IK BEN EEN LABORANT OPA IN DE LITERATUUR (Bellow) „WERELDREVOLUTIE IS IN DE V.S. BEGONNEN" Amerikaanse dienst ontraadt eten van zwaardvis MERIJN OVER DEZE TIJD kunst cultuur Sikkensprijswinnaar Richard Lohse Nonsens van Marcuse Vorm en kleur in Van Abbe üncle Sam op de ligbank Uitdagend boek van Fransman Verbeelding veri antwoording VRIJDAG 7 MEI 1971 SECTIE OUDE KUNST vain het Provinciaal Genootschap in Brabant organiseert op zaterdag 15 mei om 14.30 uur, Bethaniestiraat 4 Den Bosch, een voordracht over prenten en tekeningen. Bibliothecaris drs. F. vam der Ven zal dan de aanwezigen meer vertrouwd maken met het unieke prentenbriefkabinet, dat ver bonden is aan de bibliotheek van het genootschap. HOLLAND FESTIVAL begint programmatisch meer vorm te krij gen. Te melden nu o,a. het optreden van het Nikolais Dance Theatre uit New York met een aantal nieuwe werken (o.a. in Eindhoven) en de jonge Spaanse gitarist Paco Pen a met een ensemble („Flarnco Puro"), die reeds eerder, vooral bij een jong publiek, in ons land triomfen vierde Hij komt o.a. in Middelburg en Eindhoven. DE RAAD VOOR DE KUNST wordt geconfronteerd met een her ziene wetgeving, die nu verschenen is. De inhoud ervan kunt u in grote lijnen terugvinden in ons interview met de secretaris van de Raad in De Stem van zaterdaigY4 april. OEDIPUS REX is een opera oratorium van de onlangs overleden Straiwinsky. Het Nijverdals Mannen koor heeft de stoute schoenen aan getrokken en gaat het 5-jarig be staan vieren met een uitvoering van dit werk. Op zaterdag 15 mei in de Sporthal Noetsele, te NAjverdal om 20 uur, samen met het Overijssels Philharmonisch Orkest, Cora Canne Meyer, Anton Trommelen, Lieuwe Visser, Willy van Hese, Bert Bijnen en Joop Biekman. PETER HUCHEL, een van de be kendste vertegenwoordigers vam de moderne Duitse dichtkunst heeft, na Jaren wachten op toestemming, ver lof gekregen Oost-Duiitslaod te ver laten. Hij wil maar Italië. Na de oorlog had hij verkozen in Oost- Duitsland te wonen, waar hij van '48 tot '62 hoofd van radio Oost Berlijn en hoofdredacteur van het tijdschrift „Sinn und Form" was. Zo zie je maar weer. „Ik ben een laborant; ja zeker", zegt Richard Lohse. Maar bij deze Zwitserse kunstenaar gaat het labo ratoriumachtige analyseren en com bineren van vormen en kleuren via de emotie. Méér van deze mensen en we zouden minder beangstigende problemen hebben met de vormge ving van onze leefwereld. Met een vibrerend gezicht en druk gesticule rend staat hij me zijn theorieën te verkondigen bij zijn van theorie en kleur stralende doeken in het Van Abbe-museum te Eindhoven. „Dit zijn de beginselen van de vormge ving van het milieu van morgen. Het leven moet flexibeler worden, maar deze flexibiliteit is onmogelijk zonder wetten". Zijn principe van gelijke dosering van kleuren in het beeldvlak en de variabele ordening daarvan was aanleiding tot de Sik- kensprijs, die hem verleend werd. Deze tentoonstelling, met 120 wer ken, kwam na Stockholm, Hannover, Bern en München naar Eindhoven, waar ze tot 13 juni te zien blijft. Daarna van 19 juni tot 15 augustus in het Haagse Gemeentemuseum. Bij de argeloze bezoeker zullen feestelijk borate patronen van zijn doekein, bij een eerste indruk, mis schien niet verdei- komem dan: „Aardig patroontje". Het is daarom zinvol een catalogus aan te schaffen, waarin duidelijk de achtergronden van deze „patroontjes" uiteengezel worden. En dan wordt een bezoek aan deze tentoonstelling een ontdek kingsreis; dan ga je ontdekken dai deze kleurstructuren (nog te wei nig) al voor een deel ons leef- en woonklimaat bepalen. „Het is geen Tart pour l'art (kunst om de kunst)", zegt Lohse, „maar het zijn methoden, die invloed hebben. Daar om heb ik de prijs (ƒ9000) ook geschonken aan de afdeling Monu- mentaal van de Arnhemse Kunstaca