BODEM
De herder, de vissers
en 't koninginne-eiland
DE VISSER
PIM EN
WIPNEUS
BROOD VOOR ANDERHALF MILJOEN MENSEN
Boer houdt
zich rustig
DE KOE
00F IN DE STAAT
'LAATS VAN
E GELOOF
VADEREN
Het fijne leven
van 't spinnetje
Tilt EEG te licht aan textielindustrie?
ONVERVANGBAAR
s
kleine
stem
SCHIP
UITSTEKEND
7BER-
Gedachtefout
Koppeling
Tariefpolitiek
WOENSDAG 21 APRIL 1971
ots, de moskee van Omar, en
jereld joeg. Want deze plaats
hammed ten hemel zou zijn
ternationalisatie te eisen lijkt
verdelinigplain 1947 is dus ach-
aid, maar een aantal^ rechten
de' Arabische Palestijnen, de
>evolkinig van de vluehtelin-
unpen, is ongetwijfeld geble-
om te begiranen oorepronkelit]ke
ctamsrechfen op gronid, huizen,
i. Dat lost mien, raiiet op met te
■n dat ze dan maar met hadden
an weglopen, ook at niiet omdat
in de hitte van het gevecht
zen van Britse kant oen rol
ren te hebben gespeeld, een
lat mij in 1966 ook door vluch
ten in Jordanië is verteld,
et of kan er alsnog in Palestina
de Joodse ook een Arabische
komen? Ik zou er niet aan
n twijfelen, dat de Arabische
stijnen een eigen identiteit heb-
die hen bijvoorbeeld in Jorda-
duidelijk onderscheidt van het
tijnvolk waaruit Hoessein zijn
vste soldaten wint. De Palestïj-
achten zich beter, beschaafder,
n de bedoeïnen verheven, en of
nu al dan niet waar is: verschil-
zijn zij zeker, al hebben ze dan
t staatkundige onafhankelijkheid
snd. Maar ik zou me kunnen
rstellen dat ze die alsnog kunnen
gen, waarbij de Jordaanvaïlei de
gewezen plaats lijkt, eventueel
de vorm van een dubbelmonar-
onder koning Hoessein, al heb-
de bloedige gevechten van de
ste maanden de kansen daarop
verkleind.
Onzeker
et lag in de lijn van Berzl's
een, dat de oorspronkelijke be
ing van het gebied waair hij
zijn Joodse immigratie- met
rverzekerde meerderheidspositie
-stelde, ten volle in de maat-
ippelijke voordelen van die im-
ratie zou delen. De Joodse kolo-
en zouden het land openleggen
ontwikkelen, en dat zou ook het
snispeil van de autochtone be
king omhoogbrengen, aldus Herzl,
typisch paternalistisch-koloniale
e waarmee men nu natuurlijk
nig meer kan beginnen. Zij zou
ners tot een soort Zuid-Afrika
en, met de Arabische Palestijnen
de Bantoes van bet Nabije Oos-
al dan niet in een reservaat met
an lokaal bestuur, een onver-
aglijke gedachte,1 geen oplossing
ar ook een Palestijnse staat in de
iaanvailloi zou moeilijk aan zo'n
atie van (economische) afhanke-
,heid kunnen ontkomen, gegeven
achterstand waarmee hij zou
sten starten.
Loet de oplossing dan toch komen
i een hervorming in Israël zelf?
isehien, maar ik zie dat niet ge
ren zolang de Arabische landen
harde realiteit van de Joodse
itkundige aanwezigheid en de
maire consequenties daarvan niet
uitgangspunt voor eigen hande-
aanvaarden. Want vruchtbare
inning over de toekomst van het
ïisme zal men van de Joden zelf
kunnen verwachten, als hun ei-
huis niet langer van buiten af
zijn naakte bestaan wordt be-
igd.
ot dan kan ik alleen maar hopen,
de jeugd van de Rehov Dizen-
f en die uM de Baferatijnse kaïn-
elkaar nog eens in vrede en
sndschap zullen ontmoeten, en
onder de schaduw van Megiddo.
