Scouting
zwijgende
jeugd
meerderheid
Jan Sex Four,
door de mand,
tegen de muur
EVENTJES WAT TAAIS
'arocliie: dorpje waar de kerkklok de tijd aangeeft
wij
nu
i
wij
JARGON VIII
isul
ray
jongeren
pagina
lird
iror
MCT
MOUT
BEVALLIGHEID
mm
Plan Eindhoven:
geen model voor
kerk van morgen
ZATERDAG 6 MAART 1971
terwijl
t indien
ite
aanwezig
inderd
>p met:
.een
ng die tot
ttussen
r maand,
yordt 10°/«
ploegen-
betaald.
bt
g, terwijl
at indien
In'.
fchtings-
ate
I aanwezig
en.
nderd
top met:
(IET elke padvinder, verkenner, welp, kabouter, voortrekker, pivo, gids,
ijerpa, pionierster of rowan draagt nog beide wollen kniekousen met
toastjes. Er zijn onder de 140.000 leden van Scouting Nederland
jlfs zeer veel jongens en meisjes die tegenwoordig in hun gewone kloffie
kar de club gaan. In de meeste gevallen is het motief om het uniform
Kt te laten echter niet een doelbewuste poging het para-militaire
Jjte-iinago te doorbreken, maar gewoon schaamte. Padvinders vormen
Lr een groot deel de Zwijgende Meerderheid van de jeugd.
[Vorig jaar bestond Scouting
■derland 60 jaar. Bij die
tegenheid verklaarde de top van
padvindersleiding tegenover
(er die het maar horen wilde dat
moest veranderen, dat er
ak aan de basis moest komen,
|t de hiërarchische structuur
irbroken moest worden etc. Nu,
i jaar later, praten wij met twee
ïsen aan de basis van de
Beging. Een van de conclusies
het gesprek is dat een stelletje
we zakken aan de top er de
[zaak van zijn dat nog geen
fcele van de aanekondigde
■beteringen officieel is
Jrgevoerd. Dat er toch wel
■beteringen zijn komt, omdat er
pr en daar groepen bezig zijn aan
eigen kleine basis iets te
(«-lieren.
pans van den Eeden praat namens
i rowangroep. Peter de Jong
(at namens de jonge (bege)leiders
een Brabants district, hij is
of wel assistent district
nissaris (je zal als vent van
intig al commissaris zijn),
t gesprek duurt
leveer twee uur...Van die twee
hebben we het anderhalf uur
(r dingen die zouden moeten
anderen. Telkens als je namelijk
Mt naar wat er. veranderd is.: ïL ïasf-Sr
(aft hat na enkele zinnen al op
alistiseh gepiraat uit we
zullen ons hier zoveel mogelijk tot
de realiteit proberen te bepalen.
Peter:.„Er zijn een aantal dingen
verdwenen en een aantal andere
dingen verschenen. Verdwenen zijn
bijvoorbeeld de nadruk op de
individuele prestatie, die onder
andere in het insignesysteem
gestalte had. Het accent ligt nu
bijna overal op het groepsbesef.
Verder wordt er alleen buiten de
beweging nog gepraat over goede
daad knopen leggen, kampvuurtje
stoken. De natuur is een heel klein
onderdeeltje geworden. Het uniform
is aan he.t verdwijnen. Er zijn hier
en daar pogingen te bespeuren
jongens en meisjes bij elkaar te
brengen. Het idee van de Grote
Broederschap is ook niet meer
aanwezig. Dat wil niet zeggen dat
de ideeën van Baden Powell dood
zijn. Die zijn nog wel degelijk in
deze tijd te vertalen. Hij wilde
ontspanning door middel van spel,
een beweging in vrijheid en
veelzijdigheid.
De lawine van idealistische
peptalk dreigt weer te gaan rollen.
Wat gebeurt er nu wezelijk om
het,nog steeds aftandse image te
veranderen?
Hans: „Vorige week is er een
public relatkm-nota versdienen.
Daarin wordt aan de groepen
duidelijk gemaakt hoe ze betere
publiciteit kunnen maken, hoe ze
meer ludiek moeten gaan doen. hoe
ze zich in het algemeen moeten
presenteren".
