POKO EN DE
ZWARTE
KABOUTER
Oeganda onzekere factor in stabiel
Oost-Afrika
BRT
hij
Magd
Jasperina
De geheimzinnige boot
Kareltje en
de bakker
OOSTAFRIKAANSE GEMEENSCHAP STEVIGE BASIS
Grollenberg
over de
staat Israël
UIT NAAR SCAPINO
Pietje en de
tovenaar
STRAWBS IP
MIDWEEK
ÏaL loprogramma Sex. dat
zenrtt vanavond om 21.10 weer 1
de v confronteert meningen 01
meri ng van seksualiteit. Tv
ZOU HET WEER GAUW LENTE WORDEN
Kabouter
Eetgraag
kleine
stem
KLEERKAST
ELCO
POLITIE
ONDERVRAGING
Het kaboutertje
Weetnietveel
Olifant in apenland
AKKOORD
Meten met twee maten
Eis NVV van
nieuw kabinet
loonmaatregel
weg
WOENSDAG 3 FEBRUARI 1971
Poko, de zwerf kabouter, die door de koning van Kabouterland was
benoemd tot de dapperste kabouter van het land, liep door het bos
in de richting van Blauwdorp. Poko was inoe en daarom besloot hij
onder een grote paddestoel een dutje te doen. Juist wilde hij zijn
ogen dicht doen, toen hij een stemmetje hoorde roepen: „Help, help."
Vlug kroop Poko van onder zijn paddestoel om te kijken wat er
aan de hand was. Hij zag niets. Toen hoorde hij weer dat stemmetje:
„help" roepen.
Het komt van dichtbij dat geluid,
dacht Poko.
Plotseling zag Poko toen uit een
struik vlak voor hem een kabouter
in een zwart pakje wegrennen met
op zijn rug een grote zak.
„Wel heb ik van mijn leven", zei
Poko tegen zich zelf, „Dat is de
zwarte kabouter Zeka en die heeft
iemand ontvoerd. Vlug er achter!"
De zwerfkabouter kon Zeka zon
der moeite bijhouden omdat de ont
voerder niet hard kon lopen met die
zware zak op zijn rug. Telkens als
Zeka even stopte om even uit te rus
ten, verdween Poko achter een boom.
Dat deed Poko, want hij wilde eens
weten waar de Zwarte Kabouter
woonde. Eindelijk verdween Zeka in
een holle boom. Eerst keek hij even
rond of niemand hem kon zien. Poko
durfde niet mee naar binnen te gaan.
Als Zeka weg was zou hij wel even
gene binnen glippen om de gevan
gene te bevrijden. Daarom ging Poko
maar achter een struik zitten. Zo, dat
hij wel kon zien wie er bij de holle
boom was, maar dat men hem bij
de boom niet zien kon.
naar elfenland heeft hij mij ont
voerd om zo het fluitje te stelen.
Maar toen hij mij in zijn zak pro
beerde te stoppen toen heb ik het
fluitje lekker weggegooid".
„Wat is dat voor een zilveren fluit
je?" vroeg Poko
„Nou als je op dat fluitje blaast, ko
men er een paar kabouters om je te
helpen. Ben je goed, dan helpen ze
de goeden, maar ben je slecht dan
helpen zij de slechten. Zeka is het
zilveren fluitje nu gaan zoeken. Maar
ik ben helemaal niet bang van hem.
Je mag nu wel weg gaan hoor. Zeka
kan ieder moment terug komen, en
als hij jou ziet neemt hij jou ook ge
vangen".
1111111111 11111111111 i11131111 i 11111111111111111111111111111111111i111111 it HiltII
beid. Hij zei dat zij eerder was weg
gegaan omdat zij ons beloofd had
niet te laat thuis te komen.
Toen hebben wij de politie op de
hoogte gebracht Hij eindigde met: Ik
heb er al mijn geld voor over om
mijn dochter terug te krijgen.
Na het verhoor ging hij weer naar
huis. Op de boot waren ze aan het
eten. Maar Joke kreeg niets. Daarna
gingen ze weg. De boot zette koers
naaf Spanje. Hun doel was de glin
sterende steentjes over de grens te
krijgen. En dat moet gebeuren met
behulp van Joke. Omdat Joke bekend
was. mocht zij overal de grens over
zonder de pas te laten zien.