Honderden jaren geleden heeft een klein meisje, dat eigenlijk al
koningin van Sschotland was, gevangen gezeten op een eiland. Zij
was daar heengebracht door edelen en soldaten, die een andere ko
ningin op de troon wilden zien. Van haar achtste tot haar twaalfde
jaar leefde het meisje in het grote huis op het eiland midden in het
meer. Nu en dan kwamen haar vijanden met een schip aan, om te zien PAARD
of zij er nog altijd goed opgeborgen was en welbewaakt. Dan voeren
zij weer terug om door te gaan met oorlog voeren of plannen smeden.
Maar telkens namen zij geld of sieraden van de kleine koningin mee....
zag de vissers wegvaren. „Kom te
rug riep hij over het water. „Je
hebt de verkeerde hier gebracht. Ik
ben de herder niet, kom terug!!"
Maar de vissers hoorden hem niet
meer...
Lamg geleden was er eens een
sninnetj e. Het was 't kleinste spin
netje ter wereld. Dat vond 't spin
netje fijn, want dan werd ze lekker
vertroeteld. Ze kreeg 's morgens
eten op bed. Ze werd aangekleed.
Leek soms of ze 't koninginnetje ter
wereld was. Dus jullie weten wel
hoe fijn 't spinnetjesleven was.
Marja Janssens, 10 jaar
Eens moet zo'n schip in stormweer
zijn vergaan. De mensen die in ge
huchten om het meer wonen, vertel
len dat het beladen was met goud
en zilver. Dat er geld en goed aan
boord was. En dat alles nu rust
onder het water op de bodem. Maar
nooit heeft iemand de plaats gevon
den waar het oude rijkbeladen schip
ligt.
In het huis op het eiland, dat het
Koninginne-eiland wordt genoemd,
wonen sindsdien altijd mensen. Fa
milies, waarvan de dochters die er
geboren worden steeds opgroeien tot
mooie meisjes, hun schoonheid is
beroemd.
Er was eens een herder die zijn
schapen hoedde op de heideheuvels
in de buurt van dit meer. Een lam
metje dwaalde af, de hond zag het
niet en het schaapje raakte te water.
Het blaatte erbarmelijk en de her
der hoorde het angstig gekerm. Hij
liet zijn kudde In de steek en kwam
buiten adem aan de oever, juist toen
het lam onder wtater verdween. Op
dat ogenblik kwam een vissersboot
voorbij gevaren en de herder riep:
„Gooi mij een lijn toe, ik wil probe
ren mijn lam te redden!"
De vissers stuurden wat naar de
wal en wierpen een sterk touw naar
de herder die het om zijn middel
bond. Toen dook hij de diepte in,
kwam weer boven, dook opnieuw,
vele malen achtereen. Ach, het lam
was niet te vinden!
Nog één keer wilde de herder het
proberen, maar nu dook hij op een
peilloos diepe plek. Hij dacht al dat
er geen bodem meer in het duistere
meer was, toen zijn handen iets
betastten: het schip, het eeuwen ge
leden vergane schip Hij voelde
munten en bekers en kettingen;
vlug vulde hij zijn zakken en hees
zich, snakkend naar adem, snel om
hoog.
Toen hij boven water kwam, haal
den de vissers hem binnenboord.
Zij voeren intussen verder, nog voor
de herder op verhaal was gekomen
en kon vertellen wat hij dacht, en
kon laten zien wat hij in zijn zak
ken had geborgen: goud en zilver,
geld en sieraden.
Maar toen de vissers dat tenslotte
zagen en luisterden naar wat de
herder vertelde, tóen veranderden
zij hun koers om terug te keren
naar de plaats waar de herder zo
juist had gedoken. Zij konden nau
welijks eikaars beurt afwachten om
af te dalen naar de bodem van het
water, zo ongeduldig waren ze.
