IK BEN EEN
LABORANT
OPA IN DE LITERATUUR (Bellow)
„WERELDREVOLUTIE IS IN DE V.S. BEGONNEN"
Amerikaanse dienst
ontraadt
eten van zwaardvis
MERIJN OVER
DEZE TIJD
kunst
cultuur
Sikkensprijswinnaar Richard Lohse
Nonsens
van
Marcuse
Vorm en
kleur in
Van Abbe
üncle Sam
op de
ligbank
Uitdagend boek
van Fransman
Verbeelding
veri
antwoording
VRIJDAG 7 MEI 1971
SECTIE OUDE KUNST vain het
Provinciaal Genootschap in Brabant
organiseert op zaterdag 15 mei om
14.30 uur, Bethaniestiraat 4 Den
Bosch, een voordracht over prenten
en tekeningen. Bibliothecaris drs. F.
vam der Ven zal dan de aanwezigen
meer vertrouwd maken met het
unieke prentenbriefkabinet, dat ver
bonden is aan de bibliotheek van
het genootschap.
HOLLAND FESTIVAL begint
programmatisch meer vorm te krij
gen. Te melden nu o,a. het optreden
van het Nikolais Dance Theatre uit
New York met een aantal nieuwe
werken (o.a. in Eindhoven) en de
jonge Spaanse gitarist Paco Pen a
met een ensemble („Flarnco Puro"),
die reeds eerder, vooral bij een jong
publiek, in ons land triomfen vierde
Hij komt o.a. in Middelburg en
Eindhoven.
DE RAAD VOOR DE KUNST
wordt geconfronteerd met een her
ziene wetgeving, die nu verschenen
is. De inhoud ervan kunt u in grote
lijnen terugvinden in ons interview
met de secretaris van de Raad in De
Stem van zaterdaigY4 april.
OEDIPUS REX is een opera
oratorium van de onlangs overleden
Straiwinsky. Het Nijverdals Mannen
koor heeft de stoute schoenen aan
getrokken en gaat het 5-jarig be
staan vieren met een uitvoering van
dit werk. Op zaterdag 15 mei in de
Sporthal Noetsele, te NAjverdal om
20 uur, samen met het Overijssels
Philharmonisch Orkest, Cora Canne
Meyer, Anton Trommelen, Lieuwe
Visser, Willy van Hese, Bert Bijnen
en Joop Biekman.
PETER HUCHEL, een van de be
kendste vertegenwoordigers vam de
moderne Duitse dichtkunst heeft, na
Jaren wachten op toestemming, ver
lof gekregen Oost-Duiitslaod te ver
laten. Hij wil maar Italië. Na de
oorlog had hij verkozen in Oost-
Duitsland te wonen, waar hij van
'48 tot '62 hoofd van radio Oost
Berlijn en hoofdredacteur van het
tijdschrift „Sinn und Form" was. Zo
zie je maar weer.
„Ik ben een laborant; ja zeker",
zegt Richard Lohse. Maar bij deze
Zwitserse kunstenaar gaat het labo
ratoriumachtige analyseren en com
bineren van vormen en kleuren via
de emotie. Méér van deze mensen
en we zouden minder beangstigende
problemen hebben met de vormge
ving van onze leefwereld. Met een
vibrerend gezicht en druk gesticule
rend staat hij me zijn theorieën te
verkondigen bij zijn van theorie en
kleur stralende doeken in het Van
Abbe-museum te Eindhoven. „Dit
zijn de beginselen van de vormge
ving van het milieu van morgen.
Het leven moet flexibeler worden,
maar deze flexibiliteit is onmogelijk
zonder wetten". Zijn principe van
gelijke dosering van kleuren in het
beeldvlak en de variabele ordening
daarvan was aanleiding tot de Sik-
kensprijs, die hem verleend werd.
Deze tentoonstelling, met 120 wer
ken, kwam na Stockholm, Hannover,
Bern en München naar Eindhoven,
waar ze tot 13 juni te zien blijft.
Daarna van 19 juni tot 15 augustus
in het Haagse Gemeentemuseum.
