". Hij is afkerig van
stadhuiswoorden en men
merkt dat zijn veelvuldig
contact met het maatschap
pelijk leven en goede vrien
den zijn woordenschat ver
rijkt hebben met uitdrukkin
gen, die in een gesprek van
man tot man het waardeken-
merk van duidelijkheid en
oprechtheid bezitten. We
hadden het in Nederland met
onze Prins slechter kunnen
treffen. En dan heb ik nog
niets gezegd van zijn vér
diensten in de oorlogsjaren.
Op bezoek in Washington bij de toenmalige Amerikaanse pre
sident Johnson.
Prins Bernhard bezocht Powwow en zal verder door liet leven
gaan als Golden Eagle.
Even een mop er tussen door..
Voor het hoofdkwartier tijdens de militaire oefening Alarm
in de funktie van Inspecteur Generaal.
door JOS AHLERS
Het lichte
vrouwtje
van onze
economie
In het reclamevakblad "Re
vue der Reclame" zei Gerda
Brautigam: "Iedereen weet,
dat er een hoop onzin in de
meeste reclameteksten staat.
Al dat onnozel gebabbel in
advertenties. Iedereen weet
wel, dat reclame het lichte
vrouwtje van onze economie
is."
En Mies Bouman zei: "Ik heb
altijd de indruk gehad dat ze
in Nederland reclame iets
vies vinden. Als je er aan
meewerkte dan was je nou
ja, net niet van de wallen,
maar het scheelde niet veel.
Dat je geld aannam voor me
dewerking aan reclame, was
iets waar je je ontzagwek
kend voor moest generen."
En elke beginnende journa
list hoort het van zijn in het
vak vergrijsde collega's: zorg
kan de krant niet langer
voortbestaan. In dat licht be
zien is de wat, wrede definitie
dat journalisten mensen zijn
die de achterkant van de ad
vertentiepagina's mogen vol
schrijven, niet van zin ont
bloot.
Alleen 'n hoofdredacteur (die
journalist die zich het minst
vrijblijvend tegenover de
commercie kan opstellen,
want hij spreekt regelmatig
met de directie) kan dan ook
op het idee komen dat er
journalistiek gezien een ver
haal zit in het nieuwste boek
over de reclame: "Profiel
van de reclameman", ge
schreven door L. Soeterboek
en verschenen bij Sijthoff in
Leiden.
En de gewone journalist die
die klus dan moet opknappen
zet al op de allereerste blad
zijde zijn stekels op. Er staat
"De image van priesters,
herkenbaar aan een zalven
de stem, van officieren her
kenbaar aan een stijve rug
en een barse stem, van
ambtenaren die nooit iets
zeggen dat ze zelf niet zou
den kunnen tegenspreken,
van journalisten die de pu
blieke opinie trachten te vor
men met meningen, die ze uit
tijdgebrek zelf nog niet heb
ben gevormd." En de jour
nalist denkt: typisch de re
clameman, generaliseren vol
gens verouderde inzichten.
Priesters generen zich tegen
woordig eerder om te zalven,
in het leger is tenslotte de
psychologie ontdekt en niets
is goedkoper dan dit soort
grapjes over ambtenaren.
Alleen tegen die bewering
over journalisten weet hij zo
gauw niets in te brengen.
dat je onafhankelijk van de
commercie blijft. Koppelver
koop over .iets schrijven
waarover ook een advertentie
wordt geplaatst) is zo onge
veer de ergste doodzonde in
de journalistiek. Tegelijker
tijd zijn diezelfde journalisten
volkomen afhankelijk van de
advertenties. Als er onvol
doende advertenties komen -
denk maar aan De Tijd - dan
begin vorig jaar 10.000 van in
dit land - is het boek op de
allereerste plaats geschre
ven. Voor anderen is het met
zijn vele citaten en zijn droge
puntsgewijze opsommingen
niet eens zo erg verteerbaar
al heeft dr. Gros in "Revue
der Reclame" dan ook ge
schreven dat het zo makke
lijk leest.
Veel belangrijker voor gewo
ne spinazie-eters en andere
typen consumenten is wat er
min of meer terloops over de
reclame zelf wordt gezegd.
De reclame schept behoeften
zegt de leek. Onzin, zegt Soe
terboek, de consument laat
zich zelden door al die infor
matie iets opdringen.
De stem van de reclame is
maar een onderdeel van het
totaal van stemmen waardoor
een consument zich laat lei
den. Gauw gezegd, denk je.
Maar aan het slot van het
boek zet de schrijver even
negen onbetaalde helpers van
de reclame op een rijtje en
dan ga je toch wel met hem
mee.
reclamehelpers
Reeds twee bladzijden verder
wordt hij afgestraft, Soeter-
beek wijst er dan op dat heel
wat journalisten al professio
nele zelfmoord hebben ge
pleegd door lezers (en ook
adverteerders zijn lezers)
ervan te overtuigen dat re
clame immoreel is.
