ZOETE KOEK EN GOUDEN HOORNS Rock is geen pop Armoe troef in kerk wif nu K&l 'A long hot summer' komt er aan NIEUW MISSAAL Dossier JARGON (IV) an de Dag op 29 no tie van zes gebracht o: „Kunst ie Barok". reproduc- ■rijen van amstenaars eeuw: 0.50 /aart van eodor Kra- Offer van Federiko „De Heili- Francisek „De Ja- Christo- .25 d. „De door een iche schil- )e Kroning rods" door en 20 p. en 50 p. ZATERDAG 6 FEBRUARI 1971 Als de Vereniging van Dienst plichtige Militairen (VVDM) in augustus van dit jaar haar eerste lustrum viert, zal zij ongetwijfeld uitvoerig stilstaan bij wat er in die vijf jaar al met al bereikt is. Het wordt waarschijnlijk een wat treurige terugblik. Er is natuurlijk wel het nodige tot stand gebracht. Maar als je het vergelijkt met de lijst van toch alleszins redelijke eisen demokratisering, hogere wedde, wijziging van het militair straf- en tuchtrecht, etc. die nog in behandeling zijn, zonder veel uitzicht op spoedige realisering, dan blijkt dat defensie in de af gelopen vijf jaar vrijwel uitsluitend toeschietelijk is geweest op ondergeschikte punten. Beklemmender wordt het als je er even over door denkt. Dan blijkt dat 27.000 WDM-leden ongeveer 60 procent van alle dienstplichtigen voornamelijk door het systeem waarin zij zitten niet in staat zijn een voldoende krachtige vuist te vormen om op essentiële punten hun zin te krijgen. Een vereniging als de VYDM heeft binnen het bestaande krijgstuchtsysteem nauwelijks mogelijkheden om haar eisen echt kracht bij te zetten. Staken bijvoorbeeld is onmogelijk. Zelfs een mislukte poging daartoe levert al fikse straffen op, zoals enkele soldaten in Ede vorig jaar nog aan den lijve ondervonden hebben. De belangrijkste machtsmiddelen van de VVDM zijn publiciteit en steun vanuit het parlement. Aan publiciteit ontbreekt het de vereniging de laatste tijd beslist niet. Vrijwel dagelijks staat de naam VVDM in de krant. Maar hoe zit het met de belangstelling vanuit de politieke hoek? Ze is er zeker. Vrijwel elke politieke partij heeft wel een hoofdje „dienstplichtzaken" in haar verkiezingsprogram. En de progressieve standpunten zijn niet van de lucht. Maar wat komt er van terecht als de „mooie woorden" over enkele maanden weer hun stemmen hebben opgeleverd? De VVDM heeft besloten eens te proberen daar achter te komen. Op 17 maart organiseert zij in het Utrechtse Jaarbeursgebouw een politieke teach-in. De defensiespecialisten van de zes grootste partijen Wieldraayer (PvdA), Kleisterlee (KVP), Koudijs (WD), Walburg (AR), Kikkert (CHU) en Bloema (D'66) zijn uitgenodigd om te vertellen wat ze in de afgelopen vier jaar voor de dienstplichtigen gedaan hebben en wat ze van plan zijn gedurende de komende regeringsperiode te gaan doen. „De politici beloven altijd koelen met gouden hoorns, laat ze nu maar eens duidelijk maken waarom er zo weinig van terecht komt", aldus een bestuurslid van de VVDM. Het belooft een levendige discussie te worden. Want de VVDM-ers zijn beslist niet van plan alle ongetwijfeld mooie woorden voor zoete koek aan te nemen. Men wil nu wel eens daden zien. Voor belangstellenden: de teach-in begint om twee uur in de middag en is voor iedereen toegankelijk. WILLEM VERHALLEN WANNEER iemand mij vraagt wat mijn levensideaal is wat ik als taak hier op aarde zie, zal mijn antwoord zonder twijfel zijn: bij de Marva, en meteen daarna: je maintiendrai. Wanneer een meisje dat van haar land houdt, iets wil doen, waarbij ze weet dat ze nuttig werk verricht, dan ligt dit op het vlak van de Marva. Ik hoop dit jaar te slagen voor mijn eindexamen, zodat er niets meer is, dat de weg tot mijn werkkring verspert. Eri behalve dat je een eervolle taak krijgt aangewezen is het natuurlijk ook reuze tof, om in zo'n vlot pakje rond te hupsen, waar, naarmate je meer presteert, meer van die kleurige, opfleurende onderscheidinkjes opzitten. En ook het petje is allerdolletjes. Je krijgt bij de Marva veel afwisselend werk, maar