'Binnen een uur had ik sluik haar' KNSB durft geen risico's te nemen Zaterdagbijlage van 13 februari 1971 Sponsor ()«>eii dicht JIROKANTOOR IRNHEM 7102035 betalen door Jacques van Leeuwen Dat de vrouwen van de iwee gehuwde Neder landse topschaatsers Jan Bols en Marten Hoek stra in de wintermaan den niet helemaal zon der geld zitten, hebben 7.e voornamelijk te dan ken aan enkele royale schaatsliefhebbers. Verenigd in de Stichting Schaatssport proberen ze zi.i het in bescheiden mate tic afwezigheid van hun ech telieden, althans op finan cieel gebied, enigszins te compenseren. Het gaat be paald niet om een groot be drag, maar zo zegt de heer IV. Comello, directeur van de KNSB, als Bols en Hoekstra ook nog een gedeelte van hun zakgeld aan moeder-de- vrouw afdragen, dan zal die het wel rooien. Dit zakgeld momenteel vijftien gulden voor iedere dag dat de kernploeg in het buitenland verblijft is voor rekening van de Schaatsbond. Het is, buiten een schamele reiskostenver goeding voor de trainingen in eigen land, het enige geld dat de rijders krijgen. Ont: vangen de gehuwden daar naast nog een kostwinners vergoeding, de vrijgezellen onder hen beuren geen cent tijdens het drie maanden du rende schaatsseizoen. Stu dies moeten onderbroken worden zonder enige vorm van compensatie en bazen geven uitsluitend onbetaald verlof. Schaatsen op internatio naal niveau is, daar komt het dus op neer, een kostba re zaak. Veelal moeten rij ders financieel worden bij gestaan door familie, of zo als Kees Verkerk en Jan Ba zen, door hun supporters club. De KNSB heeft geen centen en is bovendien ge bonden aan de starre regle menten van de Internationa le Schaats Unie. Reglemen ten, die bedacht zouden kun nen zijn door Avery Brun- dage, de stokoude voorzitter van het Internationale Olym pische Comité, wiens opvat tingen over het amateurisme roem hoord heeft? „Ach, natuur lijk klagen ze wel eens. Zo als pas in Oslo toen de een tegen de ander riep na tuurlijk met de bedoeling dat ik het ook zou horen „kun jij van je zakgeld nog een ansichtkaart kopen?", maar zoiets neem ik niet serieus. De bond heeft bovendien ge woon bet geld niet om méér te doen. Wij zijn grotendeels afhankelijk van subsidiëren de instanties en die zijn niet zo scheutig. In de toekomst wordt het nog moeilijker voor de bond. Dit seizoen hebben wij nogal wat over gehouden aan het Europese kampioenschap in Heeren veen (2 ton J v.L.), maar omdat steeds meer landen een titeltoernooi willen orga niseren, wordt die spoeling ook steeds dunner". Afgezien van het gebrek aan geld vindt Comello het niet zo erg nodig de rijders financieel schadeloos stellen „Ze kunnen geregeld naat het buitenland, hebben veel plezier aan hun sport. Dan moeten ze er ook maar iets voor over hebben". Gelet op deze uitspraak is het niet verwonderlijk, dat het hoofdbestuur van de KN SB in casu de heer Comello „niets, maar dan ook niets" voelt voor het actief betrek ken van een sponsor bij de schaatssport. Dit ondanks 't feit, dat hiermee alle finan ciële problemen in één klap zouden zijn overwonnen. Grote concerns hebben te vergeefs geprobeerd hun diensten aan te bieden, ui teraard met de bedoeling er wat reclame voor terug te krijgen. Comello: „Wij kun nen alleen een sponsor ge bruiken als er geen reclame van de rijders wordt geëist. Zoals in het geval van de Suikerstichting, die pas acht duizend gulden gaf om een extra-verblijf in Davos te be kostigen. Maar het dragen van reclameslogans op de kleding van de rijders is on mogelijk. We zouden