POKO EN DE ZWARTE KABOUTER Oeganda onzekere factor in stabiel Oost-Afrika BRT hij Magd Jasperina De geheimzinnige boot Kareltje en de bakker OOSTAFRIKAANSE GEMEENSCHAP STEVIGE BASIS Grollenberg over de staat Israël UIT NAAR SCAPINO Pietje en de tovenaar STRAWBS IP MIDWEEK ÏaL loprogramma Sex. dat zenrtt vanavond om 21.10 weer 1 de v confronteert meningen 01 meri ng van seksualiteit. Tv ZOU HET WEER GAUW LENTE WORDEN Kabouter Eetgraag kleine stem KLEERKAST ELCO POLITIE ONDERVRAGING Het kaboutertje Weetnietveel Olifant in apenland AKKOORD Meten met twee maten Eis NVV van nieuw kabinet loonmaatregel weg WOENSDAG 3 FEBRUARI 1971 Poko, de zwerf kabouter, die door de koning van Kabouterland was benoemd tot de dapperste kabouter van het land, liep door het bos in de richting van Blauwdorp. Poko was inoe en daarom besloot hij onder een grote paddestoel een dutje te doen. Juist wilde hij zijn ogen dicht doen, toen hij een stemmetje hoorde roepen: „Help, help." Vlug kroop Poko van onder zijn paddestoel om te kijken wat er aan de hand was. Hij zag niets. Toen hoorde hij weer dat stemmetje: „help" roepen. Het komt van dichtbij dat geluid, dacht Poko. Plotseling zag Poko toen uit een struik vlak voor hem een kabouter in een zwart pakje wegrennen met op zijn rug een grote zak. „Wel heb ik van mijn leven", zei Poko tegen zich zelf, „Dat is de zwarte kabouter Zeka en die heeft iemand ontvoerd. Vlug er achter!" De zwerfkabouter kon Zeka zon der moeite bijhouden omdat de ont voerder niet hard kon lopen met die zware zak op zijn rug. Telkens als Zeka even stopte om even uit te rus ten, verdween Poko achter een boom. Dat deed Poko, want hij wilde eens weten waar de Zwarte Kabouter woonde. Eindelijk verdween Zeka in een holle boom. Eerst keek hij even rond of niemand hem kon zien. Poko durfde niet mee naar binnen te gaan. Als Zeka weg was zou hij wel even gene binnen glippen om de gevan gene te bevrijden. Daarom ging Poko maar achter een struik zitten. Zo, dat hij wel kon zien wie er bij de holle boom was, maar dat men hem bij de boom niet zien kon. naar elfenland heeft hij mij ont voerd om zo het fluitje te stelen. Maar toen hij mij in zijn zak pro beerde te stoppen toen heb ik het fluitje lekker weggegooid". „Wat is dat voor een zilveren fluit je?" vroeg Poko „Nou als je op dat fluitje blaast, ko men er een paar kabouters om je te helpen. Ben je goed, dan helpen ze de goeden, maar ben je slecht dan helpen zij de slechten. Zeka is het zilveren fluitje nu gaan zoeken. Maar ik ben helemaal niet bang van hem. Je mag nu wel weg gaan hoor. Zeka kan ieder moment terug komen, en als hij jou ziet neemt hij jou ook ge vangen". 1111111111 11111111111 i11131111 i 11111111111111111111111111111111111i111111 it HiltII beid. Hij zei dat zij eerder was weg gegaan omdat zij ons beloofd had niet te laat thuis te komen. Toen hebben wij de politie op de hoogte gebracht Hij eindigde met: Ik heb er al mijn geld voor over om mijn dochter terug te krijgen. Na het verhoor ging hij weer naar huis. Op de boot waren ze aan het eten. Maar Joke kreeg niets. Daarna gingen ze weg. De boot zette koers naaf Spanje. Hun doel was de glin sterende steentjes over de grens te krijgen. En dat moet gebeuren met behulp van Joke. Omdat Joke bekend was. mocht zij overal de grens over zonder de pas te laten zien. Na verloop van tijd kwam Zeka uit de boom en verdween in de rich ting van waar zij gekomen waren. Toen Poko er zeker van was dat Ze ka niet meer in de buurt was, glipte hij