HONDJE POMPON EN
HET BOZE HEERSCHAP
GP
nent
Marina
en de
paddestoe
In eerste twee maanden 126 slachtoffers
Huppelepup, het
grote opperhoofd
oncerns!
OPLOSSING
OPPERHOOFD
HUPPELEPUP
Kabouter Pim
en reus
Hatsjie Hatsjoem
■>ry~
ROZEGEUR EN
MANESCHIJN
kleine
stem
>00.-
Dutch
rnationals
Fund
ginnen en het
in.
TERUG
OfilkiO,
Broedplaats
door
greet buchner
Eensgezind
WOENSDAG 17 MAART 1971
commissionairs in
,53, Amsterdam.
Er was eens een oude man die samen met zijn hondje Pompon in
een klein huisje woonde. Ze hadden het niet breed, maar wel erg
gezellig en dat is het voornaamste.
Als de oude man in zijn stoel zat, zei hij: „Pompon, wanneer ik
I toning was, zou ik niet heerlijker op mijn troon kunnen zitten dan nu
I in deze oude krakende stoel".
En wanneer hij zijn zelf gebakken pannekoek deelde met zijn liond-
I je, vroeg hij: „Zou de rijkste man van de wereld net zo genieten van
zijn pannekoek als jij en ik, Pompon
tie)
al, verleden jaar opgezet
n verdrongen waren dooi
1 betwist worden. Dat is
trijden (vorig jaar twaalf
ordt verkleind. De heer
;t de heren Van der Stoep
-ers, onderdeel van Allied
behartigt: „We hebben
vier plus een finale. We
ssie van de KNWU en die
werden in 1970 alle op een
l verreden) vrij te krijgen
jd aanwezig te zijn, indien
gewerkt was. „Daar stap-
trouwens ook vanaf"., aldus
Smits van Waesberghe. „We
i wedstrijden nu in de week-
aten houden, in plaatsen
idelijk veel muziek in zit",
tornt ook een van de belang-
oorzaken voor het besluit,
jramma van de GP Skol in
pen. Uit reclame-oogpunt is
ietitie vorig jaar tegengeval-
heer Smits van Waesberghe
t ook ronduit toe. „Publier
waalf wedstrijden moeilijk
s. Het publiek is trouwens
niet zo ingesteld op woens-
Vandaar ook dat men de
d-en nu gaat plannen in I WOFOF
waar men vrij zeker veel I
iwers rond bet parcours
Aver de plaatsen wordt mo-
nog onderhandeld, maar het
Ier geval de bedoeling dat de
ipnieuw in Ulvenhou-t wordt
:n, in het voorprogramma
grote jaarlijkse profronde
ir 15 juli). Zeer waarschijn-
de GP Skol zich alleen
in het zuiden en weslffl
land. De heer Smits
rghe: „Voor Groningen
sel voel ik weinig",
staat al vast dat het
nende clubs (iedere vetem-
imt uit met drie man) weet
bedragen. Die zullen evenals
rste jaar in overleg met
worden geselecteerd. De
imits van Waesberghe: „He'
zeker niet dezelfde. Vijf
iben verleden jaar gedurende
ïpitite blijk gegeven gee®?'!
te hebben. Ook al zouden die
u aanmelden, dan komen ze j
ander in de map",
budget van de org,
wat bekort, maar dat lwu®
s de heer Smits van Waf-
geen verband met het get®'
an tal wedstrijden voor de er
En dat blijkt ook wel duiue-
ls hij zegt: „Wij overwegen
ig wat te doen met de nationa-
bkampioenschappen in Dro»'
at past helemaal in het kade
,e Skol-activiteiten, want ™l
echt voortgaan met iets voo
bs te doen. Ik heb daarover «I
g gehad met de heren
>er, Zweedijk en Goud van
ssie weg- en w-edstrijdwezen-i
Europacup-competitie is ""'I
iet van de baan. „Dat is -
litgesloten. Wij hebben het i
md besproken. Het is
een moeilijk punt, oma,
,n Engeland nog niet zover
.et wielrennen. Mogelijk is 1
toekomst echter wel verder
tkelen".