het n— w— LILIAN ROXON's „Rock Encyclopedia" wordt aangeprezen als „het meest volledige roek-boek dat ooit is samengesteld". Dat is gean overdrijving. Een paar getallen: 1.202 roek-sterren worden beschreven, de discografie bevat meer dan 22.000 songtitels, vaak gedateerd en 129 foto's illustreren het geheel. De rock-encyclopedie is bovendien meer dan een encyclopedie alleen: Lilian Roxon geeft commentaar, verschaft vaak interessante bijzonderheden omtrent de artiesten en hun intrede in de roek-wereld en zij doet dit op zo'n intelligente wijze, dat het boek tegelijkertijd een compleet overzicht van de gehele rock-geschdedenis is. Iedere ster wordt bezien vanuit zijn muzikale en historische achtergrond, invloeden worden aangetoond en geanalyseerd. Daarbij is de informatie die zij verschaft over de persoon van de artiesten vaak zo interessant en prettig beschreven, dat het lijkt alsof zij met iedereen van kindsbeen af is opgegroeid. De Rock Encyclopedie is een gigantisch werk en tegelijkertijd een zeer leesbaar geheel. De discografie geeft een overzicht van de lp en singels die van iedere ster in Amerika zijn uitgebracht, en dat verschilt vaak zeer van Europa. Verder bestaat de appendix uit een overzicht van Cash Box's topalbums over de periode van 1960-1968 en Cash Box's topsingles ovaer de periode van 1949 -1968, met in van de wekelijkse no.l-hits van Billboard. Het boek telt 611 pagina's en voor iedereen die geïnteresseerd is in pop-muziek in al zijn vormen en verschijningen, is deze uitgave een onontbeerlijke begeleiding. Voor wie dieper op de achtergrond en de ontwikkeling van de popmuziek wil ingaan, bestaat er „The Story of Rock" van Carl Belz, een serieuze studie over het hoe en waarom van het succes van de honderden platen uit de reeks van dui7-"den die er door de jaren heen ui' cht zijn. De niedenis is voor de helft gebaseerd op de Amerikaanse rock muziek, omdat vóór de jaren zestig roek in hoofdzaak een Amerikaanse zaak was. Pas bij de Beatles wordt dieper op de Engelse situatie ingegaan, omdat via de Beatles andere Engelse groepen en artiesten in 1964 voor de z.g. „invasie" zorgden: Dave Clark Five, Rolling Stones, Yardbirds, Moody Blues, Dusty Springfield en Petula Clark. Over het algemeen wordt tegenwoordig in Amerika alle muziek „rock" genoemd wat hier „pop" heet. Historisch gezien echter is er een groot verschil tussen de twee, vooral esthetisch. Carl Belz, die eigenlijk kunsthistoricus is, legt hierop steeds weer sterk de nadruk. Kort gezegd: pop is kitsch, het soort muziek dat gebracht wordt door Perry Como en Andy Williams, beide gevallen een aanduiding over gouden platen. Over de periode van 1950-1967 is een lijst r enomen Het boek is verdeeL in drie tijdvakken: van 1954 tot 1956, t.w. de opkomst van de rock tegen de muzikale achtergronden van de pop, country en western, rythme en blues, met als belangrijkste vertegenwoordiger Elvis Presley. Deze ontwikkeling echter was niet de reden van het onderzoek dit ingesteld werd, de ware reden lag in het feit dat in de jaren vijftig rock beschouwd werd als verderfelijk, Elvis PTesley bijvoorbeeld werd in tv-shows vanaf de heup naar boven op het scherm gebracht, vanwege zijn „sensuele bewegingen" tijdens het zingen. Omdat de rock enorme opgang maakte bij het publiek, vermoedde de regering, dat de rock aan het publiek werd opgedrongen via illegale activiteiten en men stelde eer- onderzoek in. Tijdens dat onderzoek werd echter meer gediscussieerd over de esthetische waarden van de rock-muziek dan over het feitelijke bestaan van het payola-verschijnsel. Gedeelten van discussies en rapporten worden afgedrukt en toegelicht in het boek. Vanaf 1964 wordt de Engelse situatie bekeken. Daarnaast wordt Bob Dylan afzonderlijk behandeld, de opleving van de Rhythm en Blues, en de situatie in San Francisco, waarbij Carl Belz de Beatles de eer aandoet om San Francisco, waarbij Carl Belz de West" (d.w.z. de