De wereld is kleiner geworden Vrijwilligers in de welzijnszorg Vier jaar kolonels REDACTIE RAAD IS SAMEN SPRAAK Duitsers weer naar stembus LANGZAAM MAAR ZEKER BEGRIP kunst cultuur Wat nu? in I toneel de cel Weten en niet weten ver ll£>VERINGA Begeleiding VRIJDAG 23 APRIL 1971 VICO TORRIANI is de hoofdrol speler in de eomedy-musical „Boe- ing-Boeing Jumbojet" van Mamoletti die op 30 april zijn enige uitvoering in ons land beleeft. Naast de deur, in de Tilburgse schouwburg. In deze boulevard-musical verder o.a. Bob Franoo, Silvia Frank, Emely Schiller en Herta Worell. WEINREB krijgt misschien toch de Amsterdamse prozaprijs, maar dan een alternatieve. De Amster damse Kunstraad loopt met plannen rond oen gironummer te openen, waarop tot 15 juni geld gestort kan worden. Ondanks de afwijzende mo tivering van b. en w. meent de Kunstraad, dat Weinreb deze prijs toekomt. TWEE HOMOFIELE dominees schrijven een boek. „Ook wij zijn homofiel" zal het boek heten, dat in het najaar bij Bosch en Keuning verschijnt. Vanwege hun gerefor meerde en hervormde ambt blijven ze anoniem. De schrijvers willen bemiddelen in het conflict tussen christelijk geloof en homofilie. Ze wachten tot eind mei op positieve en negatieve reacties, in de vorm van brieven, verhalen, commentaren, gedichten of hartekreten (inzenden aan postbus 1, Baarn met op de envelop „Ook wij"). Deze zullen in het boek verwerkt worden. DE GEESTELIJKE verzorging van de Koninklijke Luchtmacht en andere organisaties laten „The Con tinental Singers" van 29 juli tot 6 augustus in ons land zingen. Die derde tournee van deze groep, met spirituals, gospel- en folksongs, spe ciaal voor jonge mensen, gaat o.a. via Rotterdam en Eindhoven. EENACTER-PRIJZEN van het Mr. Cleveringafonds zijn toegekend aan: E. Brent Besemer voor „De Steiger" (le prijs - ƒ750); K. Ho- lierhoek voor „Polen" (2e prijs - ƒ500) en J. Banen voor „De Proces sie". Geen derde prijs, wel een aan moediging voor Christine Kraft voor „Heerlijk in de zon". THEATER ACHTER DE POORT uit Praag zal van 8 tot 13 mei in ons land spelen. Uitgevoerd wordt „Lo- renzaooio" van Alfred de Musset en „Iwanof" van Tsjechof. Regie Josef Svoboda. Toeschouwers kunnen de Tsjechische tekst volgen door simul tane vertaling. Op 8 mei in de schouwburg van Amsterdam; 9 mei in de Rotterdamse schouwburg; 10 mei in Nijmegen en in Den Haag op 12 en 13 mei. HET CONCERTGEBOUWOR KEST zit nu tot 2 juni in Amerika. Concerten (29) in Mexico, Curasao, Venezuela, Argentinië en Brazilië. Haitink en Benzi zijn er wel bij om de maat er in te houden, maar 14 musici zijn op medisch advies maar thuis gebleven. Hun vervangers zul len nu o.l.v. een arts de klimatologi sche problemen moeten opvangen. DE KONINKLIJKE JAVAANSE Hofdansers van het Sultanaat van Jogjakarta zijn morgenavond te zien in de schouwburg van Tilburg. Daarna o.a. nog op 1 en 2 mei in de Rotterdamse Doelen en op 16 en 17 mei in Eindhoven (POG). De oplei ding van iedere danser duurt 20 jaar; u kunt dus wel wat verwach ten. Cultureel evenement van de eerste orde. WIM ZOMER speelt met zijn gezelschap van 10 tot 23 juni in Berlijn en van 5 tot 10 juli in Leeds. Subsidie blijft nog steeds uit. Daarom gaan Nettie Blanken, José Ruiter en Pauline Rhenen naar „Theater" en Bert Edelenbos naar „Proloog". Het publiek, dat in Dortmund op kleine gevangeniskrukjes zat, be leefde de première van het toneel stuk „Wat nu?", dat drie jeugdige gedetineerden in de gevangenis ge schreven hadden. Eén van de au teurs speelde zichzelf: de 20-jarige Wolfgang Meijer. Het stuk behan delt de geschiedenis van een jeugd bende. „Wat nu?" is een ervarings- verslag. Het