vr&t Dé Joodse zakenman ontstond in de ghetto's lawaai mens en milieu Niet netjes" ^TUi oenen Onbewust Noodlot verkeer fijne herrie schade J.Th.J.M. Willems kwaliteit stichting ZAItKUAciSIJLAtot VAN UL aittvl/^o jaimUAkI 19/1 door JACQUES LEVIJ Joden zijn in het', zelfs vrij recente, verleden vaak gedwongen han del te drijven om de kost te kunnen ver dienen. Soms, lang niet al tijd, bereikten de Joodse zakenlieden de top en wer den grote bankiers, toon aangevende financiers, confectionairs van meer dan plaatselijke betekenis en handelaars wier belan gen wereldwijd waren. Meestal gebeurde dat niet, omdat deze joodse man nen voor zakendoen een speciaal zintuig hadden. Wel, omdat zij in de dage lijkse strijd om het bestaan als regel niet de kans kre gen zich op andere terrei nen dan de handel te be wegen. Ongetwijfeld werkten de joodse traditie, geschiedenis en de eeuwenoude culturele en godsdienstige standaar den mee om anders dan an deren' te zijn. Vooral als de omgeving waarin ze nu een maal moesten leven ertoe bijdroeg dat anders zijn' ex tra te onderstrepen. Als dat het geval was (en is), deden en doen joodse mensen niet anders, dan bijvoorbeeld verdrukte Rooms-katholie- ken. Ze sluiten rich aaneen, steunen elkaar zoveel moge lijk en spelen elkaar als het enigszins mogelijk is ook economisch de bal toe. Niet, omdat ze joden zijn. Wel, omdat ze door de hun omringende veelal met goed gezinde omgeving, op een hoop, in één hoek, zijn ge veegd. Vaak het ghetto. Toen een vooraanstaande jonge Britse jood onlangs werd ge vraagd waarom juist hij als jood, voorzitter was van de raad van bestuur van een zeer grote supermarkt-orga nisatie, gaf hij in de ze ventiger jaren van deze eeuw het antwoord dat al honderden jaren karakteris tiek is geweest voor joden die men soortgelijke vragen liet beantwoorden. ,,Wij zijn zakenmensen, net als vele anderen!". Misschien is het wat irrite rend, wordt het zelfs als een soort discriminatie ervaren, als men zich nu speciaal be zighoudt met de moderne joodse zakenman. Wij dein zen daarvoor wat terug. Het woord ,jood' heeft voor ons een wat verontrustende bij smaak gekregen. Er is in 't jongste verleden, ons verle den, teveel gebeurd, juist met deze groep medemen sen. Wij die ons christenen durven noemen, of humanis ten, zijn heel erg gevoelig geworden op dit punt. Wij schamen ons, voelen ons me de-schuldig. Toch is het goed om de vraag te stellen, hoe het mogelijk was dat de va ders en grootvaders van on ze joodse medeburgers hoe weinig zijn het er helaas nog vaak zulke voortreffe lijk geslaagde en gewiekste zakenlieden zijn geworden? Het is onzin dat af te doen met de verklaring dat ze het zakendoen in het bloed had den, dat ze zaken-flair had den geërfd. Onzin, want in die landen waar ook voor jo den de mogelijkheid bestond gewoon een vak te leren en cc hun brood mee te verdie ts" 'n Europa van de 18e er) 19e eeuw waren er nauwelijks van die landen waren joden even goede tim- I merlieden. kleermakers, dia mantbewerkers, goudsme den om maar enige be roepen te noemen als hun niet-joodse medeburgers. Hoe ™ger en onvriendelijker echter hun niet-joodse omge- wng was, hoe duidelijker nun joodse kenmerken rich aftekenden. In zulk een om geving bleef hun nauwelijks ets anders over dan .zaken neen, handel drijven, kopen verkopen' Alle andere egen naar een beroep of carnere waren voor hen on begaanbaar gemaakt. 