Demonstrantje spelen
In Exloo Ieren aeenten
rellen te
PARIS
binnenland
buitenland
JANUS
SCHOKKEN
SCHRIKEFFECT
CONFLICT
ERVARING
OVER DE ROOIE
ONGEVAARLIJK
HARDER
Ik huil- De zon staat in bleke pracht boven de heide. Het
is bijna lente. Het landschap vult alle hoeken van mijn netvlies
met mooie beelden. Maar ik huil. Tranen persen zich naar bui
ten, nemen zouten mee, versperren alle uitzicht. Mijn ogen
branden in rode oogkassen. En steeds maar weer die tranen
vloed.
been en de enkel. Als je op het
hoofd zou slaan, zou het gauw een
hengstpartij worden. Wij moeten er
altijd voor zorgen de mensen in
beweging te houden. De m.e. treedt
alleen op als er calamiteiten zijn en
alleen in groepsverband".
dirigeren naar de plaats van bestem
ming. Raken is niet moeilijk
meer.
Voor duistere situaties heeft Janus
een infra-rood vizier met een rood
puntje en dezelfde gebruiksaanwij
zing.
„Hebt u erg veel verdriet, meneer?" Ongeveer twintig jonge
mannen staan om me heen. Ik breng mijn hand naar mijn ogen.
„Niet wrijven, gewoon doorhuilen. Dan bent u er het snelst
van af".
Ik heb geen verdriet. Ik heb alleen actief de gevolgen onder
gaan van een traangas handgranaat, die ik zelf heb mogen vast
houden, en die me is uitgereikt op C.O.M.E., de Centrale Oplei
ding Mobiele Eenheden van de rijkspolitie in het Drentse Exloo.
Op het vakantieoord „De Ilanze-
rg" waar C.O.M.E. ingekwartierd
is, worden jonge rijkspolitie-agenten
de technieken bijgebracht van het
Iierstellen van de orde.
Op het lesrooster staan vakken als
wapenleer, schieten, exercitie, ge
bruik van traangas oefenen met de
wapenstok, zelfverdediging, fouille-
riugstechnieken en transporttechnie
ken-
Maar niet alleen de voor de bui
tenwacht zichtbare aspecten van de
van ons een- p.o., een primaire oplei
ding en een v.o., een voortgezette
opleiding. Gemiddeld hebben we
hier zo'n 120 man per week. Ze
krijgen een aantal technische vak
ken (zie lesrooster) en daarnaast
een mentale training. Zo proberen
we hun uithoudingsvermogen op te
schroeven en stellen we ze voor
problemen.
Zo worden ze hijvoorbeeld 's
nachts zonder geld gedropt, in een
voor hen onbekende plaats, een kilo
meter of 50, 60 verder, en dan
We -gaan naar boven. Kamerdeur
255 zwaait open. „Daar heb je Ja
nus", zegt adjudant Lassche, wij
zend op een etalagepop die in een
vreemd gewaad is gestoken. „Dat is
ons nieuwe oefenpak"-
Janus heeft een formidable uitrus
ting. Zijn hoofd wordt beschermd
door een helm met vele pluspunten.
Zo kan een doorzichtig vizier neer
gelaten worden voor het gelaat, als
bescherming tegen stenen. Een
nekslag heeft bij Janus geen zin,
want een dikke kraag vangt het
meeste op. Ook voor een uppercut is
Janus weinig gevoelig dankzij een
kinbeschermirag. Het pak heeft geen
uitstekende delén. Er zijn enkele
zakken die bij een krachtige aanpak
door de demonstrant spontaan af
scheuren. De revolver is discreet
weggestoken ergens in Janus bin
nenste, maar toch alleen voor
Janus snel bereikbaar via een
speciale zak. Aan Janus' welzijn i3
veel zorg besteed. Hij heeft warmte-
annex koude-bestendig ondergoed
en laarzen met een vacht aan de
binnenkant.
Voor Janus ligt zijn gereedschap
Maar 's avonds drinken ze een glaasje bier
mobiele eenheid, kortweg m.e. wor-
ten de cursisten geleerd. Mentale
training, onder supervisie van een
psycholoog, is even belangrijk.
i,Tweemaal in de week hebben we
'd-siinulaties. Kijk, dan is dat ge
touw daar de ambassade die ze
Boeten bewaken, en van dat punt
'°t dat punt moeten ze de boel
potten. Eén groep bewaakt, de an-
e groep speelt voor demonstrant,
dat gebeurt heus niet zacht. Wat
'8 niet uitdenken. Ze jennen, sarren,
_en, lichten pootje en gooien met
ftenen en het is vaak net echt. Maar
avonds drinken ze een biertje en
de beste vrienden, want de
'olgende keer zijn de bewakers aan
de beurt om te demonstreren".
moeten ze maar zien thuis te komen.