binnen de kortste keren enorme heibel krijgen met de ISU, het NOC en het IOC". De heer Comello ziet het dan ook als zijn dure plicht om de Nederlandse rijders er bij herhaling op te wijzen dat ij ook individueel geen recla me mogen maken. Op die manier ging bijvoorbeeld Jan Bols een lief centje aan de neus voorbij, toen hij geen toestemming kreeg om voor een postorderbedrijf in een advertentie op een home trainer plaats te nemen. „Wij moeten onze jongens beschermen", is de kreet waarmee Comello zijn wei gering aan Bols verklaart. Ook op dit punt wordt er door de „beleidmakers" van de KNSB anders gedacht dan door de technische lieden. De heer Wynia vindt dat de KN SB maar eens zou moeten beginnen het een en ander oogluikend toe te staan. „Ik voel er wel wat voor om de kernploegen te laten spon soren. Het dragen van recla me zou je dan moeten beper ken tot het eigen land, want bij internationale toernooien is dat natuurlijk onmogelijk. Door het aantrekken van een sponsor kun je niet alleen de financiële lasten van het mo ment een stuk verlichten, maar onstaat ook de moge lijkheid iets voor een rijder te doen op het moment dat hij zijn schaatscarrière be ëindigt. Maar vreest hij dan geen moeilijkheden met de ISU? Gezien de huidige reglemen ten zouden er toch onmid dellijk represailles van die zijde volgen. Wynia: „Daar ben ik nog niet zo zeker van. Het zou om meerdere rede nen wel eens interessant zijn om een oordeel uit te lok ken". Het interessante waar op de heer Wynia doelt, heeft betrekking op het onweerleg bare feit dat de Zweedse rij ders in eigen land reclame dragen, onder het goedkeu rend oog van hun landge noot Sven Laftman, vice- voorzitter van de ISU, wiens uiterlijk en (merkwaardig genoeg) opvattingen verder helemaal overeenstemmen met die van de al eerder ge noemde heer Brundage. Het hoofdbestuur van de KNSB voelt echter niets voor het sponsor-experiment van Wynia. „Regels zijn regels", zo luidt de redenering, die geen ruimte laat voor het ne men van risco's. Het ziet er dus voorlopig nog maar sombertjes uit voor onze schaatsvedetten. Voor Ard, Jan, Kees en Eddy wat minder dan voor Peter en Ronnie. De eerste vier kunnen hun schaatsroem nog enigszins in rinkelende munt vertalen door tegen goede honorering hun belevenissen op het ijs exclusief aan kran ten te verkopen. Iets waar aan de verder toch zo regle- mentvaste KNSB met de ogen dicht voorbijgaat. Offi cieel onder het motto dat er van betaling niets gebleken is. Een goedgelovigheid die wat merkwaardig afsteekt bij het fanatisme waarmee men vasthoudt aan regels, die uit een grijs verleden stammen door Henny Groo+veld Jaren lang is er in Neder land gediscrimineerd met make-up. Voor blanke vrouwen was er van alles te koop, maar dames van een andere huidskleur za ten met hun handen in het haar. Kroeshaar wel te verstaan, want uiterlijke verschillen zjjn er tenslot te tussen de mensen op de ze wereld. De Amsterdamse Janine Meursing, 28 jaar, ergerde zich daaraan. „Ik ben zelf halfbloed," vertelt ze, „ik heb een Belgische moeder en een Surinaamse vader. Maar ik wilde ook wel eens ander haar hebben dan altijd maar weer die krulletjes. En de hele make-up-affaire hier is gericht op blanken. Er zijn wel donkere teinten lippen stift, maar die kleuren voor ons te fel rood op. En donke re make-up wordt op mijn ge zicht wit. Het gevolg was dat je er vaak uitzag als een clown. Dan voel je je opge laten. Het is gewoon niet leuk, als je zo naar een feestje gaat. Want je moet er zo natuurlijk mogelijk