ZOETE KOEK EN
GOUDEN HOORNS
Rock is geen pop
Armoe troef in kerk
wif
nu
K&l
'A long hot summer' komt er aan
NIEUW MISSAAL
Dossier
JARGON (IV)
an de Dag
op 29 no
tie van zes
gebracht
o: „Kunst
ie Barok".
reproduc-
■rijen van
amstenaars
eeuw: 0.50
/aart van
eodor Kra-
Offer van
Federiko
„De Heili-
Francisek
„De Ja-
Christo-
.25 d. „De
door een
iche schil-
)e Kroning
rods" door
en 20 p.
en 50 p.
ZATERDAG 6 FEBRUARI 1971
Als de Vereniging van Dienst
plichtige Militairen (VVDM)
in augustus van dit jaar haar
eerste lustrum viert, zal zij
ongetwijfeld uitvoerig stilstaan
bij wat er in die vijf jaar al
met al bereikt is. Het wordt
waarschijnlijk een wat treurige
terugblik. Er is natuurlijk wel het
nodige tot stand gebracht. Maar
als je het vergelijkt met de lijst
van toch alleszins redelijke eisen
demokratisering, hogere
wedde, wijziging van het militair
straf- en tuchtrecht, etc. die nog
in behandeling zijn, zonder veel
uitzicht op spoedige realisering,
dan blijkt dat defensie in de af
gelopen vijf jaar vrijwel
uitsluitend toeschietelijk is
geweest op ondergeschikte
punten.
Beklemmender wordt het als je er
even over door denkt. Dan blijkt dat
27.000 WDM-leden ongeveer 60
procent van alle dienstplichtigen
voornamelijk door het systeem
waarin zij zitten niet in staat zijn
een voldoende krachtige vuist te
vormen om op essentiële punten hun
zin te krijgen.
Een vereniging als de VYDM
heeft binnen het bestaande
krijgstuchtsysteem nauwelijks
mogelijkheden om haar eisen echt
kracht bij te zetten. Staken
bijvoorbeeld is onmogelijk. Zelfs
een mislukte poging daartoe levert
al fikse straffen op, zoals enkele
soldaten in Ede vorig jaar nog aan
den lijve ondervonden hebben.
De belangrijkste machtsmiddelen
van de VVDM zijn publiciteit en
steun vanuit het parlement. Aan
publiciteit ontbreekt het de
vereniging de laatste tijd beslist
niet. Vrijwel dagelijks staat de
naam VVDM in de krant.
Maar hoe zit het met de
belangstelling vanuit de politieke
hoek? Ze is er zeker. Vrijwel elke
politieke partij heeft wel een
hoofdje „dienstplichtzaken" in haar
verkiezingsprogram. En de
progressieve standpunten zijn niet
van de lucht. Maar wat komt er van
terecht als de „mooie woorden" over
enkele maanden weer hun stemmen
hebben opgeleverd?
De VVDM heeft besloten eens te
proberen daar achter te komen. Op
17 maart organiseert zij in het
Utrechtse Jaarbeursgebouw een
politieke teach-in. De
defensiespecialisten van de zes
grootste partijen Wieldraayer
(PvdA), Kleisterlee (KVP), Koudijs
(WD), Walburg (AR), Kikkert
(CHU) en Bloema (D'66) zijn
uitgenodigd om te vertellen wat ze
in de afgelopen vier jaar voor de
dienstplichtigen gedaan hebben en
wat ze van plan zijn gedurende de
komende regeringsperiode te gaan
doen.
„De politici beloven altijd koelen
met gouden hoorns, laat ze nu maar
eens duidelijk maken waarom er zo
weinig van terecht komt", aldus een
bestuurslid van de VVDM. Het
belooft een levendige discussie te
worden. Want de VVDM-ers zijn
beslist niet van plan alle
ongetwijfeld mooie woorden voor
zoete koek aan te nemen. Men wil
nu wel eens daden zien. Voor
belangstellenden: de teach-in begint
om twee uur in de middag en is
voor iedereen toegankelijk.