„Dus weer een decretering van
bovenaf".
Peter: „Geen decretering, maar
richtlijnen. Scouting is nu eenmaal
een landelijk lichaam. Dus moet er
wat coördinatie zijn. En omdat er
zoveel leden zijn waggelt het geheel
vaak een beetje log voorwaarts.
Maar we blijven in ieder geval
voorwaarts gaan. Heel wat andere
jeugdbewegingen ontstaan en
verdwijnen weer naar korte tijd.
Wij blijven tenminste".
„Een kort bestaan kan soms
echter meer invloed op de
maatschappij hebben (b.v. provo).
Jullie blijven, maar hebben geen
invloed. Dus toch alleen maar een
ouderwetse gezelligheidsver
Hans: „Het spel en de ontspanning
zijn erg belangrijk ja. Steeds meer
gaan we echter opweg naar een
maatschappelijke opstelling.
Voorbeelden door heel Nederland
zijn: Diverse keren heeft Scouting
meegeholpen panden te kraken, een
groep heeft Baden Powell vaarwel
gezegd en Che Quevara als
voorbeeld gekozen, een groep heeft
Piet Nak uitgenodigd om
geïnformeerd te worden, een groep
heeft een hearing in een alternatief
„tuigcentrum gehouden om zelf te
informeren, een groep heeft een
politiek jongeren cafe opgericht,
onze Rowangroep heeft ziveel
inspraak als maar mogelijk is.
Een dan twee grote landelijke
initiatieven. Ten eerste is Heitje
voor Karweitje (niet meteen Lachen)
dit jaar vertaald in „Werk een uur,
voor behoud van een stuk natuur".
Eind mei wordt in Den Bosch een
grote manifestatie gehouden.
Kolaasje '71, Geen jamboree, maar
meer-een praat- en doe-bijeenkomst
voor belangstellenden".
Peter: „Er gebeurt intern erg veel.
Het is alleen jammer dat niets naar
buiten doordringt. Wat er van onze
ideeën door de buitenwereld
overgenomen wordt verliest zijn
associatie met Scouting: b.v.
Zeskamp Sport is een duidelijk van
ons gestolen idee".
„Dat is dan ook een erg fanatieke
en weinig creatieve bedoening".
Hans en Peter: Het is maar hoe je
het bekijkt".
L.
(«binders anno 1971 by elkaar.
HET jeugdwerk stimuleert veel
meer dan de sport het jeugdverkeer.
Het lid worden van het jeugdwerk
geschiedt veel vaker dan bij de
sport onder invloed van vrienden of
vriendinnen.
Deelname aan het jeugdwerk gaf
vaker aanleiding tot nieuwe
vriendachappen dan bij de sport.
De jeugdwerkleden beschikten over
een grotere vriendenkring dan de
vriendenkring ook een grote
vrienden kring ook een grote
interne samenhang vertoonde, Ook
beschikten de j eugdwerMeden over
meer intieme vrienden dan de
overigen. Het percentage jeugdigen,
dat vaste relaties had met een lid
vam de andere sexe, bleek bij het
jeugdwerk bovendien aanmerkelijk
hoger te liggen dan bij de sport
Tot deze conclusies is drs. J. J. M.
Martens gekomen in „het jeugdwerk
met de soort geconfronteerd", een
onderzoek dat in Maastricht werd
gehouden, maar waarvan de
resultaten-een algemenere betekenis
hebben dan het locale karakter zou
doen vermoeden.
Een belangrijke uitkomst van het
onderzoek wordt genoemd het feit.
dat het jeugdwerk minder
werfkracht bezit dan de sport. De
werfkracht van het jeugdwerk voor
de oudere jeugd dus vooral het open
jeugdwerk, blijkt eveneens voor
een groot deel afhankelijk te zijn
van vroegere relaties met het
jeugdwerk op hogere leeftijd.
De georganiseerde sport heeft
primair een jeugdfunctie. De
deelname aan het sportieve spel
blijft het belangrijkste motief voor
het lidmaatschap. Naar het gevoel van
de jeugd draagt de sport meer con-
crtet bij aan die ontwikkeling van de
persoonlijkheid. De omstandigheid,
dat deel van de jeugd dat vooral
delnemen aan de sport en aan het
jeugdwerk, doet veronderstellen dat.
dat deel vsn de jeugd dat vooral
behoefte toont aan intensieve
relaties met leeftijdgenoten door
het jeugdwerk wordt aangesproken.