uit zien. Je hoeft niet op te val len." En zie: Janine kreeg verke ring met een 31-jarige aanne mer uit Amsterdam. Een jongen met ondernemings lust die van een kennis hoor de dat de zaken in Amerika anders lagen voor donkere vrouwen. Daar was wel goe de make-up te koop. Hij liet die kennis een zendinkje meenemen. Het experiment beviel Janine en haar fami lie in Amsterdam uitstekend. Waarna het idee werd gebo ren om er zelf een winkeltje in te beginnen. Het is tenslotte een kapsalon geworden. Een ruime salon op de hoek van de Ferdinand Bolstraat en de Gerard Dou- straat. Boven een schoenen zaak. Sinds deze week staan daar vier kapsters klaar om Afro-types aan make-up te helpen en om, als dat ge wenst wordt, haar te ont- kroezen. „Afro-type heeft als woord met Afrika te maken," zegt Janine. „Zo worden de don kergekleurde mensen op het ogenblik in Amerika ge noemd. De Black Power wil de niet meer horen van co loured people". Nu is "die term, geloof ik, ook zo'n beet je vergeten." Zelf draagt Janine bijna sluik haar. Wat rossig ge kleurd. Ze voelt er zich hap py mee. „Altijd zo'n kroes- hoofd verveelt. Mijn haren zijn nu rechtgetrokken met 'n crêmebehandeling. Daar na hebben we het haar ge neutraliseerd mot shampoo Binnen een uur had ik sluik haar. Eigenlijk was ik proef konijn, samen met wat ken nissen. We zijn allemaal blij met het resultaat, waardoor je je een ander mens kunt voelen. Nee, persoonlijk vind ik het erg fijn dat we al die spullen kunnen verkopen. Ik i* nie^ a-'ccn blij voor me zelf, maar voor iedere vrouw die niet blank is. Want ik verbeeld me heus niet dat ik de enige ben die met proble men heeft rondgelopen." Voor het ontkroezen van haar heeft Janine die nu in sneltreinvaart haar papie ren voor kapster hoopt te ha len geen speciale appara ten nodig. Haar kapsalon verschilt in geen enkel op zicht van andere za'en in dit genre. Alleen de kammen die gebruikt worden, hebben langere tanden. ,Dat is wel speciaal voor Afro-kapsels. Want die moeten bol staan." Janine vindt het niet erg dat de haarmode haar op het ogenblik met dat ontkroezen wat tegenzit. „De krullende Afro-kapsels en -pruiken die verkoop ik ook zijn wel in, maar ik weet zeker dat dat niet zo lang blijft. En on ze zaak hoeft het niet alleen te hebben van ontkroezen. Ze hebben me al voorspeld dat er ook blanke dames zullen komen om hier een kapsel te krijgen van het Afro-type. Of om zo'n pruikje te ko pen." Als iemand haar Afro-haar heeft laten behandelen en met bet „sluike resultaat" met tevreden is, hoeft zij vol gens Janine nergens over in te zitten. „Dan zijn er twee mogelijkheden om uit de problemen te komen. Een pruikje of permanent." Verloofde Jos Teunissen, 31 jaar en aannemer van be roep, zit er stil luisterend bij. Hij vertelt later van plan te zijn de speciale cosmetica over het hele land te ver spreiden, als er belangstel ling voor is. Want hij zal gaan optreden als alleenver tegenwoordiger van deze Posner-produkten. „Ik hoop dat het zal lopen. We hebben vijfduizend gul den geïnvesteerd in die eer ste bestelling," zegt hij. Maar hij maakt zich nog geen illusies. Ook heeft hij er nog geen ogenblik aan ge dacht om uit „de bouw" te gaan en net als Janine diplo ma's voor kappen te gaan halen. Janine lacht en zegt dat Jos daar door zijn aard en aanleg niet zo geschikt voor is en dat hij als aanne mer beter op zijn plaats staat. Janine vroeger secretaresse, gelooft in het succes van haar zaak. Al voor de ope ning kreeg ze veel reacties op advertenties. Overal kwa men ze