2* duidelijkste voorbeeld lïl' ?.1.? is waar- vnr, I c'e geschiedenis nu n joodse emigranten Rusland en Polen, enke le miljoenen, die in het laat- victoriaanse tijdperk (1880 1910) naar Engeland en de Verenigde Staten vluchtten. Arme mensen die de wijk na men voor de voortdurende programs, mishandelingen, moordpartijen en berovin gen. Vervolgingen die de overheid stimuleerde en die christelijke landgenoten maar al te gaarne uitvoer den. Die mensen vestigden zich, bijvoorbeeld ia Londen, in de meest trieste wijken, zoals het overvolle smerige East End. De gevestigde Britse joden ontvingen ze aanvankelijk met tegenzin. De Engelsen met gematigde tolerantie en zonder enig en thousiasme. Werk was er niet of nauwelijks voor ze. Ze konden zichzelf en hun gezinnen slechts in leven houden door met grote werk lust en voortdurende inventi viteit alles aan te pakken wat hun aan mogelijkheden werd toegestaan. Ze begon nen in het nieuwe land met ongelooflijke moeilijkheden. Maar er lagen, juist in die, tijd, ook ongedachte kansen. Van vervolgingen, geleid door de wereldlijke en ker kelijke overheden was in ie der geval geen sprake. Wel van wantrouwen, afkeer vaak. Maar dat was iets waarover ze niet eens meer met de ogen knipperden. Hun gemeenschappen ken den eeuwenlang niets an ders. En de kansen grepen velen hunner in dit Enge land dat door technische ont wikkelingen aan de voor avond van een ongekende consumenten-hausse stond. In enkele tientallen jaren kwam een gemechaniseerd produktieproces op gang, ge richt op de massa. De voe- dings-, kledings- en amuse mentsindustrie begon haar opmars. De welvaart en de industriële werkgelegenheid stegen snel. De joden stap ten in het vacuüm. Nood en noodzaak deden hen dat snel ler zien dan de niet-joodse burgers. Ze gingen zich be zighouden met financiële transacties. Later met de ne ring, de confectie-industrie, de handel in onroerend goed. Ze hadden niets te verliezen. Wel veel te winnen. Ze hoef den geen oude banden door te snijden. Ze moesten ge woon ,iets' doen om in leven te blijven. Ze kwamen meest al uit stedelijke samenlevin gen in Rusland. Ze hadden flair om met mensen en geld om te gaan. Ze wilden dag en nacht werken. Het oude land was voor hen eigenlijk nimmer een echt vaderland geweest. Voortdurend had den er gevaren gedreigd. Verworven bezit was er nooit veilig geweest. Het nieuwe land gaf zekerheden die het oude nimmer had bezeten. Bezit was er veilig. Duizen den van de geïmmigreerde joden ontdekten dat het in Engeland, of in de Verenig de Staten, even gemakkelijk (of moeilijk) was een goede winkelier of kleermaker of geldwisselaar te zijn als in Rusland. En veel veiliger! De ghetto's overvol en ar moedig van Londen, New York en Chicago werden de kweekbedden voor de ener gieken en vindingrijken. De grote meerderheid van de hedendaagse succesrijke joodse zakenlieden in de Ver enigde Staten en Groot-Brit- tannië zijn de zonen en klein zonen van de immigranten. Ze zijn volledig geïntegreerd vormen geen aparte gemeen schap meer. Maar in het be gin van onze eeuw beschouw den de niet-joodse burgers in die gastlanden hun vaders en moeders als bar ongewone mensen. Hun opvattingen over werk en geldverdienen was anders. Ze wilden voor uitkomen, weg uit de trieste ghetto's en de armoe. Ze wilden eindelijk hun eigen toekomst bepalen. Dat was een andere mentaliteit dan die van de doorsnee Britse of Amerikaanse arbeider, die er niet over piekerde dat hij iets moest doen om op de maatschappelijke ladder te stijgen. „Eens arbeider, al tijd arbeider" gold voor hem. Misschien was de sterke drang die deze joden ertoe bracht .verder' te komen, 't onbewuste verlangen