ombudsman Oef ensietop bestudeert Sommige commandanten zijn liet hartgrondig eens met de klacht dat straffen willekeu rig zijn.... Zo was er een commandant die zich hier heel sterk van bewust was. Hij had daar om op.zijn bureau een mascotte-hondje staanwaarvan de kop beweegbaar was. Wanneer nu een soldaat bij hem kwam en hij ervan overtuigd was dat deze straf had verdiendgaf hij een tik op de kop van het hondje. Het aantal keren dat de kop heen en weer ging, be paalde het aantal dagen straf. Hij gaf hier als motivering voor dat het bepalen van de strafmaat zuiver willekeur is. - De meeste commandanten zitten onder de tafel uit te reke nen hoeveel dagen zij moeten geven om de soldaat juist het weekend binnen te houden, fieze commandant vond dat een onsmakelijke vorm van willekeur en liet het aan het hond je over. fsem: vrn. Zaterdagbijlage van 27 maart 1971 uit uitMinderen meerderen mensen, door Andries de Jong. Uitgave van Anthos JAN BOLDAAT WIL EEN' SCHEIDSRECHTER DE IKAZERNE door WIM KOCK "Matroos, doe dat luik eens dicht! Ja meneer. Eh pardon meneer. het luik is al dicht. Geen geouwehoer verdomme. Dat luik toch maar slui ten als ik het zeg! Ja meneer Aldus luidt een mopje dat - althans jaren geleden - furore maakte bij de marine en waarvan steevast be weerd werd, dat het echt gebeurd was. Het is in elk geval een karikatura le maar rake samenvat ting van een situatie die kan ontstaan wanneer men konsekwent hiërar chisch gaat denken en handelen. In het hierboven geci teerde boekje van Andries de Jong komt ook iets der gelijks voor: „Tijdens een voorlichtingsles van een adjudant was ook een lui tenant aanwezig. Beiden konden het tijdens een dis cussie waar soldaten bij waren, niet eens worden. Na de les kwam de luite nant bij de adjudant en zei: „U had mij gelijk moe ten geven". De adjudant keek verwonderd op en zei: „Waarom? U had toch geen gelijk?". „Dat weet ik wel", antwoordde de luite nant, „maar ik ben uw meerdere". Er moet een tijd ge weest zijn dat Jan Soldaat dit soort bigotterieën gela ten over zich heen liet gaan. Het spoorde hem hoogstens aan beter zijn best te doen om ook zo gauw mogelijk een streep te krijgen en dezelfde prak tijken te kunnen gaan toe passen op nieuwe lichtin gen Jannen. Maar dat is anders ge worden. De meerderen zijn nog altijd de baas, maar het is niet zo gemakkelijk en zeker niet zo leuk meer om baas te spelen. „Er lo pen maar teveel doctoran dussen rond in de barak ken, te week om officier te worden, maar niet te be roerd om hun maatjes te gen ons op te hitsen", zo zei me, nog niet zo lang gele den, een majoor van de ar tillerie. Anno 1971 is zo'n uitspraak recht voor z'n raap en dan nog tegenover een buitenstaander, een ho ge uitzondering. Men praat nu liever over democratise ring, maar het is een inte ressante vraag hoeveel meerderen officieren én onderofficieren er rond lopen met een vaag heim wee naar „vroeger", toen Jan Soldaat gewillig van hot naar haar liep en als hij zijn hersens al liet wer ken, hetgeen overigens niet van hem werd verwacht zijn gedachten verborgen hield achter de martiaal opeengeklemde kiezen. „Gehoorzaamheid is de ziel van de militaire dienst!" Jawel, maar je kunt van de kritische gene ratie die thans wordt opge roepen 's konings wapenrok te dragen, geen oppassers meer maken. En het zijn heus niet alleen de docto randussen onder de dienst plichtige soldaten die over die „gehoorzaamheid" wel eens een boom willen opzet ten met hun meerderen. Zij stellen de vraag of en tot hoever de hiërarchische structuur functioneel is. Er is bijvoorbeeld een groot De defensietop bestudeert de vraag of er een ombuds man voor militairen moet komen. Minister Den Toom deelde dit op 23 februari in de Tweede Kamer meeDe defensieleiding staat niet negatief tegenover het denkbeeld. Maar men kan nog niet zeggen tot welke uitkomsten de studie zal leiden. Wel is overleg met Binnenlandse Zaken voor zover het de instelling van een civiele ombudsman be treft, waarvoor - zoals be kend - de Tweede Kamer zich duidelijk heeft uitge sproken. Minder duidelijk is hoe de Kamer over de militaire ombudsman denkt. Wel is bekend dat de fractie van de PvdA werkt aan een desbetref- Eend initiatief-wetsontwerp Mr Dijsteibfoem „Er is jen scheidsrechter nodig" verschil tussen een slag veld en de koksschool in Leiden. Vernedering van de mindere is niet zelden een gevolg van de manier, waarop de meerdere zijn hiërarchische bevoegdhe den interpreteert. Ook rechteloosheid vloeit er uit voort: hoe kan een, weliswaar besterde, maar niet juridisch geschoolde kazernecommandant recht spreken? Trouwens, justitieel ge zien, vormt de krijgsmacht, met zijn eigen rechtspraak, een staat in de staat. De door parlement en volk on der de wapenen geroepen jeugdige medeburger