is de geschiedenis van een buitenechtelijke jongen, die zijn ouders nooit heeft leren kennen, die met 17 jaar zelf vader wordt en dan langzaam afglijdt. „Wat nu?" is ook de belevenis van een andere, eerst met alle zorg omgeven jongen „van goeden huize", die door zijn ouders al spoedig niet meer begrepen wordt en met hen in conflict geraakt. Het is tenslotte de geschiedenis van een meisje, die een steun voor een van de beide jongens zou willen zijn, maar dan tegen haar eigen wil ook afglijdt. Sensationeel als de opvoe ring door beroepsacteurs en één ge detineerde auteur is de hele ont staansgeschiedenis van het stuk. De Dortmunder toneelgezelschappen hadden een wedstrijd „Jeugdwerk 1970" uitgeschreven. Wolfgang Meij er, destijds nog in hechtenis, ver nam dit door een maatschappelijk werker. Meijer en zijn beide mede gedetineerden namen het besluit, hun eigen geschiedenis te schrijven en deze aan de jury in te zenden. Regisseur M. Neu bezocht de 3 in de gevangenis. De minister van justitie Neuberger, hartstochtelijke voor vechter voor een moderne strafvol trekking, gaf de drie jonge gevange nen alle mogelijke steun. Van de in totaal 13 Ingezonden stukken werd „Wat nu?" het beste, voor een op voering het meest geschikt gevon den. Regisseur Neu gaf de jongens steeds nieuwe tips. Toneelspelers van het Dortmunder gezelschau gin gen naar de gevangenis en lazen met de drie auteurs de afzonderlijke scènes met verdeelde rollen. Twee maanden lang repeteerde hij met zijn toekomstige acteur-collega's, 's Avonds ging hij met zijn mede auteurs naar de cel, om veranderin gen te bespreken, tot op zekere dag de première plaatsvond. Wolfgang Meijer had inmiddels een speelcon- tract met het Dortmunder toneelge zelschap. Tenminste tot het einde van het seizoen is zijn economische bestaan verzekerd. Hij houdt zich met de problemen van de huidige strafvoltrekking in de Bondsrepu bliek bezig. Of de jeugdige acteur daarna zijn na twee jaar afgebroken leertijd bij de gemeente Dortmund kan voortzetten, is door de veroor deling echter een vraag. Als Meij- ers contract met regisseur Neu af loopt, kan het zijn dat de twintigja rige zichzelf inderdaad de vraag moet stellen: „Wat nu?". Twee nieuwtjes voor huismusici van de Frankfurter voorjaarsbeurs: een blokfluit van ivoorkleurige kunststof (zie foto), die beter schijnt te klinken dan de gebruike lijke houten fluit en vooral ongevoe liger is voor temperatuurschomme lingen en vochtigheid. Verder de Philicorda met 2 manualen met in gebouwde cassetterecorder, die naar keuze ritmische of orkestbegeleiding zonder solisten door overeenkomsti ge banden levert, terwijl men de solopartij op de Philicorda speelt. Anderzijds kan ook het eigen spel op de recorder worden opgeno men. van deze voorloper van het Franse impressionisme en de Haagse School blijft er tot 31 mei te zien. Jongkind werd in zijn leven en werk heen en weer geslingerd tus sen Frankrijk en Nederland. In ons land schilderde hij „Frans" en in Frankrijk „Nederlands". Ondanks Jongkind; La cóie Saint-André (fragment) Een rit naar Twente is altijd de moeite waard; mooi land. Een extra prikkel daartoe kan nu nog de Jong kind-expositie zijn in het Rijks museum Twente te Enschede. De laatste tentoonstelling van zijn werk was in '48 in Den Haag, maar nu heeft deze, in het Twentse Lattrop geboren, grote FransNederlandse schilder in zijn moederland een unieke overzichtstentoonstelling ge kregen. Zijn meeste werken bevin den zich in particuliere verzamelin gen, vooral in Frankrijk. Het werk zijn moeilijke bestaan heeft het hem tijdens zijn leven niet aan waarde ring ontbroken; dit in tegenstelling