Scouting zwijgende jeugd meerderheid Jan Sex Four, door de mand, tegen de muur EVENTJES WAT TAAIS 'arocliie: dorpje waar de kerkklok de tijd aangeeft wij nu i wij JARGON VIII isul ray jongeren pagina lird iror MCT MOUT BEVALLIGHEID mm Plan Eindhoven: geen model voor kerk van morgen ZATERDAG 6 MAART 1971 terwijl t indien ite aanwezig inderd >p met: .een ng die tot ttussen r maand, yordt 10°/« ploegen- betaald. bt g, terwijl at indien In'. fchtings- ate I aanwezig en. nderd top met: (IET elke padvinder, verkenner, welp, kabouter, voortrekker, pivo, gids, ijerpa, pionierster of rowan draagt nog beide wollen kniekousen met toastjes. Er zijn onder de 140.000 leden van Scouting Nederland jlfs zeer veel jongens en meisjes die tegenwoordig in hun gewone kloffie kar de club gaan. In de meeste gevallen is het motief om het uniform Kt te laten echter niet een doelbewuste poging het para-militaire Jjte-iinago te doorbreken, maar gewoon schaamte. Padvinders vormen Lr een groot deel de Zwijgende Meerderheid van de jeugd. [Vorig jaar bestond Scouting ■derland 60 jaar. Bij die tegenheid verklaarde de top van padvindersleiding tegenover (er die het maar horen wilde dat moest veranderen, dat er ak aan de basis moest komen, |t de hiërarchische structuur irbroken moest worden etc. Nu, i jaar later, praten wij met twee ïsen aan de basis van de Beging. Een van de conclusies het gesprek is dat een stelletje we zakken aan de top er de [zaak van zijn dat nog geen fcele van de aanekondigde ■beteringen officieel is Jrgevoerd. Dat er toch wel ■beteringen zijn komt, omdat er pr en daar groepen bezig zijn aan eigen kleine basis iets te («-lieren. pans van den Eeden praat namens i rowangroep. Peter de Jong (at namens de jonge (bege)leiders een Brabants district, hij is of wel assistent district nissaris (je zal als vent van intig al commissaris zijn), t gesprek duurt leveer twee uur...Van die twee hebben we het anderhalf uur (r dingen die zouden moeten anderen. Telkens als je namelijk Mt naar wat er. veranderd is.: ïL ïasf-Sr (aft hat na enkele zinnen al op alistiseh gepiraat uit we zullen ons hier zoveel mogelijk tot de realiteit proberen te bepalen. Peter:.„Er zijn een aantal dingen verdwenen en een aantal andere dingen verschenen. Verdwenen zijn bijvoorbeeld de nadruk op de individuele prestatie, die onder andere in het insignesysteem gestalte had. Het accent ligt nu bijna overal op het groepsbesef. Verder wordt er alleen buiten de beweging nog gepraat over goede daad knopen leggen, kampvuurtje stoken. De natuur is een heel klein onderdeeltje geworden. Het uniform is aan he.t verdwijnen. Er zijn hier en daar pogingen te bespeuren jongens en meisjes bij elkaar te brengen. Het idee van de Grote Broederschap is ook niet meer aanwezig. Dat wil niet zeggen dat de ideeën van Baden Powell dood zijn. Die zijn nog wel degelijk in deze tijd te vertalen. Hij wilde ontspanning door middel van spel, een beweging in vrijheid en veelzijdigheid. De lawine van idealistische peptalk dreigt weer te gaan rollen. Wat gebeurt er nu wezelijk om het,nog steeds aftandse image te veranderen? Hans: „Vorige week is er een public relatkm-nota versdienen. Daarin wordt aan de groepen duidelijk gemaakt hoe ze betere publiciteit kunnen maken, hoe ze meer ludiek moeten gaan doen. hoe ze zich in het algemeen moeten presenteren". „Dus weer een decretering van bovenaf". Peter: „Geen decretering, maar richtlijnen. Scouting