HONDJE POMPON EN HET BOZE HEERSCHAP GP nent Marina en de paddestoe In eerste twee maanden 126 slachtoffers Huppelepup, het grote opperhoofd oncerns! OPLOSSING OPPERHOOFD HUPPELEPUP Kabouter Pim en reus Hatsjie Hatsjoem ■>ry~ ROZEGEUR EN MANESCHIJN kleine stem >00.- Dutch rnationals Fund ginnen en het in. TERUG OfilkiO, Broedplaats door greet buchner Eensgezind WOENSDAG 17 MAART 1971 commissionairs in ,53, Amsterdam. Er was eens een oude man die samen met zijn hondje Pompon in een klein huisje woonde. Ze hadden het niet breed, maar wel erg gezellig en dat is het voornaamste. Als de oude man in zijn stoel zat, zei hij: „Pompon, wanneer ik I toning was, zou ik niet heerlijker op mijn troon kunnen zitten dan nu I in deze oude krakende stoel". En wanneer hij zijn zelf gebakken pannekoek deelde met zijn liond- I je, vroeg hij: „Zou de rijkste man van de wereld net zo genieten van zijn pannekoek als jij en ik, Pompon tie) al, verleden jaar opgezet n verdrongen waren dooi 1 betwist worden. Dat is trijden (vorig jaar twaalf ordt verkleind. De heer ;t de heren Van der Stoep -ers, onderdeel van Allied behartigt: „We hebben vier plus een finale. We ssie van de KNWU en die werden in 1970 alle op een l verreden) vrij te krijgen jd aanwezig te zijn, indien gewerkt was. „Daar stap- trouwens ook vanaf"., aldus Smits van Waesberghe. „We i wedstrijden nu in de week- aten houden, in plaatsen idelijk veel muziek in zit", tornt ook een van de belang- oorzaken voor het besluit, jramma van de GP Skol in pen. Uit reclame-oogpunt is ietitie vorig jaar tegengeval- heer Smits van Waesberghe t ook ronduit toe. „Publier waalf wedstrijden moeilijk s. Het publiek is trouwens niet zo ingesteld op woens- Vandaar ook dat men de d-en nu gaat plannen in I WOFOF waar men vrij zeker veel I iwers rond bet parcours Aver de plaatsen wordt mo- nog onderhandeld, maar het Ier geval de bedoeling dat de ipnieuw in Ulvenhou-t wordt :n, in het voorprogramma grote jaarlijkse profronde ir 15 juli). Zeer waarschijn- de GP Skol zich alleen in het zuiden en weslffl land. De heer Smits rghe: „Voor Groningen sel voel ik weinig", staat al vast dat het nende clubs (iedere vetem- imt uit met drie man) weet bedragen. Die zullen evenals rste jaar in overleg met worden geselecteerd. De imits van Waesberghe: „He' zeker niet dezelfde. Vijf iben verleden jaar gedurende ïpitite blijk gegeven gee®?'! te hebben. Ook al zouden die u aanmelden, dan komen ze j ander in de map", budget van de org, wat bekort, maar dat lwu® s de heer Smits van Waf- geen verband met het get®' an tal wedstrijden voor de er En dat blijkt ook wel duiue- ls hij zegt: „Wij overwegen ig wat te doen met de nationa- bkampioenschappen in Dro»' at past helemaal in het kade ,e Skol-activiteiten, want ™l echt voortgaan met iets voo bs te doen. Ik heb daarover «I g gehad met de heren >er, Zweedijk en Goud van ssie weg- en w-edstrijdwezen-i Europacup-competitie is ""'I iet van de baan. „Dat is - litgesloten. Wij hebben het i md besproken. Het is een moeilijk punt, oma, ,n Engeland nog niet zover .et wielrennen. Mogelijk is 1 toekomst echter wel verder tkelen". De oude man werkte niet meer en geld had hij ook niet. Maar het hond- j je zorgde dat hij aan de kost kwam I Het had een héél fijn neusje om over- 4 iets te vinden dat de oude man I gebruiken kon: nu eens een brood dat bakker verloren had, dan weer n bot dat de slager had weggegooid, I maar waar nog wat vlees aan zat. Een lalidere keer vond Pompon een oude I hoed in het gras of een paar