WILLEM VERHALLEN
WANNEER iemand mij vraagt wat
mijn levensideaal is wat ik als taak
hier op aarde zie, zal mijn antwoord
zonder twijfel zijn: bij de Marva, en
meteen daarna: je maintiendrai.
Wanneer een meisje dat van haar
land houdt, iets wil doen, waarbij ze
weet dat ze nuttig werk verricht,
dan ligt dit op het vlak van de
Marva. Ik hoop dit jaar te slagen
voor mijn eindexamen, zodat er
niets meer is, dat de weg tot mijn
werkkring verspert. Eri behalve dat
je een eervolle taak krijgt
aangewezen is het natuurlijk ook
reuze tof, om in zo'n vlot pakje rond
te hupsen, waar, naarmate je meer
presteert, meer van die kleurige,
opfleurende onderscheidinkjes
opzitten. En ook het petje is
allerdolletjes. Je krijgt bij de Marva
veel afwisselend werk, maar het
n— w—
LILIAN ROXON's „Rock
Encyclopedia" wordt aangeprezen
als „het meest volledige roek-boek
dat ooit is samengesteld". Dat is
gean overdrijving. Een paar
getallen: 1.202 roek-sterren worden
beschreven, de discografie bevat
meer dan 22.000 songtitels, vaak
gedateerd en 129 foto's illustreren
het geheel.
De rock-encyclopedie is bovendien
meer dan een encyclopedie alleen:
Lilian Roxon geeft commentaar,
verschaft vaak interessante
bijzonderheden omtrent de artiesten
en hun intrede in de roek-wereld en
zij doet dit op zo'n intelligente
wijze, dat het boek tegelijkertijd
een compleet overzicht van de
gehele rock-geschdedenis is. Iedere
ster wordt bezien vanuit zijn
muzikale en historische achtergrond,
invloeden worden aangetoond en
geanalyseerd. Daarbij is de
informatie die zij verschaft over de
persoon van de artiesten vaak zo
interessant en prettig beschreven,
dat het lijkt alsof zij met iedereen
van kindsbeen af is opgegroeid.
De Rock Encyclopedie is een
gigantisch werk en tegelijkertijd
een zeer leesbaar geheel. De
discografie geeft een overzicht van
de lp en singels die van iedere ster
in Amerika zijn uitgebracht, en dat
verschilt vaak zeer van Europa.
Verder bestaat de appendix uit een
overzicht van Cash Box's topalbums
over de periode van 1960-1968 en
Cash Box's topsingles ovaer de
periode van 1949 -1968, met in
van de wekelijkse no.l-hits van
Billboard. Het boek telt 611 pagina's
en voor iedereen die geïnteresseerd
is in pop-muziek in al zijn vormen
en verschijningen, is deze uitgave
een onontbeerlijke begeleiding.
Voor wie dieper op de achtergrond
en de ontwikkeling van de
popmuziek wil ingaan, bestaat er
„The Story of Rock" van Carl Belz,
een serieuze studie over het hoe en
waarom van het succes van de
honderden platen uit de reeks van
dui7-"den die er door de jaren heen
ui' cht zijn.
De niedenis is voor de helft
gebaseerd op de Amerikaanse rock
muziek, omdat vóór de jaren zestig
roek in hoofdzaak een Amerikaanse
zaak was. Pas bij de Beatles wordt
dieper op de Engelse situatie
ingegaan, omdat via de Beatles
andere Engelse groepen en artiesten
in 1964 voor de z.g. „invasie"
zorgden: Dave Clark Five, Rolling
Stones, Yardbirds, Moody Blues,
Dusty Springfield en Petula Clark.
Over het algemeen wordt
tegenwoordig in Amerika alle
muziek „rock" genoemd wat hier
„pop" heet. Historisch gezien echter
is er een groot verschil tussen de
twee, vooral esthetisch. Carl Belz, die
eigenlijk kunsthistoricus is, legt
hierop steeds weer sterk de nadruk.