is nu eenmaal een landelijk lichaam. Dus moet er wat coördinatie zijn. En omdat er zoveel leden zijn waggelt het geheel vaak een beetje log voorwaarts. Maar we blijven in ieder geval voorwaarts gaan. Heel wat andere jeugdbewegingen ontstaan en verdwijnen weer naar korte tijd. Wij blijven tenminste". „Een kort bestaan kan soms echter meer invloed op de maatschappij hebben (b.v. provo). Jullie blijven, maar hebben geen invloed. Dus toch alleen maar een ouderwetse gezelligheidsver Hans: „Het spel en de ontspanning zijn erg belangrijk ja. Steeds meer gaan we echter opweg naar een maatschappelijke opstelling. Voorbeelden door heel Nederland zijn: Diverse keren heeft Scouting meegeholpen panden te kraken, een groep heeft Baden Powell vaarwel gezegd en Che Quevara als voorbeeld gekozen, een groep heeft Piet Nak uitgenodigd om geïnformeerd te worden, een groep heeft een hearing in een alternatief „tuigcentrum gehouden om zelf te informeren, een groep heeft een politiek jongeren cafe opgericht, onze Rowangroep heeft ziveel inspraak als maar mogelijk is. Een dan twee grote landelijke initiatieven. Ten eerste is Heitje voor Karweitje (niet meteen Lachen) dit jaar vertaald in „Werk een uur, voor behoud van een stuk natuur". Eind mei wordt in Den Bosch een grote manifestatie gehouden. Kolaasje '71, Geen jamboree, maar meer-een praat- en doe-bijeenkomst voor belangstellenden". Peter: „Er gebeurt intern erg veel. Het is alleen jammer dat niets naar buiten doordringt. Wat er van onze ideeën door de buitenwereld overgenomen wordt verliest zijn associatie met Scouting: b.v. Zeskamp Sport is een duidelijk van ons gestolen idee". „Dat is dan ook een erg fanatieke en weinig creatieve bedoening". Hans en Peter: Het is maar hoe je het bekijkt". L. («binders anno 1971 by elkaar. HET jeugdwerk stimuleert veel meer dan de sport het jeugdverkeer. Het lid worden van het jeugdwerk geschiedt veel vaker dan bij de sport onder invloed van vrienden of vriendinnen. Deelname aan het jeugdwerk gaf vaker aanleiding tot nieuwe vriendachappen dan bij de sport. De jeugdwerkleden beschikten over een grotere vriendenkring dan de vriendenkring ook een grote vrienden kring ook een grote interne samenhang vertoonde, Ook beschikten de j eugdwerMeden over meer intieme vrienden dan de overigen. Het percentage jeugdigen, dat vaste relaties had met een lid vam de andere sexe, bleek bij het jeugdwerk bovendien aanmerkelijk hoger te liggen dan bij de sport Tot deze conclusies is drs. J. J. M. Martens gekomen in „het jeugdwerk met de soort geconfronteerd", een onderzoek dat in Maastricht werd gehouden, maar waarvan de resultaten-een algemenere betekenis hebben dan het locale karakter zou doen vermoeden. Een belangrijke uitkomst van het onderzoek wordt genoemd het feit. dat het jeugdwerk minder werfkracht bezit dan de sport. De werfkracht van het jeugdwerk voor de oudere jeugd dus vooral het open jeugdwerk, blijkt eveneens voor een groot deel afhankelijk te zijn van vroegere relaties met het jeugdwerk op hogere leeftijd. De georganiseerde sport heeft primair een jeugdfunctie. De deelname aan het sportieve spel blijft het belangrijkste motief voor het lidmaatschap. Naar het gevoel van de jeugd draagt de sport meer con- crtet bij aan die ontwikkeling van de persoonlijkheid. De omstandigheid, dat deel van de jeugd dat vooral delnemen aan de sport en aan het jeugdwerk, doet veronderstellen dat. dat deel