Wie bij voorkeur deelnemen aan
competitieve spelactiviteiten, zullen
vooral door de sport worden
aangetrokken. Tussen beide
categorieën bestaan duidelijk
waarneembare verschillende in
mentaliteit en gedrag.
Dat het niet deelnemen aan
verenigingen vooral die jeugdigen
zou betreffen, die intensief aan het
informele jeugdverkeer deelnemen
en die vooral op hun vriendenkring
zijn georiënteerd, blijkt door de
bevindingen van het onderzoek te
worden gelogenstraft. De
ongeorganiseerden hebben
gemiddeld de kleinste vriendenkring
en liet minst aatal intieme
vrienden. De ongeorganiseerden
onderscheiden zich van de overigen
vooral door een relativerende
houding ten opzichte van het
verenigingsleven.
Het merendeel van de
ongeorganiseerden heeft met sport
of jeugdwerk of met beide te maken
gehad
In het rapport wordt nog nader
ingegaan op o.m. de
ongeorganisserden, die in de
omstandigheid verkeren, dat zij niet
over middelen beschikken om voor
hun belangen op te komen. Een
beleid, dat rekening wil houden met
hun behoeften, moet vooral aandacht
schenken aan voorzieningen voor de
ongeorganiseerde vrij etijdsbesteding
met inbegrip van de zogenaamde
commerciële voorzieningen.
HET GROTE MYSTERIE IS
OPGELOST. Het raadsel is uit de
wereld. De identiteit van Jan Sex
Four is ontdekt.
Iedereen die wel eens zijn
behoefte gedaan heeft in een
openbare gelegenheid is het nog
zeer goed mogelijk op de hoogte te
zijn van het bestaan van Jan Sex
Four. Door heel Brabant en Zeeland
staan de woorden op muren,
bruggen en straten gekalkt. Ook
daarbuiten is de naam bekend. Zelfs
op de Berlijnse muur staat Jan Sex
Four. En overal op de Belgische
kinderhoofdjes. En op schuttingen in
Amsterdam. En behalve geschreven
kom je de naam tegenwoordig ook
in gedrukte vorm (op stickers) tegen.
De ontrafeling van het Jan Sex
Four-mysterie betekent eindelijk
ook een keiharde primeur voor WIJ-
NU-NU-WIJ.Maandag is een
speciaal reportageteam van onze
Zuidwestvaderlamdse jongerenpagi
na op speurtocht geweest. Van het
begin af aan roken wij met onze
grote druipende nieuwsneuzen
namelijk dat de Jan Sex Four iets
met jongeren te maken moesten
hebben. En ja hoor. Er zit weer lang
haar achter deze grap. Als hij dat
tuig dat je in de maling moet
nemen. En wat denk je, de Jan Sex
Four maken natuurlijk nog herrie
op van die elektrische jankdingen
ook. Nee het zijn geen padvinders
Het zijn lawaaischoppers, die
voornamelijk in stilte opereren. Het
enige positieve puntje aan de Jan
Sex Four is dat ze niet werkschuw
zijn. Maandenlang hebben ze
namelijk stad en land afgereist om
hun naam op muren en andere
steundingen van onze maatschappij
te zetten. Volgens het principe van
„Kilroy was here". Een soort
psychologische oorlogvoering dus.
Volgens het principe ook van het
ontstaan van het woord „quiz"
Zoals bekend kalkten een aantal
jaren geleden een aantal Duitse
studenten een aantal malen het
woord „quiz" op een aantal plaatsen.
Het mysterie werd zo groot dat hèt
woord de betekenis van
„vragenspei" kreeig. Oh ja, JSF is een
popgroep die een plaat gaat maken
als ze genoeg bekend zijn De
omgekeerde wereld dus. Ze maken af
en toe echte muziek (hard rock
noemen ze dat zelf). De namen Jan
Baeten, Frans Hendriikx, Kees van
Erve en Jos Bosters.