Kort gezegd: pop is kitsch, het soort
muziek dat gebracht wordt door
Perry Como en Andy Williams,
beide gevallen een aanduiding over
gouden platen. Over de periode van
1950-1967 is een lijst r enomen
Het boek is verdeeL in drie
tijdvakken: van 1954 tot 1956, t.w.
de opkomst van de rock tegen de
muzikale achtergronden van de pop,
country en western, rythme en
blues, met als belangrijkste
vertegenwoordiger Elvis Presley.
Deze ontwikkeling echter was niet
de reden van het onderzoek dit
ingesteld werd, de ware reden lag
in het feit dat in de jaren vijftig
rock beschouwd werd als
verderfelijk, Elvis PTesley
bijvoorbeeld werd in tv-shows vanaf
de heup naar boven op het scherm
gebracht, vanwege zijn „sensuele
bewegingen" tijdens het zingen.
Omdat de rock enorme opgang
maakte bij het publiek, vermoedde
de regering, dat de rock aan het
publiek werd opgedrongen via
illegale activiteiten en men stelde
eer- onderzoek in. Tijdens dat
onderzoek werd echter meer
gediscussieerd over de esthetische
waarden van de rock-muziek dan
over het feitelijke bestaan van het
payola-verschijnsel. Gedeelten van
discussies en rapporten worden
afgedrukt en toegelicht in het boek.
Vanaf 1964 wordt de Engelse
situatie bekeken. Daarnaast wordt
Bob Dylan afzonderlijk behandeld,
de opleving van de Rhythm en
Blues, en de situatie in San
Francisco, waarbij Carl Belz de
Beatles de eer aandoet om San
Francisco, waarbij Carl Belz de
West" (d.w.z. de Amerikaanse
westkust) te noemen. Verder
beweert hij dat groepen als
Jefferson Airplane en Grateful Dead
nog niet zulke goede muziek als de
Beatles hebben voortgebracht. In
een conclusie van zo'n tien pagina's
legt hij uit waarom.
Lilian Roxon's „Rock
Encyclopedia". Grosset and Dunlap
New York. 9,95 dollar.
Carl Belz: „The Story of Rock".
Oxford University Press, New York.
5,95 dollar.
Trapsgewijze democratie moet
natuurlijk gesetteld worden via de
weg van de geleidelijkheid, die gaat
van een meedenkende, meepratende
en meebeslissende basis naar
inspraak in alle geledingen op alle
niveaus. Een pragmatische
benadering is evenwel waardevrij
en draagt fascistoide gevaren in
zich. De weg naar de anti-autoritaire
anarchie is namelijk geplaveid met
rust en orde, repressieve tolerantie
en ingekapselde referentiekaders. In
het verwachtingspatroon van de
neo-marxistisch, neo-maoistische, a-
consumptieve mens ontbreekt nog te
vaak een welzijnsaspect, dat
inherent is aan de niet-
kapitalistische, geëngageerde
kropotkiendiscipel.
TEE SETheeft met „She likes
Weed" een gouden plaat verdiend.
Eerder had de Delftse groep (ook in
Amerike) succes met „Ma belle
amie".
TOM FOGGERTY gaat Creedence
Clearwater Revival verlaten. De
groep die onlangs zijn zesde elpee
lanceerde zal als trio doorgaan. Het
vertrek van Tom zal moeilijk te
merken zijn, omdat de leden van de
groep altijd in het niet gevallen zijn
bij John Foggerty, de leider, de
zanger, sologitarist en componist.
Reden van het vertrek van Tom
Foggerty is niet alleen het feit
dat hij eindelijk eens een tijdje
rustig met zijn vrouw en vier
kinderen door wil brengen, maar
ook dat hij eindelijk eens
zelf muziek wil gaan maken.
DEZE WEEK is Leon Russell met
zijn groep in Amsterdam
aangekomen voor een televisie
opname. Het bezoek aan ons land
vormt een onderdeel van een
Europese tournee.
interessantste lijkt mij de rode vlag
van het communisme, die door het
manipuleren van o.a. de schooljeugd
die inspraakmeist, ons land wordt
binnengedragen te bestrijden. De
jeugd van tegenwoordig^ die
asociale non-conformisten.