De oude man werkte niet meer en
geld had hij ook niet. Maar het hond-
j je zorgde dat hij aan de kost kwam
I Het had een héél fijn neusje om over-
4 iets te vinden dat de oude man
I gebruiken kon: nu eens een brood dat
bakker verloren had, dan weer
n bot dat de slager had weggegooid,
I maar waar nog wat vlees aan zat. Een
lalidere keer vond Pompon een oude
I hoed in het gras of een paar schoe-
jen naast een afvalhoop. Pompon
I hielp de oude man door het leven.
Op een dag vond de kleine hond
jan de kant van de brede rijweg een
haperen munt. Dit was natuurlijk
I geen grote schat, maar het muntje dat
toevallig glanzend gepoetst was, schit.
I „toe als goud. Pompon nam het flon-
I kerende geldstuk in zijn bek en wil-
e ermee naar huis rennen, toen juist
bet deftigste heerschap uit de streek
zijn koets voorbij reed. „Ho! Koet-
nier! Daar gaat een hond met een
jonden munt in zijn bek! Neem hem
Ie pakken!"
De koetsier sprong van de bok,
greep de hond bij de staart en bracht
hem bij zijn meester in de koets.
[.Welwel, jij bent een dienaar die ik
n gebruiken!" zei het heerschap te-
i Pompon, terwijl hij de munt uit
I bekje nam en in zijn zak stak.
|Hij dacht nog altijd dat het een gou
wen munt was eri hoopte dat die
Bhappe hond hem zakken vol bij elk-
|aar zou kunnen rapen.
Zij reden over allerlei wegen en
|de tocht duurde zo lang dat Pompon
Ie: „Nooit kan ik de weg terug
lenden, wat zal mijn baasje ongerust
[zijn en hoe moet hij aan de kost ko
men!" Daarom begon Pompon te
[blaffen en dat klonk zo: „Waf, waf,
woef. Dit heerschap steelt en
vie steelt is een boef!"
„Hou je kop dicht!" zei het heer-
Ischap. Maar de hond blafte nog har-
Ider en de rijke man schreeuwde nog
lluider, zodat ze tenslotte met oorver-
Idovend lawaai bij het schitterende
■huis van het heerschap aankwamen.
De Heer liet de hond door de tuin-
Iman vastbinden en bracht de munt
Jbij zijn schatmeester. „Een heel ge
il bronzen centje, Heer" zei deze
aan. Nu stikte het heerschap van
(roede. Had hij voor een enkel centje
10'n ellendige rit met die blaffende
fond gemaakt? „Ik zal dat mormel
pores leren!" schreeuwde hij driftig
i holde naar de tuinman. „Bind die
1 een steen om zijn nek en ver-
hem in de rivier!", beval hij
traakzuchtig.
De tuinman zocht een grote steen,
tad die Pompon om de nek en gooi-
ie bet dier in het water,
jfar Pompon die al zoveel had ge-
i voor zijn baasje, was slim ge-
nu ook voor zichzelf te zorgen.
[Terwijl hij naar de bodem van de
finer zonk en al veel water naar
nen kreeg, beet hij het touw waar.
i de steen was vastgemaakt, door.
i steen zonk. Pompon steeig op en
jakkend naar adem kwam hij boven.
zwom naar de kant en draafde
pipend naar het huis van het heer-
Hij trof de rijke gierigaard aan
de waranda, liggend op een rust-
i om te bekomen van de vermoei-
rit. Pompon stikte bijna van
pvoede. Daarom begon hij te hoesten
■1 al hoestend kwam' al het water
bij naar binmen had gekregen uit
'1 keel. Het spoot in een straal over
heerschap dat brullend van zijn
ted opstoof. Maar Pompon blafte
dig: „Waf, waf, woef, woef. Dit
•rschap steelt en is een boef!"
riep de heer zijn kok en zei:
„Jij kunt kippen slachten en als ik op
jacht een wild zwijn heb gescnoten,
snijd je dat m allerlei stukken. Ik
eis dat je deze verschrikkelijke hond
slacht en laat mij de stukken zien,
zodat ik zeker weet dat het gebeurd
is". De kok nam de hond mee naar de
keuken. Maar toen hij in de trouwe
ogen van Pompon keek, brak hem
het hart en hij streek het beest over
de kop. „Ik zal je heus niet slachten,
maar je moet me wel beloven dat je
je niet meer aan het heerschap zult
laten zien. Anders is hij nog in staat
mij zelf te slachten". De kok haalde
bij de slager biefstukken, lapjes en
ribbetjes. Hij legde dat allemaal in
een mand en liet die aan de heer zien
met de woorden: „Dit zijn de resten
van de hond". „Goed zo", was het
boosaardige antwoord.