demie, omdat men daar vanuit de zelfde principes werkt. Dat kan heilzame gevolgen hebben". „Ik ben", zo gaat hij verder, „al tijd geboeid geweest door de vor mentaal van de Nederlandse Stijl groep (Mondriaan-Van Doesburg) Rietveld heb ik als redacteur van een architectonisch tijdschrift in Zwitserland geïntroduceerd. Wat hen niet gelukt is probeerde ik ver der uit te bouwen". Hij wijst op de mathematiek, de primaire en secun daire kleuren, waarmee hij zijn doe ken opgebouwd heeft. Zijn handen wijzen de kwadraten aan. de om klappingen, spiegelingen, symme- trieën, rotaties, diagonale en vertica le bewegingen. Hij stopt me papieren in de hand, waarop zijn theorieën staan: „Ano nimiteit van de middelen; ongelim- miteerdheid van de structurele wet matigheid; relativiteit van dimen sies: het combinatorisch principe als methode; dit zijn de beginselen van het milieu van morgen... „Het grote aantal" is de uitdaging aan de vorm geving van het milieu, aan de kunst en de architectuur.... Machine en uitdrukking worden naast elkaar ontwikkeld; de methode wordt uit drukking van zichzelf, ze is het beeld, etc. etc.". Lohse is een artiest, die je te gemakkelijk kunt drukken in het hokje van het constructivisme (geometrisch-abstracte kunst), maar dit woord omvat tegenwoordig te- vee! in vergelijking met zijn oor spronkelijke betekenis om het hier voor te blijven hanteren. In ons land is een man als Peter Struycken vergelijkbaar, al is bij Lohse het modulaire en seriele principe toege spitst op vorm en kleur (die elkaar als tegenstellingen opheffen). Z. Fe lix schrijft over hem: „Terwijl bij Mondriaan de organisatie van het schilderij uit de vrije compositie ontstaat en het kleurenschema op grond van de compositie van het asymetrisch evenwicht wordt ont worpen, ontwikkelt Lohse zijn pic turale organisaties met systemati sche middelen, rationeel in die zin dat een vormlogica zichtbaar wordt". Dat klinkt wat theoretisch en misschien weinig aantrekkelijk. Maar wanneer u zich de moeite getroost om het avontuur van de (mogelijk moeizame) ontdekking op deze tentoonstelling aan te durven dan zult u ook ontdekken, dat „voor Lohse het schilderij het model is van een heldere, veelzijdige humane ordening, die onmisbaar is voor de toekomstige organisatie van de maatschappij". En daar hebben we allen mee te maken. Met dit soort mensen kan er weer meer „kleur" in het leven komen. De laatste grote tentoonstelling van Lohse in ons land was in '61 in het Amsterdamse Stedelijk. Dat er met Lohse sindsdien wel iets ge beurd is, laat deze expositie zien; zoals er inmiddels ook het een en ander gebeurd is met het laboratori um, dat wereld of maatschappij heet. En wat nog belangrijker is: hier proef je een positieve bijdrage van mogelijke ontwikkelingen in de toekomst. DE PULITZER-PRIJS voor foto reportage 1971 is gewonnen door John Paul Filo voor zijn reportage van de tragedie, toen vier studenten door de Nationale Garde werden doodgeschoten bij de Kent State universiteit (4 mei vorig jaar). Hierboven een fragment van een foto waarop een jong meisje knielt bij het lidhaam van Jeffrey Miller, een van de neergeschoten studen ten. LOTTE LENYA, de weduwe van Kurt Weill heeft een werk van haar man ontdekt, dat vermoedelijk in de Jaren dertig is ontstaan: Klaagliede ren van Jeremia. De wereldpremière ervan vindt op 2 juli plaats in de Utrechtse Pieterskerk. Op het pro gramma staat dam tevens de Neder landse première van een nieuw werk van Penderecki voor gemengd koor en orkest. Dit werk moet zijn wereldpremière te Lissabon nog be leven. Het kon niet uitblijven- Toen zowat iedereen in Amerika bij de psychia ter op de bank kwam te liggen, zagen de schrijvers daar brood en humor in. Terecht overigens, want zodra het collectivum zich van iets meester maakt, is de individualist, die