Gelukkig zijn er nog mensen zoals
ik en van die doelmatige
instellingen als de Marva. Nu lachen
ze om mij, maar later zijn ze me
dankbaar, wanneer ik hen red uit
de klauwen van de Chinezen en de
Russen, die reeds nu hun dreigende
schaduw over Soestdijk werpen. De
jeugd moet opgepept worden, de
landsgeest wordt ondermijnd door
verdovende middelen (natuurlijk
opium uit China), (weer zo'n
rotstreek). Maar ik zal voorvechtster
blijven voor het heil van ons
Nederlandje. Het is klein, maar wier
Neêrlands bloed door
d'aderen vloeit
Al zal ik dan een klein radertje
de grote computer zijn, ook zal ik
strijden voor God, koningin en
vaderland. En ik weet dat er een
hogere macht zal zijn, die mij
geestelijk bij zal staan, om mijn
taak tot een goed einde te brengen.
Mijn lijfspreuk zal blijven: JE
MAINTIENDRAI.
(Uit Kaïriljon)
m
DE eerste voortekenen voor
een .long hot summer' zijn al
weer gesignaleerd. Het
komende zomerseizoen zal in
Amsterdam, zo is aangekon
digd, geen ander beleid
worden gevoerd ten aanzien
van de jeugdige toeristen, die
de hoofdstad ongetwijfeld
weer in groten getale zullen
bezoeken. Wel zal onderzocht
worden hoe het met de
logiesmogelijkheden staat en
in hoeverre zij kunnen worden
uitgebreid. Het slaapverbod
op de Dam en omgeving, blijft
gehandhaafd.
Burgemeester dr. Samkalden
zei donderdagmiddag te ver
wachten, dat het dit jaar
gemakkelijker zal zijn de
jeugdige vreemdelingen begrip
bij te brengen voor de
betekenis van het nationale
monument. Men is aldus de
burgemeester bekend gewor
den met de bijzondere, dubbele
functie die het in stad en
land heeft. De toeristen zijn
hartelijk welkom op de Dam,
maar de excessen van vorig
jaar moeten worden ver
meden, zei dr. Samkalden.
Voor de duidelijkheid ver
melden we nog even dat in de
ogen van meneer Samkalden
.vredig slapen' eerder als
exces beschouwd wordt dan
.eigenhandig erop los timme
ren' door net geklede
mariniers.
ARMOEDE wordt met de dag
meer troef in de katholieke kerk in
Nederland. Overigens niet alleen in
de r.-k„ ook de andere kerkgenoot
schappen zijn er krapper bij komen
te zitten. In andere landen zit „de
kerk" vaak nog heel wat beter in de
slappe was. Kardinaal Alfrink zei
daar deze week op een persconfe
rentie bij gelegenheid van Kerkop-
liouwzondag (morgen) iets aardigs
over: „Een kerkprovincie van nog
maar nauwelijks een eeuw oud
en wat voor een dure eeuw mist
heel wat erfgoed uit het herfsttij
der middeleeuwen, dat in andere
landen voor de kerk niet onaanzien
lijk rente afwerpt".
De rijkdom, waarin de kerk en
vooral de hiërarchisch hogere clerus
in het herfsttij der middeleeuwen
baadde, vormde een van de redenen
voor het ontstaan ruim 400 jaar
geleden van de Reformatie. Bis
schoppen waren tevens vorsten, of
beter omgekeerd. De kerk had veel
bezittingen en plukt daar in die
(veelal zuidelijke) landen nu nog de
vruchten van.
De materiële vruchten dan, over
de geestelijke vruchten van derge
lijke situaties zei kardinaal Alfrink:
„Of dit bezit bevorderlijk is voor de
goede beeldvorming van de kerk in
ónze dagen, mag men terecht be
twijfelen. Pastoraal gesproken mo
gen we misschien dankbaar zijn, dat
we tegenover God en tegenover de
noodlijdende wereld in ieder geval
geen verantwoording behoeven af te
leggen van een dergelijk rentmees
terschap".
Immers, er valt voor de Neder
landse kerkprovincie niets te reni-
meesteren: elk bisdom komt aan alle
kanten geld tekort. Over de geld
nood van het bisdom Breda (over
1969 een tekort van f 48.505 op de
resultatenrekening) hebben wij
reeds eerder uitvoerig geschreven.