Pompon hield zich nu voortdurend
schuil in de keuken. Maar op een
warme dag, zette de kok de deur
wijd open en daar liep een kat voor
bij! Ze zag Pompon en begon te bla
zen. Voor de arme hond wist wat hij
deed, fylafte hij al tegen de kat: „Waf,
waf, woef, woef
Toen herinnerde Pompon zich dat
het heerschap dit niet horen mocht,
maar het was al te laat. Dreunend
kwam hij aangelopen en als niet juist
de koekebakker met een prachtige
taart in zijn weg had gestaan, dan
was de kok er niet levend afgekomen.
Nu botste het heerschap tegen de
koekebakker op en viel met zijn neus
in de roomtaart.
„Koekebakker", sputterde hij, ter
wijl de roomvlokken in het rond vlo
gen, „zie je die hond?"
„Ja, die zie ik", zei de bakker naar
waarheid.
„Neem hem mee en bak hem in je
oven. Bepoeder hem met suiker en
laat hem mij zien. Ik zal je rijk be
lonen".
De koekebakker nam de hond mee
naar de bakkerij waar het wemelde
van de ratten. Pompon rook dat di
rect en nog vóór de bakker zijn oven
had opgestookt, ving de knappe hond
er ai vijf. „Zo'n lieverd kan ik niet in
de oven stoppen", zei de koekebak
ker, „maar beloof me hondje, dat je
je niet meer aan dat heerschap laat
zien. Anders wordt ik zelf in de oven
gestopt!"
Pompon beloofde het. De bakker
maakte de hond na van roggebrood,
strooide er suiker over en liet het
kunstwerk zien aan de heer.
„Goed zo", zei het heerschap, „nu
ben ik hem kwijt!"
Maar op een warme dag toen de
deur van de bakkerij openstond, glip
te een rat naar buiten. Pompon vloog
er achteraan Helaas, de rat snelde
naar de waranda waar de heer op zijn
rustbank lag te: bekomen van alle
vermoeienissen. De rat kroop in zijn
broekspijp en het heerschap vloog
gillend overeind.
Pompon kon dat niet aanzien maar
beet het heerschap in zijn broek en
blafte: „Waf, waf, woef, woef, een
rat in een broek, dat is een boef!"
Ofschoon de heer wel woedend was
op de koekebakker, moest h(j nu ein
delijk erkennen dat Pompon een
braaf hondje was. Het had de rat
doodgebeten.
Hjj riep zijn 1 schatmeester en beval
hem het koperen centje aan de hond
terug te geven. En aan de koetsier
gaf hij opdracht het beest met de
koets terug te brengen naar de plaats
waar ze hem gevonden hadden. De
schatmeester die veel medelijden met
Pompon had gevoeld, bond hem bo
vendien een zakje met echte gouden
munten om de nek, mompelend: „Dit
heb je wel verdiend, braven jongen".
Pompon reed per koets naar de
plek waar hij het koperen muntje
had gevonden en van daaruit wist hij
onmiddellijk de weg naar huis. Hij
rende met de tong uit de bek naar de
oude man, die hem met open armen
ontving en zoveel geld in de zak aan
de hondehals vond, dat hij genoeg
had om van te leven tot het eind van
zijn dagen, samen met zijn dierbare
Pompon.
AN MAC GILLAVRY
Op een mooie lentedag wandelde
kabouter Pim in het grote Hollebol-
lebomen.bos. Prins Goudhart en prin
ses Goedhartje waren met hem mee
gaan wandelen. Opeens begon het te
onweren en te regenen van je-wel-
ste. Gelukkig was er een slot in de
buurt dat was al heel oud en onbe
woond dachten ze. Vlug gingen ze er
naar toe.