Bij de argeloze bezoeker zullen
feestelijk borate patronen van zijn
doekein, bij een eerste indruk, mis
schien niet verdei- komem dan:
„Aardig patroontje". Het is daarom
zinvol een catalogus aan te schaffen,
waarin duidelijk de achtergronden
van deze „patroontjes" uiteengezel
worden. En dan wordt een bezoek
aan deze tentoonstelling een ontdek
kingsreis; dan ga je ontdekken dai
deze kleurstructuren (nog te wei
nig) al voor een deel ons leef- en
woonklimaat bepalen. „Het is geen
Tart pour l'art (kunst om de
kunst)", zegt Lohse, „maar het zijn
methoden, die invloed hebben. Daar
om heb ik de prijs (ƒ9000) ook
geschonken aan de afdeling Monu-
mentaal van de Arnhemse Kunstaca
demie, omdat men daar vanuit de
zelfde principes werkt. Dat kan
heilzame gevolgen hebben".
„Ik ben", zo gaat hij verder, „al
tijd geboeid geweest door de vor
mentaal van de Nederlandse Stijl
groep (Mondriaan-Van Doesburg)
Rietveld heb ik als redacteur van
een architectonisch tijdschrift in
Zwitserland geïntroduceerd. Wat
hen niet gelukt is probeerde ik ver
der uit te bouwen". Hij wijst op de
mathematiek, de primaire en secun
daire kleuren, waarmee hij zijn doe
ken opgebouwd heeft. Zijn handen
wijzen de kwadraten aan. de om
klappingen, spiegelingen, symme-
trieën, rotaties, diagonale en vertica
le bewegingen.
Hij stopt me papieren in de hand,
waarop zijn theorieën staan: „Ano
nimiteit van de middelen; ongelim-
miteerdheid van de structurele wet
matigheid; relativiteit van dimen
sies: het combinatorisch principe als
methode; dit zijn de beginselen van
het milieu van morgen... „Het grote
aantal" is de uitdaging aan de vorm
geving van het milieu, aan de kunst
en de architectuur.... Machine en
uitdrukking worden naast elkaar
ontwikkeld; de methode wordt uit
drukking van zichzelf, ze is het
beeld, etc. etc.". Lohse is een artiest,
die je te gemakkelijk kunt drukken
in het hokje van het constructivisme
(geometrisch-abstracte kunst), maar
dit woord omvat tegenwoordig te-
vee! in vergelijking met zijn oor
spronkelijke betekenis om het hier
voor te blijven hanteren. In ons land
is een man als Peter Struycken
vergelijkbaar, al is bij Lohse het
modulaire en seriele principe toege
spitst op vorm en kleur (die elkaar
als tegenstellingen opheffen). Z. Fe
lix schrijft over hem: „Terwijl bij
Mondriaan de organisatie van het
schilderij uit de vrije compositie
ontstaat en het kleurenschema op
grond van de compositie van het
asymetrisch evenwicht wordt ont
worpen, ontwikkelt Lohse zijn pic
turale organisaties met systemati
sche middelen, rationeel in die zin
dat een vormlogica zichtbaar
wordt". Dat klinkt wat theoretisch
en misschien weinig aantrekkelijk.
Maar wanneer u zich de moeite
getroost om het avontuur van de
(mogelijk moeizame) ontdekking op
deze tentoonstelling aan te durven
dan zult u ook ontdekken, dat „voor
Lohse het schilderij het model is
van een heldere, veelzijdige humane
ordening, die onmisbaar is voor de
toekomstige organisatie van de
maatschappij". En daar hebben we
allen mee te maken. Met dit soort
mensen kan er weer meer „kleur"
in het leven komen.
De laatste grote tentoonstelling
van Lohse in ons land was in '61 in
het Amsterdamse Stedelijk. Dat er
met Lohse sindsdien wel iets ge
beurd is, laat deze expositie zien;
zoals er inmiddels ook het een en
ander gebeurd is met het laboratori
um, dat wereld of maatschappij
heet. En wat nog belangrijker is:
hier proef je een positieve bijdrage
van mogelijke ontwikkelingen in de
toekomst.