tot zijn jongere, ook in Frankrijk levende tijdgenoot, Vincent van Gogh. Hij verlootte zijn schilderijen (voor f 50 - 70), later brengen zijn werken tot 800 frank op en wan neer in zijn sterfjaar (1891) alles geveild wordt komt er het voor die tijd niet onaanzienlijke be drag van 300.000 frank op tafel. Een beroemd man als Edmond de Goncourt prijst zijn werk en onder zijn vrienden vallen de namen van schilders als Eugène Smits, Schelf hout, Boudin en Monet. Hij neemt dpel aan de Parijse Salon van 1852 en lovend zijn de kritieken voor zijn schilderijen op de wereldten toonstelling van 1855. Jongkind is geen revolutionair schilder. Maar in zijn vroegste teke ningen, gemaakt op paleis het Loo (te gast bij Willem III) spreken van talent. Ze zijn nu aanwezig uit het bezit van de koningin. Naast zijn marines schildert hij stadsgezichten: Parijs, Notre Dame, bruggen over de Seine.-Toch blijft hij de „Hollandse" schilder van manescfaijintjes, die suc ces opleveren. De topografische nauwkeurigheid vervluchtigt daarbij op den duur voor moment-opnamen. Het klare licht en de transparante sfeer van het zuiden breken door bij zijn eerste Franse kapitale doeken als Morgenstond en Saint Valéry en Caux zonsondergang. Later weer te rug in Nederland plaatst hij weer de Hollandse molens en havengezichten tegen de kusten van Bretagne, Nor- mandië en het Kanaal. Actie en rust zijn bij- hem verweven en krijgen soms een tegenhang in zijn verlan gen naar een wat luchtiger leven (bijvoorbeeld af te lezen in een zelfportret). Een van zijn laatste werken was een polderlandschap bij Delft. Een bijzonder fraaie catalogus biedt een goede handreiking bij deze expositie, terwijl ook een levendig verhaal geïllustreerd met dia's van conservator Ter Kuile ervoor zorgt dat u geen spijt zult krijgen van een bezoek aan deze tentoon stelling. „De informatie in onze maatschap pij is ongelijk verdeeld. Weinigen hebben veel, anderen hebben weinig tot niets. Het al of niet hebben van een hoeveelheid informatie hangt mede af van de plaats die individu en en groepen innemen in die maat schappij, van macht die zij hebben of de belangen en machten die zij vertegenwoordigen. Een sprekend voorbeeld is de volkstelling. In het Tweede-Kamerdebat zei minister Ne- lissen: „Het bedrijfsleven eist deze gegevens". Duidelijker kan het niet", aldus Bert van Meggelen in zijn „Notities over informatie en strategie" afgedrukt in PROCES- april (Bilderdijkl. 74a, Bilthoven). Strategie-informatie is het thema van dit lezenswaardige nummer, waarin verder Gerard v.d. Boomen vertelt: „Waarom maak je een opi nieweekblad?" en Leo Neels een „Grondige analyse, basis voor strate gie" geeft. Drs. M. v.d. Kwaretel gaat in op „Informatie en perscon centratie"; o.a.: „Het argument dat de Springer-pers in Duitsland bewe zen heeft hoe nadelig samenballing van de pers kan zijn gaat in ons In de eerste dichtbundel van Ju dith Herzberg, „Zeepost" (1964), staat een gedichtje, „Ochtend", dat vol Herzbergiaanse motieven zit Dat gedichtje luidt: De nevels trekken op, het water staat rechtop in het land. Jij die een voorsprong hebt in onge luk, waar denk je aan? De vogels barsten los in luid ka baal vrolijk voor mij omdat ik vrolijk ben. „Laten we niet sentimenteel zijn over vogels" zeg jij „ze maken ten slotte een hels lawaai, ook ie onsterfelijke nachtegaal". Die motieven zijn: water (de zee) (denk aan „Zee post") weemoed over de onbereikbare ander („jij die een voorsprong hebt in ongeluk - waar denk je aan?") vogels (de kritiek van de jij op haar voorliefde voor vogels is tevens een kritiek op een bepaald soort poëzie, waarin de