„He he", zei kabouter Pim, „we
zijn er. Hé er brandt een kacheltje in
deze kamer!" Ja, nu zagen de ande
ren het ook. „Hoe zou dat. begon
de prinses, „er komen", maakte prins
Goudhart de zin af. „Tja, tja, tja", zei
de kabouter. i
„Daar kan ik jullie wvel antwoord
op geven", kwam ineens een fijn
piepstemmetje. Verschrikt keken de
drie vriendjes om. Kabouter Pim zei:
„Och, het is een kleine ree". „Ja" zei
de ree, „ik ben een gevangene van
de reus". „Straks komt de reus thuis
en dan zwaait er wat". „O, o,
ik hoor hem al", zei prinses Goed
hartje. „Weet je wat", zei Pim, „we
nemen ham gevangen". „Ja maar dat
kan zomaar niet", zei de ree, „daar
moet je de lotusbloem uit de vijver
voor hebben, als de reus dan komt
moet je met de bloem langs hem strij
ken en dan verandert de reus gelijk
in een kikker".
„O, dan moeten we vlug gaan", zei
Pim. „Maar", zei de ree, „pluk geen
gesloten lotusbloem, want daar zitten
elfjes in". „Hé, hé, we zijn er".
Oei, daar kwam de reus aan, vlug
verstoppen. „Ha, ha, ha", zei de reus,
„ik héb jullie wel gezien". Vlug
streek Pim met de bloem langs de
mantel van de reus en boem, boem,
boem, de reus was in een kikker ver
anderd. Ze gingen vlug terug naar de
ree. Toen zochten ze de weg naar
het kasteel. En ze leefden nog lang
en gelukkig.
eindredactie
els smit
ben jansen
(ftp/-1?/?
Het grote opperhoofd Bumblebee en zijn krijgers zitten achter een
bleekgezicht aan. Ze achtervolgden hem tot aan het Donkere Vierkante
Woud. Daar verschuilt het bleekgeezicht zich in het kreupelhout. Het
grote opperhoofd heeft honderd krijgers bij zich en hij beveelt zijn
mannen het bos zodanig te omsingelen dat aan alle vier de zijden
ervan honderd mannen staan. Dat klinkt als een onmogelijkheid en de
krijgers staan dan ook even verward aan hun hoofdtooi te krabben.
Maar het grote opperhoofd legt uit hoe zijn mannen zich moeten op
stellen. Weten jullie wat hjj bedoeld? De oplossing staat ergens op
deze Kleine Stern-pagina.
Er was eens een meisje dat Marina
heette. Zij woonde met haar moeder
in een grote stad, waar veel flats
stonden.
Maar Marina en haar moeder had
den geen geld genoeg om in deze
flats te —nnen Z» w> nden in een
oud huis waar veel spinnen zaten.
Marina vond deze dieren erg grie
zelig.
Het werd moederdag.
Marina had geen geld genoeg om
iets moois te kopen.
Op een avond lag ze in haar bed
te huilen. Moeder had haar gehoord
en was naai- boven gekomen.
Ze vroeg: „Waarom huil je, Ma
rina?"
Marina had snikkend geantwoord:
„Mam, het is bijna moederdag en
ik wil iets voor je kopen, maar ik
heb geen geld genoeg."
„Marina, ik ben heus met iets uit
het bos ook erg blij," zei mam.
Marina was dolgelukkig nu ze wist
wat ze moest doen.
De volgende dag ging ze met een
mandje aan haar arm naar het bos.
Ze was van plan een herfstboeket
te maken, maar ze vond geen padde
stoel.
Jammer, maar ze moest toch naar
huis om te eten, want het was al
bijna twaalf uur.
Deze middag zou ze wel terug
komen.
Die middag ging Marina verder
zoeken. Eindelijk, ze vond een padde
stoel.
Ze was dolgelukkig.
Ze plukte hem af, maar ze zag
iets aan de paddestoel wat ongewoon
was.
Hij was groen!
Marina wilde met de paddestoel
weggaan toen een stemmetje sprak:
„Marina, laat me alsjeblieft staan."
Marina was erg verbaasd, maar
zette toch de paddestoel terug op zijn
plaats.
Opeens was de paddestoel verdwe.
nen en stond er een prinses voor
haar, die zei: „Je hebt me gered, Ma
rina, en daarvoor zal ik je belonen.
Ik was betoverd en ik zou weer prin
ses zijn als iemand me zag staan
(dat zou niet gauw gebeuren, want
ik stond in het gras en was groen)
en af zou plukken. Dank je, Marina,
kom morgen maar naar mijn paleis,
dan krijg je een beloning."
En die beloning was een
mooi huis en nog veel geld.