Alhoewel AFGEVEN niet in zijn
vocabulaire voor komt ontmoette hij
in de loop van de dag'DE MAN
MET DE HAMER en kwam
daardoor toch nog in DE
BEZEMWAGEN terecht.
Hij reed voortdurend VAN
VOREN, wat de
WIELTJESPLAKKERS in hun
vuistje deed lachen.
DE KEIZER VAN HERENTHALS
reed jammerlijk PLAT.
DE ADELAAR VAN TOLEDO
arriveerde het eerst op de top,
gevolgd door DE ENGEL VAN HET
HOOGGEBERGTE.
IJZEREN WILLEM werd in een
premiespurt verslagen door de
FIETSENDE GEK.
DE ZWARTE VAN TERVUREN
besliste het duel met de WITTE
VAN ELSLOO in zijn voordeel.
DE GEBRILDE NOOTDORPER en
DE LEIDSE NOTARISZOON
ontvluchtten de grote roep.
DE LANGE AMSTELVENER
moest het opnemen tegen DE
KLEINE BOERENZOON UIT
RIJSBERGEN.
DE ZWARTE PANTER was in
een heftige strijd gewikkeld met DE
VLO.
DOLLE FERDI en MOOIE HUGO
vormden EEN UNIEKE TANDEM.
DE LEEUW VAN HET LIESBOS
trad voor de zoveelste maal als
REDDENDE ENGEL op.
De man met DE MESSCHERPE
EINDSPURT arriveerde
AFGESTOMPT AAN DE MEET.
INDHOVEN De parochie, ais
traditionele organisatievorm van
plaatselijke kerk, loopt in katho-
Nederland op zijn laatste be-
J Als hij nog loopt, d.w.z. funeti-
Ft Een groot vraagteken hier-
jel' is inderdaad op zijn plaats,
liieer men alleen al bedenkt, dat
|e\yeg de meeste kerkbesturen
laatste jaren met stijgende begro-
ptekorten kampen. Maar er zijn
V en ernstiger tekenen aan de
P' Ut een onlangs verschenen
r't °ver „een nieuw model van
pO'str.raal in Eindhoven" (Titel:
f keik vraagt ruimte") blijkt
|0'uu«lijk dat de kèrkwanden
pit betreft vol hangen met
I'kenen Een alsmaar da-
kerkbezoek. steeds minder
■sen die er geld voor over heb-
I eWi slinkend priesterkorps, het
r" Won vertrouwd als voor ve-
I verdrietig beeld geworden, dat
elke parochie in ons land op
o°ment biedt. Of het werkelijk
phtrietig iSi lijkt ons nog de
8' wanneer we de ontwikkeling
en in die parochies nagaan,
■«etiger vinden wij het te moe-
I constateren dat men met de
l'se situatie eigenlijk zo weinig
weet. Maar daarover straks
Nhoven kan met zijn 36 paro
La een exponent worden be
idMVan de oigemone tendens
Pe Nederlandse kerkprovincie,
T W'at betreft de snelle en mas-
Pftlwikkeliiig die de geloófsge-
L ?P daar heeft doorgemaakt,
T betreft de nieuwe wegen die
L, ?r denkt in te slaan.
i f-"mL ls er nu eigenlijk met die
vertrouwde parochie gebeurd?
Sinds het concilie van Trente heeft
bepaald dat ieder bisdom in paro
chie-mootjes .opgedeeld moest wor
den, met een eigen kerkgebouw en
een afgepaald gebied daaromheen, is
de parochie eeuwenlang de enige
organisatievorm geweest van de lo
kale kerk. Juridische-financieel vrij
onafhankelijk ènmaatschappelijk
van niet te onderschatten belang.
Het bovengenoemd rapport toünt
aan de hand van het Eindhbvense
duidelijk aan, hoe zeer de parochie
vroeger samenviel met het sociale
(veelal agrarische, maar ook klein-
Stedelijke) leefgebied, het dorp of
het stadsdeel. Het latere verschijnsel
van de stadsuitbreiding leverde wei
nig problemen op, want rond een
nieuwe kerk ontwikkelde zich dan
vanzelf een nieuwe parochie, paral
lel aan de nieuwe buurt. Zo bleef de
kerkelijke (geloofs-) gemeenschap
samenvallen met de sociologische
woon- en leefgemeenschap. Niet al
leen in het overwegend katholieke
zuiden, maar evengoed zij het
gecompliceerder in noordelijker,
wisselend katholieke en reformatori
sche' gemeenschappen.