Na verloop van tijd kwam Zeka
uit de boom en verdween in de rich
ting van waar zij gekomen waren.
Toen Poko er zeker van was dat Ze
ka niet meer in de buurt was, glipte
hij de boom binnen. In de holle boom
was een kaars die de binnenkant ver
lichtte.
Er was alleen maar een trap die
naar beneden leidde. Onder de boom
was een kamertje dat door tiental
len kaarsen verlicht werd. In de hoek
van dat kamertje zat een elfje vast
gebonden op een stoel. Poko ging
naar het elfje toe en vroeg wie zij
was.
„Ik ben elfje Elco", zei ze „en de
Zwarte Kabouter heeft mij ontvoerd.
Hij wist dat ik het zilveren fluitje
bij de koning van kabouterland
moest gaan halen. Op de terugweg
lllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllli
Pietje, een jongetje van zes jaar,
loopt door de straat. Jantje is bij
Pietje. Maar wat zien ze daar? Een
man kijkt ze met grote boze ogen
aan. Jantje zegt dat het de tovenaar
is en rent hard weg.
Maar Pietje trekt zich er niets
van aan. Hij loopt gewoon naar de
man en vraagt heel brutaal: „Hoe
heet u?". „Zeg ik niet", roept de
tovenaar kwaad. En dan zegt de
man: „Maar mannetje heb jij hier
een gouden stropdas gevonden?".
„Nee meneer de tovenaar", ant
woordt Pietje. „Dus je hebt hem
niet", vraagt de tovenaar nogmaals,
„ga dan maar weg".
Pietje rent naar Jantje. Jantje
heeft alle jongens verteld dat Pietje
bij een tovenaar heeft gestaan. En
daar ziet Pietje Jantje. Nu is Pietje
bij Jantje. „Was het leuk bij de
tovenaar", vraagt Jantje. „Daar pra
ten we niet over", antwoordt Pietje.
En dan gaan ze maar voetballen.
Juist wilde Poko de trap weer op
klimmen, toen hij boven zich gestom
mel hoorde. Dat kon alleen maar
Zeka zijn.
„Vlug de kleerkast in", zei Elco.
Snel kroop Poko in de kleerkast. Hij
liet de deur op een kiertje staan.
Dan kon hij precies zien wat Zeka
deed.
Poko zat juist in de kast toen de
Zwarte Kabouter binnenstormde. Hij
liep naar Elco toe en begon de tou
wen los te maken. Zeka zei tegen
het elfje. „Ik heb het fluitje wel ge
vonden, hoor. Nu word ik de rijkste
kabouter van het hele land. Maar
eerst ga ik jou terug verkopen aan
jou koningin. Nu kun je wat eten
krijgen, want ik verkoop niet graag
uitgehongerde elfjes". Hij legde het
zilveren fluitje op tafel en ging naar
de kast waarin Poko zich verborgen
had. Wat er toen gebeurde ging al
lemaal zo vlug dat Elco het bijna
niet bij kon houden.
Zeka deed de kastdeur open. Poko
trok Zeka de kast in, Poko sprong
uit de kast en deed de deur op slot.
Poko pakte Elco en het zilveren
fluitje en droeg ze allebei naar bui
ten. Dit alles gebeurde in een paar
tellen.
Toen ze beide buiten stonden be
dankte Elco Poko omdat hij haar zo
goed geholpen had. Ze beloofde om
alles aan de koningin te vertellen.
Daarna namen zij afscheid van elk
aar. Elco ging naar elfenland met
het zilveren fluitje, en Poko ging
naar Blauwdorp met de sleutel van
de kastdeur.
K. BODTER
lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
Kareltje moest om een brood.
Hij ging naar de bakker en vroeg
om een tarvo.
De bakker gaf het brood.
Toen zij Kareltje: dat brood weegt
minder dan anders.
De bakker zei: o dat geeft niets,
dan hoef je ook minder te dragen.
Kareltje zei: hoeveel kost dat brood
95 cent zij de baikker.
Maar Kareltje gaf maar 90 cent.
Toen zei de baikker: dat is 5 cent te
weinig Kareltje.
O, zei Kareltje, dat geeft niets, dan
hoef je minder te tellen.