DE PULITZER-PRIJS voor foto
reportage 1971 is gewonnen door
John Paul Filo voor zijn reportage
van de tragedie, toen vier studenten
door de Nationale Garde werden
doodgeschoten bij de Kent State
universiteit (4 mei vorig jaar).
Hierboven een fragment van een
foto waarop een jong meisje knielt
bij het lidhaam van Jeffrey Miller,
een van de neergeschoten studen
ten.
LOTTE LENYA, de weduwe van
Kurt Weill heeft een werk van haar
man ontdekt, dat vermoedelijk in de
Jaren dertig is ontstaan: Klaagliede
ren van Jeremia. De wereldpremière
ervan vindt op 2 juli plaats in de
Utrechtse Pieterskerk. Op het pro
gramma staat dam tevens de Neder
landse première van een nieuw
werk van Penderecki voor gemengd
koor en orkest. Dit werk moet zijn
wereldpremière te Lissabon nog be
leven.
Het kon niet uitblijven- Toen zowat
iedereen in Amerika bij de psychia
ter op de bank kwam te liggen,
zagen de schrijvers daar brood en
humor in. Terecht overigens, want
zodra het collectivum zich van iets
meester maakt, is de individualist,
die de schrijver altijd is, er als de
kippen bij om dat massale gesteun
op (in dit geval) de lederen ligbank
grijnzend te relativeren.
De zestiger jaren van Good Old
Uncle Sam stonden in het teken van
een krankzinnige oorlog (die ge
woon doorgaat). Zij opvattingen
over economie waren ai even waan
zinnig: escalatie, escalatie en no re
turn. Deze krankzinnigheid, opge
sierd met party's en iedereen zijn
eigen pistolen paultje, veroorzaakte
een stormloop op het psychiatrische
bed. Wie erop kwamen te liggen,
waren niet zozeer de net uit Viet
nam teruggekeerde honderden Cal-
ley's (die komen nog wel, netjes je
beurt afwachten) maar de geslaagde
zakenman en de dolgedraaide pro
fessor, die gedurende de tweede we
reldoorlog Jan Soldaat waren. Daar
lagen ze dan te zieltogen. Om te
huilen. En niet zo mooi. Kort daar
op, weer een beetje met leven opge
lapt, werden ze mikpunt van schrij
versspot en wie weet van zelfspot.
Schrijvers van deze Naoorlogse
Nieuwe Maatschappij waren: Saul
Bellow (in „Herzog"), Kurt Vonne-
gut (in „Slaughterhouse Five"), J.P.
Donleavy (in „A singular man",
„The saddest summer of Samuél
S"), Philip Roth (in „Portnoy's com
plaint").
De oudste van dit viertal, SAUL
BELLOW, publiceerde in 1969 de
roman „SAMMLER'S PLANET"; In
het Nederlands vertaald door Else
Hoog, „Sammler's planeet", door
Meulenhoff uitgegeven, te koop voor
ƒ15,-. Met de hoofdpersoon In deze
roman. Arthur Sammler, een oude
man van in de zeventig, doet opa
zijn intrede in de Amerikaanse
„psychiaterliteratuur", nog net bin
nen het decennium der zestiger ja
ren. Betekent deze opa ook het ein
de van het genre? De vraag klinkt
denigrerend en is ook zo een klein
beetje bedoeld. Het is mijn wan
trouwige reactie op uitbundige lof
tuitingen van anderen.