de boom binnen. In de holle boom was een kaars die de binnenkant ver lichtte. Er was alleen maar een trap die naar beneden leidde. Onder de boom was een kamertje dat door tiental len kaarsen verlicht werd. In de hoek van dat kamertje zat een elfje vast gebonden op een stoel. Poko ging naar het elfje toe en vroeg wie zij was. „Ik ben elfje Elco", zei ze „en de Zwarte Kabouter heeft mij ontvoerd. Hij wist dat ik het zilveren fluitje bij de koning van kabouterland moest gaan halen. Op de terugweg lllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllli Pietje, een jongetje van zes jaar, loopt door de straat. Jantje is bij Pietje. Maar wat zien ze daar? Een man kijkt ze met grote boze ogen aan. Jantje zegt dat het de tovenaar is en rent hard weg. Maar Pietje trekt zich er niets van aan. Hij loopt gewoon naar de man en vraagt heel brutaal: „Hoe heet u?". „Zeg ik niet", roept de tovenaar kwaad. En dan zegt de man: „Maar mannetje heb jij hier een gouden stropdas gevonden?". „Nee meneer de tovenaar", ant woordt Pietje. „Dus je hebt hem niet", vraagt de tovenaar nogmaals, „ga dan maar weg". Pietje rent naar Jantje. Jantje heeft alle jongens verteld dat Pietje bij een tovenaar heeft gestaan. En daar ziet Pietje Jantje. Nu is Pietje bij Jantje. „Was het leuk bij de tovenaar", vraagt Jantje. „Daar pra ten we niet over", antwoordt Pietje. En dan gaan ze maar voetballen. Juist wilde Poko de trap weer op klimmen, toen hij boven zich gestom mel hoorde. Dat kon alleen maar Zeka zijn. „Vlug de kleerkast in", zei Elco. Snel kroop Poko in de kleerkast. Hij liet de deur op een kiertje staan. Dan kon hij precies zien wat Zeka deed. Poko zat juist in de kast toen de Zwarte Kabouter binnenstormde. Hij liep naar Elco toe en begon de tou wen los te maken. Zeka zei tegen het elfje. „Ik heb het fluitje wel ge vonden, hoor. Nu word ik de rijkste kabouter van het hele land. Maar eerst ga ik jou terug verkopen aan jou koningin. Nu kun je wat eten krijgen, want ik verkoop niet graag uitgehongerde elfjes". Hij legde het zilveren fluitje op tafel en ging naar de kast waarin Poko zich verborgen had. Wat er toen gebeurde ging al lemaal zo vlug dat Elco het bijna niet bij kon houden. Zeka deed de kastdeur open. Poko trok Zeka de kast in, Poko sprong uit de kast en deed de deur op slot. Poko pakte Elco en het zilveren fluitje en droeg ze allebei naar bui ten. Dit alles gebeurde in een paar tellen. Toen ze beide buiten stonden be dankte Elco Poko omdat hij haar zo goed geholpen had. Ze beloofde om alles aan de koningin te vertellen. Daarna namen zij afscheid van elk aar. Elco ging naar elfenland met het zilveren fluitje, en Poko ging naar Blauwdorp met de sleutel van de kastdeur. K. BODTER lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll Kareltje moest om een brood. Hij ging naar de bakker en vroeg om een tarvo. De bakker gaf het brood. Toen zij Kareltje: dat brood weegt minder dan anders. De bakker zei: o dat geeft niets, dan hoef je ook minder te dragen. Kareltje zei: hoeveel kost dat brood 95 cent zij de baikker. Maar Kareltje gaf maar 90 cent. Toen zei de baikker: dat is 5 cent te weinig Kareltje. O, zei Kareltje, dat geeft niets, dan hoef je minder te tellen. Het was 12 uur 's nachts. Op het meer vaart een boot. In die boot sla pen i mensen en 1 schaduw loopt op het dek. Er wordt een luik opgetild. De schaduw loopt naar binnen en neemt een hamer, waarmee hij een kist openmaakt. In die kist liggen glinsterende steentjes. De schaduw komt van