vandaan. Maar toch „We zullen eerst een jaartje moeten draaien om zeker te weten of we goed gegokt hebben. Dat kun je van te voren toch nooit zeggen. Wel heb ik me steeds afgevraagd waarom de donkergekleurde vrouw in Nederland nooit haar eigen make-up kreeg, terwijl die zo uit Amerika gehaald kon worden." Zelf kan ze er maar één ant woord op geven „Waarschijn lijk zijn we 't gewoon verge ten en heeft niemand nooit echt geprotesteerd." Het allerbelangrijkste vindt Janine Meursing de ontkroe- zingsmogelijkheid die er nu is voor sterk krullend haar. „Je kunt er nu ook eens anders uitzien. En de kosten vallen mee. Vanaf dertig gulden kunnen we ontkroezen. De prijs wordt hoger ais het haar langer is Verder hoef je het niet elke zeek te la ten doen. Als je haren een maal glad zijn, blijven ze dat. Alleen de uitgroei moet be handeld worden. Misschien om de twee tot drie maan den. Maar dat hebben veel donkere vrouwen er volgens mij wel voor over. Want het is fijn als je haar goed zit. Zelf ben ik daar het beste van op de hoogte." Maar niemand moet denken dat donkere vrouwen er graag Europees willen uit zien. Janine: „Zover moet je het niet zoeken. Het is ge woon eens iets anders. Ook voor ons." bond daar de middelen voor heelt" De heer Wynia vindi het ook redelijk dat er een loonderving komt voor alle rijders die in loondienst zyn en niet alleen voor de ge huwden. „Als je de jongens voor zo'n lange periode uit hun werk haalt, moet je er eigenlijk wel iets tegenover stellen. Het zal nog wel even duren voor het zover is. Er is niet alleen te weinig geld, maar we moeten ook reke ning houden met de regle menten". Het is ook Wynia niet on bekend dat de Noren en Zwe den minder financiële zorgen kennen. Hij heeft al dikwijls van de zoveel schaatsroem oogstende oranjezonen het verwijt moeten horen, dat de loontrekkers onder de Noren ruim 3000 gulden krijgen en dat de studerende rijders, zo als Fornaess en Grönvold, 25 gulden zakgeld per dag tou cheren. „Er is een achter stand op de Scandinavische landen. Ik zou daar graag iets aan doen, maar het is op de eerste plaats een be leidskwestie. Wij als techni sche mensen kunnen alleen maar pleiten voor méér geld. de beslissing ligt bij het hoofdbestuur". Wim Comello, woordvoer der van het hoofdbestuur, blijkt het probleem toch wat minder knellend te vinden. „Goed, het zakgeld is mis schien niet overdadig, maar ze kunnen er toch redelijk van komen". Qf hij van de jongens dan nooit anders ge- genoegzaam bekend zijn De ISU verbiedt bijna alles wal naar geld ruikt. Gaat niet anders dan aarzelend ak koord met het zakgeld, zet een vraagteken bij de loon derving en wijst verdere te gemoetkomingen op straffe van uitsluiting van de hand. De rijders, het spreekt voor zichzelf, zijn maar wei nig content met deze stand van zaken. Zij vinden hun zakgeld maar aan de schrale kant en beklagen zich er over dat de Noren en Zweden veel meer krijgen. De heer Wierd Wynia, voorzitter van de technische commissie van de KNSB, kan een heel eind met de bezwaren van de jon gens meegaan, al voegt hij er wel direct aan toe „dat topsporters nu eenmaal al tijd wat te kankeren moeten hebben". Wynia: „Vijftien gulden per dag is inderdaad niet zoveel, zeker niet in de weken dat zij in het peperdu re Davos zitten. Aan de an dere kant moeten we ook be denken, dat het zakgeld twee jaar geleden nog maar vijf gulden bedroeg. Toch zullen we weer omhoog moeten, maar het is de vraag of de

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1971 | | pagina 17