Maar hoe zij ook zochten, ze von
den niets en nu geloofden zij dait de
herder hen had bedrogen. Woedend
rosten zij hem af, namen de gevon
den sohatten weg en stopten de
arme herder in een zak die ze
dichtbonden. En aangezien ze juist
weer langs de oever voeren, gooiden
ze hem aan land. „Als we klaar zijn
met vissen komen we je wel opha
len en brengen je naar het eiland.
Wat zul je het daar goed hebben!!
De familie met de mooie dochter is
naar de stad gevaren en het huis is
gesloten.
Daar lag de arme herder, bont en
blauw van de klappen en van de val
die hij in de zak had gemaakt, te
kermen aan de kant van het meer.
Eindelijk hoorde hij de hoefslag van
een paard. Hopend dat bij het paard
een ruiter hoorde, jammerde hij zo
hard als hij maar kon.
„Zit er een man in deze zak?"
hoorde hij daarop vragen. „Ja, o ja!"
steunde de herder, „help mij en haal
me eruit!". „Ik weet nog niet waar
om ik jou uit die zak zal loslaten",
wijfelde de stem van de man die bij
het paard hoorde. „Waarom zit je
erin?" „Ik wil niets met ze te ma
ken hebben, ik wil ze niet meer
zien!" schreeuwde de herder en
daarmee bedoelde hij de vissers.
„Nou, als jij er niets mee te maken
wilt hebben, dan ik ook niet", zei de
ander en wou al doorrijden.
Nu werd de herder bang dat de
man hem niet los zou laten, als hij
hoorde dat er zulke boosaardige vis
sers in de buurt waren. En daarom
zette hij een flinke stem op terwijl
hij door de aak riep: „Ik wil niets
te maken hebben met de dochter
van het Komngmne-eiland. Ze wil
len dat ik met haar trouwen zal,
maar daar heb ik geen zin in Nu
hebben ze me in een zak gestopt en
straks word ik gehaald en er naar
toe gebracht".
„Wel", antwoordde de ruiter nu,
„ik wil best met de mooie dochter
van het eiland trouwen. Ik laat je
los en kruip zelf in de zak. Afge
sproken?".
„Afgesproken", zuchtte de herder
opgelucht. Stevige handen maakten
de zak los. De herder kroop eruit,
de man die bij het paard hoorde
kroop erin en dat deed hij zó vlug,
dat hij niet zag hoe bont en blauw
de herder was van het slaan en van
de val. De herder knoopte de zak
vlug dicht, voegde de man nog toe:
„Zet het op een schreeuwen, want
dat heb ik ook gedaan!", en sprong
op het paard. Spoorslags reed hij
terug naar zijn kudde schapen. Hij
had tot zijn verdriet een lam verlo
ren maar een paard gewonnen!
De volgende dag voeren zij weer
langs de plaats waar het lam te
water was geraakt, en daar zagen ze
de herder op een prachtig paard zijn
schapen hoeden bij de heideheuvels.
Hoe kon dat nu? Ze hadden hem
toch in de zak op het eiland gesme
ten!
„Hoe kun je nou weer hier terug
zijn en hoe kom je aan dat prachtig
paard?" schreeuwden ze vanuit hun
boot. De herder maakte een toeter
met zijn handen en daar riep hij
door: „In de stal van het huis van
de mooie dochter op het eiland staan
nog wel tien zulke paarden. Het
heeft mij zwemmend overgezet!"
De vissers geloofden bijna dat de
herder, die toch goud en zilver van
het verloren schip had gevonden,
een soort tovenaar was. Nu vond hij
zulke prachtige paarden in de stal
van het gesloten huis op het Konin
ginne-eiland!
Snel zetten zij koers naar het
midden van het meer waar het ei
land met het woonhuis van de mooie
dochters lag. Maar de man die daar
de vorige dag in de zak was neerge
smeten. zag ze aankomen. Hij ge
loofde niet dat de herder een soort
tovenaar was en het leek hem be
ter niet te jammeren en zich héle
maal niet te laten zien. De vissers
sprongen op het eiland van boord en
holden naar de stallen van het ge
sloten huis. Toen zij daar niets von
den stormden zij naar alle kanten in
de hoop toch de mooie paarden te
vinden.