ziet zich overgeleverd aan een allengs tot een verblinden de melkweg van sterren en galons uitgegroeide macht, naarmate hij of de fis caal het hogerop zoeken. In het maandblad „Twin tig" van de Vereniging van Dienstplichtige Militairen (VVDM) is gediscussieerd over de vraag of militairen een ombudsman moeten hebben. Ombudsman-promotor en ex-WDM-bestuurder mr. Hub. Dijstelbloem: „Er is een scheidsrechter nodig. Een instantie, die buiten de militaire hiërarchie staat, die zijn duidelijk omschre ven bevoegdheden recht streeks aan het parlement ontleent". Waarom een ombuds man? Elke militair kan zich beklagen als hij meent dat hem onrecht wordt aan gedaan. Mr. Dijstelbloem: „Die beklagprocedure deugt niet. Psychologisch niet, omdat de vrees dat er vroeg of laat toch een douw zal volgen, elke min dere is ingebakken. De sol daat denkt: ik krijg tegen mijn commandant toch geen gelijk en krijg ik het wel, dan gaat hij me zoe ken en vroeg of laat krijgt hij me natuurlijk. Zelf zou ik zo'n houding niet aannemen", zegt Dijs telbloem, „maar ik kan me heel goed indenken, dat het gebeurt. Ik ken een jon gen, een afgestudeerde econoom, die in beklag wil de gaan. Zijn sergeant-ma joor zei tegen hem: ik zou het maar liever niet doen. Het is niet goed voor je toekomst". „Ook de beklagprocedure zelf is niet goed. Om te be ginnen ontbreekt de moge lijkheid tot beklag in twee de instantie. Er zijn ook on voldoende waarborgen voor èen rechtvaardige afwisse ling. Dit in tegenstelling tot het ambtenarengerecht, dat gedeeltelijk openbaar is, waar men een raadsman heeft en getuigen kan op roepen". „Er zijn ook andere, meer principiële zaken, die de aanwezigheid van een ten opzichte van de krijgs macht onafhankelijke, arbi- trerende instantie noodza kelijk maken. Denk maar eens aan een zaak als die van de soldaten in Den Bosch, die opdracht kregen om diensten te verlenen bij een concours-hippique. Of de leerlingen van de Leidse koksschool die ook opdrach ten krijgen uit te voeren die geheel buiten de militaire sfeer vallen. Strikt eno- men mag een soldaat dit soort opdrachten weigeren, geloof ik, maar begin er maar eens aan. Zo'n com mandant zou vreselijk kwaad worden De ombudsman voor de krijgsmacht is helemaal niet nieuw. In de Bondsre publiek, in Zweden en in Noorwegen kent men deze instanties al. In Duitsland moet de ombudsman de mi litair in zijn rechten be schermen (beklag-instan- tie). In Zweden en ook in Duitsland verstevigt de ombudsman de greep van het parlement op de krijgsmacht en in Noorwe gen fungeert de ombuds man als top-orgaan van het onderdeelsradensysteem. Die Noorse onderdeelsra den zijn enigszins te verge lijken met de zogenaamde kontakteommissies die hier de land- en luchtmach ken nen. Mr. Dijstelbloem ziet als ideale ombudsman voor de Nederlandse krijgsmacht een combinatie van deze drie buitenlandse voorbeel den. Maar ook in zijn eigen kamp is niet iedereen het met hem eens. Er is een stroming die meer heil ziet in de VVDM zelf, als in stantie die de militair in zijn rechten moet bescher men. Tolk van deze stro ming is Dijstelbloems ex- VVDM-collega Ruud Berga- min. Hij gelooft niet zo in de militaire ombudsman. Hij twijfelt eraan of het parlement hem wel vol doende bevoegdheden zal geven, vreest de „manipu- leerwens" van de defensie- top en de argumenten waarmee een ombudsman kan worden gekortwiekt, zoals „strategische belan gen", „NAVO-verplichtin- gen", „het moreel van de troep" enzovoort. „Een gekortwiekte om budsman is erger dan de kwaal", schrijft Bergamin in „Twintig" en pleit dan voor de VVDM, „die met een organisatiegraad van ruim 50 procent sterk ge noeg is om de (bedoelde) punten na te streven en de vinger te leggen op mis standen, desnoods onder inschakeling van parlement en pers". De heer Dijstelbloem stelt daar tegenover: „De VVDM wordt eigenlijk al leen maar geduld. De ver eniging heeft geen echte bevoegdheden en kan altijd worden afgescheept. Na tuurlijk maken pers en parlement wel indruk op de top, want er kunnen lastige vragen worden gesteld in de Kamer. Maar dat is nu net niet de bedoeling van de ombudsman. Die gaat zelfstandig op onderzoek uit. Bovendien moet de VVDM als belangenvereni ging de handen vrijhouden. Die moet, bij wijze van spreken, ook kunnen zeg gen, dat de ombudsman zijn werk niet goed doet". Het gaat om structuur en mentaliteitsveranderingen, concludeert Andries de Jong (ook al uit de VVDM- stal) in zijn boek „Minde ren Meerderen Mensen". Maar voor die veranderin gen zich hebben voltrok ken, zullen nog vele lichtin gen dienstplichtigen hun naar de fourier riekende, nieuwe uniformen „op mes breedte" moeten vouwen. Daarom wordt er geroepen om een scheidsrechter in de kazerne.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1971 | | pagina 17