nachtegaal door gaat voor een uitermate poëtisch» vogel) Deze nachtegaal, beeldspraak voor de opvatting dat sommige vogels per definitie poëtischer zijn dan andere, hier óók beeld voor de opvatting dat poëzie sentimenteel geklets is, komt niet in de poëzie van Judith Herz berg voor. Bij voorkeur noemt ze vogels die niet bepaald zijn door het predikaat „uitermate poëtisch": aas gieren, eenden, spreeuwen, meeu wen, kauwtjes, zwaluwen, reigers. Elke vogel kan onderwerp voor poë zie zijn. Zoals elk woord. Zelfs een vogel die geen vogel is: de vlieg. Zelfs een woord dat nergens op lijkt. Treden in „Zeepost" de vogels voornamelijk als verzamelnaam op, in de bundel „Beemdgras" (zonder jaar) krijgen ze een naam, terwijl ze in „Strijklicht" (Van Oorschot 1971, prijs f 6,90) met naam en al in sommige titels voorkomen. Ik noem Kauwtje I en Kauwtje II, Spreeuw, Spreeuwen, Gierzwaluw. De lezer stelt een ontwikkeling vast van algemeen naar bijzonder. Van vogels in het landschap naar het kauwtje in zijn kooi. De wereld wordt kleiner? Weg is het blauwe vlies dat voor zijn ogen schoof terwijl hij zat te saaien op zijn stok. Twee regenwormen kruipen door zijn hok, nu is hij niet alleen meer, nu heeft hij eten eten dat leeft, eten dat om zijn snavel draait nu is hij baas, baas van het hok, baas van het gras dat beweegt, nu wil hij ook wel water drinken, snavel slijpen, veren strijken, nu knarst de aarde weer. Inderdaad, de wereld is kleiner geworden. Ik bedoel daarmee niet: pietluttiger, bekrompener, ik bedoel: de wereleld van het gedicht is com pacter geworden, nog meer wat een gedicht altijd al is geweest: een wereldje apart, geïsoleerd van de rest van de wereld, een pakkende momentopname. Nog kleiner, op het minimale af, is de wereld in het voorlaatste bun deltje van Herzberg, „Vliegen" (Thomas Rap 1970, prijs f 6,-) Er staan versjes van een paar regeltjes in, allemaal fotootjes van vliegen, door de dichteres geïllustreerd met tekeningetjes van vliegen. Ik citeer het eerste versje: Vliegen blijven vliegen, de dood maakt ze pas oud en stijver. WIM HUYSKENS land piet op. De pers, en eigenlijk alle media, zijn min of meer een spiegel van de maatschappij waar binnen ze functioneren. Een verte kende spiegel uiteraard. Het proces van selectie, van technische moge lijkheid etc., maakt dat de weergave nooit de werkelijkheid weerkaatst zoals die in feite is, maar zoals die door mensen in een bepaalde tijd in een bepaalde samenleving wordt ge zien. Je zou je daarom kunnen af vragen of de Springer-pers niet eer der een stuk van de Duitse samenle ving reflecteert, dan te stellen dat zij die schept". eindredactie henk egbers (ADVERTENTIE) (Van een onzer redacteuren» TILBURG Er zijn heel wat vrouwen en mannen die op sociaal of cultureel terrein in hun vrije tijd best "iets" willen doen. Ze voelen er echter vaak niets voor daartoe lid te worden van een of andere organisa tie. Ze willen geen etiket opgeplakt krijgen. Resultaat, ze blijven meest al afzijdig. Hun werklust, goede wil, enthousiasme, medeleven - vaak ook hun grote deskundigheid op het eigen vakgebied - blijven onbenut. Er bestaat - ontkennen is struisvo gelpolitiek - nog steeds wat span- mng tussen de vakmensen in de welzijnszorg-sectoren en de vrijwil ligers. De "professionelen" verwij- 'le'sen" hun ondeskundig heid, hun sterke groeps- en per soonsgebondenheid in het werk de ondoorzichtigheid van de organisa tievormen,het gebrek aan continuï teit. De 'leken" daarentegen stellen. h het nu juist voor "de gewone man onmogelijk is geworden pre cies te weten wat voor beroeps- kraohten er allemaal bezig zijn in het bos van de welzijnszorg, in - om maar enkele sectoren te noemen - het bejaardenwerk, het jeugdwerk de kinderbescherming, de hulpdien sten Bovendien verwijten zij de professionelen" dat zij het brede terrein hebben afgesloten met ber gen papieren rompslomp, met onbe grijpelijke vaktermen, met een sterk bureaucratisch apparaat. Zij zeggen dat daardoor het vrij functioneren in het welzijnswerk moeilijk, zo niet onmogelijk is. of dreigt te worden. Langzaam maar zeker is echter over en weer wat meer begrip ont staan. De vakkrachten hebben ge leerd, vaak in de eigen organisaties, te werken met vrijwilligers. Zij zijn die mensen gaan waarderen. Gmge-, keerd zijn vrijwilligers gaan begrij pen, dat er gebieden van welzijns zorg zijn, die alleen maar goed kun nen worden bestreken door vakmen sen. Bovendien is in de praktijk zo langzamerhand wel duidelijk gewor den dat - alleen reeds door een tekort aan mankracht - het professi onele sociale werk niet in staat is alle nood te lenigen, alle hulp die gevraagd is te bieden. Er zijn gaten ontstaan, in de bejaardenhulp, ver moedelijk ook op het gebied van het jeugdwerk. Vooral organisatorisch zouden vrijwilligers prachtig werk kunnen doen. Een poging om in die noodzakelijke samenwerlung, in dat gewenste samenspel, lijn te krijgen, is onlangs door het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappe lijk Werk gedaan. Tilburg, Arnhem en Groningen kunnen op kosten van CRM gaan experimenteren met vrij- willigers-centrales. De bedoeling is in genoemde steden centraal te gaan registreren de vraag naar en het aanbod van vrijwilligers op het ge- héle terrein van de welzijnszorg. Aan de organisaties die zich hier mee bezighouden is medewerking gevraagd. Ongetwijfeld zal daaruit samenwerking groeien. Evenals trouwens het selecteren van de vraag en het aanbod. Bundeling van het werk en ordening van heel wat wildgroei lijkt mogelijk, als de experimenten succes hebben. De centrales gaan pogen allen die wel "iets" willen doen op het gebied van het welzijnswerk en allen die al "iets" doen, in te schakelen. Niet door zelf werk uit te delen en instructies te geven. Dat moeten de organisaties doen. Wel door de weg naar allerlei mogelijkheden gemak kelijker te maken. Door de professionalisering van de welzijnszorg, vooral na de oorlog, is de vrijwilliger in het sociaal-maat schappelijk werk in de verdrukking gekomen. Men is echter steeds meer gaan beseffen, dat juist in dat werk de individuele burger uitermate waardevolle bijdragen kan leveren. Men kan hem eigenlijk niet missen. In elk van de drie gemeenten wordt de opbouw van de vrijwilligers-cen- trale door een commissie begeleid. Die commissie moet aan de opzet een plaatselijke basis geven. Unifor miteit wordt beslist niet nage streefd. Heel belangrijk is dat de commissies voor CRM het rapport- materiaal op tafel gaan leggen, waaruit het ministerie eventueel be paalde algemene beleidslijnen voor het inschakelen van vrijwilligers in de welzijnszorg kan opstellen. De projecten worden landelijk verge lijkbaar gemaakt. Er is ook een wetenschappelijke bestudering van de drie opzetten en van de resulta ten. Het experiment moet eind 1973 zijn beslag hebben gekregen. Een misschien wel erg krap tijdsbestek. Want voor het ontwikkelen van een nieuw type vrijwilligerswerk in de welzijnszorg is in de eerste plaats nodig het tot elkaar brengen van vele bestaande organisaties. Die moeten elkaar leren kennen en ver trouwen. Die moeten, eventueel, ook bereid zijn eigen autonomie onder geschikt te maken aan een groter algemeen belang. Om vanuit die op vatting te komen tot een grotere doelmatigheid en tot samenwerking. Vooral