Intussen wipte de man in de boot
en deed wat hij kon, om op zijn
eentje met het grote schip over te
steken naar waar de heideheuvels
liggen. Het lukte hem met heel veel
moeite. Hij stapte aan land, legde de
boot vast en ging lopend naar huis.
Over het verloren paard durfde hij
met de herder niet te gaan praten,
want zó aardig was hij tegen hem
nu ook niet geweest
En de vissers? Die zaten op het
eiland zonder schip.
Ja, de vissers zaten op het Konin
ginne-eiland en als niemand ze eraf
heeft gehaald dan zitten ze er nog
steeds.
An Mac Gillavry
eindredactie
els smit
ben jansen
Intussen kwamen de vissers weer
langs de kust gevaren zoals zij be
loofd hadden aan de herder. „Lig je
nog altijd te jammeren en heeft
niemand je uit de zak gehaald"
spotten ze. „Dan zullen we je weer
aan boord nemen en op het Konin
ginne-eiland afzetten". Dat vond de
man in de zak uitstekend. Hij wilde
immers wel naar het eiland om met
een mooie dochter te trouwen!
De vissers hesen de zak op hun
schip en staken het water over. Bij
het eiland namen ze de zak aan de
vier punten en jonasten hem van je
éne, twéèje, drieje! op het eiland.
Dat vond de man in de zak niet
alleen bijzonder pijnlijk, maar ook
heel vreemd. Zo behandel je geen
bruidegom, ook al wil hij zoge
naamd niet met de bruid trouwen.
Gelukkig had hij een mes bij zich
en daarmee sneed hii de zak open.
Nu zag hij dat het huis van de
eilandbewoners gesloten was. Er
werd bepaald niet op een man ge
wacht! Toen keerde hij zich om en
B 16-71
Deze visser zit nogal te genieten.
Dat is ook geen wonder, want het
water zit vol met vissen. En niet
alleen vissen. Er zijn nog meer
zeedieren. Zien jullie hoeveel en
welke?
t
'SIApiCKAVZ
uaa ua U99 'quasi uaa
'SIA^UI U99 '[EM.5È U99 'lUU 1199
'pudpifqasaaz uaa 'joqos uaa 'iesq
U99 'SIApTAY U99 UI U9J
-Dipaaz U9ij ua^iz :3uissoido
■immuun
li11!
Illlfl
■iiiimiiiiimmuiiimiiiimiii!
Manuelle Verschueren, 10 jaar, Clinge.
Er was er eens een koe
Die was altijd moe
Op een dag liep hij weg
Dwars dioor de heg
Da>ar kwam hij iemand tegen
Vlak bij de drukke wegen
Weet je wie het was?
Meneer de grote Pas
Hij vroeg mijnheer:
„Woont u nou eigenlijk bij het
meer?"
„Ja zeker koe"
„Maar je wordt er vreselijk moe"
„Zeg kom je eens bij me op be
zoek"
„Ik woon er vlak om de hoek"
„Dat zal ik doen mijnheer"
„Dag tot de volgende keer"
ffl Els Rens, 9 jaar, Hoogerheide
Wipneus en Pim waren op de
zolder van het paleis geklommen. Ze
hadden in een oude kist een verre
kijker gevonden. Ze keken ermee
naar huiten. Maar oei, wat zagen ze
daar? Een rookpluim boven de bo
bomen! Daar moesten ze op af. Eerst
aan koning Goethart vragen of het
mocht. Gelukkig, het mocht. Ze pak
ten hun rugzakken en gingen er op
uit.
Ze liepen en liepen maar. Einde
lijk waren ze er. Wat was dat? Het
huis van de konijntjes stond in
brand. Moeder konijn huilde maar.