Het was 12 uur 's nachts. Op het
meer vaart een boot. In die boot sla
pen i mensen en 1 schaduw loopt op
het dek. Er wordt een luik opgetild.
De schaduw loopt naar binnen en
neemt een hamer, waarmee hij een
kist openmaakt. In die kist liggen
glinsterende steentjes. De schaduw
komt van een jongen die Richard
heet.
De andere vier zijn 3 mannen en
een vrouw. De oudste heet Bertus. die
daar onder komt heet Jim. en de
jongste heet Robert de schele. Het
wordt morgen en Richard wekt de
anderen. De vrouw heet Joke en is
nogai mager. Zij is de vrouw van een
miljonair. In de stuurhut hebben ze
na de maaltijd een vergadering.
In een stad loopt op straat een man
te zoeken naar zijn dochter, die ont
voerd is. Hij stapt een politiebureau
binnen, waar hij meteen naar de com
missaris gaat. Daar wordt hij meteen
voor de zoveelste maal ondervraagd.
Hij begint: Het was nacht. Wij la
gen te slapen. Onze dochter was met
de auto naar een feestje gegaan van
een jongen op school. Toen zij op
de tijd dat zij thuis moest komen niet
kwam hebben wij die jongen opge-
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIllllllllllllllllllllllllllllllMMIIllli
Zij kwamen veilig de grens over.
maar toen ze de kisten met steentjes
uit de boot haalden, kwamen er een
stel polities uit een andere boot en
trokken hun revolvers. De commissa
ris zei: „Geef ons die diamanten maar
en jullie gaan de gevangenis in". Na
dat de smokkelaars naar de gevange
nis gebracht waren, bracht de com
missaris Joke naar huis, waar een ze
nuwachtige vader en moeder haar
om de hals vlogen.
Cisca Bosman, de Klokkenberg,
Breda.
Marika Schenk uit Putte is met
haar klas naar een voorstelling van
het Scapinoballet geweest. Ze genoot
er zovan dat ze er een verhaal voor
De Kleine Stem voor schreef.:
Putte, vrijdagmiddag, kwart over
één. We staan voor de school te
wachten op de bus want we gaan
weg. Waar naar toe? Naar Scapino
Bal'et. Hartstikke fijn. Ik ben er
wel eens meer naar toe geweest en
toen was het. natuurlijk ook liard-
stikke leuk. Aha, daar komt de bus.
instappen. Frank Baars zal de kin
deren wel even tellen. 2, 4, 8, 10,
12 enz. Nou ja, eindelijk zitten we
er allemaal in en rijden maar Over
de Antweroseweg en Putseweg naar
Hoogerheide want daar wacht nog
een zesde klas om mee te gaan
namelijk de klas van meneer Siebel.
Ze stappen in en rijden maar weer.
Aha. daar is de aula van St.-Marie
waar het Scapino Ballet wordt gege
ven. Uitstappen. Kijk, daar staan
nog meer klassen de eerste van de
M.A.V.O. en nog een paar zesde
klassen Ha daar komt iemand met
de programma's.
Eens kijken wat erin staat 1.
straatspelletjes. 2. Snippers. 3. Hert-
verloren shawl tie.
Nou we gingen naar binnen en
lopen naar de zaal we gaan zitten en
wie zagen we daar. Scapino. En hij
vertelde wat we vanmiddag te zien
kregen Allereerst straatspelletjes dat
gaat over spelletjes zoals hinkelen
en touwtjespringen en tollen "n op
de muren tekenen eh ik bedoel en
gelse woordjes kliederen. Nou dat
was natuurlijk hartstikke leuk.
Toen dat afgelopen was kregen we
beelden trekkertje, dan was er een
meisje, die trok aan een ander zodat
die heel erg gek kwam te staan daar
kon je mee lachen joh.
Wat kregen we toe, o ja, vech
ten. Dat waren twee jongetjes, of ja
hele stoere jongens en die gingen
vechten, ja met namaak zwaarden
van plastic. Om je gek te lachen,
nadat het vechten afgelopen was
kregen we verkleden. Toen kregen
we te zien hoe twee meisjes een an
der meisje gingen versieren en dat
meisje dat versierd werd. stond
doodstil leuk joh.