Amerikaanse westkust) te noemen. Verder beweert hij dat groepen als Jefferson Airplane en Grateful Dead nog niet zulke goede muziek als de Beatles hebben voortgebracht. In een conclusie van zo'n tien pagina's legt hij uit waarom. Lilian Roxon's „Rock Encyclopedia". Grosset and Dunlap New York. 9,95 dollar. Carl Belz: „The Story of Rock". Oxford University Press, New York. 5,95 dollar. Trapsgewijze democratie moet natuurlijk gesetteld worden via de weg van de geleidelijkheid, die gaat van een meedenkende, meepratende en meebeslissende basis naar inspraak in alle geledingen op alle niveaus. Een pragmatische benadering is evenwel waardevrij en draagt fascistoide gevaren in zich. De weg naar de anti-autoritaire anarchie is namelijk geplaveid met rust en orde, repressieve tolerantie en ingekapselde referentiekaders. In het verwachtingspatroon van de neo-marxistisch, neo-maoistische, a- consumptieve mens ontbreekt nog te vaak een welzijnsaspect, dat inherent is aan de niet- kapitalistische, geëngageerde kropotkiendiscipel. TEE SETheeft met „She likes Weed" een gouden plaat verdiend. Eerder had de Delftse groep (ook in Amerike) succes met „Ma belle amie". TOM FOGGERTY gaat Creedence Clearwater Revival verlaten. De groep die onlangs zijn zesde elpee lanceerde zal als trio doorgaan. Het vertrek van Tom zal moeilijk te merken zijn, omdat de leden van de groep altijd in het niet gevallen zijn bij John Foggerty, de leider, de zanger, sologitarist en componist. Reden van het vertrek van Tom Foggerty is niet alleen het feit dat hij eindelijk eens een tijdje rustig met zijn vrouw en vier kinderen door wil brengen, maar ook dat hij eindelijk eens zelf muziek wil gaan maken. DEZE WEEK is Leon Russell met zijn groep in Amsterdam aangekomen voor een televisie opname. Het bezoek aan ons land vormt een onderdeel van een Europese tournee. interessantste lijkt mij de rode vlag van het communisme, die door het manipuleren van o.a. de schooljeugd die inspraakmeist, ons land wordt binnengedragen te bestrijden. De jeugd van tegenwoordig^ die asociale non-conformisten. Gelukkig zijn er nog mensen zoals ik en van die doelmatige instellingen als de Marva. Nu lachen ze om mij, maar later zijn ze me dankbaar, wanneer ik hen red uit de klauwen van de Chinezen en de Russen, die reeds nu hun dreigende schaduw over Soestdijk werpen. De jeugd moet opgepept worden, de landsgeest wordt ondermijnd door verdovende middelen (natuurlijk opium uit China), (weer zo'n rotstreek). Maar ik zal voorvechtster blijven voor het heil van ons Nederlandje. Het is klein, maar wier Neêrlands bloed door d'aderen vloeit Al zal ik dan een klein radertje de grote computer zijn, ook zal ik strijden voor God, koningin en vaderland. En ik weet dat er een hogere macht zal zijn, die mij geestelijk bij zal staan, om mijn taak tot een goed einde te brengen. Mijn lijfspreuk zal blijven: JE MAINTIENDRAI. (Uit Kaïriljon) m DE eerste voortekenen voor een .long hot summer' zijn al weer gesignaleerd. Het komende zomerseizoen zal in Amsterdam, zo is aangekon digd, geen ander beleid worden gevoerd ten aanzien van de jeugdige toeristen, die de hoofdstad ongetwijfeld weer in groten getale zullen bezoeken. Wel zal onderzocht worden hoe het met de logiesmogelijkheden staat en in hoeverre zij kunnen worden uitgebreid. Het slaapverbod op de Dam en omgeving, blijft gehandhaafd. Burgemeester dr. Samkalden zei donderdagmiddag te ver wachten, dat het dit jaar gemakkelijker zal zijn de jeugdige vreemdelingen begrip bij te brengen voor de betekenis van het nationale monument. Men is aldus de burgemeester bekend gewor den met de bijzondere, dubbele functie die het in stad en land heeft. De toeristen zijn hartelijk welkom op de Dam, maar de excessen van vorig jaar moeten worden ver meden, zei dr. Samkalden. Voor de duidelijkheid ver melden we nog even dat in de ogen van meneer Samkalden .vredig slapen' eerder als exces beschouwd wordt dan .eigenhandig erop los timme ren' door net geklede mariniers. ARMOEDE wordt met de dag meer troef in de katholieke kerk in Nederland. Overigens niet alleen in de r.