schoe- jen naast een afvalhoop. Pompon I hielp de oude man door het leven. Op een dag vond de kleine hond jan de kant van de brede rijweg een haperen munt. Dit was natuurlijk I geen grote schat, maar het muntje dat toevallig glanzend gepoetst was, schit. I „toe als goud. Pompon nam het flon- I kerende geldstuk in zijn bek en wil- e ermee naar huis rennen, toen juist bet deftigste heerschap uit de streek zijn koets voorbij reed. „Ho! Koet- nier! Daar gaat een hond met een jonden munt in zijn bek! Neem hem Ie pakken!" De koetsier sprong van de bok, greep de hond bij de staart en bracht hem bij zijn meester in de koets. [.Welwel, jij bent een dienaar die ik n gebruiken!" zei het heerschap te- i Pompon, terwijl hij de munt uit I bekje nam en in zijn zak stak. |Hij dacht nog altijd dat het een gou wen munt was eri hoopte dat die Bhappe hond hem zakken vol bij elk- |aar zou kunnen rapen. Zij reden over allerlei wegen en |de tocht duurde zo lang dat Pompon Ie: „Nooit kan ik de weg terug lenden, wat zal mijn baasje ongerust [zijn en hoe moet hij aan de kost ko men!" Daarom begon Pompon te [blaffen en dat klonk zo: „Waf, waf, woef. Dit heerschap steelt en vie steelt is een boef!" „Hou je kop dicht!" zei het heer- Ischap. Maar de hond blafte nog har- Ider en de rijke man schreeuwde nog lluider, zodat ze tenslotte met oorver- Idovend lawaai bij het schitterende ■huis van het heerschap aankwamen. De Heer liet de hond door de tuin- Iman vastbinden en bracht de munt Jbij zijn schatmeester. „Een heel ge il bronzen centje, Heer" zei deze aan. Nu stikte het heerschap van (roede. Had hij voor een enkel centje 10'n ellendige rit met die blaffende fond gemaakt? „Ik zal dat mormel pores leren!" schreeuwde hij driftig i holde naar de tuinman. „Bind die 1 een steen om zijn nek en ver- hem in de rivier!", beval hij traakzuchtig. De tuinman zocht een grote steen, tad die Pompon om de nek en gooi- ie bet dier in het water, jfar Pompon die al zoveel had ge- i voor zijn baasje, was slim ge- nu ook voor zichzelf te zorgen. [Terwijl hij naar de bodem van de finer zonk en al veel water naar nen kreeg, beet hij het touw waar. i de steen was vastgemaakt, door. i steen zonk. Pompon steeig op en jakkend naar adem kwam hij boven. zwom naar de kant en draafde pipend naar het huis van het heer- Hij trof de rijke gierigaard aan de waranda, liggend op een rust- i om te bekomen van de vermoei- rit. Pompon stikte bijna van pvoede. Daarom begon hij te hoesten ■1 al hoestend kwam' al het water bij naar binmen had gekregen uit '1 keel. Het spoot in een straal over heerschap dat brullend van zijn ted opstoof. Maar Pompon blafte dig: „Waf, waf, woef, woef. Dit •rschap steelt en is een boef!" riep de heer zijn kok en zei: „Jij kunt kippen slachten en als ik op jacht een wild zwijn heb gescnoten, snijd je dat m allerlei stukken. Ik eis dat je deze verschrikkelijke hond slacht en laat mij de stukken zien, zodat ik zeker weet dat het gebeurd is". De kok nam de hond mee naar de keuken. Maar toen hij in de trouwe ogen van Pompon keek, brak hem het hart en hij streek het beest over de kop. „Ik zal je heus niet slachten, maar je moet me wel beloven dat je je niet meer aan het heerschap zult laten zien. Anders is hij nog in staat mij zelf te slachten". De kok haalde bij de slager biefstukken, lapjes en ribbetjes. Hij legde dat allemaal in een mand en liet die aan de heer zien met de woorden: „Dit zijn de resten van de hond". „Goed zo", was het boosaardige antwoord. Pompon hield zich nu voortdurend