vsn de jeugd dat vooral behoefte toont aan intensieve relaties met leeftijdgenoten door het jeugdwerk wordt aangesproken. Wie bij voorkeur deelnemen aan competitieve spelactiviteiten, zullen vooral door de sport worden aangetrokken. Tussen beide categorieën bestaan duidelijk waarneembare verschillende in mentaliteit en gedrag. Dat het niet deelnemen aan verenigingen vooral die jeugdigen zou betreffen, die intensief aan het informele jeugdverkeer deelnemen en die vooral op hun vriendenkring zijn georiënteerd, blijkt door de bevindingen van het onderzoek te worden gelogenstraft. De ongeorganiseerden hebben gemiddeld de kleinste vriendenkring en liet minst aatal intieme vrienden. De ongeorganiseerden onderscheiden zich van de overigen vooral door een relativerende houding ten opzichte van het verenigingsleven. Het merendeel van de ongeorganiseerden heeft met sport of jeugdwerk of met beide te maken gehad In het rapport wordt nog nader ingegaan op o.m. de ongeorganisserden, die in de omstandigheid verkeren, dat zij niet over middelen beschikken om voor hun belangen op te komen. Een beleid, dat rekening wil houden met hun behoeften, moet vooral aandacht schenken aan voorzieningen voor de ongeorganiseerde vrij etijdsbesteding met inbegrip van de zogenaamde commerciële voorzieningen. HET GROTE MYSTERIE IS OPGELOST. Het raadsel is uit de wereld. De identiteit van Jan Sex Four is ontdekt. Iedereen die wel eens zijn behoefte gedaan heeft in een openbare gelegenheid is het nog zeer goed mogelijk op de hoogte te zijn van het bestaan van Jan Sex Four. Door heel Brabant en Zeeland staan de woorden op muren, bruggen en straten gekalkt. Ook daarbuiten is de naam bekend. Zelfs op de Berlijnse muur staat Jan Sex Four. En overal op de Belgische kinderhoofdjes. En op schuttingen in Amsterdam. En behalve geschreven kom je de naam tegenwoordig ook in gedrukte vorm (op stickers) tegen. De ontrafeling van het Jan Sex Four-mysterie betekent eindelijk ook een keiharde primeur voor WIJ- NU-NU-WIJ.Maandag is een speciaal reportageteam van onze Zuidwestvaderlamdse jongerenpagi na op speurtocht geweest. Van het begin af aan roken wij met onze grote druipende nieuwsneuzen namelijk dat de Jan Sex Four iets met jongeren te maken moesten hebben. En ja hoor. Er zit weer lang haar achter deze grap. Als hij dat tuig dat je in de maling moet nemen. En wat denk je, de Jan Sex Four maken natuurlijk nog herrie op van die elektrische jankdingen ook. Nee het zijn geen padvinders Het zijn lawaaischoppers, die voornamelijk in stilte opereren. Het enige positieve puntje aan de Jan Sex Four is dat ze niet werkschuw zijn. Maandenlang hebben ze namelijk stad en land afgereist om hun naam op muren en andere steundingen van onze maatschappij te zetten. Volgens het principe van „Kilroy was here". Een soort psychologische oorlogvoering dus. Volgens het principe ook van het ontstaan van het woord „quiz" Zoals bekend kalkten een aantal jaren geleden een aantal Duitse studenten een aantal malen het woord „quiz" op een aantal plaatsen. Het mysterie werd zo groot dat hèt woord de betekenis van „vragenspei" kreeig. Oh ja, JSF is een popgroep die een plaat gaat maken als ze genoeg bekend zijn De omgekeerde wereld dus. Ze maken af en toe echte muziek (hard rock noemen ze dat zelf). De namen Jan Baeten, Frans Hendriikx, Kees van Erve en Jos Bosters. Alhoewel AFGEVEN niet in zijn vocabulaire voor komt ontmoette hij in