-k„ ook de andere kerkgenoot schappen zijn er krapper bij komen te zitten. In andere landen zit „de kerk" vaak nog heel wat beter in de slappe was. Kardinaal Alfrink zei daar deze week op een persconfe rentie bij gelegenheid van Kerkop- liouwzondag (morgen) iets aardigs over: „Een kerkprovincie van nog maar nauwelijks een eeuw oud en wat voor een dure eeuw mist heel wat erfgoed uit het herfsttij der middeleeuwen, dat in andere landen voor de kerk niet onaanzien lijk rente afwerpt". De rijkdom, waarin de kerk en vooral de hiërarchisch hogere clerus in het herfsttij der middeleeuwen baadde, vormde een van de redenen voor het ontstaan ruim 400 jaar geleden van de Reformatie. Bis schoppen waren tevens vorsten, of beter omgekeerd. De kerk had veel bezittingen en plukt daar in die (veelal zuidelijke) landen nu nog de vruchten van. De materiële vruchten dan, over de geestelijke vruchten van derge lijke situaties zei kardinaal Alfrink: „Of dit bezit bevorderlijk is voor de goede beeldvorming van de kerk in ónze dagen, mag men terecht be twijfelen. Pastoraal gesproken mo gen we misschien dankbaar zijn, dat we tegenover God en tegenover de noodlijdende wereld in ieder geval geen verantwoording behoeven af te leggen van een dergelijk rentmees terschap". Immers, er valt voor de Neder landse kerkprovincie niets te reni- meesteren: elk bisdom komt aan alle kanten geld tekort. Over de geld nood van het bisdom Breda (over 1969 een tekort van f 48.505 op de resultatenrekening) hebben wij reeds eerder uitvoerig geschreven. In de meeste andere bisdommen is het niet of nauwelijks beter. Het aantal kerkbezoekers daalt nog steeds, en daarmee de inkom sten, ondanks dat ook veel niet- KARDINAAL ALFRINK kerkbezoekers een parochie- (of ge- zins-) bijdrage betalen. De noodkreet van het Bredase bisdom is bekend: betaalde iedereen nu maar 1 procent van zijn netto-inkomen dan waren alle zorgen over. De regering wil, zoals bekend, de subsidieregeling aan de kerken af kopen. Dan worden de inkomsten nog kleiner, hoewel niet veel klei ner. Maar zelfs als er in de nieuwe wet een nieuwe subsidieregeling komt, zal dat zo'n 15 procent van de inkomsten voor de kerk betekenen. De overige 85 procent zullen de gelovigen zelf moeten opbrengen. „Zelfs bij de snelste en meest gun stige ontwikkeling staan wij op dit moment en ook ongetwijfeld de eerstkomende jaren voor zware fi nanciële zorgen die wij nergens kunnen verhalen dan door een po ging bij de gelovigen zelf", aldus kardinaal Alfrink deze week. Dat betekent dus: het geld moet uit de parochies komen, maar verre weg de meeste parochies werken reeds met jaarlijkse tekorten: in het hele bisdom Breda hadden in 1969 nog geen 10 parochies een over schot! Wat te doen? Parochies die geen pastor en geen kerk meer kunnen onderhouden, opheffen? En de kerk gebouwen verkopen, respectievelijk laten slopen? In de jaren 19681970 zijn in heel Nederland tegen de 20 kerken gesloten. Daarmee is, schrijft het Kaski in een nota b.g.v. Kerk- opbouwzondag, een proces op gang gekomen, „dat overigens in niet weinig gevallen stuit op de taaiheid en onverzettelijkheid van het autar- ke territoriale parochiesysteem". (De parochies zijn juridisch in grote mate zelfstandig, red.). Men wil de parochie (resp. pastor en kerkge bouw) wel behouden maar men be taalt er niet voor, kan of wil het niet opbrengen? Het is toe te juichen, dat nu eindelijk alle bisdommen de boeken hebben opengegooid: immers, eerste voorwaarde bij iedere bijdrage is wel dat men weet waarvoor men betaalt. Het wordt hoog tijd dat ook de parochies (kerkbesturen) ver plicht worden hun boeken open ts gooien. Maar ook dan zal het geld niet binnenstromen. Het lijkt ons, dat er voor kerk- kruimten. voor pastores, voor hun vorming, voor de steeds