schuil in de keuken. Maar op een warme dag, zette de kok de deur wijd open en daar liep een kat voor bij! Ze zag Pompon en begon te bla zen. Voor de arme hond wist wat hij deed, fylafte hij al tegen de kat: „Waf, waf, woef, woef Toen herinnerde Pompon zich dat het heerschap dit niet horen mocht, maar het was al te laat. Dreunend kwam hij aangelopen en als niet juist de koekebakker met een prachtige taart in zijn weg had gestaan, dan was de kok er niet levend afgekomen. Nu botste het heerschap tegen de koekebakker op en viel met zijn neus in de roomtaart. „Koekebakker", sputterde hij, ter wijl de roomvlokken in het rond vlo gen, „zie je die hond?" „Ja, die zie ik", zei de bakker naar waarheid. „Neem hem mee en bak hem in je oven. Bepoeder hem met suiker en laat hem mij zien. Ik zal je rijk be lonen". De koekebakker nam de hond mee naar de bakkerij waar het wemelde van de ratten. Pompon rook dat di rect en nog vóór de bakker zijn oven had opgestookt, ving de knappe hond er ai vijf. „Zo'n lieverd kan ik niet in de oven stoppen", zei de koekebak ker, „maar beloof me hondje, dat je je niet meer aan dat heerschap laat zien. Anders wordt ik zelf in de oven gestopt!" Pompon beloofde het. De bakker maakte de hond na van roggebrood, strooide er suiker over en liet het kunstwerk zien aan de heer. „Goed zo", zei het heerschap, „nu ben ik hem kwijt!" Maar op een warme dag toen de deur van de bakkerij openstond, glip te een rat naar buiten. Pompon vloog er achteraan Helaas, de rat snelde naar de waranda waar de heer op zijn rustbank lag te: bekomen van alle vermoeienissen. De rat kroop in zijn broekspijp en het heerschap vloog gillend overeind. Pompon kon dat niet aanzien maar beet het heerschap in zijn broek en blafte: „Waf, waf, woef, woef, een rat in een broek, dat is een boef!" Ofschoon de heer wel woedend was op de koekebakker, moest h(j nu ein delijk erkennen dat Pompon een braaf hondje was. Het had de rat doodgebeten. Hjj riep zijn 1 schatmeester en beval hem het koperen centje aan de hond terug te geven. En aan de koetsier gaf hij opdracht het beest met de koets terug te brengen naar de plaats waar ze hem gevonden hadden. De schatmeester die veel medelijden met Pompon had gevoeld, bond hem bo vendien een zakje met echte gouden munten om de nek, mompelend: „Dit heb je wel verdiend, braven jongen". Pompon reed per koets naar de plek waar hij het koperen muntje had gevonden en van daaruit wist hij onmiddellijk de weg naar huis. Hij rende met de tong uit de bek naar de oude man, die hem met open armen ontving en zoveel geld in de zak aan de hondehals vond, dat hij genoeg had om van te leven tot het eind van zijn dagen, samen met zijn dierbare Pompon. AN MAC GILLAVRY Op een mooie lentedag wandelde kabouter Pim in het grote Hollebol- lebomen.bos. Prins Goudhart en prin ses Goedhartje waren met hem mee gaan wandelen. Opeens begon het te onweren en te regenen van je-wel- ste. Gelukkig was er een slot in de buurt dat was al heel oud en onbe woond dachten ze. Vlug gingen ze er naar toe. „He he", zei kabouter Pim, „we zijn er. Hé er brandt een kacheltje in deze kamer!" Ja, nu zagen de ande ren het ook. „Hoe zou dat. begon de prinses, „er komen", maakte prins Goudhart de zin af. „Tja, tja, tja", zei de kabouter. i „Daar kan ik jullie wvel antwoord op geven", kwam ineens een fijn piepstemmetje. Verschrikt keken de drie vriendjes om. Kabouter Pim zei: „Och, het is een kleine ree". „Ja" zei de ree, „ik ben een gevangene van de reus". „Straks komt de reus thuis