een jongen die Richard heet. De andere vier zijn 3 mannen en een vrouw. De oudste heet Bertus. die daar onder komt heet Jim. en de jongste heet Robert de schele. Het wordt morgen en Richard wekt de anderen. De vrouw heet Joke en is nogai mager. Zij is de vrouw van een miljonair. In de stuurhut hebben ze na de maaltijd een vergadering. In een stad loopt op straat een man te zoeken naar zijn dochter, die ont voerd is. Hij stapt een politiebureau binnen, waar hij meteen naar de com missaris gaat. Daar wordt hij meteen voor de zoveelste maal ondervraagd. Hij begint: Het was nacht. Wij la gen te slapen. Onze dochter was met de auto naar een feestje gegaan van een jongen op school. Toen zij op de tijd dat zij thuis moest komen niet kwam hebben wij die jongen opge- llllllllllllllllllllllllllllllllllllllIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIllllllllllllllllllllllllllllllMMIIllli Zij kwamen veilig de grens over. maar toen ze de kisten met steentjes uit de boot haalden, kwamen er een stel polities uit een andere boot en trokken hun revolvers. De commissa ris zei: „Geef ons die diamanten maar en jullie gaan de gevangenis in". Na dat de smokkelaars naar de gevange nis gebracht waren, bracht de com missaris Joke naar huis, waar een ze nuwachtige vader en moeder haar om de hals vlogen. Cisca Bosman, de Klokkenberg, Breda. Marika Schenk uit Putte is met haar klas naar een voorstelling van het Scapinoballet geweest. Ze genoot er zovan dat ze er een verhaal voor De Kleine Stem voor schreef.: Putte, vrijdagmiddag, kwart over één. We staan voor de school te wachten op de bus want we gaan weg. Waar naar toe? Naar Scapino Bal'et. Hartstikke fijn. Ik ben er wel eens meer naar toe geweest en toen was het. natuurlijk ook liard- stikke leuk. Aha, daar komt de bus. instappen. Frank Baars zal de kin deren wel even tellen. 2, 4, 8, 10, 12 enz. Nou ja, eindelijk zitten we er allemaal in en rijden maar Over de Antweroseweg en Putseweg naar Hoogerheide want daar wacht nog een zesde klas om mee te gaan namelijk de klas van meneer Siebel. Ze stappen in en rijden maar weer. Aha. daar is de aula van St.-Marie waar het Scapino Ballet wordt gege ven. Uitstappen. Kijk, daar staan nog meer klassen de eerste van de M.A.V.O. en nog een paar zesde klassen Ha daar komt iemand met de programma's. Eens kijken wat erin staat 1. straatspelletjes. 2. Snippers. 3. Hert- verloren shawl tie. Nou we gingen naar binnen en lopen naar de zaal we gaan zitten en wie zagen we daar. Scapino. En hij vertelde wat we vanmiddag te zien kregen Allereerst straatspelletjes dat gaat over spelletjes zoals hinkelen en touwtjespringen en tollen "n op de muren tekenen eh ik bedoel en gelse woordjes kliederen. Nou dat was natuurlijk hartstikke leuk. Toen dat afgelopen was kregen we beelden trekkertje, dan was er een meisje, die trok aan een ander zodat die heel erg gek kwam te staan daar kon je mee lachen joh. Wat kregen we toe, o ja, vech ten. Dat waren twee jongetjes, of ja hele stoere jongens en die gingen vechten, ja met namaak zwaarden van plastic. Om je gek te lachen, nadat het vechten afgelopen was kregen we verkleden. Toen kregen we te zien hoe twee meisjes een an der meisje gingen versieren en dat meisje dat versierd werd. stond doodstil leuk joh. En toen het tweede bedrijf. Dat was allemaal met papier en wat ik het leukste vond, was dat ze het papier aan hun balletschoenen vastplakten. Dat kraakt zo lekker joh. En in het derde bedrijf vond ik het mooist namelijk