In de meeste andere bisdommen is
het niet of nauwelijks beter.
Het aantal kerkbezoekers daalt
nog steeds, en daarmee de inkom
sten, ondanks dat ook veel niet-
KARDINAAL ALFRINK
kerkbezoekers een parochie- (of ge-
zins-) bijdrage betalen. De noodkreet
van het Bredase bisdom is bekend:
betaalde iedereen nu maar 1 procent
van zijn netto-inkomen dan waren
alle zorgen over.
De regering wil, zoals bekend, de
subsidieregeling aan de kerken af
kopen. Dan worden de inkomsten
nog kleiner, hoewel niet veel klei
ner. Maar zelfs als er in de nieuwe
wet een nieuwe subsidieregeling
komt, zal dat zo'n 15 procent van de
inkomsten voor de kerk betekenen.
De overige 85 procent zullen de
gelovigen zelf moeten opbrengen.
„Zelfs bij de snelste en meest gun
stige ontwikkeling staan wij op dit
moment en ook ongetwijfeld de
eerstkomende jaren voor zware fi
nanciële zorgen die wij nergens
kunnen verhalen dan door een po
ging bij de gelovigen zelf", aldus
kardinaal Alfrink deze week.
Dat betekent dus: het geld moet
uit de parochies komen, maar verre
weg de meeste parochies werken
reeds met jaarlijkse tekorten: in het
hele bisdom Breda hadden in 1969
nog geen 10 parochies een over
schot!
Wat te doen? Parochies die geen
pastor en geen kerk meer kunnen
onderhouden, opheffen? En de kerk
gebouwen verkopen, respectievelijk
laten slopen? In de jaren 19681970
zijn in heel Nederland tegen de 20
kerken gesloten. Daarmee is, schrijft
het Kaski in een nota b.g.v. Kerk-
opbouwzondag, een proces op gang
gekomen, „dat overigens in niet
weinig gevallen stuit op de taaiheid
en onverzettelijkheid van het autar-
ke territoriale parochiesysteem".
(De parochies zijn juridisch in grote
mate zelfstandig, red.). Men wil de
parochie (resp. pastor en kerkge
bouw) wel behouden maar men be
taalt er niet voor, kan of wil het
niet opbrengen?
Het is toe te juichen, dat nu
eindelijk alle bisdommen de boeken
hebben opengegooid: immers, eerste
voorwaarde bij iedere bijdrage is
wel dat men weet waarvoor men
betaalt. Het wordt hoog tijd dat ook
de parochies (kerkbesturen) ver
plicht worden hun boeken open ts
gooien. Maar ook dan zal het geld
niet binnenstromen.
Het lijkt ons, dat er voor kerk-
kruimten. voor pastores, voor hun
vorming, voor de steeds gespeciali
seerder vormen van zielzorg geld
genoeg van de gelovigen komt, wan
neer zij in de kerkgemeenschap
weer levende banden ervaren. Met
elkaar als christenen, met hun ge
meenschappelijke taak en Bood
schap in en voor de maatschappij,
de wereld van nu.
Het is daarom niet zo vreemd dat
kardinaal Alfrink er deze week
vooral de nadruk op legde, dat in
plaats van het bouwen van kerken
nu veel meer „de opbouw van de
levende gemeente zelf" de aandacht
verdient. Vandaar: Kerkopbouwzon-
dag.
J. L.
DE OFFICIEEL door de post-con-
ciliaire commissie vernieuwde
eucharistische liturgie is thans in
een Nederlandse vorm versche
nen als een missaal voor de zon
dagen en de voornaamste feesten.
Het nieuwe boekje, uitgegeven
door J. H. Gottmer te Haarlem,
dat een aanbeveling van kardi
naal Alfrink meekrijgt, is voor
lopig slechts een derde deel van
het nieuwe officiële liturgie-boek
en dient tot advent van 1971.