Eerlijk, van die niet meer te over-
toeven loftuitingen klap ik dicht. En
waarom mr. Samimler een Triomf
zou zijn, is me ook niet duidelijk,
want Sammler is alles behalve tri
omfantelijk: deze zeventigjarige is
de zoveelste Wandelende Jood in de
wereldliteratuur, uit Polen afkom
stig, correspondent in Londen na uit
een massagraf ontsnapt te zijn dat
voor zijn vrouw noodlottig werd,
vader van een „getikte" dochter,
ambteloos burger m Amerika, finan
cieel gesteund door de. steenrijke
chirurg Elja, die in zijn ogen zijn
zoon en dochter de mist in ziet
gaan, een vereenzaamde oude man,
denkend over de dood, een filoso
fisch oordeel vellend over onze pla
neet en haar bewoners, dat bepaald
niet rooskleurig en zeker niet triom
fantelijk is-
De verteller Bellow, die een
meesterlijke „Herzog" schiep, persi-
fleert „Berzog" in „Sammler's pla
neet"? Hij is echter teveel vakman
om weg met mijn wantrouwig
vooroordeel eerder aan opzet dan
aan onmacht te denken. Je zou kun
nen zeggen dat Herzag een dikke
twintig jaar ouder is geworden en
nu Sammler heet. Ook als Samimler
probeert hij het wezenlijke van het
bijkomstige te scheiden: een wereld
beeld op een kladpapiertje of een
zin in zijn hoofd. Dan blijkt, of je
opa bent of een belhamel, dat het
leven een flinke warboel is, omdat
iedereen vol tegenstrijdigheden zit.
We zijn allemaal getikt. Slechts één
ding is misschien erg helder: we
staan allemaal (Sammler, alleman,
elcerlyc) met één been in het graf.
De oude Sammler en de ten dode
opgeschreven Elja zijn er zich van
bewust. Ze houden er rekening mee.
De anderen, de jongeren, spelen er
mee. Wallace bijvoorbeeld, de zoon
van Elja, waant zich, gezien zijn
roekeloos gedrag in een vliegtuigje,
niet kapot te krijgen. Zijn zuster, de
sexbom Angela, waant zich nog al
tijd pure jeugd. Nicht Margotte, bij
wie Sammler inwoont, en zijn doch
ter Shula zijn jong noch oud, dus
verre dertigers die menen nog een
heel nieuw leven te kunnen begin
nen: beiden zijn verliefd op ene
professor Lal. Wat wil Bellow hier
mee duidelijk maken? Dat je biolo
gisch en dus ook erotisch uitge
speeld moet zijn om wérkelijk van
je sterven overtuigd te zijn? De rest
waant zich onsterfelijk? Ik geloof
dat dit zeer waar is en dat daarom
twintigjarige kinderen oorlogen
moeten uitvechten.
WIM HUYSKENS
„De tv moet een ongelooflijk
grote beschavende invloed hebben.
Iemand die 50 jiaa-r geleden rechten
gestudeerd had in Leiden droeg
waarschijnlijk minder culturele ba
gage mee dan de gemiddelde tv-
kijker van nu. De culturele dressuur
die de jurist meekreeg is iets an
ders. Zo'n man wisit van enige na
men en begrippen en boektitels dat
hij er met bepaalde herkenningssig
nalen op moest reageren. Een me
taalbewerker die een complete tv-
opvoering van Haimlet gezien heeft
weet dat niet en beschouwt het
gewoon als een stuk dat hij gezien
heeft Maar hij heeft het gezien en
die jurist niet", aldus Karei van het
Reve in HOLLANDS MAAND-
BLAD-281 (Nobelstr. 27, Den
Haag). Verder in dit nummer o.a. J.
van Heerden „Het enige wat de
moeder weggooit van Japie is Japie"
(Een satirisch stuk op de dienst
plicht na 65-plus)J. Lechner:
„Achtergrond van Augusto Roa Bas
tos"; een discussie met Paul van 't
Veer over de waarheid rond I.F.
Stone en J. Guepin „Het droogstop
pelstandpunt" (n.a.v. F. Maatje: Li
teratuurwetenschap).