het Verloren Shawltje. Het ging over een meisje en die moest water halen bij de put ergens in een dorpje in Joego-Sla- vië. Toen zag zij een man met shawltjes staan en kocht er een. Maar ze verloor het. En tenslotte heeft ze het toch weer gevonden. En alles is goed afgelopen. En ik gelooi wel dat we ons allemaal heel erg geamuseerd hebben, dankzij Scapino en zijn ballet. Marika Schenk, Putte. Er was eens een kaboutertje dat heette Weetnietveel. Hij wist alleen dat tomaten rood waren en citroenen geel. Verder wist hij helemaal niks. Maar de andere kabouters hadden liet Klaar in een fiks. Daarom was het kaboutertje heel verdrietig. Maar de anderen hadden een toverbig. Aan de toverbig vroegen ze raad. Toen werd de toverbig kwaad. Hij zei: „die kabouter moet leren. En als jullie nog zoiets vragen zal ik jullie de rug toekeren". Nu leert de kabouter Weetnietveel heel veel. Ais je vraagt of hij even dat bordje lijmt, is het meteen weer heel. Nu noemen ze het kaboutertje niet meer Weetnietveel. Maar ze noemen hem nu Weetwélveel. Rian Bruijns, 10 jaar, Breda. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIMIII'NIIIII Er was eens een olifant. Hij woonde in apenland. Daar hoorde hij niet thuis. Maar hij had geen ander huis. Hij was aan het zoeken in allerlei boeken. Hij wou solliciteren, maar dat had hij nooit kunnen leren. Nu had hij een ander huis gevonden. Dait ging van mond tot monden. De olifant zingt van Hoera. En de apen van tralala. Liesbeth de Kort, 10 jaar, Vogelwaarde. Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll Slurfje de olifant, die is vandaag zo kwaad, omdat het natuurlijk weet niet zo goed gaat. Slurfje stapt boos tegen de boom. Kabouter Eetgraag roept: lieve oom. Kabouter Eetgraag komt naar buiten hollen. Even gaat hij in het gras rollen. Hij heeft een doos meegenomen. De vogeltjes waren er ook al aangekomen. Eetgraag ging op een paddestoel zitten, nadat hij de nootjes bijna op had, ging hij lekker pitten. Wat later wilde hij opstaan maar dat ging niet. Opeens kwamen de andere kabouters eraan. Ze aten alle nootjes op en ze stonden van het lachen op hunkop. Ja dat komt er nu van als je zelf alles opeet en een ander krijgt er niets van. Corrie Huybregts, 9 jaar, Prinsenbeek Jos van Daele, 7 jaar, Koewacht. Loek Weemder, Hulst Jolanda van Esbroek, 9 jaar, Hulst. eindredactie els smit ben jansen (Van onze redactie buiteniand) KAMPALA Na de staatsgreep van generaal Idi Amin is Oeganda een onzekere factor geworden in het tot dusver vrij stabiele Oost- Afrika. De nieuwe machthebber heeft al laten weten dat hij toena dering zal zoeken tot het westen met name de traditionele banden met Engeland wil hjj wat vaster aangehaald zien maar steun van Afrikaanse landen heeft hij tot nu toe niet gezocht en evenmin gekre gen. Toch zijn goede buren voor Oeganda, alleen al vanwege de land inwaartse ligging, belangrijker dan de sympathie van een verre Brit se vriend. De vraag rijst dan ook welke houding Amin zal aannemen met raaime tegenover Kenia en Tanzania, waarmee Oeganda samenwerkt in de Oostafrikaanse gemeenschap, een sa menwerkingsvorm die uit de koloni ale tijd is overgenomen en sindsdien verder is uitgebreid. Voor de buiten landse handel is Oeganda, de klein ste partner, sterk afhankelijk van de spoorlijn naar de Keniase haven Mombasa, en in mindere mate van de veerdiensten over het victoria- meer, die aansluiten op het Tanzani- aanse spoorwegnet. President Julius Nyerere van Tan zania heeft al laten weten