Tot voor zeer kort, eigenlijk tol
nu toe, is de schaalvergroting in de
samenleving (met alsmaar groeiende
steden en dorpen) door de kerk
slechts beantwoord met alleen maar
nieuwe parochies. Qua structuur
heeft de parochie echter helemaal
het model en het karakter van een
(vroeger) dorp: de mensen leefden
en werkten binnen dezelfde ge
meenschap, men kende elkaar en
iedereen kende zijn plaats, er heer
ste een patriarchaal gezag, waar de
pastoor samen met nog een paar
notabelen de hoofdrol speelde, de
kerk stond in en vormde het cen
trum, de kerkklok gaf de tijd aan.
Dit alles past van geen kanten
meer in de snel en sterk verstede
lijkte samenleving van vandaag.
Aan de hand van de Eindhovense
gegevens is gemakkelijk aan te to
nen, wat voor een vreemde eend de
parochie in de twintigste-eeuwse
bijt is geworden. Genoemd rapport
geeft een aantal opmerkelijke con
clusies, die in grote lijnen zeker niet
uitsluitend voor Eindhoven gelden.
Het aantal inwoners per woning
en per (volgebouwde) wijk neemt
de laatste jaren snel af (gezinnen
worden kleiner, kinderen verlaten
eerder het ouderlijk huis i.v.m. stu
die, wérk, huwelijk e.d., steeds min
der inwoning enz.). Dit gaat niet
alleen op voor oude buurten, maar
verrassend snel na de bouw ook
voor nieuwe wijken. Een onderzoek
in vijf nieuwe wijken toonde aan.
dat in 8,5 jaar de bevolking mei
meer dan tiein procent verminderde
en bovendien enorm snel verouder
de.
Het aantal mensen dat verhuist, is
veel groter dan doorgaans wordt
aangenomen. Uit gegevens van de
gemeente Eindhoven over 1968
blijkt dat het aantal mutaties im een
jaar bijna een kwart van de hele
bevolking omvat. Die mutaties zijn:
geboorten, sterfgevallen, vestiging
van buiten en vertrek naar buiten
de gemeente, verhuizing binnen de
gemeente, In vier jaar tijd verandert
dus gemiddeld een groep mensen in
Eindhoven van woongebied, dat
even groot is als de hele Eindhoven-
se bevolking.
De belangrijkste factor vormen
hierbij de verhuizingen binnen de
gemeente, meestal van de ene wijk
of buurt naar een andere (gemid
deld 10,3 procent van de bevolking
per jaar). Rekent men hier nog de
verhuizingen naar een andere ge
meente bij, dan blijkt dat in 1968 in
de meeste buurten (of wijken) 15
tot 20 procent van de bewoners hun
woning verlaten heeft. En dus (bij
na steeds) hun parochie. Wat blijft
er zo van b.v. jeugdwerk, kadervor
ming, gespreksgroepen, een koor
over?
Er lijkt geen andere conclusie mo
gelijk: een kerk die zich nog steeds
in hoofdzaak in de vorm van paro
chies dat wil zeggen in de vorm
en de structuur van ouderwets, we
reldvreemde dorpjes presenteert,
kan bijna niet meer begrepen wor
den en nauwelijks meer aanspreken.
De kommissie planologie van de
Stichting Dekenaat Eindhoven komt
in haar rapport ook wel tot een
dergelijke conclusie, maar in het
model dat zij pretendeert te geven
voor een nieuwe stadspastoraal,
blijkt niet dat uit die conclusie na
venante konsekwenties zijn getrok
ken.
Opmerkelijk is bijvoorbeeld dat
het rapport zeer sterk de nadruk
legt op het geografische aspect van
de parochie. Voor wat betreft het
verleden lijkt dit juist, want de
parochie waa vooral een territorium
waarbinnen men leefde, werkte, ge
loofde en begraven werd. Voor wat
betreft de analyse van de huidige
situatie komt men er met een te
eenzijdig geografisch bepaalde kijk
op de dingen niet.