De instructie is niet te vergelijken
met de militaire dienst. Een militair
heeft een andere doelstelling dan
een politieman. Hij moet de vijand
doden, elimineren. Wij zijn in de
eerste plaats burger-politieambtena
ren, die bijstand verlenen, liefst op
de meest humane wijze".
uitgespreid, 't Meest opvallend zijn
een paar karabijnen met speciaal
vizier. Om het mikken te promove
ren van een goede gok tot een
nauwkeurige lancering, moet de
schutter, met beide ogen, kijken
door en langs het vizier. Hij ziet
dan een geel puntje dat hij moet
Adjudant Lassche laat de wapen
stok zien, een 80 centimeter lang
geval met dikke rubberlaag, te ge
bruiken als slag- en stootwapen.
Dan valt mijn oog op een vreèmd
voorwerp. Het blijkt een dubbeldik
ke wapenstok te zijn met als type
rende bijzonderheid een vermogen
om elektrische schokken af te geven
via 2 contactpunten aan het einde en
een draad in het midden. „Wilt u
het even proberen?' Ik kan niet
terug en hou mijn hand naar voren.
Een felle scheut stroom jaagt door
mijn lichaam- Het is een bijzonder
onplezierige ervaring.
„We gebruiken deze elektrische
wapenstok niet, want het is moge
lijk dat een hartpatiënt het niet
overleeft, hoewel de stroom niet
groot is en uit een batterijtje komt.
Maar je schrikt er wel van".
Dat is een understatement. Gehar
de demonstranten die knuppels,
honden en paarden met een glimlach
doorstaan, zijn volstrekt weerloos
tegen deze mechanische bokser.
Adjudant Lassche toont vervol
gens enkele gasgranaten, te ver
plaatsen via een gewoon geweer met
hulpstuk of met de hand. „De be
doeling is d'at onze mensen die din
gen volkomen leren beheersen en
ook niet bang zijn om ze te gebrui
ken. Kijk, hier is een kogelvrij vest.
Daar zitten metalen platen in. We
zijn momenteel bezig ze te testen".
Hij wijst op ee'n tafel waar gedeukt
ijzer, voorzien van enkele kaartjes,
ligt. „Kijk, die deuk is van een
9mm, en die grote van een Uzi.
Maar die dingen wegen 7,5 kilo en
ze maken de man immobiel. We zijn
nu bezig met een vest van kunststof.
Dat houdt een heleboel tegen, en
weegt maar één kilo".
Buiten wordt geoefend. Vier blau
we bussen staan in carré. Dertig m
verder oefent de m.e. met de wapen
stok. Een oudere adjudant, zijn aan
wijzingen verstrekkend door een
elektrische toeter, roept instructies
af- In twee linies schuiven de man
nen het zijn eigenlijk jongens
naar voren, de wapenstok horizon
taal voor zich uit.
Lassche: „Daar gaat een schrikef-
fect vanuit. Als je zo'n ding tegen je
borst krijgt, dan wil je wel naar
achteren gaan. En je moet die stok
ken niet onderschatten. Laatst was
er een jongen die er tegen in gin*g.
Hij heeft 3 maanden in het zieken
huis gelegen met een gescheurde
lever".
De adjudant met de toeter brult
„de wagens in". Achttien seconden
later zijn de vier bussen gevuld en
in beweging. Adjudant Lassche:
„We geven onze mensen ook achter
grondinformatie. Wij vertellen ze
waarom er gedemonstreerd wordt.
En ze weten dat, als iemand „vuile
facist" tegen hen roept, dat niet op
het persoonlijk slaat, maai op datge
ne wat ze vertegnwoordigen: het
gezag. Persoonlijk zijn wij allemaal
aardige kerels. Ik heb in de oorlog
Aldus het hoofd van de opleiding,
djudant K.J. Lassche, een ouwe rot
"i het handhaven van law and or-
tet. Adjudant Lassche kan doceren
"iet alleen gedragen door theorie,
Baar vooral door zijn eigen ervarin
gen, verkregen in de oorlog, de „po-
htionele acties" in Indonesië en
®eer actuele botsingen zoals de rel-
'ei in Amsterdam".
-De mobiele eenheid moet ingezet
worden als er ernstige ongeregeld
heden dreigen. Wij krijgen hier cur
ven van de 17 districten van de
"Jkspolitie, allemaal jonge knapen
van 19, 20 jaar die al een normale
Politie-opleiding achter de rug héb-
ten. Vroeger kregen ze hun training
'8 het eigen district, maar dat is
Bids een paar jaar gecentraliseerd,
momenteel zitten we hier op „De
ttUnzeberg".