de schrijver altijd is, er als de kippen bij om dat massale gesteun op (in dit geval) de lederen ligbank grijnzend te relativeren. De zestiger jaren van Good Old Uncle Sam stonden in het teken van een krankzinnige oorlog (die ge woon doorgaat). Zij opvattingen over economie waren ai even waan zinnig: escalatie, escalatie en no re turn. Deze krankzinnigheid, opge sierd met party's en iedereen zijn eigen pistolen paultje, veroorzaakte een stormloop op het psychiatrische bed. Wie erop kwamen te liggen, waren niet zozeer de net uit Viet nam teruggekeerde honderden Cal- ley's (die komen nog wel, netjes je beurt afwachten) maar de geslaagde zakenman en de dolgedraaide pro fessor, die gedurende de tweede we reldoorlog Jan Soldaat waren. Daar lagen ze dan te zieltogen. Om te huilen. En niet zo mooi. Kort daar op, weer een beetje met leven opge lapt, werden ze mikpunt van schrij versspot en wie weet van zelfspot. Schrijvers van deze Naoorlogse Nieuwe Maatschappij waren: Saul Bellow (in „Herzog"), Kurt Vonne- gut (in „Slaughterhouse Five"), J.P. Donleavy (in „A singular man", „The saddest summer of Samuél S"), Philip Roth (in „Portnoy's com plaint"). De oudste van dit viertal, SAUL BELLOW, publiceerde in 1969 de roman „SAMMLER'S PLANET"; In het Nederlands vertaald door Else Hoog, „Sammler's planeet", door Meulenhoff uitgegeven, te koop voor ƒ15,-. Met de hoofdpersoon In deze roman. Arthur Sammler, een oude man van in de zeventig, doet opa zijn intrede in de Amerikaanse „psychiaterliteratuur", nog net bin nen het decennium der zestiger ja ren. Betekent deze opa ook het ein de van het genre? De vraag klinkt denigrerend en is ook zo een klein beetje bedoeld. Het is mijn wan trouwige reactie op uitbundige lof tuitingen van anderen. Eerlijk, van die niet meer te over- toeven loftuitingen klap ik dicht. En waarom mr. Samimler een Triomf zou zijn, is me ook niet duidelijk, want Sammler is alles behalve tri omfantelijk: deze zeventigjarige is de zoveelste Wandelende Jood in de wereldliteratuur, uit Polen afkom stig, correspondent in Londen na uit een massagraf ontsnapt te zijn dat voor zijn vrouw noodlottig werd, vader van een „getikte" dochter, ambteloos burger m Amerika, finan cieel gesteund door de. steenrijke chirurg Elja, die in zijn ogen zijn zoon en dochter de mist in ziet gaan, een vereenzaamde oude man, denkend over de dood, een filoso fisch oordeel vellend over onze pla neet en haar bewoners, dat bepaald niet rooskleurig en zeker niet triom fantelijk is- De verteller Bellow, die een meesterlijke „Herzog" schiep, persi- fleert „Berzog" in „Sammler's pla neet"? Hij is echter teveel vakman om weg met mijn wantrouwig vooroordeel eerder aan opzet dan aan onmacht te denken. Je zou kun nen zeggen dat Herzag een dikke twintig jaar ouder is geworden en nu Sammler heet. Ook als Samimler probeert hij het wezenlijke van het bijkomstige te scheiden: een wereld beeld op een kladpapiertje of een zin in zijn hoofd. Dan blijkt, of je opa bent of een belhamel, dat het leven een flinke warboel is, omdat iedereen vol tegenstrijdigheden zit. We zijn allemaal getikt. Slechts één ding is misschien erg helder: we staan allemaal (Sammler, alleman, elcerlyc) met één been in het graf. De oude Sammler en de ten dode opgeschreven Elja zijn er zich van bewust. Ze houden er rekening mee. De anderen, de jongeren, spelen er mee. Wallace bijvoorbeeld, de zoon van Elja, waant zich, gezien zijn roekeloos gedrag in een vliegtuigje, niet kapot te krijgen. Zijn zuster, de sexbom Angela, waant zich nog al tijd pure jeugd. Nicht Margotte, bij wie Sammler inwoont, en zijn doch ter Shula zijn jong noch oud, dus verre dertigers die menen nog een heel nieuw leven te kunnen begin nen: beiden zijn verliefd op ene professor Lal. Wat wil Bellow hier mee duidelijk