„Recht en wet zijn er op de
eerste plaats voor om de ruimte van
het menselijke open te houden. Een
rechtsorde, die abortus legaliseert
ontkracht zichzelf. Niet ten onrechte
wordt legalisering van de abortus
door velen aangevoeld ails een ge
vaar dat ook reeds bestaande sub
jecten bedreigt, doordat het klimaat
wordt, opengebroken naar legalise
ring van euthanasie en eugenese",
schrijft A. Leijnen in STREVEN-7
(postbus 233, Den Bosch) n.a.v des
betreffende bisschoppelijke briet
Verder treffen we in dit nummer
o.a. aan een interessante beschou
wing over de Braziliaanse onder
wijsdeskundige Paulo Freire („Op
voeding als bevrijding") van A. Sil-
va) de inleiding van Corn. Verhoe
ven voor de Tilburgse Leergangen
over „Het nut van de filosofie";
Bartalis-Schnieder: „De 'Bondsrepu
bliek en de Sovjet Unie"; Holz: „De
keuze van de patriarch van Moskou,
nog slechts een formaliteit?" en Th.
de Jong: „Glorie en nawee van het
kolonialisme" (terecht een scheld
woord?).
„Wat Marcuse beoogt is dat tole
rantie slechts zal gelden voor hen
die in de rijpheid van hun aanleg in
staat zijn rationeel en autonoom te
denken. Wie uitmaakt of iemand
aan deze eis voldoet vermeldt de
geschiedenis niet. Ik vermoed hij
zelf. Hij mag dan aanspraak maken
op tolerantie, maar tegenover ande
re mag hij intollerant zijn. Dat is
niet zomaar barre nonsens, het is
een verwereldlijkte vorm van een
verouderd en verderflijk jesuïtisme,.
waarvan de progressieven katholie
ken nu juist afstand hebben geno
men", aldus J. van Praag in RE
KENSCHAP 1 (Oudengracht 152
Utrecht) „Marcuse en de verdraag
zaamheid" Is daarop de vervolgbij-
drage van H. Bonger, waarop J. in 't
Veld „Marcuse versus Marx" laat
optreden. Interessante discussiestof.
In dit nummer is o.a. ook nog opge
nomen een uitvoerige schets van de
figuur van Hans Christiaan Ander
sen door Annie Romein-Verschoor.
„De verplichtingen die door de
arbeidsvergunning aan de gastarbei
der opgelegd worden, kunnen als
een uitstekend voorbeeld voor de
(on)mogelijkheid van het huidige
economische systeem aangebracht
worden. Wij moeten inderdaad vast
stellen dat de buitenlandse arbeider
„vrij" is...voor zover het „econo
misch systeem" het toelaat", aldus
W. Verriest in KULTUURLEVEN-3
(Justus Lipsiusstr 18, Leuven).
eindredactie
henk egbers
[u Berlijn heeft men nog niet
zo langi geleden een grap uit
gehaald. Onder geestdriftige bij
val van een groot aantal linkse
studenten viel een spreker de
lamlendigheid aan van het (Duit
se) klootjesvolk, dat zich meer
gelegen Iaat liggen aan de staats
loterij, het dagelijkse borreltje en
de doorbetaalde vakantie, dan
aan de hervorming van de maat
schappij. Toen het applaus was
weggestorven, maakte de spreker
bekend, dat de studenten, die bij
de neo-marxistische filosoof Mar
cuse zwoeren, niet naar een
speech van hemzelf hadden ge
luisterd, maar dat ze de handen
°P elkaar hadden gebracht voor
een van de meest succesvolle re
devoeringen die Mussolini inder
tijd heeft gehouden.
De Fransman Jean Frangois Revel
haait in zijn boek „Marx noch Je
sus dit voorval niet aan om de
studenten in kwestie belachelijk te
waken. Wel om aan te tonen, dat
de meeste revolutionaire methoden
eh de slogans die daaraan worden
verbonden eigenlijk hopeloos verou
derd zijn.
Revel ziet geen enkel heil meer in
de traditionele beelden van een soci
alistische revolutie. „Iedereen in Eu
ropa zegt hij, „jongeren helaas
Y?hzeer als ouderen, schijnt in re-
tutie niets anders te kunnen zien
an een achterdochtige trouw aan
vroegere mislukkingen. Van Europa
verwacht hij dan ook geen revoluti
onair elan meer. De omwenteling
van de twintigste eeuw zal volgens
hem plaatsvinden in de Verenigde
Staten. En meer dan dat ze is
er al op gang gekomen. De rest van
de wereld zou pas kunnen volgen
als de revolutie in Noord-Amerika
tot een succes is geworden.