de loop van de dag'DE MAN MET DE HAMER en kwam daardoor toch nog in DE BEZEMWAGEN terecht. Hij reed voortdurend VAN VOREN, wat de WIELTJESPLAKKERS in hun vuistje deed lachen. DE KEIZER VAN HERENTHALS reed jammerlijk PLAT. DE ADELAAR VAN TOLEDO arriveerde het eerst op de top, gevolgd door DE ENGEL VAN HET HOOGGEBERGTE. IJZEREN WILLEM werd in een premiespurt verslagen door de FIETSENDE GEK. DE ZWARTE VAN TERVUREN besliste het duel met de WITTE VAN ELSLOO in zijn voordeel. DE GEBRILDE NOOTDORPER en DE LEIDSE NOTARISZOON ontvluchtten de grote roep. DE LANGE AMSTELVENER moest het opnemen tegen DE KLEINE BOERENZOON UIT RIJSBERGEN. DE ZWARTE PANTER was in een heftige strijd gewikkeld met DE VLO. DOLLE FERDI en MOOIE HUGO vormden EEN UNIEKE TANDEM. DE LEEUW VAN HET LIESBOS trad voor de zoveelste maal als REDDENDE ENGEL op. De man met DE MESSCHERPE EINDSPURT arriveerde AFGESTOMPT AAN DE MEET. INDHOVEN De parochie, ais traditionele organisatievorm van plaatselijke kerk, loopt in katho- Nederland op zijn laatste be- J Als hij nog loopt, d.w.z. funeti- Ft Een groot vraagteken hier- jel' is inderdaad op zijn plaats, liieer men alleen al bedenkt, dat |e\yeg de meeste kerkbesturen laatste jaren met stijgende begro- ptekorten kampen. Maar er zijn V en ernstiger tekenen aan de P' Ut een onlangs verschenen r't °ver „een nieuw model van pO'str.raal in Eindhoven" (Titel: f keik vraagt ruimte") blijkt |0'uu«lijk dat de kèrkwanden pit betreft vol hangen met I'kenen Een alsmaar da- kerkbezoek. steeds minder ■sen die er geld voor over heb- I eWi slinkend priesterkorps, het r" Won vertrouwd als voor ve- I verdrietig beeld geworden, dat elke parochie in ons land op o°ment biedt. Of het werkelijk phtrietig iSi lijkt ons nog de 8' wanneer we de ontwikkeling en in die parochies nagaan, ■«etiger vinden wij het te moe- I constateren dat men met de l'se situatie eigenlijk zo weinig weet. Maar daarover straks Nhoven kan met zijn 36 paro La een exponent worden be idMVan de oigemone tendens Pe Nederlandse kerkprovincie, T W'at betreft de snelle en mas- Pftlwikkeliiig die de geloófsge- L ?P daar heeft doorgemaakt, T betreft de nieuwe wegen die L, ?r denkt in te slaan. i f-"mL ls er nu eigenlijk met die vertrouwde parochie gebeurd? Sinds het concilie van Trente heeft bepaald dat ieder bisdom in paro chie-mootjes .opgedeeld moest wor den, met een eigen kerkgebouw en een afgepaald gebied daaromheen, is de parochie eeuwenlang de enige organisatievorm geweest van de lo kale kerk. Juridische-financieel vrij onafhankelijk ènmaatschappelijk van niet te onderschatten belang. Het bovengenoemd rapport toünt aan de hand van het Eindhbvense duidelijk aan, hoe zeer de parochie vroeger samenviel met het sociale (veelal agrarische, maar ook klein- Stedelijke) leefgebied, het dorp of het stadsdeel. Het latere verschijnsel van de stadsuitbreiding leverde wei nig problemen op, want rond een nieuwe kerk ontwikkelde zich dan vanzelf een nieuwe parochie, paral lel aan de nieuwe buurt. Zo bleef de kerkelijke (geloofs-) gemeenschap samenvallen met de sociologische woon- en leefgemeenschap. Niet al leen in het overwegend katholieke zuiden, maar evengoed zij het gecompliceerder in noordelijker, wisselend katholieke en reformatori sche' gemeenschappen. Tot voor zeer kort, eigenlijk tol nu toe, is de schaalvergroting in de samenleving (met alsmaar groeiende steden en dorpen) door de kerk slechts beantwoord met alleen