Het is nu jaar C. Er is name
lijk een driejarige cyclus van
schriftlezingen ontworpen, zodat
men te doen krijgt met jaar A, B
en C, waarin om beurten andere
schriftlezingen, tussenzangen, eu
charistische gebeden worden ge
geven. De hele materie in een
boekdeel verwerken is praktisch
onmogelijk (hoewel men van de
andere kant vroeger ook misboe
ken uitgaf met tegen de 2000
pagina's). Maar hoe dit zij, we
hebben nu de eerste Nederlandse
uitgave van het officiële „kerk
boek".
Het woord liturgie komt van
het Griekse litourgeia, dat bete
kent: dienstorde. De dingen die
gebeuren moeten in opdracht
waarbij niet iedereen voor zich
zelf kan beslissen. Deze uitgave
is derhalve duidelijk bedoeld om
(enige) orde te scheppen in de
wijze van eucharistieviering.
De samenstellers van het nieu
we misboek hebben echter reke
ning gehouden met een verlangen
naar keuzemogelijkheid. Er zijn
twee ordo's van dienst, de eerste
(A) herinnert in prefatie en canon
in vele opzichten aan 't oude for
mulier, ordo B heeft een ietwat
modernere klank. Net als in het
oude missaal heeft iedere zondag
zijn eigen woorddienst, alleen
zijn er nu drie bijbellezingen.
Net als vroeger, loopt er 'n
ontwikkeling in de geestelijke
instelling naar de grote feestda
gen die de heilsmysteries uit
drukken advent, de veertigda
gentijd (waarin de lijdenstijd
inbegrepen is), Pasen. Pinkste
ren.
Het missaal is aangevuld met
een reeks gebeden voor privé-
gebruik die echter in de geest
van de openbare eredienst gehou
den zijn: oude klassieke gebeden
en hymnen uit oost en west en
gebeden van deze tijd, zoals een
gebed van Bonhoeffer in de ge
vangenis, een Veni Creator van
Henriëtte Roland Holst-van der
Schalk, verzuchtingen van Kier
kegaard en Rahner.
Tenslotte bevat het boek een
aanhangsel van 83 liederen in hel
kader van het kerkelijk jaar: de
beste liederen van Oosterhuis, ds.
Barnard en Schulte Nordholt.
Een missaal, volgens de verant
woording en overeenkomstig een
besluit van het 2e Vat. Concilie:
geen breuk met „de gezonde tra
ditie", maar een „organisch
voortgroeien" ervan. Voor nog
een vrij groot aantal gelovigen
een nuttig boekje. (Prijs: f 7,90).
door
dr. corn, verhoeven
Toen de nieuwe uitgave van „da
dikke Van Dale verscheen, werd te
gen de bewerker datarvan, dr. C.
Kruyskamp, een aanklacht ingediend.
De reden hiervan was dat hij
onder het woord „Jood" bepaal
de ongunste betekenissen had
op genomen ofgenlijk: had la
ten staan, namelijk woekeraar,
afzetter, bedrieger. Nu is het
volkomen duidelijk dat zo'n woord
gebruik discriminerend en beledi
gend is. Maar even duidelijk is het
dat de schuldige in dit geval niet
degene is die dit woordgebruik sig
naleert, maar degene die het in
stand houdt. Het is tamelijk primi
tief de overbrenger van een slechte
tijding aansprakelijk te stellen voor
de ramp die hij meldt.
De vraag zou kunnen zijn in hoever
re het woordenboek toch door zijn
gezag zo'n discriminerend woordge
bruik in stand houdt. Vanuit deze
vraag 'gezien zou dan, als het ant
woord bevestigend luidt, niet alleen
het woord „jood" gesaneerd moeten
worden, maar ook tal van andere
woorden als b.vTurk, kruidenier
boer. Kees Fens heeft destijds in de
Volkskrant hier terecht op gewezen.
Op die manier zou dan een woor
denboek kunnen ontstaan, waarin
niet het werkelijke spraakgebruik
geregistreerd is, maar waarin ethi
sche regels gegeven worden omtrent
het gebruik van woorden. Maar ik
meen dat zoiets niet de taak is van
een woordenboek.
