we van o
de zin en de moed hebben 1
tegen de steile wand te
hangen.
Hans Jansen was een van
de eerste Nederlanders,
zeventien jaar geleden, die
daar ging klimmen. Hij
heeft zich ontwikkeld tot
een volleerd gids. Met hem
brachten een verslaggever
en fotograaf van deze krant
een zaterdag en zondag (in
de tweede helft van mei)
door in de Eifel. De
bevindingen van onze
verslaggever kunt u op deze
pagina lezen.
zitten alle moeilijkheids
graden die een klimmer,
waar dan ook, kan
tegenkomen.
De Eifelwand bij Nideggen,
op een hoogte van 325
meter gelegen, telt een groot
aantal grillige rotsformaties.
Deze vergen alles van de
man of vrouw die het
rotsgebergte wil trotseren.
Een van de steeds
terugkerende gasten van de
Eifel is de heer Hans Jansen
uit Nijmegen. Hij brengt er
vele weekenden door met
kleine groepen ménsen die
Elk weekend trekken er
Nederlanders naar het Duitse
Nideggen (65 km ten oosten
van Maastricht) om te gaan
klimmen in het noordelijk
gedeelte van de Eifel. De
meeste van hen, lid van de
Nederlandse Alpinisten
Vereniging, zijn afkomstig
uit Limburg.
Volgens kenners is het
Eifelgebergte de beste
leerschool voor
bergbeklimers. „Wanneer
je daar kunt klimmen kun
je het overal", is hun
commentaar: „In de Eifel
urn-Cue
ZIET EZ*
UlTDEl/y
i/ïftK&ir J
Geloof het maar gerust:
het bergklimmen eist alles
van je spieren
Tekst
FRITS STOMMELS
Foto's
BART KRAAL
richt dat daarvoor in de
plaats zou komen: hij is ab-
gestürtzt, met andere woor
den: hij is naar beneden ge
donderd. Ik probeer mezelf
wijs te maken dat het me nu
allemaal niets kan schelen.
Dood of levend, ik moet de
top halen.
Ik heb weer houvast. Nog
maals schreeuw ik naar bo
ven dat ik kom. Het kruis
met de naam er achter moet
nu onder me zijn. En weer
beweeg ik me centimeter na
centimeter opwaarts. Het
moeilijkste stuk ligt nu bo
ven mijn handen, een vol
maakt gladde, angstaanja
gende richel. Met mijn rech
terhand beschrijf ik een zeer
grote boog, me in evenwicht
houdend met linkerhand en
beide voeten. Ik betast het
gesteente boven me, voel een
kleine inkeping en breng de
linkerhand omhoog, onder
tussen ook met mijn linker
voet een hoger punt zoekend.
Het lijkt wel uren te duren,
maar dan ben ik over de ric
hel. Ik dacht dat een over-
winningsgevoel me zou over
meesteren. Niets daarvan.
Nog altijd heb ik een aantal
meters te gaan. Razernij
overvalt me. Ik kan dit werk
niet aan. Ik had er nooit aan
moeten beginnen. Had het
over moeten laten aan ande
ren die de angst voor de
diepte niet kennen. Die als
gemzen een bergwand belo
pen. Ik kan het niet, ik kan
het niet, ik kan het niet
BOVEN ZEGT hij tegen mij
nou je had er moeite mee. Je
bent me een held. Ik zeg
niets, sta te trillen op mijn
benen. Als ik me weer vol
doende in handen heb bedank
ik hem voor het behoud van
mijn leven. Hij lacht. Maar
mijn lachen is bepaald niet
het lachen van een held na
zijn overwinning. Het tegen
deel.
laag laten zakken. Weer vas
te grond onder de voet heb
ben, dat lijkt me op dit mo
ment de grootste zaligheid
die er bestaat. Maar de berg
laat me niet gaan. Ik sta nu
gekleefd tegen een kruis met
daarachter een naam. De
naam kan ik niet lezen, want
die wordt bedekt door mijn
lichaam. En dat is ook niet
nodig. De betekenis is me
duidelijk. Een ervaren klim
mer gaf zijn leven in de ber
gen.
Als eerbewijs staat zijn
naam in deze wand gegrift.
Mijn handen' trillen, mijn
voeten dreigen los te raken,
ik schreeuw naar boven dat
het touw r'rakker moet wor
den aangehaald. Wie ben ik
dat ik een plek durf naderen
waarop de naam van wijlen
een groot bergbestormer. Ik
mag niet denken, denk ik
nogmaals. Het hoeft niets te
betekenen. En ik schreeuw
naar boven: ik kom. Maar
dat heb ik al eerder geroe
pen en de man boven me is
cr allang van overtuigd dat
ik onderweg ben. Ik heb het
niet meer en roep me goed
vast te houden. Angstig als
een wezel zet ik me weer in
beweging. De controle over
mijn spieren ontglipt me en
ik laat los. Als een mug hang
ik tegen de bergwand bunge
lend aan een touw dat voor
mij zo dun lijkt als een ny
londraad die elk moment kan
knappen. God, wat ben ik be
gonnen.