En toen het tweede bedrijf. Dat
was allemaal met papier en wat ik
het leukste vond, was dat ze het
papier aan hun balletschoenen
vastplakten. Dat kraakt zo lekker
joh.
En in het derde bedrijf vond ik
het mooist namelijk het Verloren
Shawltje. Het ging over een meisje
en die moest water halen bij de put
ergens in een dorpje in Joego-Sla-
vië. Toen zag zij een man met
shawltjes staan en kocht er een.
Maar ze verloor het. En tenslotte
heeft ze het toch weer gevonden. En
alles is goed afgelopen. En ik gelooi
wel dat we ons allemaal heel erg
geamuseerd hebben, dankzij Scapino
en zijn ballet.
Marika Schenk, Putte.
Er was eens een kaboutertje
dat heette Weetnietveel.
Hij wist alleen dat tomaten rood
waren en citroenen geel.
Verder wist hij helemaal niks.
Maar de andere kabouters hadden
liet Klaar in een fiks.
Daarom was het kaboutertje
heel verdrietig.
Maar de anderen hadden
een toverbig.
Aan de toverbig vroegen ze raad.
Toen werd de toverbig kwaad.
Hij zei: „die kabouter moet leren.
En als jullie nog zoiets vragen
zal ik jullie de rug toekeren".
Nu leert de kabouter Weetnietveel
heel veel.
Ais je vraagt of hij even dat bordje
lijmt, is het meteen weer heel.
Nu noemen ze het kaboutertje
niet meer Weetnietveel.
Maar ze noemen hem nu
Weetwélveel.
Rian Bruijns, 10 jaar, Breda.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIMIII'NIIIII
Er was eens een olifant.
Hij woonde in apenland.
Daar hoorde hij niet thuis.
Maar hij had geen ander huis.
Hij was aan het zoeken
in allerlei boeken.
Hij wou solliciteren,
maar dat had hij nooit kunnen leren.
Nu had hij een ander huis gevonden.
Dait ging van mond tot monden.
De olifant zingt van Hoera.
En de apen van tralala.
Liesbeth de Kort, 10 jaar,
Vogelwaarde.
Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
Slurfje de olifant,
die is vandaag zo kwaad,
omdat het natuurlijk weet
niet zo goed gaat.
Slurfje stapt boos tegen de boom.
Kabouter Eetgraag roept: lieve oom.
Kabouter Eetgraag komt naar
buiten hollen.
Even gaat hij in het gras rollen.
Hij heeft een doos meegenomen.
De vogeltjes waren er ook al
aangekomen.
Eetgraag ging op een
paddestoel zitten,
nadat hij de nootjes bijna op had,
ging hij lekker pitten.
Wat later wilde hij opstaan
maar dat ging niet.
Opeens kwamen de andere
kabouters eraan.
Ze aten alle nootjes op
en ze stonden van het lachen
op hunkop.
Ja dat komt er nu van
als je zelf alles opeet
en een ander krijgt er niets van.
Corrie Huybregts, 9 jaar,
Prinsenbeek
Jos van Daele, 7 jaar, Koewacht. Loek Weemder, Hulst
Jolanda van Esbroek, 9 jaar, Hulst.
eindredactie
els smit
ben jansen
(Van onze redactie buiteniand)
KAMPALA Na de staatsgreep van generaal Idi Amin is Oeganda
een onzekere factor geworden in het tot dusver vrij stabiele Oost-
Afrika. De nieuwe machthebber heeft al laten weten dat hij toena
dering zal zoeken tot het westen met name de traditionele banden
met Engeland wil hjj wat vaster aangehaald zien maar steun van
Afrikaanse landen heeft hij tot nu toe niet gezocht en evenmin gekre
gen. Toch zijn goede buren voor Oeganda, alleen al vanwege de land
inwaartse ligging, belangrijker dan de sympathie van een verre Brit
se vriend.
De vraag rijst dan ook welke
houding Amin zal aannemen met
raaime tegenover Kenia en Tanzania,
waarmee Oeganda samenwerkt in de
Oostafrikaanse gemeenschap, een sa
menwerkingsvorm die uit de koloni
ale tijd is overgenomen en sindsdien
verder is uitgebreid. Voor de buiten
landse handel is Oeganda, de klein
ste partner, sterk afhankelijk van de
spoorlijn naar de Keniase haven
Mombasa, en in mindere mate van
de veerdiensten over het victoria-
meer, die aansluiten op het Tanzani-
aanse spoorwegnet.