dat voor Tanzania Milton Obote president van Oeganda blijft. De Oostafri kaanse gemeenschap wordt door de militaire staatsgreep niet ongedaan gemaakt, maar het zal onmogelijk zijn samen te werken met generaal Idi Amin, want hij vertegenwoordigt niet het volk van Oeganda, aldus Nyerere. De Keniase president Jomo Kenyatta heeft zich nog niet uitge laten over het nieuwe bewind in Kampala. Enthousiasme valt van hem niet te verwachten, maar een gematigde benadering, terwille van het behoud van de Oostafrikaanse gemeenschap, lijikt wel waarschijn lijk. Tussen de twee wereldoorlogen groeide tussen de Britse protectora ten Kenia en Oeganda en het Britse mandaatgebied Tanganjika een nau we samenwerking op economisch en financieel gebied, die resulteerde in een douane-unie en later in een gemeenschappelijke markt. In alle drie de aangesloten landen had de unie een gunstige invloed op de industriële ontwikkeling, maar Ke nia bleek toch wel het meest van de samenwerking te profiteren. Nairobi werd het industriële centrum van Oost-Afrika. De industrievestigingen noodzaakten tot de aanleg van aan vullende voiorzdeindinigen en een goede infrastructuur en vergrootten de plaatselijke markt, waardoor Kenia een steeds aantrekkelijker plaats van vestiging voor nieuwe industrie ën werd. Op aandringen van Oeganda en Tanganjika, die de voordelen even- rediger verdeeld wilden zien, werd in 1960 een gemeenschappelijk fonds ingesteld, zowel ter compensa tie van de ongelijke verdeling van de voordelen, als voor de financie ring van de gemeenschappelijke diensten. Daarmee was het fundamentele probleem echter niet opgelost, want Nairobi bleef het centrum van de industrie, terwijl Oeganda en Tan ganjika voor deze ongelijke kansen in de economische ontwikkeling slechts een financiële vergoeding kregen. Daarom werd in 1964 een nieuwe overeenkomst gesloten tus sen de inmiddels onafhankelijk ge worden landen Kenia, Oeganda en Tanganjika, dat na de samenvoeging met Zanzibar de naam Tanzania had aangenomen. Het akkoord, de basis van de hui dige Oostafrikaanse gemeenschap, voorzag in een toewijzingsbeleid voor nieuwe industrieën, waardoor d'e industrialisatie gelijkelijk over de drie landen verdeeld kan wor den. Oeganda kreeg bijvoorbeeld de produktie van stikstofmeststoffen toegewezen, een belangrijk produkt voor Oost-Afrika, waar de landbouw nog verreweg het belangrijkste be staansmiddel is. Het jaar daarop veroorzaakten eco nomische tegenstellingen toch een stap terug in de economische inte gratie: ieder land zou voortaan zijn eigen munteenheid en zijn eigen centrale bank hebben. In 1967 kwam de overeenkomst van Kampala tot stand: de drie landen richtten een Oostafrikaanse ontwikkelingsbank op alweer ter gelijktrekking van de industrialisering en besloten tot decentralisatie van de gemeen schappelijke diensten, die tot dusver alle het hoofdkantoor iin Nairobi hadden. Deze diensten zijn onder meer de PTT, de spoorwegen, de burgerluchtvaart, de havens, het we tenschappelijk onderzoek en het ho ger onderwijs. Dat de samenwerking de aange sloten landen wel ten goede is geko men blijkt uit de belangstelling van andere Afrikaanse landen: Zambia, Somali, Ethiopië, Mauritius en Boe- roendi hebben om aansluiting of as sociatie verzocht. De Oostafrikaanse gemeenschap heeft ook een associa tieverdrag met de EEG. (Van een onzer verslaggevers). BREDA „Heel wat joden zijn niet. gelukkig met het politieke zio nisme en de vrucht daarvande stad: Israël Voor sommige van