maken? Dat je biolo gisch en dus ook erotisch uitge speeld moet zijn om wérkelijk van je sterven overtuigd te zijn? De rest waant zich onsterfelijk? Ik geloof dat dit zeer waar is en dat daarom twintigjarige kinderen oorlogen moeten uitvechten. WIM HUYSKENS „De tv moet een ongelooflijk grote beschavende invloed hebben. Iemand die 50 jiaa-r geleden rechten gestudeerd had in Leiden droeg waarschijnlijk minder culturele ba gage mee dan de gemiddelde tv- kijker van nu. De culturele dressuur die de jurist meekreeg is iets an ders. Zo'n man wisit van enige na men en begrippen en boektitels dat hij er met bepaalde herkenningssig nalen op moest reageren. Een me taalbewerker die een complete tv- opvoering van Haimlet gezien heeft weet dat niet en beschouwt het gewoon als een stuk dat hij gezien heeft Maar hij heeft het gezien en die jurist niet", aldus Karei van het Reve in HOLLANDS MAAND- BLAD-281 (Nobelstr. 27, Den Haag). Verder in dit nummer o.a. J. van Heerden „Het enige wat de moeder weggooit van Japie is Japie" (Een satirisch stuk op de dienst plicht na 65-plus)J. Lechner: „Achtergrond van Augusto Roa Bas tos"; een discussie met Paul van 't Veer over de waarheid rond I.F. Stone en J. Guepin „Het droogstop pelstandpunt" (n.a.v. F. Maatje: Li teratuurwetenschap). „Recht en wet zijn er op de eerste plaats voor om de ruimte van het menselijke open te houden. Een rechtsorde, die abortus legaliseert ontkracht zichzelf. Niet ten onrechte wordt legalisering van de abortus door velen aangevoeld ails een ge vaar dat ook reeds bestaande sub jecten bedreigt, doordat het klimaat wordt, opengebroken naar legalise ring van euthanasie en eugenese", schrijft A. Leijnen in STREVEN-7 (postbus 233, Den Bosch) n.a.v des betreffende bisschoppelijke briet Verder treffen we in dit nummer o.a. aan een interessante beschou wing over de Braziliaanse onder wijsdeskundige Paulo Freire („Op voeding als bevrijding") van A. Sil- va) de inleiding van Corn. Verhoe ven voor de Tilburgse Leergangen over „Het nut van de filosofie"; Bartalis-Schnieder: „De 'Bondsrepu bliek en de Sovjet Unie"; Holz: „De keuze van de patriarch van Moskou, nog slechts een formaliteit?" en Th. de Jong: „Glorie en nawee van het kolonialisme" (terecht een scheld woord?). „Wat Marcuse beoogt is dat tole rantie slechts zal gelden voor hen die in de rijpheid van hun aanleg in staat zijn rationeel en autonoom te denken. Wie uitmaakt of iemand aan deze eis voldoet vermeldt de geschiedenis niet. Ik vermoed hij zelf. Hij mag dan aanspraak maken op tolerantie, maar tegenover ande re mag hij intollerant zijn. Dat is niet zomaar barre nonsens, het is een verwereldlijkte vorm van een verouderd en verderflijk jesuïtisme,. waarvan de progressieven katholie ken nu juist afstand hebben geno men", aldus J. van Praag in RE KENSCHAP 1 (Oudengracht 152 Utrecht) „Marcuse en de verdraag zaamheid" Is daarop de vervolgbij- drage van H. Bonger, waarop J. in 't Veld „Marcuse versus Marx" laat optreden. Interessante discussiestof. In dit nummer is o.a. ook nog opge nomen een uitvoerige schets van de figuur van Hans Christiaan Ander sen door Annie Romein-Verschoor. „De verplichtingen die door de arbeidsvergunning aan de gastarbei der opgelegd worden, kunnen als een uitstekend voorbeeld voor de (on)mogelijkheid van het huidige economische systeem aangebracht worden. Wij moeten inderdaad vast stellen dat de buitenlandse arbeider „vrij" is...voor zover het „econo misch systeem" het toelaat", aldus W. Verriest in KULTUURLEVEN-3 (Justus Lipsiusstr 18, Leuven). eindredactie henk egbers [u Berlijn heeft men nog niet zo langi geleden een grap uit gehaald. Onder geestdriftige bij val van een groot aantal linkse studenten viel een spreker de lamlendigheid aan van het (Duit se) klootjesvolk, dat zich meer gelegen Iaat