gespeciali seerder vormen van zielzorg geld genoeg van de gelovigen komt, wan neer zij in de kerkgemeenschap weer levende banden ervaren. Met elkaar als christenen, met hun ge meenschappelijke taak en Bood schap in en voor de maatschappij, de wereld van nu. Het is daarom niet zo vreemd dat kardinaal Alfrink er deze week vooral de nadruk op legde, dat in plaats van het bouwen van kerken nu veel meer „de opbouw van de levende gemeente zelf" de aandacht verdient. Vandaar: Kerkopbouwzon- dag. J. L. DE OFFICIEEL door de post-con- ciliaire commissie vernieuwde eucharistische liturgie is thans in een Nederlandse vorm versche nen als een missaal voor de zon dagen en de voornaamste feesten. Het nieuwe boekje, uitgegeven door J. H. Gottmer te Haarlem, dat een aanbeveling van kardi naal Alfrink meekrijgt, is voor lopig slechts een derde deel van het nieuwe officiële liturgie-boek en dient tot advent van 1971. Het is nu jaar C. Er is name lijk een driejarige cyclus van schriftlezingen ontworpen, zodat men te doen krijgt met jaar A, B en C, waarin om beurten andere schriftlezingen, tussenzangen, eu charistische gebeden worden ge geven. De hele materie in een boekdeel verwerken is praktisch onmogelijk (hoewel men van de andere kant vroeger ook misboe ken uitgaf met tegen de 2000 pagina's). Maar hoe dit zij, we hebben nu de eerste Nederlandse uitgave van het officiële „kerk boek". Het woord liturgie komt van het Griekse litourgeia, dat bete kent: dienstorde. De dingen die gebeuren moeten in opdracht waarbij niet iedereen voor zich zelf kan beslissen. Deze uitgave is derhalve duidelijk bedoeld om (enige) orde te scheppen in de wijze van eucharistieviering. De samenstellers van het nieu we misboek hebben echter reke ning gehouden met een verlangen naar keuzemogelijkheid. Er zijn twee ordo's van dienst, de eerste (A) herinnert in prefatie en canon in vele opzichten aan 't oude for mulier, ordo B heeft een ietwat modernere klank. Net als in het oude missaal heeft iedere zondag zijn eigen woorddienst, alleen zijn er nu drie bijbellezingen. Net als vroeger, loopt er 'n ontwikkeling in de geestelijke instelling naar de grote feestda gen die de heilsmysteries uit drukken advent, de veertigda gentijd (waarin de lijdenstijd inbegrepen is), Pasen. Pinkste ren. Het missaal is aangevuld met een reeks gebeden voor privé- gebruik die echter in de geest van de openbare eredienst gehou den zijn: oude klassieke gebeden en hymnen uit oost en west en gebeden van deze tijd, zoals een gebed van Bonhoeffer in de ge vangenis, een Veni Creator van Henriëtte Roland Holst-van der Schalk, verzuchtingen van Kier kegaard en Rahner. Tenslotte bevat het boek een aanhangsel van 83 liederen in hel kader van het kerkelijk jaar: de beste liederen van Oosterhuis, ds. Barnard en Schulte Nordholt. Een missaal, volgens de verant woording en overeenkomstig een besluit van het 2e Vat. Concilie: geen breuk met „de gezonde tra ditie", maar een „organisch voortgroeien" ervan. Voor nog een vrij groot aantal gelovigen een nuttig boekje. (Prijs: f 7,90). door dr. corn, verhoeven Toen de nieuwe uitgave van „da dikke Van Dale verscheen, werd te gen de bewerker datarvan, dr. C. Kruyskamp, een aanklacht ingediend. De reden hiervan was dat hij onder het woord „Jood" bepaal de ongunste betekenissen had op genomen ofgenlijk: had la ten staan, namelijk woekeraar, afzetter, bedrieger. Nu is het volkomen duidelijk dat zo'n woord gebruik discriminerend en beledi gend is. Maar even duidelijk is het dat de schuldige in dit geval niet degene is die dit woordgebruik sig naleert, maar degene die het in stand houdt. Het is tamelijk primi tief de overbrenger van een slechte tijding aansprakelijk te stellen voor de ramp die hij meldt. De vraag zou kunnen zijn in hoever re het woordenboek toch door zijn gezag zo'n discriminerend woordge bruik in stand houdt. Vanuit deze vraag 'gezien zou dan, als het ant woord bevestigend luidt, niet alleen