.De cursisten komen twee maal
en week per jaar hier- Ze krijgen
Korte discussie. Vindt adjudant
Lassche het goed om een Amster
dammer in te zetten bij de Amster
damse relletjes? Komt zo'n man niet
in conflict met twee loyaliteiten.
Adjudant Lassche schudt het
hoofd. „Dat is een foutieve instel
ling. Wij zijn allen de democratische
gedachte zeer toegedaan. De mees
ten van ons willen niet dienen in
een totalitaire staat. En het is een
vrij beroep. Wij willen de democra
tie handhaven. De democratie, dat is
de helft plus een, en als de demo
cratie zegt „er zijn onlusten, je moet
er naar toe", nou, dan geen wij er
naar toe. Want als je niet gaat, ben
je niet democratisch. Bovendien is
er een teamgeest".
Vraag: „En als de minderheid nou
eens in zijn recht staat?" Adjudant
Lassche: „Het m.e. peloton treedt
nooit op tegen individuele mensen,
maar alleen als er wat aan de hand
is. Het is geen befehl ist befehl. Wij
willen langzamerhand af van dat
uiterlijk geweld. In de karabijn zie
ik geen nut meer. Daarvoor in de
plaats is de wapenstok gekomen.
De mensen wordt geleerd daar
mee om te gaan. Ze mikken nooit op
het hoofd, alleen op het schouder
blad, de biceps, de hand, het seheen-
De rel-situaties moeten zo realistisch mogelijk zijn.
gevochten. Ik heb in een autoritair
land geleefd. En daarom kwam me
dat „vuile fascist" eerst vreemd
voor. Vergeet niet meneer, dat die
■agent die met zijn motor over tenen
rijdt, en die zijn paard laat stijgeren
tegen het publiek in wezen een
stervensbenauwde huisvader is. Die
'man is geen sadist. Hij gebruikt dat
paard en die motor alleen om de
massa in beweging te krijgen. De
mate van geweld wordt niet door de
politieman bepaald, maar door de
tegenstanders. Neem die bouwvak-
kersrel in Amsterdam, in 1966. Ze
mogen demonstreren- De route is
aangegeven. Nu loopt de zaak uit de
hand. De mensen die de eerlijke
opzet hadden te demonstreren heb
ben de zaak niet meer in de hand.
En dan moeten wij in actie komen.
En wat kan er gebeuren. Een
agent is ook geen robot. Problemen
thuis, een kind ziek, je wordt uitge
scholden voor rotte vis, ze gooien
een steen tegen je gezicht, je collega
is het ziekenhuis ingeslagen en is
het dan zo vreemd meneer, als een
agent eens over de rooie gaat, zoals
wij dat noemen".
Op een grasveld zijn jonge
m.e.'ers aan het oefenen met de
handgasgranaat. De ervaring heeft
geleerd, dat de demonstrant wel
eens het ding terug kan gooien. Om
dit te voorkomen, kan men de gra
naat beter in de handen houden.
„Hij wordt een beetje heet, maar
niet meer. U kunt hem gerust aan
het einde vasthouden"
Ik mag een oefening meedoen.
Met een zestal cursisten loop ik mee
in het rijtje, de rokende granaat in
de hand. Op een gegeven moment I
sta ik alleen. De cursisten hebben
zich teruggetrokken en laten me
met volle teugen tgenieten van hun
rook. Dat gaat verbijsterend snel.
Het ene ogenblik staan de bomen
nog stevig in het gras, scheidt de
horizon het landschap van de hemel.
Maar dan komen de tranen. Binnen
een seconde ben ik totaal ver
blind-
Lassche: „We hebben bij dat oe
fenpak een soort spuitbus, ook met
traangas gevuld. Dat kan de man
gebruiken als hij bijvoorbeeld in
een portiek is gedreven. En geloof
me, daar doe je niets tegen. Het
spul is overigens ongevaarlijk".
Terug naar de theorie. Via een
video-recorder toont de adjudant
Lassche beelden van geweld. Film
pje a. tooht Amsterdam in 't roerige
1966. Filmpje b. de 'gebeurtenissen
rond het Maagdenhuis. Luitenant
Verzijlberg, commandant van de
me-opleiding, verstrekt commentaar.
„In Amsterdam zijn veel fouten ge
maakt. Dat is een van de redenen
waarop deze opleiding is opgericht.
Kijk, je kunt goed zien dat het al
veel rustiger is bijhet Maagden
huis".
De volgende film komt hard -aan.