liggen aan de staats loterij, het dagelijkse borreltje en de doorbetaalde vakantie, dan aan de hervorming van de maat schappij. Toen het applaus was weggestorven, maakte de spreker bekend, dat de studenten, die bij de neo-marxistische filosoof Mar cuse zwoeren, niet naar een speech van hemzelf hadden ge luisterd, maar dat ze de handen °P elkaar hadden gebracht voor een van de meest succesvolle re devoeringen die Mussolini inder tijd heeft gehouden. De Fransman Jean Frangois Revel haait in zijn boek „Marx noch Je sus dit voorval niet aan om de studenten in kwestie belachelijk te waken. Wel om aan te tonen, dat de meeste revolutionaire methoden eh de slogans die daaraan worden verbonden eigenlijk hopeloos verou derd zijn. Revel ziet geen enkel heil meer in de traditionele beelden van een soci alistische revolutie. „Iedereen in Eu ropa zegt hij, „jongeren helaas Y?hzeer als ouderen, schijnt in re- tutie niets anders te kunnen zien an een achterdochtige trouw aan vroegere mislukkingen. Van Europa verwacht hij dan ook geen revoluti onair elan meer. De omwenteling van de twintigste eeuw zal volgens hem plaatsvinden in de Verenigde Staten. En meer dan dat ze is er al op gang gekomen. De rest van de wereld zou pas kunnen volgen als de revolutie in Noord-Amerika tot een succes is geworden. Dat zo'n knuppel in het hoender hok in Frankrijk de kippen deed rondstuiven hoeft geen betoog. Re- vel deed echter geen moeite ze te kalmeren. Hij smijt er, integendeel, nog een paar knuppels achter aan door bijvoorbeeld te beweren dat de begrippen socialisme en ka pitalisme zo verward zijn geworden, dat het moeilijk is zich volledig voor het een of het ander uit te spreken en dat de contesterenden in Europa in feite de enige kracht zijn, die erin slaagden rechts zowel als links wakker te schudden uit hiun academische verdoving. Maar, zegt hij, die contesterenden zijn slechts de volgelingen van de protesterende studenten in Amerika. En daarmee zitten we dan in het hart van zijn betoog. Revel gebruikt het woord revolu tie in een andere dan de gangbare betekenis. Hij gelooft niet in een gewelddadige omwenteling, maar in een procesmatige verandering van de wereldsamenleving. Geen enkele tactiek kent hij een autonome waar de toe, tenzij er een nieuwe organi satie van de maatschappij klaar ligt om de bestaande te vervangen. Zo'n organisatiepatroon moet vol gens hem voortkomen uit de kritiek op de onrechtvaardigheid in de eco nomische en sociale verhoudingen, de kritiek op de doeltreffendheid van het beheer der menselijke rijk dommen, de politieke macht, de cul tuur en de moraal en tenslotte uit de kritiek op de oude beschaving als censor van het individu. In de perio de voorafgaande aan de Franse re volutie werden dezelfde voorwaar den tegelijkertijd gesteld en gedu rende zeventig jaar weiden de Op lossingen voorbereid. Elke revolutie nadien, zegt Revel, heeft slechts machtsverschuivingen veroorzaakt. Ze heeft nergens geleid tot verdere vrijmaking van het individu. In fei te is er na 1900 geen enkele echte revolutie meer geweest. Die stelling brengt hem ertoe schamper voorbij te gaan aan wat er in Rusland is gebeurd en ,even schamper te spreken oyer het socia listische élan in Europa. Niet Europa, maar Noord-Amerika bevindt zich volgens Revel in een revolutionaire ontwikkeling, maar het aniti-Amerikanisme weerhoudt de Europeanen ervan dit te erken nen. Hij vraagt zich af waarom alles wat in Europa goed is in Amerika "De verbeelding aan de macht, hoorden we in mei 1968. Maar Wat is er gebeurd sinds een onbekende die schitterende zin op een muur van de Sorbonne kalkte? Het verle den is al wat ons bezig houdt. Is verbeelding soms herhaling? Is re volutie soms nazeggen en de eeuwi ge terugkeer naar iets of iemand: Markx, Mao, Castro, Guevara..?" slecht zou