Dat zo'n knuppel in het hoender
hok in Frankrijk de kippen deed
rondstuiven hoeft geen betoog. Re-
vel deed echter geen moeite ze te
kalmeren. Hij smijt er, integendeel,
nog een paar knuppels achter aan
door bijvoorbeeld te beweren
dat de begrippen socialisme en ka
pitalisme zo verward zijn geworden,
dat het moeilijk is zich volledig
voor het een of het ander uit te
spreken en dat de contesterenden in
Europa in feite de enige kracht zijn,
die erin slaagden rechts zowel als
links wakker te schudden uit hiun
academische verdoving. Maar, zegt
hij, die contesterenden zijn slechts
de volgelingen van de protesterende
studenten in Amerika. En daarmee
zitten we dan in het hart van zijn
betoog.
Revel gebruikt het woord revolu
tie in een andere dan de gangbare
betekenis. Hij gelooft niet in een
gewelddadige omwenteling, maar in
een procesmatige verandering van
de wereldsamenleving. Geen enkele
tactiek kent hij een autonome waar
de toe, tenzij er een nieuwe organi
satie van de maatschappij klaar ligt
om de bestaande te vervangen.
Zo'n organisatiepatroon moet vol
gens hem voortkomen uit de kritiek
op de onrechtvaardigheid in de eco
nomische en sociale verhoudingen,
de kritiek op de doeltreffendheid
van het beheer der menselijke rijk
dommen, de politieke macht, de cul
tuur en de moraal en tenslotte uit
de kritiek op de oude beschaving als
censor van het individu. In de perio
de voorafgaande aan de Franse re
volutie werden dezelfde voorwaar
den tegelijkertijd gesteld en gedu
rende zeventig jaar weiden de Op
lossingen voorbereid. Elke revolutie
nadien, zegt Revel, heeft slechts
machtsverschuivingen veroorzaakt.
Ze heeft nergens geleid tot verdere
vrijmaking van het individu. In fei
te is er na 1900 geen enkele echte
revolutie meer geweest.
Die stelling brengt hem ertoe
schamper voorbij te gaan aan wat er
in Rusland is gebeurd en ,even
schamper te spreken oyer het socia
listische élan in Europa.
Niet Europa, maar Noord-Amerika
bevindt zich volgens Revel in een
revolutionaire ontwikkeling, maar
het aniti-Amerikanisme weerhoudt
de Europeanen ervan dit te erken
nen.
Hij vraagt zich af waarom alles
wat in Europa goed is in Amerika
"De verbeelding aan de macht,
hoorden we in mei 1968. Maar Wat
is er gebeurd sinds een onbekende
die schitterende zin op een muur
van de Sorbonne kalkte? Het verle
den is al wat ons bezig houdt. Is
verbeelding soms herhaling? Is re
volutie soms nazeggen en de eeuwi
ge terugkeer naar iets of iemand:
Markx, Mao, Castro, Guevara..?"
slecht zou zijn, vooral als bewezen
kan worden dat de nieuwe vormen
van verzet juist in de Verenigde
Staten eerder zijn ontstaan dan
overal elders en de contestatie er
niet is verstikt of verpletterd in een
frommelige retoriek van salonmaoïs-
me, maar er nog steeds resultaten
boekt. Ze heeft er, zegt hij, de
politieke, de culturele en de econo
mische macht uit het evenwicht ge
bracht en toch is ze niet helemaal
terug te brengen tot de economische
eisen van een onderdrukte klasse,
de politieke eisen van een oppositie
partij, de culturele eisen van een
Subversieve denk- en leefrichting.
Als de voorwaarden waaraan de
V.S. voldoen om een waar revolutio
nair land te zijn, noemt Revel de
economische voorspoed, de technolo
gische bekwaamheden en een hoog
niveau van fundamenteel onderzoek.