De zaak wordt eenvoudiger als we
ze uit de anonimiteit van „het"
spraakgebruik halen en onze aan
dacht richten op individuele ge
bruikers van de taal, bij voorkeur
schrijvers. Mij zijn geen auteurs be
kend die het na de oorlog nog ge
waagd hebben het woord jood in
di e ongunstige zin te gebrui
ken. Dat spraakgebruik lijkt mij
min of meer verouderd en zoiets
kan in een woordenboek vermeld
worden. Voor andere woorden geldt
dat veel minder. „Kruidenier" wordt
herhaaldelijk gebruikt in de beteke
nis van „kleingeestig iemand" en
„boer" in de zin van „lomperd", en
wel door auteurs die onbekommerd
hun uitspraken ondertekenen-
Ik ben dikwijls in de verleiding
gekomen hiervan een dossier aan te
leggen. Ik zou daarmee willen aan
tonen dat mensen die zeggen tegen
discriminatie te zijn, dikwijls erg
inconsequent zijn. Voor een ver
keerd gebruik van het woord „jood"
schrikken ze, door vreselijke ge
beurtenissen wijzer geworden, terug,
maar andere groeperingen discrimi
neren zij rustig. Naar mijn oordeel
heeft hun principiële houding dan
ook weinig te betekenen. Hun in
consequentie toont aan dat hun hou
ding niet doordacht en in de grond
volkomen onhoudbaar is. Het systeem
is zo lek als een gieter.
Ik zou dus niet zonder meer discri
minerend woordgebruik willen ver
zamelen, maar alleen van mensen die
tegen discriminatie zijn, dus „ver
gissingen", veelzeggende ontsporin
gen. Wat, om een voorbeeld te noe
men. Willem Frederik Hermans over
de katholieken zegt, blijft buiten
mijn dossier, want dezelfde auteur
laat openlijk weten dat hij de ka
tholieken best zou willen uitroeien.
Discriminatie is dan nog niet leuk,
maar wel mooi consequent. Anders
is het met mevr. A. Romein-Ver
schoor, die in een interview zegt het
zo „burgerlijk" te vinden als ie
mand zich niet kan inleven in de
mands onvermogen om „vermaak op
kingsklasse, maar in haar boek
„Omzien in Verwondering" onbe
kommerd over „het roomse volkje"
spreekt (dl.I bl. 267). Men vuile
even „joods" in en de zaak wordt
duidelijk. Ook brengt zij rustig ie-
mande onvermogen om „vermaak op
hoog niveau" te genieten in recht
streeks oorzakelijk verband met zijn
„Brabants binnenwerk" (blz. 244).
Dat binnenwerk is blijkbaar alleen
op carnaval afgesteld.
Geografische aanduidingen, die al
leen een negatief waarde-oordeel
suggereren zijn altijd discrimine
rend. Ik heb weinig vertrouwen in
de intellectuele integriteit van men
sen die daar zo vlot mee omsprin
gen. Ik ben daar trouwens zelf de
dupe van, want in het omgeturnde
theologentijdschrift Tegenspraak
(nov. 1970) kondigt de redactie aan,
dat de rechtse cultuurcriticus Corne-
lis Verhoeven eens uit zijn Brabant
se bossen gehaald zal worden. Die
woorden hebben voor deze idealis
ten blijkbaar te maken met achter
lijkheid. Daarom, komen ze in mijn
dossier.
Ook Jaap van de Merwe, geducht
verbaal strijder tegen buitenlands
onrecht, komt erin. In de Nieuwe
Linie van 28 januari 1971 maakt hij
zich boos op iemand die het bestaan
heeft een door Jaap georganiseerde
voorstelling niet te bewonderen. Hij
schrijft: „Het publiek was niet Snip
en Snap, wat je met je boeren-oren
kon horen". Niet zo leuk voor een
bepaald publiek, maar wat de prin
cipes van Jaap nu precies waard
zijn blijkt tenvolle als we even in
vullen „wat je met je joden-neus kon
ruiken".
En zo zou ik door kunnen gaan met
pijnlijke onthullingen. De voorraad
is onbeperkt: het kan een dik dos
sier worden. Maar de conclusie is nu
al duidelijk.