maar nieuwe parochies. Qua structuur heeft de parochie echter helemaal het model en het karakter van een (vroeger) dorp: de mensen leefden en werkten binnen dezelfde ge meenschap, men kende elkaar en iedereen kende zijn plaats, er heer ste een patriarchaal gezag, waar de pastoor samen met nog een paar notabelen de hoofdrol speelde, de kerk stond in en vormde het cen trum, de kerkklok gaf de tijd aan. Dit alles past van geen kanten meer in de snel en sterk verstede lijkte samenleving van vandaag. Aan de hand van de Eindhovense gegevens is gemakkelijk aan te to nen, wat voor een vreemde eend de parochie in de twintigste-eeuwse bijt is geworden. Genoemd rapport geeft een aantal opmerkelijke con clusies, die in grote lijnen zeker niet uitsluitend voor Eindhoven gelden. Het aantal inwoners per woning en per (volgebouwde) wijk neemt de laatste jaren snel af (gezinnen worden kleiner, kinderen verlaten eerder het ouderlijk huis i.v.m. stu die, wérk, huwelijk e.d., steeds min der inwoning enz.). Dit gaat niet alleen op voor oude buurten, maar verrassend snel na de bouw ook voor nieuwe wijken. Een onderzoek in vijf nieuwe wijken toonde aan. dat in 8,5 jaar de bevolking mei meer dan tiein procent verminderde en bovendien enorm snel verouder de. Het aantal mensen dat verhuist, is veel groter dan doorgaans wordt aangenomen. Uit gegevens van de gemeente Eindhoven over 1968 blijkt dat het aantal mutaties im een jaar bijna een kwart van de hele bevolking omvat. Die mutaties zijn: geboorten, sterfgevallen, vestiging van buiten en vertrek naar buiten de gemeente, verhuizing binnen de gemeente, In vier jaar tijd verandert dus gemiddeld een groep mensen in Eindhoven van woongebied, dat even groot is als de hele Eindhoven- se bevolking. De belangrijkste factor vormen hierbij de verhuizingen binnen de gemeente, meestal van de ene wijk of buurt naar een andere (gemid deld 10,3 procent van de bevolking per jaar). Rekent men hier nog de verhuizingen naar een andere ge meente bij, dan blijkt dat in 1968 in de meeste buurten (of wijken) 15 tot 20 procent van de bewoners hun woning verlaten heeft. En dus (bij na steeds) hun parochie. Wat blijft er zo van b.v. jeugdwerk, kadervor ming, gespreksgroepen, een koor over? Er lijkt geen andere conclusie mo gelijk: een kerk die zich nog steeds in hoofdzaak in de vorm van paro chies dat wil zeggen in de vorm en de structuur van ouderwets, we reldvreemde dorpjes presenteert, kan bijna niet meer begrepen wor den en nauwelijks meer aanspreken. De kommissie planologie van de Stichting Dekenaat Eindhoven komt in haar rapport ook wel tot een dergelijke conclusie, maar in het model dat zij pretendeert te geven voor een nieuwe stadspastoraal, blijkt niet dat uit die conclusie na venante konsekwenties zijn getrok ken. Opmerkelijk is bijvoorbeeld dat het rapport zeer sterk de nadruk legt op het geografische aspect van de parochie. Voor wat betreft het verleden lijkt dit juist, want de parochie waa vooral een territorium waarbinnen men leefde, werkte, ge loofde en begraven werd. Voor wat betreft de analyse van de huidige situatie komt men er met een te eenzijdig geografisch bepaalde kijk op de dingen niet. De mens, en dus ook de gelovige vain vandaag woont vaak in een bepaalde wijk, omdat hij daar toe vallig een huis heeft kunnen krij gen. Maar zijn relaties, zijn vrien den, zijn werk, winkel gelegenheid en recreatie en zijn interessen heb ben daar