en dan zwaait er wat". „O, o, ik hoor hem al", zei prinses Goed hartje. „Weet je wat", zei Pim, „we nemen ham gevangen". „Ja maar dat kan zomaar niet", zei de ree, „daar moet je de lotusbloem uit de vijver voor hebben, als de reus dan komt moet je met de bloem langs hem strij ken en dan verandert de reus gelijk in een kikker". „O, dan moeten we vlug gaan", zei Pim. „Maar", zei de ree, „pluk geen gesloten lotusbloem, want daar zitten elfjes in". „Hé, hé, we zijn er". Oei, daar kwam de reus aan, vlug verstoppen. „Ha, ha, ha", zei de reus, „ik héb jullie wel gezien". Vlug streek Pim met de bloem langs de mantel van de reus en boem, boem, boem, de reus was in een kikker ver anderd. Ze gingen vlug terug naar de ree. Toen zochten ze de weg naar het kasteel. En ze leefden nog lang en gelukkig. eindredactie els smit ben jansen (ftp/-1?/? Het grote opperhoofd Bumblebee en zijn krijgers zitten achter een bleekgezicht aan. Ze achtervolgden hem tot aan het Donkere Vierkante Woud. Daar verschuilt het bleekgeezicht zich in het kreupelhout. Het grote opperhoofd heeft honderd krijgers bij zich en hij beveelt zijn mannen het bos zodanig te omsingelen dat aan alle vier de zijden ervan honderd mannen staan. Dat klinkt als een onmogelijkheid en de krijgers staan dan ook even verward aan hun hoofdtooi te krabben. Maar het grote opperhoofd legt uit hoe zijn mannen zich moeten op stellen. Weten jullie wat hjj bedoeld? De oplossing staat ergens op deze Kleine Stern-pagina. Er was eens een meisje dat Marina heette. Zij woonde met haar moeder in een grote stad, waar veel flats stonden. Maar Marina en haar moeder had den geen geld genoeg om in deze flats te —nnen Z» w> nden in een oud huis waar veel spinnen zaten. Marina vond deze dieren erg grie zelig. Het werd moederdag. Marina had geen geld genoeg om iets moois te kopen. Op een avond lag ze in haar bed te huilen. Moeder had haar gehoord en was naai- boven gekomen. Ze vroeg: „Waarom huil je, Ma rina?" Marina had snikkend geantwoord: „Mam, het is bijna moederdag en ik wil iets voor je kopen, maar ik heb geen geld genoeg." „Marina, ik ben heus met iets uit het bos ook erg blij," zei mam. Marina was dolgelukkig nu ze wist wat ze moest doen. De volgende dag ging ze met een mandje aan haar arm naar het bos. Ze was van plan een herfstboeket te maken, maar ze vond geen padde stoel. Jammer, maar ze moest toch naar huis om te eten, want het was al bijna twaalf uur. Deze middag zou ze wel terug komen. Die middag ging Marina verder zoeken. Eindelijk, ze vond een padde stoel. Ze was dolgelukkig. Ze plukte hem af, maar ze zag iets aan de paddestoel wat ongewoon was. Hij was groen! Marina wilde met de paddestoel weggaan toen een stemmetje sprak: „Marina, laat me alsjeblieft staan." Marina was erg verbaasd, maar zette toch de paddestoel terug op zijn plaats. Opeens was de paddestoel verdwe. nen en stond er een prinses voor haar, die zei: „Je hebt me gered, Ma rina, en daarvoor zal ik je belonen. Ik was betoverd en ik zou weer prin ses zijn als iemand me zag staan (dat zou niet gauw gebeuren, want ik stond in het gras en was groen) en af zou plukken. Dank je, Marina, kom morgen maar naar mijn paleis, dan krijg je een beloning." En die beloning was een mooi huis en nog veel geld. Marina bedankte de prinses en ging terug naar huis. Moeder was erg blij en vond dat ze nu wel een heel erg mooi ge schenk had gekregen. MAGDA BONTE, 11 jaar, Koewacht. Jan van Herpen, 5 jaar, Breda. iOOKDEPIDEMIE IN DETROIT heer M. Smits van envaller uit