MIJN VINGERS grijpen,
mijn voeten zoeken, mijn
hoofd is gevuld met diepte.
De afgrond. Er is een kuil
voor mij gegraven en zonder
het te weten ben ik er inge-
tippeld. Ik denk aan het ver
haal dat ik had willen schrij
ven over de ervaringen van
een beginnend bergbeklim
mer. En ik denk aan het be-
turend in de diepte. In je rug
de steile wand, meester over
leven en dood van hen die
hem durven trotseren. Hij is
een grote uitdager. De ver
lokker. Je moet van goeden
huize komen om neen te zeg
gen en terug te keren naar
het pad tussen de bomen. Zo
bang als een haas en de
staart tussen de benen. Dat
doe je niet met het gevolg
dat je hartslag tot ongekende
hoogten wordt opgevoerd.
Het zweet staat in je handen
en je denk nog even snel: op
hoop van zegen. Maar op het
zelfde ogenblik geloof je er
al niet meer in.
OP HET moment dat ik mijn
eerste stap tegen de berg doe
en de grote teen van mijn
rechtervoet in een miniem
gleufje pers, zie ik nog net
rechts naast me op het pad
een opengespleten helm. Niet
denken nu, denk ik, het hoeft
niets te betekenen. Hoog bo
ven me op een rots staat een
ervaren klimmer. Hij heeft
me een touw toegeworpen,
het touw van mijn redding.
Ik maak het vast aan de
wirwar van snoeren rond
mijn borst. Mocht ik mijn
houvast verliezen, dan bun
gel ik nog altijd aan de man
boven me. Het touw staat
strak. Ik kan gaan. Trillend
zoekt mijn hand een houvast,
eerst de rechter en dan de
linker. Tegelijkertijd betasten
mijn voeten de wand. Centi
meter na centimeter schuif
ik omhoog, mijn lichaam te
gen de berg drukkend. Ik
durf niet naar beneden te
kijken. Naar die speelgoed
huisjes en speelgoedauto's
ver in de diepte. Het doel is
boven me en met de moed
der wanhoop druk ik me in
de berg. Ik ben aangeland
op het dooie punt. Van mij
hoeft het niet meer. Al lang
niet meer trouwens. Je nu la
ten gaan en aan het touw om-
MIJN HANDEN zijn klam
van het water dat uit de
poriën naar buiten komt.
Ik zweet. Het bloed slaat
met hels kabaal door mijn
lichaam. Mijn tranen zijn
als een gordijn, waardoor
ik de diepte onder me als
een mistige afgrond onder
ga. Met handen en voeten
geplakt tegen de berg ben
ik onderhevig aan wat ge
noemd wordt doodsangst.
Even denk ik op weg te
zijn naar zelfvernietiging.
Maar ik wil helemaal geen
afscheid van het leven. De
bergwand heeft me verleid.
Ik ben daarop ingegaan. Een
terug is niet meer mogelijk
en dus klauter ik handje voor
handje en voetje voor voetje
hoger. De afstand tot de aar
de wordt alsmaar groter.
Nooit eerder wenste ik zo
met beide benen op de grond
te staan. Op dit moment
weet ik het weer, beter dan
nooit tevoren: ik ben een bij
zonder aards gebonden we
zen. De poëzie van de berg
wand ontgaat mij. Stoot mij
af. Gooit mij terug op het
proza van het laagland. Ik
erken mijn nederlaag.
HET WAS zo onschuldig be
gonnen. De bomen leunend
tegen het glooiend landschap
boden een rustgevende aan
blik. De bergschoenen sopten
over het drassige pad. Een
geleidelijke klim omhoog.
Niet angstaanjagend. Inge
snoerd in een gordel van vier
meter touw denk je dat jou
niets kan overkomen. Da
bossen zijn nog vol erbar
men. Ze onttrekken de steile
wand aan je ogen. Dan plot
seling hebben ze geen mede
lijden meer met de argeloze
wandelaar. En daar sta je
dan. Vanaf het smalle pad
Teoflux autolak voor doe-het-
zeivers. Gemakkelijk te "kwas*
ten"of te spuiten. Altijd perfekM
resultaten. In honderden origi
nele autokleuren. In busjes of
spuitbussen. Gratis handlei
ding.
jtutolaH.
Een produkt van
i/Vagemakers Lakfabrieken
Breda
/erkrijgbaar bij:
Breda, Pa. Krijnen, Pas'-
Pottersplein 44. Fa. Stori-
mans, Prins Hendrikstraat
160-162.
Gilze, Fa. van BeysterveW
Nieuwstraat 68.
Made. Fa. Rollé, Niéuw-
straat 61.
Op weg naar de top.
Dat gaat handje na handje,
voetje voor voetje.
De handen omklemmen een
rotspuntje. Het lichaam zweeft aan een touw.
En zo kun je dan even herademen
en op krachten komen.
Oosterhout, Fa. van
burg. Zuiderhout 20.
Het touw is de redding.
Het enige houvast met het leven.