het woord „jood" gesaneerd moeten worden, maar ook tal van andere woorden als b.vTurk, kruidenier boer. Kees Fens heeft destijds in de Volkskrant hier terecht op gewezen. Op die manier zou dan een woor denboek kunnen ontstaan, waarin niet het werkelijke spraakgebruik geregistreerd is, maar waarin ethi sche regels gegeven worden omtrent het gebruik van woorden. Maar ik meen dat zoiets niet de taak is van een woordenboek. De zaak wordt eenvoudiger als we ze uit de anonimiteit van „het" spraakgebruik halen en onze aan dacht richten op individuele ge bruikers van de taal, bij voorkeur schrijvers. Mij zijn geen auteurs be kend die het na de oorlog nog ge waagd hebben het woord jood in di e ongunstige zin te gebrui ken. Dat spraakgebruik lijkt mij min of meer verouderd en zoiets kan in een woordenboek vermeld worden. Voor andere woorden geldt dat veel minder. „Kruidenier" wordt herhaaldelijk gebruikt in de beteke nis van „kleingeestig iemand" en „boer" in de zin van „lomperd", en wel door auteurs die onbekommerd hun uitspraken ondertekenen- Ik ben dikwijls in de verleiding gekomen hiervan een dossier aan te leggen. Ik zou daarmee willen aan tonen dat mensen die zeggen tegen discriminatie te zijn, dikwijls erg inconsequent zijn. Voor een ver keerd gebruik van het woord „jood" schrikken ze, door vreselijke ge beurtenissen wijzer geworden, terug, maar andere groeperingen discrimi neren zij rustig. Naar mijn oordeel heeft hun principiële houding dan ook weinig te betekenen. Hun in consequentie toont aan dat hun hou ding niet doordacht en in de grond volkomen onhoudbaar is. Het systeem is zo lek als een gieter. Ik zou dus niet zonder meer discri minerend woordgebruik willen ver zamelen, maar alleen van mensen die tegen discriminatie zijn, dus „ver gissingen", veelzeggende ontsporin gen. Wat, om een voorbeeld te noe men. Willem Frederik Hermans over de katholieken zegt, blijft buiten mijn dossier, want dezelfde auteur laat openlijk weten dat hij de ka tholieken best zou willen uitroeien. Discriminatie is dan nog niet leuk, maar wel mooi consequent. Anders is het met mevr. A. Romein-Ver schoor, die in een interview zegt het zo „burgerlijk" te vinden als ie mand zich niet kan inleven in de mands onvermogen om „vermaak op kingsklasse, maar in haar boek „Omzien in Verwondering" onbe kommerd over „het roomse volkje" spreekt (dl.I bl. 267). Men vuile even „joods" in en de zaak wordt duidelijk. Ook brengt zij rustig ie- mande onvermogen om „vermaak op hoog niveau" te genieten in recht streeks oorzakelijk verband met zijn „Brabants binnenwerk" (blz. 244). Dat binnenwerk is blijkbaar alleen op carnaval afgesteld. Geografische aanduidingen, die al leen een negatief waarde-oordeel suggereren zijn altijd discrimine rend. Ik heb weinig vertrouwen in de intellectuele integriteit van men sen die daar zo vlot mee omsprin gen. Ik ben daar trouwens zelf de dupe van, want in het omgeturnde theologentijdschrift Tegenspraak (nov. 1970) kondigt de redactie aan, dat de rechtse cultuurcriticus Corne- lis Verhoeven eens uit zijn Brabant se bossen gehaald zal worden. Die woorden hebben voor deze idealis ten blijkbaar te maken met achter lijkheid. Daarom, komen ze in mijn dossier. Ook Jaap van de Merwe, geducht verbaal strijder tegen buitenlands onrecht, komt erin. In de Nieuwe Linie van 28 januari 1971 maakt hij zich boos op iemand die het bestaan heeft een door Jaap georganiseerde voorstelling niet te bewonderen. Hij schrijft: „Het publiek was niet Snip en Snap, wat je met je boeren-oren kon horen". Niet zo leuk voor een bepaald publiek, maar wat de prin cipes van Jaap nu precies waard zijn blijkt tenvolle als we even in vullen „wat je met je joden-neus kon ruiken". En zo zou ik door kunnen gaan met pijnlijke onthullingen. De voorraad is onbeperkt: het kan een dik dos sier worden. Maar de conclusie is nu al duidelijk.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1971 | | pagina 23