President Julius Nyerere van Tan
zania heeft al laten weten dat voor
Tanzania Milton Obote president
van Oeganda blijft. De Oostafri
kaanse gemeenschap wordt door de
militaire staatsgreep niet ongedaan
gemaakt, maar het zal onmogelijk
zijn samen te werken met generaal
Idi Amin, want hij vertegenwoordigt
niet het volk van Oeganda, aldus
Nyerere. De Keniase president Jomo
Kenyatta heeft zich nog niet uitge
laten over het nieuwe bewind in
Kampala. Enthousiasme valt van
hem niet te verwachten, maar een
gematigde benadering, terwille van
het behoud van de Oostafrikaanse
gemeenschap, lijikt wel waarschijn
lijk.
Tussen de twee wereldoorlogen
groeide tussen de Britse protectora
ten Kenia en Oeganda en het Britse
mandaatgebied Tanganjika een nau
we samenwerking op economisch en
financieel gebied, die resulteerde in
een douane-unie en later in een
gemeenschappelijke markt. In alle
drie de aangesloten landen had de
unie een gunstige invloed op de
industriële ontwikkeling, maar Ke
nia bleek toch wel het meest van de
samenwerking te profiteren. Nairobi
werd het industriële centrum van
Oost-Afrika. De industrievestigingen
noodzaakten tot de aanleg van aan
vullende voiorzdeindinigen en een goede
infrastructuur en vergrootten de
plaatselijke markt, waardoor Kenia
een steeds aantrekkelijker plaats
van vestiging voor nieuwe industrie
ën werd.
Op aandringen van Oeganda en
Tanganjika, die de voordelen even-
rediger verdeeld wilden zien, werd
in 1960 een gemeenschappelijk
fonds ingesteld, zowel ter compensa
tie van de ongelijke verdeling van
de voordelen, als voor de financie
ring van de gemeenschappelijke
diensten.
Daarmee was het fundamentele
probleem echter niet opgelost, want
Nairobi bleef het centrum van de
industrie, terwijl Oeganda en Tan
ganjika voor deze ongelijke kansen
in de economische ontwikkeling
slechts een financiële vergoeding
kregen. Daarom werd in 1964 een
nieuwe overeenkomst gesloten tus
sen de inmiddels onafhankelijk ge
worden landen Kenia, Oeganda en
Tanganjika, dat na de samenvoeging
met Zanzibar de naam Tanzania had
aangenomen.
Het akkoord, de basis van de hui
dige Oostafrikaanse gemeenschap,
voorzag in een toewijzingsbeleid
voor nieuwe industrieën, waardoor
d'e industrialisatie gelijkelijk over
de drie landen verdeeld kan wor
den. Oeganda kreeg bijvoorbeeld de
produktie van stikstofmeststoffen
toegewezen, een belangrijk produkt
voor Oost-Afrika, waar de landbouw
nog verreweg het belangrijkste be
staansmiddel is.
Het jaar daarop veroorzaakten eco
nomische tegenstellingen toch een
stap terug in de economische inte
gratie: ieder land zou voortaan zijn
eigen munteenheid en zijn eigen
centrale bank hebben. In 1967 kwam
de overeenkomst van Kampala tot
stand: de drie landen richtten een
Oostafrikaanse ontwikkelingsbank
op alweer ter gelijktrekking van
de industrialisering en besloten
tot decentralisatie van de gemeen
schappelijke diensten, die tot dusver
alle het hoofdkantoor iin Nairobi
hadden. Deze diensten zijn onder
meer de PTT, de spoorwegen, de
burgerluchtvaart, de havens, het we
tenschappelijk onderzoek en het ho
ger onderwijs.
Dat de samenwerking de aange
sloten landen wel ten goede is geko
men blijkt uit de belangstelling van
andere Afrikaanse landen: Zambia,
Somali, Ethiopië, Mauritius en Boe-
roendi hebben om aansluiting of as
sociatie verzocht. De Oostafrikaanse
gemeenschap heeft ook een associa
tieverdrag met de EEG.
(Van een onzer verslaggevers).