De mens, en dus ook de gelovige
vain vandaag woont vaak in een
bepaalde wijk, omdat hij daar toe
vallig een huis heeft kunnen krij
gen. Maar zijn relaties, zijn vrien
den, zijn werk, winkel gelegenheid
en recreatie en zijn interessen heb
ben daar nagenoeg niets mee te
maken. Dat alles is niet meer geo
grafisch, sociaal-cultureel bepaald.
In het rapport wordt dit ook wel
onderkend en er is ook naar vormen
van zielzorg gezocht, die daarop
kunnen inspelen. Zo moet er, bepleit
het rapport in elk pastoraal district
uit een aantal samengevoegde, gelei
delijke op te heffen, parochies te
vormen) een team van priesters
gaan werken. Deze priesters krijger
naast de „gewone" z.g. levensnabije
zielzorg een bijzonder aandachtsge
bied (specialisatie), zoals bejaarden
jongeren, liturgie, katechese enz. Op
deze wijze wil men tegemoet komen
aan de grote variatie in gelovigheid,
de uiteenlopende situaties waarin
gelovigen pastorale hulp behoeven,
en de behoefte van de kerk om daar
te functioneren waar rij dienstbaar
kan rijn.
Op de eerste plaats zijn dit reeds
algemeen in de Nederlandse kerk
provincie levende gedachten over
pastorale vernieuwing. Op de twee
de plaats, en dit raakt dus niet
alleen Eindhoven, blijft men hierbij
toch weer te sterk geografisch ge
bonden denken. Het rapport zegt
b.v. wel ergens dat „de verminderde
lis, die de bestaande accom
modatie heeft als middel tot pasto
rale zorg vereist, dat er krachten en
middelen worden vrijgemaakt voor
andere vormen van kerkelijke pre
sentie en voor andere mogelijkheden
tot pastorale communicatie met de
gelovigen, afgestemd op hun geheel
veranderde leefwijze". Maar daar
blijft het bij
Enig idee wat die „andere vormen
van kerkelijke presentie" zouden
kunnen zijn, blijken de samenstel
lers van dit rapport ook niet te
hebben. Zij blijven in hun denken
uitgaan van (of steken in?) dc
kerkgebouwen, die er inderdaad nu
eenmaal zijn, en het zij het van
parochie tot pastoraal district ver
grote territorium. Enige concreti
sering van een moderne kerkelijke
presentie blijft uit. En het gaat tóch
om „een nieuw model van stadspas
toraal" voor de kerk van morgen?
Het lijkt ons voor de pastores van
morgen toch nuttig om enerzijds de
idee van de kritische gemeente
(Septuagint) en anderzijds de on
dergrondse kerk, zoals de VS die
reeds enigszins kennen, eens nader
te bestuderen. JAN LANDMAN
door
dr. corn, verhoeven
De kunstvorm die mij het meest
onbegrijpelijk voorkomt, is het bal
let. Met „onbegrijpelijk" bedoel ïk,
dat ik me nauwelijks kan voorstel
len uit welke innerlijke impulsen
deze kunstvorm voortkomt en nog
minder waarom die impulsen zo ge
raffineerd in een systeem aan ban
den gelegd worden. Van dansen
snap ik dus nog wel iets, maar van
ballet helemaal niets. En, zoals dat
gaat bij dingen die we niet begrij
pen of aanvoelen, ik kan niet lang
naar ballet kijken zonder me te
gaan vervelen of zelfs ergeren. Van
uit die ergernis zoek ik dan weer
naar iets als een „theorie" waarin
mijn ergernis gerechtvaardigd wordt.
Die is niet zo moeilijk te vinden.
Maar het is duidelijk dat het de
kijk van een buitenstaander is en
niet veel te maken kan hebben met
het specifieke karakter van het bal
let. Dat blijft immers ontoeganke
lijk. Ik begeef me dus op een ge
vaarlijk terrein en neem het risico
dat iemand zal zeggen: je hebt al
leen maar iets tegen ballet omdat je
zelf zo'n houten klaas bent; je kunt
niet uitstaan dat anderen zich beval
lig kunnen bewegen enz.