tot een samengaan van pro fessionelen én vrijwilligers in het sociaal maatschappelijk werk in de uitgebreide zin van het woord. Daarvoor kunnen de drie exper - menten de eerste bouwstenen leve ren. (Van onze redactie buitenland) ATHENE Vier jaar na de mili taire staatsgreep van 21 april 1967 ziet het er niet naar uit dat Grieken land in de naaste toekomst zal terug keren tot de parlementaire democra tie. Belangrijke artikelen van de nieuwe grondwet betreffende de grondrechten en de politieke vrijhe den blijven buiten werking. De staat van beleg duurt voort en ook de bij zondere krijgsraden, zij het in be perkte vorm, blijven bestaan. Daartegenover staat dat sinds vo rige zomer niet veel leden van ver zetsgroepen voor het gerecht zijn ge bracht. De kampen waar „gevaarlijke communisten" werden opgeborgen, zijn onlangs gesloten. Het oorspron kelijk aantal gedeporteerden in deze kampen - 6000 - was vorig jaar al tot 1300 verminderd. Ook de mees te individuele ballingen zijn vrijge laten. De circa 450 politieke gevan genen hebben echter niet van een dergelijke maatregel geprofiteerd. Een belangrijk element in de ont wikkeling van het laatste jaar was was de volledige hervatting van de Amerikaanse militaire hulp aan Grie kenland, die na de staatsgreep van Papadopoulos en de zijnen aanzien lijk was beperkt. Het uitblijven van een vredesregeling in het Midden- Oosten gaf hierbij de doorslag. Tegenover een toenemende anti- Amerikaanse stemming in Turkije en Italië beschouwt Washington het hui dige bewind in Athene blijkbaar als zijn betrouwbaarste bondgenoot in het oostelijke deel van de Middel landse Zee. Papadopoulos Mede door deze stap van de V.S. is de positie van de kolonels op het gebied van de buitenlandse politiek versterkt. Op enige bomexplosies na, zijn er het laatste jaar geen grote verzets acties geweest. Ook in Griekenland valt een samengaan van regerings tegenstanders te constateren. Volgens politieke waarnémers is één van de redenen van Papadopou los om geen haast te maken met de terugkeer naar de democratie, het feit dat de revolutionairen van 1967 in vier jaar geen kans hebben gezien een politieke basis te leggen voor een continuering van hun macht onder een parlementair stelsel. Intussen schijnen er ook onder de kolonels meningsverschillen te be staan. Zo zou er kritiek zijn op het streven van Papadopoulos om vroe gere politici, die niet bij de staats greep betrokken waren, belangrijke functies te geven. Ook zou verzet be staan tegen een mogelijke omzetting van de „revolutie" in een politieke beweging. Tenslotte zou de regerings leider worden verweten, dat hij alles zelf wil beslissen in plaats van een collectieve besluitvorming. VORIGE WEEK hebben wij be loofd 'ns wat te zullen vertellen over h-t instituut van de redactiera den bij DE STEM. Dit naar aanlei ding van beweringen, dat deze re dactieraden zouden fungeren als toe ziend voogd, als censor, als colleges van betuttelaars, die in feite het beleid van de redactie zouden beva- len. Daar gaan we dan. Bij de wieg van DE STEM heeft na de bevrij ding van het Zuiden een groep ver zetsmensen gestaan, die tijdens de bezetting een eigen blad, DE STEM, hadden uitgegeven. Vooral dankzij deze groep is onze krant toen kun nen verschijnen. Aan hun medewer king verbonden zij een aantal voor waarden: zij wensten gegarandeerd te zien, dat de idealen waarvoor zij tijdens de Duitse bezetting hadden gevochten, de hoekstenen zouden zijn en blijven van het redactionele beleid. Een en ander werd - door de stichting DE STEM de verzets groep, vastgelegd in een overeen komst met de uitgever van de krant, waarbij