reclame'00™ (Van onze correspondent) DETROIT. In de hoofdstad van het rijk der auto's, Detroit, is I verlengde voorstuk van de Cadillac of de opgevoerde Chevy niet Peer het gesprek van de dag. Het gesprek van de dag in Detroit gaat over moord. In de eerste twee maanden van dit jaar werden in Detroit 126 mensen vermoord. Vorig jaar vielen er in een gelijksoor- 1 besmettelijke „giolf" 86 doden. Steeds meer begint Detroit de verandering van haar naam van motor-stad in het weerzinwekkende öroordstad waar te maken. Het totaal aantal slachtoffers vorig jaar Indroeg 550. Voor sen stad van eeneneen kwart Joen inwoners ligt dit moordcij- lant i maal 20 hoo§ als het totaal 7 moorden in een land als b.v. ifS*. Als de huidige tendens ™0rzet bereikt Detroit aan het van dit jaar 770 moorden in 'iifm ,r' een bevolking die Iptwv, 20 gr00t is als die var 't is het moordcijfer in Londer '™on maal kleiner, jij gewelddadige misdaad is niet Isieaü tr°its probleem, ook andere ;am„n ln hebben er mee te j0„?jen.' Nergens echter blijkt he' J5cipr zo'n onheilspellende lóttlaru, v. bobben als in deze stad leen j werd in een klooster linan n, 00(dgescboten, een politie el in n vermoord door een vriend n afgesloten kruidenierswin kel kwamen een broer en een zust-er om. Niets duidt erop dat in Detroit de gruwelijke grafieken zullen dalen. Vorige week werden in nog geen 36 uur elf moorden gepleegd, waarvan de helft begaan werd door familiele den, vrienden of kennissen van het slachtoffer. Een moord, die niet in de politiecijfers vermeld staat is het geval van een vierjarig jongetje die onder het kussen van zijn pleegva der een pistool vindt en die op zijn anderhalf jaar oude broertje leeg schiet. Tweederde van het aantal moor den evenwel behoort tot de catego rie misdaden. „Er is reden om bang te worden", zegt luitenant Bostick van de afdeling moordzaken van de politie. Hij voegt eraan toe dat hij zelf ook een revolver zou dragen als hij geen politieman was. Veel inwo ners van Detroit dragen pistolen. Het verkoopcijfer van pistolen en geweren is de laatste tijd zo geste gen dat het aantal wagens in Detroit kleiner is dan het wapenarsenaal onder de mensen. Van iedere drie ge kochte wapens staat er volgens schattingen van de politie slechts één geregistreerd. Meer dan duizend mensen vragen maandelijks een wapenvergunning aan. „Ik heb het nodig voor be scherming", zegt een aanvrager van een wapenvergunning. „We hebben moeilijkheden in de buurt gehad en ik heb een pistool voor mijn vrouw nodig. Ik maak mij zorgen". „De eerste keer dat wij een ver gunning aanvroegen was vorig jaar", zegt zijn vrouw. „Maar op het laat ste ogen-blik besloten we het toch ma-ar niet te doen. We waren bang er een in ons bezit te hebben. Ik was bevreesd bovendien dat onze kinderen eraan zouden komen. Maar nu hebben we er een nodig. Ik zal hem waarschijnlijk bij me dragen. Want je kunt bij ons 's nachts niet alleen lopen zonder aangevallen te worden. Ik ben bang er een te moeten dragen. Ik begrijp niet wat er hieï aan de hand is". Er zijn maar weinig mensen in Detroit die dat begrijpen. Geweld dadige misdaad heeft Detroit in de zelfde vicieuze cirkel doen belanden waarin ook alle andere grote steden zich bevinden. De cirkel, waarin de rijke blanken en de zwarte gezinnen uit het centrum „vluchten" naar de voorsteden. Het centrum raakt daar bij in verval en biedt een uitsteken de broedplaats voor de misdaad. De immigratie va-n arme negers van de zuidelijke staten naar de noordelijke draagt nog meer