Op het scherm komt de Ho Chi
Minh-tocht in Londen waarbij ruim
130 agenten werden gewond en on
telbare demonstranten beschadigd
werden. Luitenant Verzijlberg: „We
tonen de cursisten deze beelden' en
dan gaan we discussiëren. Wat is er
verkeerd gegaan? Wat staat ze te
wachten? Kijk, je moet zongen voor
speelruimte. AJs je eerste linie is
weggeslagen, moet je 'meteen met je
tweede erop. Je moet de massa in
beweging ho-uden".
De ordeherstellers van vandaag zijn de demonstranten van morgen.
De vierde film speelt in Amerika,
en toont beelden van een rel-simula-
tie- De Amerikanen hebben hardere
ideeën over law and order dan nun
Nederlandse collegae, want zij ge
bruiken een tank en een laagvlie-
gende helikopter die zeer milieu
verontreinigend werkt. De garde
dringt de menigte terug met geweer
en bajonet die duidelijk effectiever
zijn om ruim baan te maken dan de
mildere wapenstok. Voor luitenant
Verzijlberg en adjudant Lassche
gaat het te hard. „Wij willen minder
wapengeweld. En we zijn tegen een
aparte oproerpolitie, want zodra de
rel voorbij is, weten ze niet wat ze
moeten doen".
De laatste film is van vaderlandse
bodem en geleend van een televisie
ploeg. Een groep jonge Ambonezen
traint serieus en bloedfanatiek met
in hun achterhoofd de droom om
Soeharto uit de republiek der Zuid-
Molukken te gooien.
Adjudant Lassche „Wat moeten
wij daar nou straks tegen doen? En
geloof maar dat bij ons de eerste
slachtoffers vallen. Die lui zijn goed
getraind. Ik zie dat toch erg sombre
in".
JAN KOESEN.
(Van onze Parijse correspondent)
Dik zijn ze niet. Ieder boek leest
men gemakkelijk op een avond uit.
Aan het laatste boek geven wij verre
de voorkeur, ook al zal men op ver
scheidene pagina's moeite hebben om
te begrijpen wie aan het woord is:
De Gaulle of Malraux.
Het laatste deel van De Gaulle's
gedenkschriften bevat slechts twee
hoofdstukken. Het derde hoofdstuk is
niet afgemaakt en zal pas veel en
veel later worden gepubliceerd als
alle tijdgenoten er niet meer zijn. Het
eerste hoofdstuk gaat hoofdzakelijk
over de politieke problemen, het
tweede gaat over economische en so
ciale vraagstukken omstreeks hei
jaar 1962.
In de politiek was toen hoofdzake
lijk aan de orde het voorstel van de
generaal om voortaan de president
van de republiek te laten kiezen door
het volk en niet meer door een ge
meenschappelijke vergadering van
kamer en senaat. In zijn graf ligt De
Gaulle zich nog kwaad te maken
over het verzet dat hij toen heeft on
dervonden.
Naar iedereen stuurt hij zijn ban
bliksems, niet alleen naar de politie
ke partijen en de vakbeweging, die
bij het Elysée nooit in de reuk van
heiligheid hebben gestaan, maar ook
naar de pers, ook naar de magistra
ten, die hem hebben gedwarsboomd
en naar de hoogleraren en studenten,
die met elkaar overhoop lagen over
het marxisme, maar het er samen
over eens waren althans volgens
De Gaulle om via het onderwijs dc
tegenwoordige maatschappij in de
grond te boren. De enige die daai
torenhoog boven uitsteekt is zijne
majesteit De Gaulle. Ook het tweede
hoofdstuk over de economie is een en
al zelfverheerlijking, want alles was
in die dagen van eerste kwalitei'
Zelfs de telefoon waar iedereen steen
en been over klaagde, en nog klaagl
Een paar bladzijden worden gewijd
aan de tegenwoordige president van
de republiek, Pompidou, in die dagen
nog eerste minister. Was er in Frank
rijk wat minder lawaai van auto's en
van vliegtuigen, dan zou men Pom
pidou op zijn tanden kunnen horen
knarsen. Vaderlijk legt De Gaulle
zijn hand op het hoofd van Pompi
dou, die vooral geprezen wordt om
dat hij op de dingen zulk een prak
tische kijk heeft, bekwaam is en
voorzichtig. Minder kan het haast
niet, want de bank Rothschild heeft
geen uil aar. het hoofd van die in
stelling gezet. Maar waarom heeft
Pompidou het dan in de politiek zo
ver geschopt? Omdat, zegt De Gaulle,
aan de top van de staat een man
stond (De Gaulle) die hem rugge-
steunde en omdat hij in de diepte een
volksmassa had, die hem (De Gaulle)
steunde. De gewone lezer zal daar
alleen maar de conclusie uit kunnen
trekken dat die arme Pompidou een
sjofele leraar in oude talen en een
goed betaalde minister-president zou
zijn gebleven, als hij hem (De Gaul
le) niet had gehad.