„Wat is er aan de hand", riep Wip
neus. Vader konijn zou alles aan
Wipneus vertellen. En Pim zou de
kleintjes troosten. Want die wilden
hun popjes. Er was ook een grote
jongen. Die heette Wippie (hij huil
de niet), maar hij wilde wel in het
brandende huis. Maar dat mocht na
tuurlijk niet.
Vader konijn vertelde zo: „Ik
moest voor moeder konijn bladeren
gaan halen voor de soep. Ik had ze
gehaald. Moeder deed ze in de soep.
Maar toen, o wee, toen vloog de
vlam in de pan. En zo is ons huis in
brand gevlogen".
„Ik weet er wel wat op", zei Wip
neus. „Heeft U emmers? Ja? Er
stroomt toch wel een beekje Dan
doen we alle emmers vol met water
en dat gooien we dan op het huis".
„Ja, ja..." riepen ze allemaal. En
steeds gooiden ze water tegen het
huis. Sissend ging het vuur uit.
„Maar waar moeten we vannacht
slapen", vroeg moeder konijn zich
met een trillende stem af. „We stu
ren een telegram naar het paleis",
zei Wipneus, „en dan sturen we
timmerlui. En speelgoed krijgen jul
lie ook". „Nee, dat moeten jullie
niet doen", zei moecfer konijn. „Wel
waar", zei Pim en ze stuurden een
telegram.
De mannen kwamen zo. Ze bouw
den een huis en de kleintjes kregen
speelgoed. Eindelijk was het huis
klaar. „Wat moeten we doen", zei
Pim, „het is al bijna nacht. We
kunnen niet meer naar huis". „Dan
graven wij voor jullie wel een hol
letje", zei de konijnenfamilie. „Dan
kunnen juHie daar slapen".
En zo gezegd zo gedaan: de konij
nenfamilie groef een holletje en
Wipneus en Pim gingen er lekker in
slapen. En de volgende ochtend gin
gen ze weer terug naar het paleis.
Monique Dusarduyn, 8 jaar, Goes
(Van een onzer redacteuren)
TILBURG In de Nederland-
e textielindustrie verdienen nog
steeds zo'n 60.000 mensen hun
brood. Haar jaaromzet is zeker
2Vz miljard gulden. Als men die
industrie zou liquideren om ont
wikkelingslanden te helpen
zal ook de omvangrijke confectie-
industrie in ons land zware klap
pen krijgen. Daarin werken ook
nog eens tegen de 70.000 mensen.
De omzetten van textiel- en con-
fectie-industrie samen liggen elk
jaar tussen de vier en vijf mil
jard gulden.
In de ongeveer 80.000 textielbe
drijven in de EEG werken zeker
I nog zo'n anderhalf miljoen mensen.
Dat aantal vermindert sinds 1956
gestaag. Elk jaar met 1,3 procent.
I Voornaamste oorzaken: sanering,
herstructurering, concentratie en
modernisering. Tussen 1957 en 1968
steeg in de EEG-textielindustrie de
produktivtet met 47 procent, de
produktie met 31 procent en daalde
I de werkgelegenheid met 11 pro-
cent.
Steeds weer gaan er stemmen op
dit betogen dat die hele Europese
textielindustrie moet worden opge
heven om de ontwikkelingslanden
de kans te geven die textielproduk-
I tie over te nemen* Die moeten dan
I hun textielprodukten zonder invoer-
I heffingen op de Europese markt
I kunnen gaan slijten. Een merkwaar
dige opvatting. Vermoedelijk ont
staan door het feit dat „de textiel"
in Europa geruime tijd op de tocht
heeft gestaan. Hetzelfde geldt trou
wens ook voor de schoenindustrie.
Ma-ar niemand zal er over denken
dit ook fe betogen voor bepaalde
sectoren van d-e klein-metaal indus
trie, of voor bepaalde produktielij-
nen in de Europese eleetro-techni-
sche industrie waar het nogal eens
stagneert.