spring stof aan in deze explosieve situatie. De noordelijke steden zijn in het geheel niet voorbereid op een derge lijke intocht. In Detroit bedraagt het werkelozen-cijfer als gevolg daarvan 8 procent. Onder jonge negers tus sen 16 en 24 ligt dit percentage zelfs op de 40. „Wat wij hier zien gebeuren", zegt Frank Angelo, hoofdredacteur van de Detroit Free Press, „is de opeenhoping van afschuwelijke mis lukkingen. In het noorden dachten wij altijd dat dit een probleem van het zuiden was. Wij hebben ons eenvoudig niet voorbereid op deze enorme intocht". Detroit was gewaarschuwd. In juli 1967 kwamen er 43 mensen om bij een van de bloedigste onlusten van deze eeuw. Na deze orgie van getto- geweld beloofden overheid, bedrijfs leven, vakbond-en en regeringslei ders de onrechtvaardigheid die tot deze gewelddadigheden geleid had, te zullen opheffen door Detroit te sa neren. Vier jaar na deze plechtige belofte ls daar nog steeds niets van terecht gekomen. De uitgebrandewinkels en huizen in dit westelijk deel van het stadscentrum gapen voorbijgan gers nog net zo aan als vroeger Geen nieuwe huizen zijn er ge bouwd en geen nieuwe arbeidsplaat sen geschapen. Het verval van het onderwijs en de stadsdiensten daar tegen is op de oude voet verder gegaan. De teleurstelling en de bit terheid onder de inwon-ers van het oude centrum is groter dan ooit „Rap Brown deed \met een lucifer méér dan Martin Luther King met duizend t.v.-optredens", zegt een voormalige neger-marinier, die nu een benzinestation bezit. „Er is geen blanke die in de binnenstad nog een benzinestation durft te drijven", zegt hij. Het is de toenemende eensgezind heid onder de ngerbevolking, dat geweld tot niets leidt, die sommige waarnemers optimistisch maakt Vo rig jaar werd met een meerderheid van 2.000 stemmen Richard Austin de eerste zwarte burgemeester van Detroit. De blanken hebben volgens hem nooit hun belofte ingelost en hebben daardoor de gehele bevol king ontgoocheld. „Als er iets ge daan moet worden dan zullen wij, zwarten dat op moeten knappen," aldus Austin. (Copyright De Stern-The Guardian) Aan het huwelijk worden in onze tijd hogere eisen gesteld dan ooit te- voren. Dat komt op de allereerste plaats door de huwelijksduur. Die is in de loop van vijftig jaar zo ongeveer ver dubbeld. Een logisch gevolg van onze nog steeds toenemende gemiddelde leef tijdsverwachting. Dat wil óók zeggen dat het huwe lijk het nog goed moet doen in die jaren, waarin man en vrouw weer geheel op elkaar aangewezen zijn, omdat de man gepensioneerd is en omdat de kinderen het huis uit zijn. Vooral voor de vrouw weegt dat zwaar. Vroeger vulde de zorg voor de opgroeiende, vele kinderen haar vol wassen leven. Nu is ze door haar veertigste door de grootste zorg voor het kleine aan tal kinderen heen en valt haar gezin terug op het beginpunt. Naast deze zeer lange huwelijks- duur is er nóg een verschil met vroe ger. Het is nog niet zo lang geleden, dat huwelijken voornamelijk op ma teriële basis gesloten werden. De ouders van beide partijen wa ren ten nauwste betrokken bij de keuze van de huwelijkspartner, die qua status en vooral ook qua bruids schat en inkomen bij het eigen kind moest passen. Het is duidelijk dat aan.een huwe lijk dat op deze basis gesloten wordt, minder hoge eisen op emotioneel ge bied gesteld -uierden dan nu. Het huidige huwelijk berust im mers voornamelijk op de emotionele band tussen man en vrouw en die is heel wat kwetsbaarder dan de ma teriële band. De man en de vrouw die elkaar nu het jawoord