Marina bedankte de prinses en
ging terug naar huis.
Moeder was erg blij en vond dat
ze nu wel een heel erg mooi ge
schenk had gekregen.
MAGDA BONTE, 11 jaar,
Koewacht.
Jan van Herpen, 5 jaar, Breda.
iOOKDEPIDEMIE IN DETROIT
heer M. Smits van
envaller uit reclame'00™
(Van onze correspondent)
DETROIT. In de hoofdstad van het rijk der auto's, Detroit, is
I verlengde voorstuk van de Cadillac of de opgevoerde Chevy niet
Peer het gesprek van de dag. Het gesprek van de dag in Detroit gaat
over moord. In de eerste twee maanden van dit jaar werden in
Detroit 126 mensen vermoord. Vorig jaar vielen er in een gelijksoor-
1 besmettelijke „giolf" 86 doden. Steeds meer begint Detroit de
verandering van haar naam van motor-stad in het weerzinwekkende
öroordstad waar te maken. Het totaal aantal slachtoffers vorig jaar
Indroeg 550.
Voor sen stad van eeneneen kwart
Joen inwoners ligt dit moordcij-
lant i maal 20 hoo§ als het totaal
7 moorden in een land als b.v.
ifS*. Als de huidige tendens
™0rzet bereikt Detroit aan het
van dit jaar 770 moorden in
'iifm ,r' een bevolking die
Iptwv, 20 gr00t is als die var
't is het moordcijfer in Londer
'™on maal kleiner,
jij gewelddadige misdaad is niet
Isieaü tr°its probleem, ook andere
;am„n ln hebben er mee te
j0„?jen.' Nergens echter blijkt he'
J5cipr zo'n onheilspellende
lóttlaru, v. bobben als in deze stad
leen j werd in een klooster
linan n, 00(dgescboten, een politie
el in n vermoord door een vriend
n afgesloten kruidenierswin
kel kwamen een broer en een zust-er
om.
Niets duidt erop dat in Detroit de
gruwelijke grafieken zullen dalen.
Vorige week werden in nog geen 36
uur elf moorden gepleegd, waarvan
de helft begaan werd door familiele
den, vrienden of kennissen van het
slachtoffer. Een moord, die niet in
de politiecijfers vermeld staat is het
geval van een vierjarig jongetje die
onder het kussen van zijn pleegva
der een pistool vindt en die op zijn
anderhalf jaar oude broertje leeg
schiet.
Tweederde van het aantal moor
den evenwel behoort tot de catego
rie misdaden. „Er is reden om bang
te worden", zegt luitenant Bostick
van de afdeling moordzaken van de
politie. Hij voegt eraan toe dat hij
zelf ook een revolver zou dragen als
hij geen politieman was. Veel inwo
ners van Detroit dragen pistolen.
Het verkoopcijfer van pistolen en
geweren is de laatste tijd zo geste
gen dat het aantal wagens in Detroit
kleiner is dan het wapenarsenaal
onder de mensen. Van iedere drie ge
kochte wapens staat er volgens
schattingen van de politie slechts
één geregistreerd.
Meer dan duizend mensen vragen
maandelijks een wapenvergunning
aan. „Ik heb het nodig voor be
scherming", zegt een aanvrager van
een wapenvergunning. „We hebben
moeilijkheden in de buurt gehad en
ik heb een pistool voor mijn vrouw
nodig. Ik maak mij zorgen".
„De eerste keer dat wij een ver
gunning aanvroegen was vorig jaar",
zegt zijn vrouw. „Maar op het laat
ste ogen-blik besloten we het toch
ma-ar niet te doen. We waren bang
er een in ons bezit te hebben. Ik
was bevreesd bovendien dat onze
kinderen eraan zouden komen. Maar
nu hebben we er een nodig. Ik zal
hem waarschijnlijk bij me dragen.
Want je kunt bij ons 's nachts niet
alleen lopen zonder aangevallen te
worden. Ik ben bang er een te
moeten dragen. Ik begrijp niet wat er
hieï aan de hand is".
Er zijn maar weinig mensen in
Detroit die dat begrijpen. Geweld
dadige misdaad heeft Detroit in de
zelfde vicieuze cirkel doen belanden
waarin ook alle andere grote steden
zich bevinden. De cirkel, waarin de
rijke blanken en de zwarte gezinnen
uit het centrum „vluchten" naar de
voorsteden. Het centrum raakt daar
bij in verval en biedt een uitsteken
de broedplaats voor de misdaad.