De redenering is dan dat de tex
tielindustrie hee] arbeidsintensief is
en dus bij uitstek geschikt om in de
ontwikkelingslanden honderdduizen
den aan werk te helpen. Welnu,
over het algemeen berust dat op een
ernstige misvatting. Een modern uit
geruste textielfabriek is helemaal
niet arbeidsintensief meer. Zeker
niet, als zo'n bedrijf sterk gespecia
liseerd is en een niet of weinig
gevarieerd produktiepakket heeft-
Een voorbeeld! In Limburg draait
een bedrijf dat zich heeft toegelegd
op de vervaardiging van kamgaren
polyester wollen stoffen. Een zeer
modern bedrijf. Het zal binnenkort
over 48 Sulzer (spoelloze) weefge
touwen beschikken. Het heeft een
uiterst modern scheerraam. In dat
bedrijf is zeker tien miljoen gulden
geïnvesteerd. Het produceert 30.000
stukken per jaar (1% miljoen me
ter). Omzet: vijftien miljoen gulden.
In dat bedrijf werken.... vijftig men
sen!
Men kan niet aan de indruk ontko
men dat die gedachte van grote
arbeidsintensiviteit nog stamt uit de
tijd van de produktie van de be
faamde „katoentjes". Welnu, die tijd
is al jaren voorbij. De ontwikke
lingslanden maken hun eigen ka-
toentj es al lang.
Het is vrij duidelijk dat zij niet
veel belang hebben bij het monopo
liseren van de textielindustrie ten
koste van de Europese landen. Nog
niet, in ieder geval, omdat zij nog
lang niet toe zijn aan de gevorderde
produktiemethoden en de specialisa
tie die grote delen van de Europese
textielindustrie kenmerken.
Voorstanders van „de liquidatie"
koppelen verder de produktie van
textielprodukten aan de voortbren
ging v-an de textielgrondstoffen- Ze
stellen dan dat het toch veel logi
scher is de fabrieken te brengen
naar de plaatsen waar de grondstof
fen vandaan komen. Dat lijkt een
juiste opvatting.
Maar daarbij wordt wel heel ge
makkelijk vergeten dat juist d-e mo
derne textielindustrie in toenemende
mate kunstvezels en kunstgarens als
grondstoffen gebruikt. Een ontwik
keling die ongetwijfeld steeds ver
der zal voortschrijden. Die grond
stoffen worden gemaakt dioor een
hoogontwikkelde chemische indus
trie. De afzetmogelijkheden van ka
toen en wol worden sterk ongunstig
beïnvloed door di-e ontwikkeling.
Kunstvezels en kunstgarens zijn
produkten van geïndustrialiseerde
landen. Van Europese landen, onder
andere. En wol komt niet uit ont
wikkelingslanden- Die komt uit Au
stralië, uit Nieuw-Zeeland, uit Zuid-
Afrika. De redenering gaat niet op.
De ontwikkelingslanden, zo kan men
stellen, liggen eën fase aohter. Die
moeten zij eerst door. Dat kan nog
vele jaren duren.
De praktijk bewijst dat trouwens
duidelijk. Er is een levendige han
del in machines die de Europese
textielindustrie afstoot. Die machi
nes gaan vrijwel steeds naar ont
wikkelingslanden. Die gaan er mee
produceren voor de eigen bevolking-
Vaak zijn dat oudere machines. Be
drijven die ze gebruiken hebben
dan ook een hoge graad van arbeids
intensiviteit.
Bovendien „exporteren" Europese
bedrijven door vestiging van textiel
fabrieken buiten Europa heel wat
kennis en geld. Voorbeelden: AKU
in India, Nijverdal-Ten Cate in
Zuid-Afrika.
Het brengt meteen het vraagstuk
van de tarief-voorkeur aan de orde.
Het Europese parlement zal binnen
afzienbare tijd moeten besluiten, of
het 4,de" ontwikkelingslanden tarief
preferenties wil geven voor de im
port van opder andere textielgoede-
ren. In Brusselse EEG-kringen is
men daar wel voor. De Commissie
voor Buitenalndse Aangelegenheden
van de Raad van Europa zou in haar
rapport voor het parlement rap
porteur onze landgenoot drs. Th.