geven stellen hoge eisen aan elkanders liefde, trouw en gene genheid. Bovendien verwachten ze dat die liefde en trouw minstens 45 jaar (de gemiddelde huwelijksduur anno 1971) zullen blijven duren. Je zou zeggen dat een band voor zulk een lange tijd dan ook altijd na overleg en vooral ook met veel zorg gesloten wordt. Temeer omdat niet alleen het ge luk van de man en de vrouw ermee gemoeid is, maar ook het welzijn van, de eventuele kinderen die uit dit hu welijk geboren worden. Maar wat blijkt nu uit de harde praktijk, zoals we die vinden weer gegeven in het rapport Problemen onder Jonggehuwden, samengesteld naar aanleiding van een, in opdracht van CRM, gehouden onderzoek Uit dit rapport blijkt dat één op de drie huwelijken gesloten wordt om de onvrijheid van het ouderlijk huis te ontvluchten! Rekenen we daarbij nog de 10% huwelijk, die gesloten worden omdat een baby op komst is, dan komen we tot vier van de tien huwelijken die veel te snel en te haastig gesloten worden. De gevolgen van die haast en het gebrek aan voorbereiding vinden we dan ook terug in dat rap port dat in zijn totaliteit weinig op wekkend is. Slechts een kwart van alle jongge huwden (dat zijn echtparen die kor ter dan 5 jaar gehuwd zijn) zegt dat ..het huwelijk zo uitgekomen is als verwacht werd". Driekwart van alle jonggehuwden geeft ronduit toe aanpassingsmoei lijkheden gehad te hebben of nog te hebben. Waarbij dan weer opvalt dat er meer vrouwen zijn die vinden dat het huwelijk niet aan de verwachting heeft voldaan, dan mannen. Logisch, als men bedenkt dat de vrouw meer dan de man geneigd is om een en ander te romantiseren en dat veel werkende vrouwen er niet bij stilstaan dat ophouden met wer ken en alleen de huishouding doen, tevens vereenzaming en sleur kan be tekenen. Vooral de jonge moderne vrouwen hebben daar de nodige moeite mee. Nog meer schrik je van de opmer king dat niet één van alle onder vraagden de mening over het karak ter van' de partner na enige tijd hu welijk ongewijzigd kon laten. In wat duidelijker taal: alle hu welijkspartners die bij dit onderzoek betrokken waren, bleken in de prak tijk van het huwelijk anders te zijn dan in de praktijk van de verlovings tijd. De jonggehuwden gaven dan ook ronduit toe, dat er wel wat gevergd werd van hun aanpassingsvermogen. Kijken we naar het seksuele aspect dan ontdekken we hetzelfde. Ook hier weer de moeizame aanpassing van weerskanten met alle risico's van dien. Samenvattend zouden we kunnen stellen dat de jongeren ongetwijfeld hele hoge verwachtingen hebben van het huwelijk, maar tevens veel te weinig voorbereid deze band voor het leven sluiten. Dit is zeer beslist niet de schuld van de jongeren alleen. Het feit dat één van de drie huwelijken gesloten wordt om wat meer vrijheid te krij gen, roept onmiddellijk de vraag op of de ouders voortaan niet wat min der autoritair zouden moeten zijn ten overstaan van kinderen die al trouw plannen hebben. Het feit dat een van de tien (in arbeiderskringen een op de vijf) hu welijken gesloten worden omdat er een baby op komst is, roept de vraag op hoe het staat met de voorlichting inzake anticonceptica, die in elk ge val deze haast-je-rep-je huwelijken (die door de meesten als extra-moei lijk ervaren worden) hadden kunnen voorkomen. Als we het gezin inderdaad cen traal willen blijven stellen in onze maatschappij, dan zullen we de voor bereiding op het gezinsleven niet langer over het hoofd mogen zien.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1971 | | pagina 15