te ont komen aan het eeuwenoude stigma van .anders' zijn, aan de voortdurende vervolgin gen. Ze wilden overleven. Daarbij kwaim dat ze zich van de eigen identiteit goed bewust waren. Juist, omdat zij eeuwenlang als groep in een vijandige omgeving zich staande hadden moeten hou den. Anti-semitisme kon, en kan, elk ogenblik weer de kop opsteken. Dan begint de migratie opnieuw. Het is nuttig in zo'n geval een fik se hoeveelheid waardevol be zit te kunnen meenemen. Dat maakt de vervolgden in het nieuwe land minder kwetsbaar, minder afhanke lijk. En vaak kan men met dit bezit in het oude land zijn leven kopen. De erva ringen van heel wat rijke jo den in „de Duitse tijd", be wijzen dat. In de tachtiger jaren van de vorige eeuw, en ook nog decennia daarna, was het voor een jood, zelfs in het .verlichte' westen, vrijwel onmogelijk in loon dienst, ambtelijk of in de in dustrie, tot de top door te dringen. Zelfs vaodaag-de- dag bestaat daar verzet te gen. Recente uitlatingen van leidinggevende figuren uit. de kring van de universiteit van Cambridge en gerappor teerd in een studie over de joden in Engeland bewijzen dat zonneklaar! De onzeker heid en moordende concur rentie van de ghetto's, de drang van de eigen vervolg de minderheidsgroep, de vij andige omgeving, het diepe verlangen zo intens men selijk iets bestendigs, iets blijvends te bezitten iets te betekenen bracht de grote joodse financiers, za kenlieden, geleerden en kun stenaars voort. Het sociaal stigma was hun stimulans. Het zijn, stuk voor stuk, de elementen die in de 18e eeuw de Quakers, hun hechte eenheid als groep gaf en hen als individuen vaak tot wel zijn bracht. Het zijn, stuk voor stuk, dezelfde elemen ten die overal ter wereld on derdrukte minderheidsgroe pen hun vasthoudendheid en gevoel voor saamhorigheid gaven en gewen, als zij niet bewust worden uitgeroeid, 't Zijn de elementen die bij voorbeeld in ons eigen land de katholieke gemeen schap tientallen jaren bijeen heeft gehouden en velen van haar leden tot zaken doen', tot het streven naar indivi duele zelfstandigheid en ze kerheid heeft gebracht, toen ze geen toegang hadden tot vele functies. De joden waren zich bewust van hun gezamenlijk (nood) lot, hun gemeenschappelijke identiteit. Dat hielp hen. Dat bracht ook onderlinge steun naast felle concurrentie in de ghetto's. Een van de ar gumenten die de Duitse en andere nazi's aanvoerden om de joden te vernietigen was dat ze elkaar hielpen, bevoordeelden. Maar elke minderheidsgroep die wordt vervolgd, die in een kwade reuk staat, die in het eigen milieu wordt opgesloten, zal op de eigen groep terugval len. Vele zeer geslaagde joodse zakenlieden begonnen hun loopbaan met steun van ghetto-gemoten. Ze spraken eikaars taal, hadden dezelf de achtergrond. Toen ze ten slotte baantjes te vergeven hadden, zochten ze hun me dewerkers in de groep waar uit ze voortkwamen. Gebeurt dat niet overal? Men ziet 't zelfde, bijvoorbeeld, in de academische wereld, waar jaar- en studiegenoten el kaar maatschappelijk in het zadel helpen, ondanks felle onderlinge naijver. 