zijn, vooral als bewezen kan worden dat de nieuwe vormen van verzet juist in de Verenigde Staten eerder zijn ontstaan dan overal elders en de contestatie er niet is verstikt of verpletterd in een frommelige retoriek van salonmaoïs- me, maar er nog steeds resultaten boekt. Ze heeft er, zegt hij, de politieke, de culturele en de econo mische macht uit het evenwicht ge bracht en toch is ze niet helemaal terug te brengen tot de economische eisen van een onderdrukte klasse, de politieke eisen van een oppositie partij, de culturele eisen van een Subversieve denk- en leefrichting. Als de voorwaarden waaraan de V.S. voldoen om een waar revolutio nair land te zijn, noemt Revel de economische voorspoed, de technolo gische bekwaamheden en een hoog niveau van fundamenteel onderzoek. Vervolgens de omstandigheid dat de progressieven in cultureel opzicht het oog gericht houden op de toe komst en niet op het verleden, dat men er autoritaire controle verwerpt en er talrijke aanvullende of alter natieve subculturen naast elkaar be staan. En voos wie hem hierin wil tegen spreken heeft hij een aantal uitda gende voorbeelden bij de hand. Zo goed als hij met polemische scherpte aantoont dat de vrijheid waarbinnen een geweldloze hervorming van de maatschappij moet worden bewerk stelligd daarginds groter is dan waar dan ook. Het zou onjuist zijn, zegt hij, te beweren dat de rechten van de Amerikaanse burger door de re actie niet voortdurend worden be dreigd. Maar dat verhindert niet dat ze wettelijk ook beter worden be schermd dan overal elders. "Markx noch Jesus" is een uiterma te fel boek. Het is namelijk geschre ven door een Fransman die zich ongemeen heeft geërgerd aan het culturele superioriteitscomplex van zijn landgenoten, hun politieke ste riliteit en de wijze warop De Gaul le het domme nationalisme van de Fransen heeft bespeeld. Ten aanzien van enkele hoofd stukken kunnen we ons in Neder land meer toeschouwer dan betrok kene achten, maar dit neemt niet weg dat de strekking van het boek ook hier, zowel door links als door rechts, als buitengewoon uitdagend zal worden ervaren. De wereldrevolutie is begonnen in de Verenigde Staten, op de puinho pen van een uitgehold marxisme en een verstard christendom. Jawel.... J. VERD1ESEN. (Jean Francois Revel: Marx noch Jesus, Het wereldvenster, Baarn, f. 15,90). WASHINGTON (RTR) De Ame rikaanse voedings- en geneesmidde- lendienst, een regeringsinstelling, heeft de bevolking gewaarschuwd op te houden met het eten van zwaardvis, omdat die makreelachti ge soort teveel kwik bevat. Dit kan vooral gevaarlijk zijn voor kinderen en zwangere vrouwen. Van de 853 zwaardvissen, die de afgelopen drie maanden zijn onder zocht, bleken er slecht 42 onder de door de dienst vastgestelde gevaren- grens van 0,5 kwikdeeltjes op het miljoen te vallen. Een deel van de rest lag er niet alleen maar boven, maar zelfs in aanzienlijke mate. Met andere vissorten bestonden momen teel geen grote problemen. In lichte mate leek dit volgens een woord voerder wel het geval met heilbot en haring, maar hij zei met nadruk dat er geen reden tot ongerustheid bestond. I DE REDACTIE heeft Merijn ver zocht op deze plaats verantwoording af te leggen over zijn rubriek Deze Tijd. En dat treft, want juist deze week - gisteren om precies te zijn - bestond Merijn vier jaar. Geen groots gebeuren, maar toch net een reden om eens officieel te doen. De opzet van Deze Tijd was "een kleine kolom vol wetenswaardighe dengrappige dingenopvallende uitspraken en merkwaardige ge beurtenissen", zoals wij in de eerste aflevering op 6 mei 1967 schreven. Wij -jazeker - want de naam Me rijn staat voor twee redacteuren van dgze krant, die Deze Tijd om (we kelijkse) beurten vullen. Wat aanvankelijk meer bedoeld was als een gezellige rariteitenru briek, blijkt bij