Westerterp ook sterk voor die
preferentie zijn. Niet onmogelijk is
dat een gesprek tussen vertegen
dat en gesprek tussen vertegen
woordigers van de Europese textiel-
organisatie (Comitextile) en de
heer Westerteirp de inzichten wat
heeft veranderd.
Als desondanks het Straatsburgse
parlement zou beslissen „de" ont
wikkelingslanden tarief-voorkeur te
geven voor de import in de EEG-
landen van textielgoederen dan zou
dat voor de EEG-textielinduntrie
heel ernstige gevolgen kunnen heb
ben.
De Verenigde Staten hebben ge
weigerd de textielimporten uit die
landen met tariefvoorkeur toe te
staan. Evenals trouwens de Scandi
navische landen, Groot-Brittannië en
Japan. Zij voelen er niets voor de
eigen goed-ontwikkelde en moderne
textielindustrie kapot te laten ma
ken door import uit landen met heel
lange tonen, slechte sociale voorzie
ningen en met industrieën die vaak
nog werken met overheidssteun en
waarvan de winsten niet aan de
bevolking in die ontwikkelingslan
den ten goede komen. Als de EEG
als enige groep landen een
ander standpunt gaat innemen, on
dermijnt ze de eigen textielindus
trie, bron van bestaan voor zo'n 1'%
miljoen mensen.
Maar bovendien steunt ze dan,
bijvoorbeeld, met lage of geen tarie
ven bij de invoer Amerikaanse fa
brieken die in Azië werken- Die
kunnen dan hun produkten goed
koop op de Europese markt brengen.
In de Verenigde Staten zelf is hen
dat onmogelijk. De Amerikanen
gaan dan een markt veroveren ten
koste van de Europese textielindus
trie. De winst komt niet ten goede
aan de ontwikkelingslanden. Het zou
echter nog vreemder zijn als
Straatsburg tariefvoorkeur zou toe
kennen aan de landen die daarvoor
op de lange lijst staan. Want die
voorkeur zou ook landen als Spanje,
Portugal, Griekenland, Turkije en
Joegoslavië ten goede komen. Lan
den wier goedkope textielprodukten
in het recente verleden de hoogont
wikkelde EEG-textielindustrie al zo
veel schade hebben berokkend, om
dat zij kunnen werken met prijzen
die de EEG-textielindustrie als regel
niet kan benaderen door de veel
hogere lonen en sociale lasten die
zij moet betalen.
Men zal er in Straatsburg verstan
dig aan doen eerst goed te bezinnen,
voordat men begint.
JACQUES LEVIJ
De boeren houden zich rustig na de
uitbarsting in Brussel. Zij vroegen de
EEG-ministers redelijke prijzen voor
hun produkten. Die prijzen zijn niet
gekomen en toch houden zij zich
rustig. Een bevreemdend verschijn
sel maar bij nadere beschouwing
toch niet zo eigenaardig, want de
boeren werken nu op het land. Het
voorjaarswerk kan niet wachten.
En daarmee is meteen de kwets
baarheid van de boerenstand aange
duid. Als de boer zich onrechtvaar
dig voelt behandeld, kan hij niet in
staking gaan. Hij is een ondernemer,
die een koe of een ander dier niet
laat kreperen, omdat hij zich veron
gelijkt voelt.
Vastgeklemd in de tang van zijn
werkzaamheden (en verantwoorde
lijkheidsgevoel) komt de boer dan
ook niet toe aan het ballen van een
vuist: een enkele protestmars it\
Brussel buiten beschouwing gelaten,
In deze hulpeloosheid dreigt de
landman ten onder te gaan. Hij
heeft geen sterke vakbond. Hij valt
buiten de stakingsorde.
De boer heeft nog een andere
eigenschap, die eigenlijk niet past in
de huidige samenleving. Hij is ge
zagsgetrouw. Hij ziet het nut niet
van rellen. Schreeuwen hoort ook
bij de minderheid om aldus de
schijn te wekken een meerderheid
te zijn. Maar zoiets doet de boer
niet. Hij valt buiten de agitatie.