De immigratie va-n arme negers
van de zuidelijke staten naar de
noordelijke draagt nog meer spring
stof aan in deze explosieve situatie.
De noordelijke steden zijn in het
geheel niet voorbereid op een derge
lijke intocht. In Detroit bedraagt het
werkelozen-cijfer als gevolg daarvan
8 procent. Onder jonge negers tus
sen 16 en 24 ligt dit percentage zelfs
op de 40.
„Wat wij hier zien gebeuren",
zegt Frank Angelo, hoofdredacteur
van de Detroit Free Press, „is de
opeenhoping van afschuwelijke mis
lukkingen. In het noorden dachten
wij altijd dat dit een probleem van
het zuiden was. Wij hebben ons
eenvoudig niet voorbereid op deze
enorme intocht".
Detroit was gewaarschuwd. In juli
1967 kwamen er 43 mensen om bij
een van de bloedigste onlusten van
deze eeuw. Na deze orgie van getto-
geweld beloofden overheid, bedrijfs
leven, vakbond-en en regeringslei
ders de onrechtvaardigheid die tot
deze gewelddadigheden geleid had, te
zullen opheffen door Detroit te sa
neren.
Vier jaar na deze plechtige belofte
ls daar nog steeds niets van terecht
gekomen. De uitgebrandewinkels
en huizen in dit westelijk deel van
het stadscentrum gapen voorbijgan
gers nog net zo aan als vroeger
Geen nieuwe huizen zijn er ge
bouwd en geen nieuwe arbeidsplaat
sen geschapen. Het verval van het
onderwijs en de stadsdiensten daar
tegen is op de oude voet verder
gegaan. De teleurstelling en de bit
terheid onder de inwon-ers van het
oude centrum is groter dan ooit
„Rap Brown deed \met een lucifer
méér dan Martin Luther King met
duizend t.v.-optredens", zegt een
voormalige neger-marinier, die nu
een benzinestation bezit. „Er is geen
blanke die in de binnenstad nog een
benzinestation durft te drijven",
zegt hij.
Het is de toenemende eensgezind
heid onder de ngerbevolking, dat
geweld tot niets leidt, die sommige
waarnemers optimistisch maakt Vo
rig jaar werd met een meerderheid
van 2.000 stemmen Richard Austin
de eerste zwarte burgemeester van
Detroit. De blanken hebben volgens
hem nooit hun belofte ingelost en
hebben daardoor de gehele bevol
king ontgoocheld. „Als er iets ge
daan moet worden dan zullen wij,
zwarten dat op moeten knappen,"
aldus Austin.
(Copyright De Stern-The Guardian)
Aan het huwelijk worden in onze
tijd hogere eisen gesteld dan ooit te-
voren.
Dat komt op de allereerste plaats
door de huwelijksduur. Die is in de
loop van vijftig jaar zo ongeveer ver
dubbeld.
Een logisch gevolg van onze nog
steeds toenemende gemiddelde leef
tijdsverwachting.
Dat wil óók zeggen dat het huwe
lijk het nog goed moet doen in die
jaren, waarin man en vrouw weer
geheel op elkaar aangewezen zijn,
omdat de man gepensioneerd is en
omdat de kinderen het huis uit zijn.
Vooral voor de vrouw weegt dat
zwaar. Vroeger vulde de zorg voor de
opgroeiende, vele kinderen haar vol
wassen leven.
Nu is ze door haar veertigste door
de grootste zorg voor het kleine aan
tal kinderen heen en valt haar gezin
terug op het beginpunt.
Naast deze zeer lange huwelijks-
duur is er nóg een verschil met vroe
ger. Het is nog niet zo lang geleden,
dat huwelijken voornamelijk op ma
teriële basis gesloten werden.
De ouders van beide partijen wa
ren ten nauwste betrokken bij de
keuze van de huwelijkspartner, die
qua status en vooral ook qua bruids
schat en inkomen bij het eigen kind
moest passen.
Het is duidelijk dat aan.een huwe
lijk dat op deze basis gesloten wordt,
minder hoge eisen op emotioneel ge
bied gesteld -uierden dan nu.