BREDA „Heel wat joden zijn
niet. gelukkig met het politieke zio
nisme en de vrucht daarvande
stad: Israël Voor sommige van hen
is het begrip staat onverenigbaar
met de aard van het joodse geloof.
Anderen hebben vooral oog voor
het onrecht jegens derden waarop
die staat feitelijk werd gebouwd.
Als christen kan ik niet anders dan
die inzichten en gevoelens delen",
aldus begint de exegeet Lucas H.
Grollenberg het voorwoord van zijn
boek „Voor een Israël zonder gren
zen" (Ambo, f 12,50), een „nadere
uitleg" van zijn sympathie voor het
Palestijnse verzet die hij eerder o.a.
voor de radio had doen blijken.
Het boek verzamelt allereerst veel
interessant feitenmateriaal en me
ningen van derden over de voorge
schiedenis van de staat Israël, zijn
feitelijke totstandkoming en zijn
volgens Grollenberg ten onrechte
beweerde rechtvaardiging vanuit
bijbel en geloof. Daarop sluit een
korte beschouwing aan van de hui
dige situatie en een eventueel alter
natief voor Palestina: een „federale,
niet-nationalistisch socialistische
staat" zoals wordt voorgestaan door
anti-zionistische joodse en Arabische
Israelis blijkens een verklaring van
juni 1967, of de visie van El Fatach.
Wat Grollenberg hier naar mijn
mening vooral doet is een zekere
ontmythologisering van het feno
meen van de joodse staat, die op
een heel andere manier, namelijk in
bloed en tranen, gestalte heeft ge
kregen dan Theodoor Herzl destijds
voorstelde. Zo'n kritische benade
ring is nuttig: men behoeft de bou
wers van de staat Israël niet voor
heiligen aan te zien, en harde feiten
mogen kritisch behandeld worden.
Mijn fundamentele bezwaar tegen
dit geschrift is echter, dat het op
zijn beurt te weinig aandacht
schenkt aan een ander hard feit: de
gruwelijke, beslissende impuls die
de jodenvervolging onder Hitier aan
het doorzetten van de joodse staatsi
dee gegeven heeft-
Grollenberg geeft wel toe (p. 176
daz het antisemitsme „een afschuwe
lijk bijprodukt is van het christen
dom alleen" (en niet van de Arabi
sche wereld), maar verwerpt het
zionisme als joodse tegenmaatregel
De vraag rijst natuurlijk wat de
joden naar zijn mening dan beter
hadden kunnen doen, maar daarop
geeft hij geen rechtstreeks ant
woord. Integendeel, hij lijkt er eer
der toe geneigd het „afschuwelijke
bijprodukt" enigszins te verdonkere
manen door de zaak om te draaien:
het zou juist de zionist zijn, die
„door zijn vervolgers na te praten
zijn eigen bestaan in een niet-joodse
maatschappij opvat als een „pro
bleem" (p. 179).
Het is Grollenberg, die hier het
woord probleem tussen aanhalings
tekens zet Bedoelt hij daarmede te
zeggen dat het dus eigenlijk niet
bestaat? Maar hoe rijmt hij dat dan
mei zijn erkenning van het bestaan I
van vervolgers, en met zijn eigen
term „afschuwelijk bijproduktI
Natuurlijk zijn er vele tijden en
landen geweest waarin joden in vre- I
de samen met niet-joden hebben I
kunnen leven, en zij zijn er nog. De I
totale historie van het jodendom I
toont echter aan dat die vrede nooit u
universeel is geweest, en ook niet
onbedreigd, vroeg of laat. Het zio
nisme is dan ook ontstaan uit een
diep pessimisme, dat „de jodenvrees
als psychose erfelijk acht, en als
ziekte, die al 2000 jaar wordt door
gegeven, ongeneeslijk".
Grollenberg verwijt de zionisten
dit defaitisme, maar het is op feiten
gebaseerd en wat heeft hij er dan
voor in de plaats te bieden? Lijden
en dulden? Of kunnen de joden zich
maar het beste assimileren met hun
omgeving en hun eigen identiteit
(waar hij een vraagteken achter
zet) opgeven? Maar dan vraag ik
me af waarom hij de Arabische
Palestijnen niet hetzelfde advies
geeft toch integendeel hun „proces
van nationale bewustwording" prijst
(p. 189)-
Wie in Palestijnen bewondert wat
hij bij de joden afwijst, meet naar
mijn mening met twee maten. Grol'
lenbergs boek is dan ook in feite
een nogal eenzijdig pamflet, eer
wellicht begrijpelijke reactie op an
dere eenzijdighedenmaar geen
reële bijdrage tot een constructieve
oplossing.