o.m. werd bepaald, dat het toezicht op het redactionele beleid zou geschieden via een Brabantse en via een Zeeuwse redactieraad. Dus toch controleHet contact van de redactie met de redactiera den verloopt nog uitsluitend via de hoofdredacteur en de directeur) van DE STEM. Dit zijn de ervarin gen van hoofdredacteur L. Leijen- dekker: „Hoe de situatie in de eer ste jaren na de oorlog is geweest, weet ik niet. In de zes jaar echter, dat ik hoofdredacteur ben, heb ik de redactieraden nooit gevoeld als een blok aan het been. Ze zitten niet op de stoel van dé (hoofd)redactie; ze hebben bij mij ook nooit de behoefte doen blijken om daar te gaan zitten. Zij fungeren uitsluitend - en nu citeer ik notulen - als keurmeesters van de krant, als zodanig het lezers publiek representerend en als colle ge van advies en bijstand voor de hoofdredacteur." De redactie van DE STEM heeft meer dan eens - onlangs nog zeer uitvoerig bij de introductie van de rubriek Verantwoording - laten uit komen, dat zij een krant wil maken in samenspraak met de lezers. Wel nu, de redactieraden zijn, blijkens de ervaringen van de hoofdredactie, een van de middelen om tot die samenspraak te komen. Via de re dactieraden hoort de (hoofd)redactie hoe onze lezers in West-Brabant en Zeeland over de krant denken. Via de redactieraden wordt de (hoofd)- redactie geattendeerd op ontwikke lingen, die komende zijn, op menin gen van anderen, op mogelijke bron nen van informatie etc. En waar hier duidelijk sprake is van een tweerichtingsverkeer geven de re dactieraden de (hoofd)redactie gele genheid om het beleid van de krant, indien nodig, tegenover althans een deel van de lezers te verklaren e.g. te motiveren. Vormen de redactieraden dus geen probleem wat betreft de vrijheid en onafhankelijkheid van de (hoofd)re- dactie, zij functioneren naar de me ning van deze redactie onvoldoende als representant van de lezers. Het ideaal zou zijn een redactieraad, die door de lezers zelf gekozen is. Dat blijkt in de praktijk heel moeilijk te realiseren te zijn. Bovendien heeft de stichting DE STEM oude in spraakrechten. Wat wel te realiseren moet zijn is een verbreding van de redactieraden in die zin bij voor beeld dat er ook vrouwen in worden benoemd en meer jongeren. Hoofdredacteur Leijendekker heeft daartoe voorstellen ingediend. Ook de werkwijze van de raden is in studie. Een en ander concentreert zich op de vraag: hoe kunnen wij de samenspraak met de lezers optimaal effectueren Wij zullen u van de verdere ont wikkelingen op de hoogte houden. Hebt u zelf ideeën over deze redac tieraden stuur ze dan in DE REDACTIE. (Van onze redactie buitenlandJ KIEL-WENEN Ongeveer 1.8 miljoen stemgerechtigden gaan zon dag in de Westduitse deelstaat Sleeswijk-Holstein uitmaken of de premier van de lokale regering weerx zoals in de afgelopen twintig jaar het geval was, door de christen democraten (DCU) zal worden gele verd of ditmaal door de oppositione le sociaal-democraten (SPD). De kandidaten voor de opvolging van de 63-jarige premier, dr Helmut. Lemke (CDU), zijn de christen-de mocratische voormalige minister voor wetenschapszaken en vroegere Krupp-directeur, Gerhard Stolten- berg (42) en de sociaal-democrati sche oppositieleider en vroegere journalist Joachim Steffen (48), bij genaamd "Rode Jochen." De verkiezingen voor het deel- staatpi.rlement zijn van aanzienlijke betekenis voor de regering-Brandt in Bonn, niet alleen a Is graadmeter voor populariteit maar ook omdat ze de ratificering van de Westduit.se verdragen met Moskou en Warschau kunnen beïnvloeden.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1971 | | pagina 9