Het huidige huwelijk berust im
mers voornamelijk op de emotionele
band tussen man en vrouw en die is
heel wat kwetsbaarder dan de ma
teriële band.
De man en de vrouw die elkaar nu
het jawoord geven stellen hoge eisen
aan elkanders liefde, trouw en gene
genheid.
Bovendien verwachten ze dat die
liefde en trouw minstens 45 jaar (de
gemiddelde huwelijksduur anno
1971) zullen blijven duren.
Je zou zeggen dat een band voor
zulk een lange tijd dan ook altijd na
overleg en vooral ook met veel zorg
gesloten wordt.
Temeer omdat niet alleen het ge
luk van de man en de vrouw ermee
gemoeid is, maar ook het welzijn van,
de eventuele kinderen die uit dit hu
welijk geboren worden.
Maar wat blijkt nu uit de harde
praktijk, zoals we die vinden weer
gegeven in het rapport Problemen
onder Jonggehuwden, samengesteld
naar aanleiding van een, in opdracht
van CRM, gehouden onderzoek
Uit dit rapport blijkt dat één op de
drie huwelijken gesloten wordt om
de onvrijheid van het ouderlijk huis
te ontvluchten!
Rekenen we daarbij nog de 10%
huwelijk, die gesloten worden omdat
een baby op komst is, dan komen we
tot vier van de tien huwelijken die
veel te snel en te haastig gesloten
worden. De gevolgen van die haast
en het gebrek aan voorbereiding
vinden we dan ook terug in dat rap
port dat in zijn totaliteit weinig op
wekkend is.
Slechts een kwart van alle jongge
huwden (dat zijn echtparen die kor
ter dan 5 jaar gehuwd zijn) zegt dat
..het huwelijk zo uitgekomen is als
verwacht werd".
Driekwart van alle jonggehuwden
geeft ronduit toe aanpassingsmoei
lijkheden gehad te hebben of nog te
hebben.
Waarbij dan weer opvalt dat er
meer vrouwen zijn die vinden dat het
huwelijk niet aan de verwachting
heeft voldaan, dan mannen.
Logisch, als men bedenkt dat de
vrouw meer dan de man geneigd is
om een en ander te romantiseren en
dat veel werkende vrouwen er niet
bij stilstaan dat ophouden met wer
ken en alleen de huishouding doen,
tevens vereenzaming en sleur kan be
tekenen. Vooral de jonge moderne
vrouwen hebben daar de nodige
moeite mee.
Nog meer schrik je van de opmer
king dat niet één van alle onder
vraagden de mening over het karak
ter van' de partner na enige tijd hu
welijk ongewijzigd kon laten.
In wat duidelijker taal: alle hu
welijkspartners die bij dit onderzoek
betrokken waren, bleken in de prak
tijk van het huwelijk anders te zijn
dan in de praktijk van de verlovings
tijd.
De jonggehuwden gaven dan ook
ronduit toe, dat er wel wat gevergd
werd van hun aanpassingsvermogen.
Kijken we naar het seksuele aspect
dan ontdekken we hetzelfde. Ook hier
weer de moeizame aanpassing van
weerskanten met alle risico's van
dien.
Samenvattend zouden we kunnen
stellen dat de jongeren ongetwijfeld
hele hoge verwachtingen hebben van
het huwelijk, maar tevens veel te
weinig voorbereid deze band voor
het leven sluiten.
Dit is zeer beslist niet de schuld
van de jongeren alleen. Het feit dat
één van de drie huwelijken gesloten
wordt om wat meer vrijheid te krij
gen, roept onmiddellijk de vraag op
of de ouders voortaan niet wat min
der autoritair zouden moeten zijn ten
overstaan van kinderen die al trouw
plannen hebben.
Het feit dat een van de tien (in
arbeiderskringen een op de vijf) hu
welijken gesloten worden omdat er
een baby op komst is, roept de vraag
op hoe het staat met de voorlichting
inzake anticonceptica, die in elk ge
val deze haast-je-rep-je huwelijken
(die door de meesten als extra-moei
lijk ervaren worden) hadden kunnen
voorkomen.
Als we het gezin inderdaad cen
traal willen blijven stellen in onze
maatschappij, dan zullen we de voor
bereiding op het gezinsleven niet
langer over het hoofd mogen zien.