1 1 Het is niet waar dat joden intelligenter zijn dan niet-jo- den. Het is wél waar dat juist uit de generaties van joodse emigranten-kinderen vele geleerden en kunste naars zijn voortgekomen. Hierbij speelde de joodse godsdienstige traditie 'n rol. Elke joodse jongen leerde in 't ghetto de Talmoed lezen en verklaren. Enkele uren per dag werden daaraan besteed onder leiding van de rabbi. Een rigoureuze leiding mees tal. Traditie, gebaseerd op typisch joodse veelal eeu wenoude godsdienstige ge schriften en waarden, werd in ere gehouden. Dat kweek te eerder een intellectueel bewustzijn dan een godsdien stig inzicht. Liefde voor gees telijke inspanning, voor het bespiegelen over de grote vragen van leven en dood, maatschappij en mens werd de begaafden onder de jood se kinderen, zelfs in de arm ste en eenvoudigste gezin nen, als het ware met de paplepel ingegeven. De stu die van Talmoed-teksten sti muleerde telkens weer tot 't zoeken van eigen antwoor den op de vraag naar het waartoe en waarom van de dingen. De jood, eeuwenlang in de ghetto's van Rusland «rut I «tmriMNÉati De Jodenbreestraat in Amsterdam rond de eeuwwisseling De oude joodse geschriften, bronnen van studie en wijsheid. en Polen onmenselijk behan deld, zocht zelfverwerkelij king in het verweven van rijkdom en geleerdheid. Mis schien is die drang, opvallen door een prestatie, ook wel de oorzaak van het feit, dat onder de grote muzikale ver tolkers veel joden werden en worden gevonden. Niet het bezit van veel geld, veel kennis, veel vaardigheid op een bepaald gebied, zochten deze mensen. Wel het aan zien, de status, die dat alles hun kon brengen. In eigen kring en er buiten. In 1965 verkLaarde slechts 5.5 pro cent van de leden van een joodse gemeenschap ergens in Engeland dat ze het be zit' van geld het belangrijk ste vonden, omdat dat hun aanzien bracht. 24 procent vond kennis veel gewichtiger en 37 procent sprak zich uit voor karaktervastheid en een goed gedrag. De ondervraag den waren de zonen en doch ters van de immigranten en stonden nog dicht bij 't ghet- to-verleden en de ghetto-cul- tuur van de grootouders en ouders. Maar het .typisch joodse' van hun samenleving leek te verdwijnen. De kin deren van deze tweede gene ratie zullen geheel in de sa menleving waarin hun voor ouders zich als ni et-geziene gasten in groepen vestigden zijn opgenomen. Over 'n aan tal jaren zal men onder hen natuurlijk ook zakenlieden vinden. Maar dan zullen het geen uitgesproken .joodse' zakenlieden rijn. De tijd en de tolerantie hebben dan hun werk gedaan. Tenzij in de landen waar zij leven en werken de waanzin van de vervolging hen opnieuw op 'n hoop zou jagen. Laten wij niet te zelfverzekerd over die mogelijkheid ongelovig de schouders ophalen. Wie had de massale vernietiging dur ven voorspellen waaraan de nazi's nog maar zo kort ge leden de joden prijs gaven? En duiden de recente pro cessen in de Sovjet-Unie te gen joden niet op een latent anti-semitisme Ons leven wordt met de dag onrustiger. Per jaar groeit het lawaai in onze om geving met ongeveer' een de cibel (hier en daar zelfs met twee) en aan de toename van het aantal lawaaibron- nen schijnt ook geen eind te komen. „Het geluid groeit voortdurend in hevigheid en dichtheid" verklaart prof. dr. L. Burema, voorzitter van de Nederlandse Stich ting Geluidshinder 'en steeds meer mensen krijgen daar door last van het lawaai dat hen a.h.w. van alle kanten bedreigt'. We worden ons bovendien meer bewust van allerlei overlast en zijn steeds minder bereid om on prettige dingen als stank en lawaai op de koop toe te ne men. Kortom: lawaai wordt hinderlijk en de meesten van ons voelen er niets voor om naast de stank, het vuile wa ter en andere nevenproduk- ten van onze cultuur ook nog met geluidshinder te worden opgescheept. Het bestrijden van de ge luidshinder wordt daarom sinds enige tijd met kracht aangepakt en het resultaat is volgens prof. Burema een „duidelijk minder worden van de geluidshinder. Als we alert blijven