Daar zal best iets in zitten, of
schoon het natuurlijk wel een vrij
primitieve manier van redeneren is
en bij mij een zelfde primitiviteit
veronderstelt. Niettemin wordt ze
dikwijls toegepast en is ook zo
moeilijk te weerleggen. Ik ga er nu
dus maar even van uit, dat het
eigen onvermogen mij een gemene
poets kan bakken bij dit vooroor
deel. Maar daarmee is de kous niet
af, integendeel: het breien begint
pas.
Ballet, zegt men, is expressie, zo
als toneel dat ook is. Maar noch de
ene, noch de andere expressie is
„vrij" te noemen. Zij is op de meest
rigoreuze manier gebonden aan al
lerlei voorschriften. Ik kan dan ook
moeilijk geloven dat die talloze ran
ke kinderen die op balletles ge
stuurd worden, zich daardoor vrijer
leren uitdrukken. Zij leren zich in
tegendeel bewegen volgens een
schema, dat wij „bevallig" noemen
en dat in de allerhoogste mate door
conventie wordt bepaald. Zij worden
geschoold in aanpassing en een sier
lijk soort van etikette.
Er is publiek dat juicht en klapt
zoals bij het toneel. Dat publiek
bepaalt de handeling en maakt er
een optreden van. Het „van binnen
uit" wordt onmiddellijk in een voor
geschreven richting gedrevennaar
het publiek toe. Niet het „binnen" is
verder van belang, maar de aan
komst in een „buiten". Toneel en
ballet zijn onderdanige kunsten. Ik
kan er ook niets aan doen, maar als
ik ballet zie moet ik altijd denken
aan het hof van een machtige ko
ning. De onderdanen sloven zich uit
om de vorst te verstrooien en maken
daar een hele techniek van. Of aan
een plantagewaar negerslaven lol
lig doen om de blanke toean te
behagen. Ik geloof dat in de kust en
het amusement sterker feodale en
discriminerende trekken liggen dan
meestal wordt gedacht en dat hier
wel degelijk een bron ligt voor legi
tieme ergernis.
„Bevallig" noemen wij een optre
den dat ons juist in onze feodale
trekjes bevalt. Bevalligheid stemt
ons mild en neemt onze agressie
weg. Het standpunt van waar uit de
kwalificatie „bevallig" wordt gege
ven, is er een van volstrekte bazig
heid, van macht over leven en dood.
En of het nu mijn krukkigheid is of
wat dan ook: als ik een danseres zo
bevallig zie 'bewegen, heb ik altijd
de indruk dat zij danst en kruipt
voor de ogen van de grote koning
die maar met zijn vingers hoeft te
knippen om een einde aan haar
leven te maken Haar bevalligheid
wordt ingegeven door doodsangst
zoals het zingen van blindgemaakte
vogeltjes
Bevalligheid is een patroon van
onderlinge bewegingen en bereid-
heidsrituelen. ingeslopen toi conven
tie of etikette Gespartel van mach
teloze slachtoffers is gestileerd tot
de kunst van het behagen. Behagen
is verzoenen. Ik geloof dat geen
enkele vorm van schoonheid meer
onberekenbaar sadisme veronder
stelt in de wereld waarop zij zich
richt dan de bevalligneid. De vrij
heid is maar schijn. Niets is zo
volkomen aan de conventie gebon
den en verslaafd als de bevalligheid
de kokette, zielige beweging die om
gunst bedelt.
Nu dat zal wel overdreven ge
noemd worden. Modern ballet zal
wel blijken tuist niet onderdanig en
bevallig, maar agressief te zijn.
Goed, dan zijn de rollen een keer
omgedraaid en speelt de man op het
toneel de baas Aan de verhoudin
gen verandert dat niets. En verder
is het natuurlijk de vraag hoe het
dan moet met charme en bevallig
heid. Zijn die dan soms met leuk?
Moeten we misschien op maatschap
pijkritische gronden maar lomp gaan
doen? Ik weet het niet, maar ik
vraag mij af waarom bevalligheid zo
typisch vrouwelijk gevonden wordt.
Niemand van ons kan zich waar
schijnlijk voorstellen hoe een we
reld zonder discriminatie eruit zou
zien.