hen is het begrip staat onverenigbaar met de aard van het joodse geloof. Anderen hebben vooral oog voor het onrecht jegens derden waarop die staat feitelijk werd gebouwd. Als christen kan ik niet anders dan die inzichten en gevoelens delen", aldus begint de exegeet Lucas H. Grollenberg het voorwoord van zijn boek „Voor een Israël zonder gren zen" (Ambo, f 12,50), een „nadere uitleg" van zijn sympathie voor het Palestijnse verzet die hij eerder o.a. voor de radio had doen blijken. Het boek verzamelt allereerst veel interessant feitenmateriaal en me ningen van derden over de voorge schiedenis van de staat Israël, zijn feitelijke totstandkoming en zijn volgens Grollenberg ten onrechte beweerde rechtvaardiging vanuit bijbel en geloof. Daarop sluit een korte beschouwing aan van de hui dige situatie en een eventueel alter natief voor Palestina: een „federale, niet-nationalistisch socialistische staat" zoals wordt voorgestaan door anti-zionistische joodse en Arabische Israelis blijkens een verklaring van juni 1967, of de visie van El Fatach. Wat Grollenberg hier naar mijn mening vooral doet is een zekere ontmythologisering van het feno meen van de joodse staat, die op een heel andere manier, namelijk in bloed en tranen, gestalte heeft ge kregen dan Theodoor Herzl destijds voorstelde. Zo'n kritische benade ring is nuttig: men behoeft de bou wers van de staat Israël niet voor heiligen aan te zien, en harde feiten mogen kritisch behandeld worden. Mijn fundamentele bezwaar tegen dit geschrift is echter, dat het op zijn beurt te weinig aandacht schenkt aan een ander hard feit: de gruwelijke, beslissende impuls die de jodenvervolging onder Hitier aan het doorzetten van de joodse staatsi dee gegeven heeft- Grollenberg geeft wel toe (p. 176 daz het antisemitsme „een afschuwe lijk bijprodukt is van het christen dom alleen" (en niet van de Arabi sche wereld), maar verwerpt het zionisme als joodse tegenmaatregel De vraag rijst natuurlijk wat de joden naar zijn mening dan beter hadden kunnen doen, maar daarop geeft hij geen rechtstreeks ant woord. Integendeel, hij lijkt er eer der toe geneigd het „afschuwelijke bijprodukt" enigszins te verdonkere manen door de zaak om te draaien: het zou juist de zionist zijn, die „door zijn vervolgers na te praten zijn eigen bestaan in een niet-joodse maatschappij opvat als een „pro bleem" (p. 179). Het is Grollenberg, die hier het woord probleem tussen aanhalings tekens zet Bedoelt hij daarmede te zeggen dat het dus eigenlijk niet bestaat? Maar hoe rijmt hij dat dan mei zijn erkenning van het bestaan I van vervolgers, en met zijn eigen term „afschuwelijk bijproduktI Natuurlijk zijn er vele tijden en landen geweest waarin joden in vre- I de samen met niet-joden hebben I kunnen leven, en zij zijn er nog. De I totale historie van het jodendom I toont echter aan dat die vrede nooit u universeel is geweest, en ook niet onbedreigd, vroeg of laat. Het zio nisme is dan ook ontstaan uit een diep pessimisme, dat „de jodenvrees als psychose erfelijk acht, en als ziekte, die al 2000 jaar wordt door gegeven, ongeneeslijk". Grollenberg verwijt de zionisten dit defaitisme, maar het is op feiten gebaseerd en wat heeft hij er dan voor in de plaats te bieden? Lijden en dulden? Of kunnen de joden zich maar het beste assimileren met hun omgeving en hun eigen identiteit (waar hij een vraagteken achter zet) opgeven? Maar dan vraag ik me af waarom hij de Arabische Palestijnen niet hetzelfde advies geeft toch integendeel hun „proces van nationale bewustwording" prijst (p. 189)- Wie in Palestijnen bewondert wat hij bij de joden afwijst, meet naar mijn mening met twee maten. Grol' lenbergs boek is dan ook in feite een nogal eenzijdig pamflet, eer wellicht begrijpelijke reactie op an dere eenzijdighedenmaar geen reële bijdrage tot een constructieve oplossing. KENYATTA AMIN UTRECHT (ANP) De vakbc weging zal van het na de verkienn; gen in april te vormen kabinet W lijn start eisen dat de „fel bestreden n als onwijs gekarakteriseerde oonmaatregei ongedaan zal worden remaakt. Dit staat in een door het ver_' ■ondsbestuur van het NVV uitgege' en verklaring waarin wordt êec0°' tateerd dat de vakbeweging betrok' :en wordt in discussies „die ijk de komende verkiezingsstn) nluiden". Het verbondsbestuur tegt lat het het daarom gewenst nen ïog eens met nadruk te verwi]2 ïaar de procedure rond het actiepW" gram van de drie vakcentrales. Beoordeeld zal worden in h°ev"' e de politieke partijen in hun ?e kiezingsprogramma's de opvattin? van de vakbeweging, neergelegd het actieprogram, delen. WOENSDAG 3 FEBRUARI DE BRT brengt vanai bezoek aan de op dit i 86-jarige, en nog steedi toneelspeelster Magd sens. Deze indertijd i! derland gevluchte heeft in de loop van h rière vele sappige aan de Nederlandse p teld. De toneelliefhe] dan ook op de hoogte belangrijkste feiten u leven; hij (zij) weet d da Janssens het meest heeft bij de groep Ro de prettigste maar ook plezierigste herinn ('40-'45) bewaard aan op Zoom, enz. In het interview van gaat zij vooral in op de tege: tussen het toneel van vroege toneel van vandaag. Zij la: meer het volgende horen: Is er veel veranderd tegen 1 Heel veel natuurlijk. Er ook heel veel jonge mensen lent hoor, gelukkig wel, m wordt zo vaak op de verkee nier gebruikt. Het is een f moeilijk vak. Je moet el kt maar weer in de huid van ee kruipen. MIDWEEK bevat vanavon* bijdragen van kijkers, die ir door „Midweek" ter beschikk stelde camera werkten. De 14-jarige Rudolf Gessel te een documentair filmpje ov geboortestad Utrecht. Verderi het kunstrijden op de schaa sprake, waarbij de Nedea kampioene van vorig jaar Lia dit dit jaar onverwacht tweede worden, vertelt wat er eigen.l(j maal bij onze sport komt kijkt Voorts is deze uitzending: t)es en muziek van de Britse The Stawbs. The Stawbs afkorting va strawberries bestaan twee Ze hebben met hun nummer man who called himself Jesus omfen gevierd in de Elisabeth Londen en mogen gezien de sn waarmee zij in topnoteringei terechtgekomen, wel op nog mee ces rekenen. In Nederland zijn 2 met bekend. Maar de platen schappij Ariola die hier hun nie lp „Just a collection of antique curios" uitbrengt, weet te melde Rick Wakeman (21) de organi, Pas bij de groep is, net zo goed als ex-Nice-organist Keith Em die zelfs tijdens de repetities Rick komt luisteren. De sounc eerst alleen maar aardige Jongens met dito folkmuziek anderde in volumineuzer muziek der Dave Cousins (28) heeft hoop op een carrière in de muzi< ™.efI als het niet mocht lukken a«ijd zijn universitaire graad i wis- en natuurkunde achter de J men e van sensualiteit. 'Tv NeriJ?iS^n, d*t keer van promine: caha,. ^d6rs "h de theaterwerc °udere +e ,Jasperina de Jong en zai T actrice Sara Heyblom. Verc ken n6n Dreese een inleiding uitsp - -iu een nieuw exemplaar uit seviu nieuw exemplaar ui tervie UUr: ..Stripteajte thuis". d«? Wfr Willem Ruis ging v uitzending ook op bezoek bij

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1971 | | pagina 10