nagenoeg niets mee te maken. Dat alles is niet meer geo grafisch, sociaal-cultureel bepaald. In het rapport wordt dit ook wel onderkend en er is ook naar vormen van zielzorg gezocht, die daarop kunnen inspelen. Zo moet er, bepleit het rapport in elk pastoraal district uit een aantal samengevoegde, gelei delijke op te heffen, parochies te vormen) een team van priesters gaan werken. Deze priesters krijger naast de „gewone" z.g. levensnabije zielzorg een bijzonder aandachtsge bied (specialisatie), zoals bejaarden jongeren, liturgie, katechese enz. Op deze wijze wil men tegemoet komen aan de grote variatie in gelovigheid, de uiteenlopende situaties waarin gelovigen pastorale hulp behoeven, en de behoefte van de kerk om daar te functioneren waar rij dienstbaar kan rijn. Op de eerste plaats zijn dit reeds algemeen in de Nederlandse kerk provincie levende gedachten over pastorale vernieuwing. Op de twee de plaats, en dit raakt dus niet alleen Eindhoven, blijft men hierbij toch weer te sterk geografisch ge bonden denken. Het rapport zegt b.v. wel ergens dat „de verminderde lis, die de bestaande accom modatie heeft als middel tot pasto rale zorg vereist, dat er krachten en middelen worden vrijgemaakt voor andere vormen van kerkelijke pre sentie en voor andere mogelijkheden tot pastorale communicatie met de gelovigen, afgestemd op hun geheel veranderde leefwijze". Maar daar blijft het bij Enig idee wat die „andere vormen van kerkelijke presentie" zouden kunnen zijn, blijken de samenstel lers van dit rapport ook niet te hebben. Zij blijven in hun denken uitgaan van (of steken in?) dc kerkgebouwen, die er inderdaad nu eenmaal zijn, en het zij het van parochie tot pastoraal district ver grote territorium. Enige concreti sering van een moderne kerkelijke presentie blijft uit. En het gaat tóch om „een nieuw model van stadspas toraal" voor de kerk van morgen? Het lijkt ons voor de pastores van morgen toch nuttig om enerzijds de idee van de kritische gemeente (Septuagint) en anderzijds de on dergrondse kerk, zoals de VS die reeds enigszins kennen, eens nader te bestuderen. JAN LANDMAN door dr. corn, verhoeven De kunstvorm die mij het meest onbegrijpelijk voorkomt, is het bal let. Met „onbegrijpelijk" bedoel ïk, dat ik me nauwelijks kan voorstel len uit welke innerlijke impulsen deze kunstvorm voortkomt en nog minder waarom die impulsen zo ge raffineerd in een systeem aan ban den gelegd worden. Van dansen snap ik dus nog wel iets, maar van ballet helemaal niets. En, zoals dat gaat bij dingen die we niet begrij pen of aanvoelen, ik kan niet lang naar ballet kijken zonder me te gaan vervelen of zelfs ergeren. Van uit die ergernis zoek ik dan weer naar iets als een „theorie" waarin mijn ergernis gerechtvaardigd wordt. Die is niet zo moeilijk te vinden. Maar het is duidelijk dat het de kijk van een buitenstaander is en niet veel te maken kan hebben met het specifieke karakter van het bal let. Dat blijft immers ontoeganke lijk. Ik begeef me dus op een ge vaarlijk terrein en neem het risico dat iemand zal zeggen: je hebt al leen maar iets tegen ballet omdat je zelf zo'n houten klaas bent; je kunt niet uitstaan dat anderen zich beval lig kunnen bewegen enz. Daar zal best iets in zitten, of schoon het natuurlijk wel een vrij primitieve manier van redeneren is en bij mij een zelfde primitiviteit veronderstelt. Niettemin wordt ze dikwijls toegepast en is ook zo moeilijk te