Het boek van Soeterbeek is
op de eerste plaats interes
sant voor de reclamemakers
zelf. Hij legt mensen met du
re namen als "account exe
cutives" en "account direc
tors" even goed op de snij
tafel als copywriters en re
clameschefs. Voor dat soort
mensen - en we hadden er
als de Kema en de Consu
mentenbond. Soeterboek zegt
in dit verband: "De invloed
van de echte Goedkeurings
instituten is geringer dan ze
zelf denken, maar groter dan
de fabrikanten denken."
8) Functionele experts, zoals
de werkster die alleen met 'n
bepaald wasmiddel wil wer
ken.
9) De staat. In bepaalde ge
vallen fungeert ook de staat
als reclamehelper, zoals bij
het verplicht stellen van vei
ligheidsriemen in auto's.
Maar al dat zinloze tegen el
kaar opbieden in de reclame
maakt de produkten alleen
maar extra duur, zegt de
leek.
Soeterboek vertelt dat in 1968
in Nederland voor het eerst
meer dan een miljard gulden
aan reclame werd besteed,
dat is f 96,34 per hoofd. Hij
voegt eraan toe: "Bedrijven
die miljoenen aan reclame
uitgeven, experimenteren re
gelmatig. Zouden ze meer
kunnen verkopen (en dus ver
dienen) door de reclame af
te schaffen en dienovereen
komstig de prijs van de pro
dukten te verlagen. Ze zou
den het zeker hebben gedaan.
Zouden ze meer hebben kun
nen verdienen door, bij ge
lijkblijvende verkoop, de re
clame af te schaffen zonder
de prijs te verlagen, ze zou
den het nog eerder hebben
gedaan. Maar ook het onbe
heerst opvoeren van de re
clame werkt niet. Ware dat
het geval, dan hadden we in
Nederland één. sigaretten
merk en één wasmiddel en
één radiomerk en één koffie-
merk. De consument wil dat
niet en daarom gebeurt het
ook niet."
Daarna toont hij met cijfers
aan dat er soms het omge
keerde gebeurt van wat de
leek denkt: wasmiddelen
waarvoor de meeste recla
me wordt gemaakt zijn juist
het goedkoopst. Heel voor
zichtig stelt de auteur: "Er
Die negen
zijn:
1) De vruchtgebruikers. Jan
tje jengelt om een Marsreep
en of hij nou zijn zin krijgt
of niet, vanaf dat ogenblik
zal moeder die reep eerder
opmerken.
2) Horizontale opinieleiders.
Mensen die in een groep in
vloed uitoefenen, zoals de
man op kantoor die door ie
der als een expert in auto's
wordt erkend, of in lekker
eten.
3) Verticale opinieleiders. De
mooie Rachel die zegt dat ze
zich altijd met Lux wast.
4) Gebruikers wier oordeel
wordt gevraagd. Gewoon
mensen met ervaring in het
gebruik van het een of ander.
5) Professionele experts. De
verpleegster of de landbouw
deskundige, die zegt dat zij
of hij dit of dat altijd ge
bruikt.
6) Professionele beslissers,
zoals professionele inkopers
bij bedrijven.
7) Goedkeuringsinsituten zo-
zijn indicaties dat de persoon
lijke verkoopkosten en de
handelsmarges veel hoger
worden indien men de recla
me afschaft."
En daarna: "Het enige dat
met zekerheid te zeggen valt
is dat de reclame door de
consument wordt betaald en
dat, over het geheel geno
men, de kosten in een wel
vaartsmaatschappij geringer
zijn dan de kosten die ontbre
ken van reclame met zich
zou meebrengen. Want rela
tief zijn de reclamekosten
Overigens heeft de reclame
ook voor de reclamemakers
zelf nog vele mysteries.
Een heel mooi verhaal in dit
verband is het volgende:
„Als Christoffel Columbus de
methode van de moderne re-
clameresearch had toege
past op zijn voorgenomen
zeereis, dan had een con
sumententest hem tijdig ver
teld, dat de aarde plat was;
diepte- interviews met er
varen zeelieden zouden aan
het licht gebracht hebben dat
verschrikkelijke zeemons
ters op de loer lagen om
hem aan het einde van de
wereldzee op te slokken; mo
tivatie- onderzoekingen on
der zijn bemanning zouden
onthuld hebben, dat zijn ma
trozen alleen maar geïnte
resseerd waren in geld; op
basis van die onderzoekingen
zouden Isabella en Fer
dinand de toegezegde begro
ting hebben ingetrokken;
Amerika zou dan nooit ont
dekt zijn geweest en jullie
(het verhaal speelt van ori
gine in Amerika) zouden al
lemaal nog Indianen zijn".
Over de reclamemakers
worden allerlei fraaie dingen
gezegd. Zoals: de Account
Executieve heeft niet eens
tijd voor zijn eigen vrouw,
laat staan voor een vrouw
van een ander. Jhr. Andrin-
ga de Kempenaer zei bij het
afscheid van reclamedirec
teur Numann van Philips:
„Men heeft er geen idee van
hoeveel kaviaar een recla
meman moet eten om een -
droge boterham te kunnen
verdienen".