een aantal mensen al enige jaren aan te komen als een "rode, links, mao-istische" (vult u verder maar zelf in) kolom. Maar voor minstens evenveel mensen - zo valt op te maken uit andere reacties - is Merijn een burgerlijk, conserva tief, gezellig keuvelend mannetje dat op een uitschietertje na dage lijks op de consumptie-toer is. Naar onze (als altijd bescheiden) mening doen de meeste lezers minder moei lijk en kunnen op zijn tijd de grap jes en snieren van Merijn waarde ren, zonder onmiddellijk op de kast te zitten. Die mensen hebben de ware mentaliteit: de mentaliteit van Merijn. Is die mentaliteit dan ultra-links of rechts gericht? Geen van beide, zouden we willen zeggen. Merijn 'wil juist zowel van links als rechts het betrekkelijke laten zien. Met dien verstande dat Merijn niet ge heel en al kleurloos of objectief is; zeker niet. Er is een duur en tegen woordig veel gebruikt woord voor, wat Merijn wèl wil zijn: geënga geerd. Tenslotte zijn het twee redac teuren die dagelijks op hun redac tie-bureaus te maken krijgen met het lief en leed van links en rechts over de gehele wereld. Dat is het nieuws, dat de lezer dagelijks sec oftewel in nogal droge, koel registrerende vorm in de krant vindt. Dat nieuws kan de leêers op de een of andere manier beroeren. Op dezelfde manier heeft datzelfde nieuws Merijn al beroerd, toen hij het ter redactie klaarstoomde voor consumptie door de lezer. De neer slag van die beroering is in feite Deze 'Tijd. Dat de een of andere lezer daar weer ontsteld door wordt, is een tweede. Hoe kijkt nu Merijn tegen die tientallen meningen (van links en rechts) per dag aan? Hij neemt ze met een korreltje zout, want wie heeft de ware wijsheid in pacht? Hij vermengt ze in ieder geval met een (soms fikse) scheut eigen me ning, meestal verpakt in een (woord) grapje. Hij probeert vanuit zijn (althans zo bedoelde) geënga geerde hoekje door holle frasen heen te prikken. Dat de prik wel eens wat te hard aan kan komen, is ook Merijn duidelijk (alvast ver schoning gevraagd voor alle komen de). KortomMerijn is een beetje be gaan met de wereld en vooral met de mensen die het daarop net niet voor het zeggen hebben. Daarom haalt hij wel eens uit naar de men sen die het juist wél voor het zeg gen hebben. En dan het liefst op een niet al te zure manier, want wie zijn wij? Wij zijn ook maar men sen. Wat Merijn doet, wordt wel satire genoemd. Dat is een erg groot woord en grote woorden zijn ge vaarlijk, maar goed, er zitten satiri sche elementen in T z Tijd. Hoge pieten worden op de hak genomen, en vooral die welke de mond vol hebben met dikke politieke woor den, terwijl ze allerlei kleine pietjes laten stikken. In de meeste landen in het Oost blok, tot in Peking toe, maar ook b.v. in Spanje en in Portugal en in Griekenland zou Merijn niet alleen onaardig behandeld worden, maar het gevang in gaan. Dat gebeurt hier niet, hier zijn (sommige) mensen alleen maar onaardig, en dat mag in een vrij land. En Merijn schrijft dus vrijuit wot hij op de lever heeft, in de hoop een kleine bijdrage te leve ren aan een nog grotere vrijheid, want ook in het vrije westen is lang niet alles rozegeur en maneschijn. Dat wil weer niet zeggen dat Merijn de rozen die er bloeien niet ruikt. Integendeel. Het vrije weekeinde, de zon, de regen, de hot-pants. de winter, de wid en het (favoriete) park komen dm ook aan bod. En juist die kleine menselijke trekjes wil Merijn ook in het grote wereldgebeuren bloot leg gen. We blijven zo de mensen be snuffelen mt een glimlachje en soms een griv lachje tussen de ster retjes door. Overigens is het natuurlijk ondoen lijk om in één kolommetje te vertel len wat je al vier jaar probeert te zeggen, en nog lang hoopt te kunnen zeggen. MERIJN.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1971 | | pagina 9