weerleggen. Ik ga er nu dus maar even van uit, dat het eigen onvermogen mij een gemene poets kan bakken bij dit vooroor deel. Maar daarmee is de kous niet af, integendeel: het breien begint pas. Ballet, zegt men, is expressie, zo als toneel dat ook is. Maar noch de ene, noch de andere expressie is „vrij" te noemen. Zij is op de meest rigoreuze manier gebonden aan al lerlei voorschriften. Ik kan dan ook moeilijk geloven dat die talloze ran ke kinderen die op balletles ge stuurd worden, zich daardoor vrijer leren uitdrukken. Zij leren zich in tegendeel bewegen volgens een schema, dat wij „bevallig" noemen en dat in de allerhoogste mate door conventie wordt bepaald. Zij worden geschoold in aanpassing en een sier lijk soort van etikette. Er is publiek dat juicht en klapt zoals bij het toneel. Dat publiek bepaalt de handeling en maakt er een optreden van. Het „van binnen uit" wordt onmiddellijk in een voor geschreven richting gedrevennaar het publiek toe. Niet het „binnen" is verder van belang, maar de aan komst in een „buiten". Toneel en ballet zijn onderdanige kunsten. Ik kan er ook niets aan doen, maar als ik ballet zie moet ik altijd denken aan het hof van een machtige ko ning. De onderdanen sloven zich uit om de vorst te verstrooien en maken daar een hele techniek van. Of aan een plantagewaar negerslaven lol lig doen om de blanke toean te behagen. Ik geloof dat in de kust en het amusement sterker feodale en discriminerende trekken liggen dan meestal wordt gedacht en dat hier wel degelijk een bron ligt voor legi tieme ergernis. „Bevallig" noemen wij een optre den dat ons juist in onze feodale trekjes bevalt. Bevalligheid stemt ons mild en neemt onze agressie weg. Het standpunt van waar uit de kwalificatie „bevallig" wordt gege ven, is er een van volstrekte bazig heid, van macht over leven en dood. En of het nu mijn krukkigheid is of wat dan ook: als ik een danseres zo bevallig zie 'bewegen, heb ik altijd de indruk dat zij danst en kruipt voor de ogen van de grote koning die maar met zijn vingers hoeft te knippen om een einde aan haar leven te maken Haar bevalligheid wordt ingegeven door doodsangst zoals het zingen van blindgemaakte vogeltjes Bevalligheid is een patroon van onderlinge bewegingen en bereid- heidsrituelen. ingeslopen toi conven tie of etikette Gespartel van mach teloze slachtoffers is gestileerd tot de kunst van het behagen. Behagen is verzoenen. Ik geloof dat geen enkele vorm van schoonheid meer onberekenbaar sadisme veronder stelt in de wereld waarop zij zich richt dan de bevalligneid. De vrij heid is maar schijn. Niets is zo volkomen aan de conventie gebon den en verslaafd als de bevalligheid de kokette, zielige beweging die om gunst bedelt. Nu dat zal wel overdreven ge noemd worden. Modern ballet zal wel blijken tuist niet onderdanig en bevallig, maar agressief te zijn. Goed, dan zijn de rollen een keer omgedraaid en speelt de man op het toneel de baas Aan de verhoudin gen verandert dat niets. En verder is het natuurlijk de vraag hoe het dan moet met charme en bevallig heid. Zijn die dan soms met leuk? Moeten we misschien op maatschap pijkritische gronden maar lomp gaan doen? Ik weet het niet, maar ik vraag mij af waarom bevalligheid zo typisch vrouwelijk gevonden wordt. Niemand van ons kan zich waar schijnlijk voorstellen hoe een we reld zonder discriminatie eruit zou zien.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1971 | | pagina 19