KENYATTA
AMIN
UTRECHT (ANP) De vakbc
weging zal van het na de verkienn;
gen in april te vormen kabinet W
lijn start eisen dat de „fel bestreden
n als onwijs gekarakteriseerde
oonmaatregei ongedaan zal worden
remaakt.
Dit staat in een door het ver_'
■ondsbestuur van het NVV uitgege'
en verklaring waarin wordt êec0°'
tateerd dat de vakbeweging betrok'
:en wordt in discussies „die
ijk de komende verkiezingsstn)
nluiden". Het verbondsbestuur tegt
lat het het daarom gewenst nen
ïog eens met nadruk te verwi]2
ïaar de procedure rond het actiepW"
gram van de drie vakcentrales.
Beoordeeld zal worden in h°ev"'
e de politieke partijen in hun ?e
kiezingsprogramma's de opvattin?
van de vakbeweging, neergelegd
het actieprogram, delen.
WOENSDAG 3 FEBRUARI
DE BRT brengt vanai
bezoek aan de op dit i
86-jarige, en nog steedi
toneelspeelster Magd
sens. Deze indertijd i!
derland gevluchte
heeft in de loop van h
rière vele sappige
aan de Nederlandse p
teld. De toneelliefhe]
dan ook op de hoogte
belangrijkste feiten u
leven; hij (zij) weet d
da Janssens het meest
heeft bij de groep Ro
de prettigste maar ook
plezierigste herinn
('40-'45) bewaard aan
op Zoom, enz.
In het interview van
gaat zij vooral in op de tege:
tussen het toneel van vroege
toneel van vandaag. Zij la:
meer het volgende horen:
Is er veel veranderd tegen 1
Heel veel natuurlijk. Er
ook heel veel jonge mensen
lent hoor, gelukkig wel, m
wordt zo vaak op de verkee
nier gebruikt. Het is een f
moeilijk vak. Je moet el kt
maar weer in de huid van ee
kruipen.
MIDWEEK bevat vanavon*
bijdragen van kijkers, die ir
door „Midweek" ter beschikk
stelde camera werkten.
De 14-jarige Rudolf Gessel
te een documentair filmpje ov
geboortestad Utrecht. Verderi
het kunstrijden op de schaa
sprake, waarbij de Nedea
kampioene van vorig jaar Lia
dit dit jaar onverwacht tweede
worden, vertelt wat er eigen.l(j
maal bij onze sport komt kijkt
Voorts is deze uitzending:
t)es en muziek van de Britse
The Stawbs.
The Stawbs afkorting va
strawberries bestaan twee
Ze hebben met hun nummer
man who called himself Jesus
omfen gevierd in de Elisabeth
Londen en mogen gezien de sn
waarmee zij in topnoteringei
terechtgekomen, wel op nog mee
ces rekenen. In Nederland zijn 2
met bekend. Maar de platen
schappij Ariola die hier hun nie
lp „Just a collection of antique
curios" uitbrengt, weet te melde
Rick Wakeman (21) de organi,
Pas bij de groep is, net zo goed
als ex-Nice-organist Keith Em
die zelfs tijdens de repetities
Rick komt luisteren. De sounc
eerst alleen maar aardige
Jongens met dito folkmuziek
anderde in volumineuzer muziek
der Dave Cousins (28) heeft
hoop op een carrière in de muzi<
™.efI als het niet mocht lukken
a«ijd zijn universitaire graad i
wis- en natuurkunde achter de J
men e van sensualiteit. 'Tv
NeriJ?iS^n, d*t keer van promine:
caha,. ^d6rs "h de theaterwerc
°udere +e ,Jasperina de Jong en
zai T actrice Sara Heyblom. Verc
ken n6n Dreese een inleiding uitsp
- -iu een nieuw exemplaar uit
seviu nieuw exemplaar ui
tervie UUr: ..Stripteajte thuis".
d«? Wfr Willem Ruis ging v
uitzending ook op bezoek bij