De protesten van de Europese
agrariërs zijn in feite uitwassen van
lieverdjes: het blokkeren van een
weg, het uitdelen van fruit en aard
appels, een jolige tocht naar een
regeringsgebouw, koeien onder de
neus van vergaderende ministers
brengen. Uitwassen om met plezier
kennis van te nemen.
Het nette protest valt niet op en
heeft niet voldoende uitwerking.
Klachten bij nationale overheden
mogen niet baten. Acties van parle
mentariërs evenmin, omdat niet in
Den Haag of Bonn de landbouw-
dienst wordt voorgeschreven maar
in Brussel.
Mag het ontbreken van kracht een
reden zijn om te berustenMogen
de boerenstandsorganisaties het la
ten bij het geven van commentaar
op besluiten in Brussel? Zo nee, wat
moet er gebeuren?
Mogelijk laat de maatschappij zich
ervan doordringen, dat zij ook ver
antwoordelijk is voor de boeren
stand. Mogelijk zijn de vakbonden
ervan te overtuigen, dat looneisen
en het doordrukken van die eisen
slechts een deel van de maatschap
pij ten goede komt. De boerenstand
met name valt buiten dat potje.
De vakbonden hebben net zoveel
verantwoordelijkheid voor de boe
renstand (andere kleine zelfstandigen
buiten beschouwing gelaten) als
voor de werknemers. Als de bonden
inderdaad sociale instelling zijn, zul
len zij zeker ook rekening moeten
houden met een niet binnen hun ge
zichtsveld vallende maatschappelijke
groepering.
In de afgelopen jaren is het nooit
anders gegaan: hogere lonen, hogere
prijzen, meer belasting. De boer
ploegt voor hetzelfde geld door,
melkt voor luttele centen méér zijn
koeien, voelt het vrije ondernemer
schap onder zich wegzinken. Hij
krijgt in het Mansholt-Brussel geen
voet aan de grond. Hij is gedoemd
mokkend de varkens te voeren, de
koeien te melken. "Wie neemt het
voor hem op?
Het parlement? Dat is machteloos.
Het parlement moet volstaan met
het geven van richtlijnen aan de
minister van landbouw. En de mi
nister mag in Brussel het beste er
van maken. Wat bereikte Biesheuvel
daar en hoever schopte Lardinois
het bij zijn collega's van de lidsta
ten? Hun resultaten zijn de boeren-
praktijk van vandaag.
Hopelijk komt er na de verkiezin
gen een koppel ijzersterke minis
ters, Mansholtfiguren. Regeerders,
die het opnemen voor de rustige
meerderheid ook al een modebe
grip) in de strijd tegen de inflatie.
Anders gaan de lonen weer te sterk
omhoog en de prijzen ook. Anders
zet de inflatie door.
De boerenstand (zelfstandige, de
ondernemer) hoeft niet het slachtof
fer te worden van inflatie. Economi
sche (natuurlijke) selectie heeft al
voldoende regulerende uitwerking.
J. V.D. VEN.
(Van een onzer redacteuren)
Er wordt binnen de EEG over
wogen ontwikkelingslanden toe
te staan hun textielprodukten in
te voeren zonder dat zij daarvoor
invoerrechten moeten betalen.
De gedachte die daaraan ten
grondslag ligt, is dat men daar
mee die landen helpt een eigen
textielindustrie op te bouwen.
Er zijn zelfs vooraanstaande fi
guren in de EEG die menen dat
de EEG-landen er verstandig
aan zouden doen hun textielin
dustrie op te heffen en over te
brengen naar de ontwikkelings
landen. Een opvatting die wel
getuigt van veel wil om „iets"
bijzonders te doen voor die lan
den. Maar ook een redenering
die niet berust op kennis van de
feiten en van de gevolgen die
zulk een politiek zou hebben
voor een Europese industrietak
die onvervangbaar is. Bijgaande
beschouwing is aan dit vraag
stuk gewijd.