hebben we waar schijnlijk het ergste gehad, verslapt de aandacht dan gaat de ontwikkeling van de groeiende lawaaioverlast door". Volgens de zorgvul dig formulerend directeur van de Rotterdamse GGD zal het voorkomen en bestrijden van lawaai sneller gereali seerd worden dan bijvoor beeld het tegengaan van de watervervuiling omdat „er vaak gemakkelijk iets aan te doen is". „De luchtvaart en het weg verkeer zijn inderdaad de be langrijkste bronnen van la- waai", Prof. Burema stemt duidelijk van harte in met on ze suggestie dat het verkeer toch wel het leeuwendeel van de geluidshinder voor z'n re kening neemt, maar voegt er wel onmiddellijk aan toe dat men de grootste boosdoener toch steeds van plaats tot plaats opnieuw zal moeten vaststellen; „voor de arbei ders in een fabriekshal met onvoldoende afgeschermde turbines is het lawaai in die hal veel erger dan de her rie van het vrachtverkeer dat langs die hal dendert, elk geval moet afzonderlijk wor den bekeken". Ook de indus trie (bijvoorbeeld scheeps werven en constructiewerk plaatsen) zijn dus kennelijk belangrijke lawaaiproducen- ten en in de loop van het ge sprek voegen zich bij deze twee de herrie die door huis houdelijke apparaten veroor zaakt wordt, de beatmuziek („als die hard genoeg wordt gespeeld levert ze onherroe pelijk bepaalde oorbeschadi gingen op, zeker bij de mu sici zelf"), de brommers en de draagbare radio's („per soonlijk vind ik het geluid van draagbare raddo's buiten bijzonder storend, vooral in een bos of zo. Je kunt dit ge luid echter niet als geluids hinder betitelen"). Een bijzonder ernstige vorm van geluidhinder is de overlast die de bewoners van veel moderne huizen van de buren hebben. Prof. Bure ma: „vooral in veel flats waar de mensen dicht bij el kaar wonen is het ongewilde kontakt tussen de buren vaak enorm groot, als er iemand naar het toilet gaat kun je gewoon horen of het meneer of mevrouw is. Bij deze la waaioverlast van de buren spelen natuurlijk sympatieën en anti-patieën een belang rijke rol, van de een kun je meer hebben dan van de an der. Over het algemeen wor den de mensen echter min der verdraagzaam, we le ven meer onder psychische druk dan vroeger en verdra gen daardoor de geluiden van anderen veel minder dan men zou verwachten". Voor de lang verwaarloosde geluidshinder verder uit te werken moet eerst nog wor den opgemerkt dat geluid op zich absoluut niet schadelijk is, integendeel. Prof. Bure ma: „mensen die in een ab soluut stille ruimte worden gebracht raken heel snel ge- desoriëteerd, ze weten niet meer waar ze zijn, weten niet meer hoelaat het onge veer is en krijgen een ang stig gevoel van onzekerheid. Ieder mens heeft regelmatig prikkels nodig en de geluids- orikkels kunnen dus ook heel nuttig rijn voor iemands ge zondheid. Bovendien wordt lang niet alle lawaai als hin derlijk ervaren: bromfietsers zijn soms pas tevreden als hun brommer heel veel her rie maakt, kinderen houden vaak ook van lawaai en het zelfde kan men zeggen van bijvoorbeeld rel-Italianen, beatliefhebbers en sommige sportmensen. Voor veel jon gens en mannen is veel her rie bovendien een teken van mannelijkheid, wat dat ook moge zijn". Voor de meeste mensen is (teveel) lawaai echter min of meer schadelijk. Dat te veel lawaai doofheid en slechthorendheid kan veroor zaken zal geen mens meer verwonderen. Doofheid als beroepsziekte is al lang be kend. Behalve doofheid kan lawaai ook leiden tot een on rustige slaap doordat de z.g. slaapdiepte vermindert. Ieder mens heeft minstens twee uur diepe slaap