Vervolgens de omstandigheid dat de
progressieven in cultureel opzicht
het oog gericht houden op de toe
komst en niet op het verleden, dat
men er autoritaire controle verwerpt
en er talrijke aanvullende of alter
natieve subculturen naast elkaar be
staan.
En voos wie hem hierin wil tegen
spreken heeft hij een aantal uitda
gende voorbeelden bij de hand. Zo
goed als hij met polemische scherpte
aantoont dat de vrijheid waarbinnen
een geweldloze hervorming van de
maatschappij moet worden bewerk
stelligd daarginds groter is dan waar
dan ook. Het zou onjuist zijn, zegt
hij, te beweren dat de rechten van
de Amerikaanse burger door de re
actie niet voortdurend worden be
dreigd. Maar dat verhindert niet dat
ze wettelijk ook beter worden be
schermd dan overal elders.
"Markx noch Jesus" is een uiterma
te fel boek. Het is namelijk geschre
ven door een Fransman die zich
ongemeen heeft geërgerd aan het
culturele superioriteitscomplex van
zijn landgenoten, hun politieke ste
riliteit en de wijze warop De Gaul
le het domme nationalisme van de
Fransen heeft bespeeld.
Ten aanzien van enkele hoofd
stukken kunnen we ons in Neder
land meer toeschouwer dan betrok
kene achten, maar dit neemt niet
weg dat de strekking van het boek
ook hier, zowel door links als door
rechts, als buitengewoon uitdagend
zal worden ervaren.
De wereldrevolutie is begonnen in
de Verenigde Staten, op de puinho
pen van een uitgehold marxisme en
een verstard christendom. Jawel....
J. VERD1ESEN.
(Jean Francois Revel: Marx noch
Jesus, Het wereldvenster, Baarn, f.
15,90).
WASHINGTON (RTR) De Ame
rikaanse voedings- en geneesmidde-
lendienst, een regeringsinstelling,
heeft de bevolking gewaarschuwd
op te houden met het eten van
zwaardvis, omdat die makreelachti
ge soort teveel kwik bevat. Dit kan
vooral gevaarlijk zijn voor kinderen
en zwangere vrouwen.
Van de 853 zwaardvissen, die de
afgelopen drie maanden zijn onder
zocht, bleken er slecht 42 onder de
door de dienst vastgestelde gevaren-
grens van 0,5 kwikdeeltjes op het
miljoen te vallen. Een deel van de
rest lag er niet alleen maar boven,
maar zelfs in aanzienlijke mate. Met
andere vissorten bestonden momen
teel geen grote problemen. In lichte
mate leek dit volgens een woord
voerder wel het geval met heilbot
en haring, maar hij zei met nadruk
dat er geen reden tot ongerustheid
bestond.
I
DE REDACTIE heeft Merijn ver
zocht op deze plaats verantwoording
af te leggen over zijn rubriek Deze
Tijd. En dat treft, want juist deze
week - gisteren om precies te zijn -
bestond Merijn vier jaar. Geen
groots gebeuren, maar toch net een
reden om eens officieel te doen.
De opzet van Deze Tijd was "een
kleine kolom vol wetenswaardighe
dengrappige dingenopvallende
uitspraken en merkwaardige ge
beurtenissen", zoals wij in de eerste
aflevering op 6 mei 1967 schreven.
Wij -jazeker - want de naam Me
rijn staat voor twee redacteuren van
dgze krant, die Deze Tijd om (we
kelijkse) beurten vullen.
Wat aanvankelijk meer bedoeld
was als een gezellige rariteitenru
briek, blijkt bij een aantal mensen
al enige jaren aan te komen als een
"rode, links, mao-istische" (vult u
verder maar zelf in) kolom. Maar
voor minstens evenveel mensen - zo
valt op te maken uit andere reacties
- is Merijn een burgerlijk, conserva
tief, gezellig keuvelend mannetje
dat op een uitschietertje na dage
lijks op de consumptie-toer is. Naar
onze (als altijd bescheiden) mening
doen de meeste lezers minder moei
lijk en kunnen op zijn tijd de grap
jes en snieren van Merijn waarde
ren, zonder onmiddellijk op de kast
te zitten. Die mensen hebben de
ware mentaliteit: de mentaliteit van
Merijn.
Is die mentaliteit dan ultra-links
of rechts gericht? Geen van beide,
zouden we willen zeggen. Merijn
'wil juist zowel van links als rechts
het betrekkelijke laten zien. Met
dien verstande dat Merijn niet ge
heel en al kleurloos of objectief is;
zeker niet. Er is een duur en tegen
woordig veel gebruikt woord voor,
wat Merijn wèl wil zijn: geënga
geerd. Tenslotte zijn het twee redac
teuren die dagelijks op hun redac
tie-bureaus te maken krijgen met
het lief en leed van links en rechts
over de gehele wereld.
Dat is het nieuws, dat de lezer
dagelijks sec oftewel in nogal droge,
koel registrerende vorm in de krant
vindt. Dat nieuws kan de leêers op
de een of andere manier beroeren.
Op dezelfde manier heeft datzelfde
nieuws Merijn al beroerd, toen hij
het ter redactie klaarstoomde voor
consumptie door de lezer. De neer
slag van die beroering is in feite
Deze 'Tijd. Dat de een of andere
lezer daar weer ontsteld door wordt,
is een tweede.
Hoe kijkt nu Merijn tegen die
tientallen meningen (van links en
rechts) per dag aan? Hij neemt ze
met een korreltje zout, want wie
heeft de ware wijsheid in pacht?
Hij vermengt ze in ieder geval met
een (soms fikse) scheut eigen me
ning, meestal verpakt in een
(woord) grapje. Hij probeert vanuit
zijn (althans zo bedoelde) geënga
geerde hoekje door holle frasen
heen te prikken. Dat de prik wel
eens wat te hard aan kan komen, is
ook Merijn duidelijk (alvast ver
schoning gevraagd voor alle komen
de).
KortomMerijn is een beetje be
gaan met de wereld en vooral met
de mensen die het daarop net niet
voor het zeggen hebben. Daarom
haalt hij wel eens uit naar de men
sen die het juist wél voor het zeg
gen hebben. En dan het liefst op een
niet al te zure manier, want wie
zijn wij? Wij zijn ook maar men
sen.
Wat Merijn doet, wordt wel satire
genoemd. Dat is een erg groot
woord en grote woorden zijn ge
vaarlijk, maar goed, er zitten satiri
sche elementen in T z Tijd. Hoge
pieten worden op de hak genomen,
en vooral die welke de mond vol
hebben met dikke politieke woor
den, terwijl ze allerlei kleine pietjes
laten stikken.
In de meeste landen in het Oost
blok, tot in Peking toe, maar ook
b.v. in Spanje en in Portugal en in
Griekenland zou Merijn niet alleen
onaardig behandeld worden, maar
het gevang in gaan. Dat gebeurt hier
niet, hier zijn (sommige) mensen
alleen maar onaardig, en dat mag in
een vrij land. En Merijn schrijft dus
vrijuit wot hij op de lever heeft, in
de hoop een kleine bijdrage te leve
ren aan een nog grotere vrijheid,
want ook in het vrije westen is lang
niet alles rozegeur en maneschijn.
Dat wil weer niet zeggen dat Merijn
de rozen die er bloeien niet ruikt.
Integendeel.
Het vrije weekeinde, de zon, de
regen, de hot-pants. de winter, de
wid en het (favoriete) park komen
dm ook aan bod. En juist die kleine
menselijke trekjes wil Merijn ook in
het grote wereldgebeuren bloot leg
gen. We blijven zo de mensen be
snuffelen mt een glimlachje en
soms een griv lachje tussen de ster
retjes door.
Overigens is het natuurlijk ondoen
lijk om in één kolommetje te vertel
len wat je al vier jaar probeert te
zeggen, en nog lang hoopt te kunnen
zeggen.
MERIJN.