nodig en zonder dat herrie nu di rect wakker maakt kan het de slaap toch storen doordat die diepe slaap steeds wordt verhinderd bijvoorbeeld door langsdenderemd verkeer). Prof. Burema: „Door het lawaai wordt de slaap ge stoord zonder dat men er wakker van hoeft te wor den". Verder heeft lawaai volgens de Rotterdamse hoogleraar een samentrek ken van de bloedvaten tot gevolg en vaaitstoornissen behoren derhalve ook tot het gebruikelijke pakket van la- waai-hinderstoornissen. La waai maakt daarnaast labie- ler („volgens een buiten lands onderzoek komen in een wijk met veel lawaai meer psychiatrische opna men voor") en kan het hart ritme en de spijsvertering verstoren. Er bestaan boven dien aanwijzingen dat la waai schadelijk is voor het ongeboren kind en dat kinde ren van moeders, die in een lawaaierige omgeving wo nen, nerveuzër zijn dan an deren. Lawaai roept boven dien aggressiviteit op (en an dersom) zoals men bij de ac tie van de Zwanenburgers te gen Schiphol heeft kunnen zien en heeft verder een groot aantal andere psychi sche gevolgen. Volgens Franse onderzoekers is la waai oorzaak van 70 pet van alle neuroses. De Wereld Ge zondheids Organisatie heeft berekend dat industrielawaai de V.S. elk jaar meer dan 4 miljard dollar kost door on gelukken, ondoelmatig wer ken, riekten en eisen voor schadevergoeding en volgens Amerikaanse deskundigen vormt de geluidshinder mo menteel een der belangrijk ste oorzaken van overspan ning, duizelingen, moord- en zelfmoordgevallen en ver schillende allergische ziek ten. Prof. Burema is erg voorzichtig met deze gege vens en vindt dat meer on derzoek nodig zal zijn om de relatie lawaai - aandoenin gen met zekerheid te kunnen vaststellen, maar de aanwij zingen rijn er in ieder geval. Lawaai is dus naast nuttig ook erg schadelijk en prof. Burema pleit met zijn stich ting dan ook voor (veel) meer aandacht voor de ge- luidshinderbestrijding; „in de bestrijding van de milieu- De Nederlandse Stich ting Geluidshinder heeft onlangs 'n brief gezonden aan de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening met het verzoek om er voor te zorgen dat hij de houw van woningen (ook van woningwet-woningen) vol daan wordt aan gestelde eisen ten aanzien van de geluidsisolatie. Er moet volgens de Stichting een betere controle komen en er moeten aansprakelijk heden worden gesteld. Naar aanleiding hiervan hadden we een gesprek met prof. dr. L. Burema, voorzitter van de Ne derlandse Stichting Ge luidshinder en directeur van de Rotterdamse GG en GD. verontreiniging behoort dit onderwerp tot de prioritei ten", verklaarde hij op 11 mei jl. tijdens heit congres Noise 2000 in Groningen, 'n vergadering waarop desloin- digen uit heel Europa de problematiek rond de ge luidshinder hebben bedis cussieerd. Wat kan er worden ge daan? Het is in vele geval len heel goed mogelijk om de gevolgen van lawaai te verminderen door bijvoor beeld het dragen van oorbe schermers, maar prof. Bure ma ziet de oplossing van dit probleem toch liever in een aanpakken van de bron. In fabriekshallen zouden veel meer werktuigen zoals gene ratoren en turbines omkast moeten worden, de knalpot- ten van brommers en ande re vervoersmiddelen zouden beter moeten worden uitge voerd en ook aan de geluids isolatie van huizen kan veel meer worden gedaan dan momenteel het geval is. Het grote probleem is volgens prof. Burema echter steeds, dat deze eisen moeilijke ju ridische facetten hebben, vooral in het verkeer is het heel ingewikkeld om iemand die teveel lawaai veroor zaakt „aan te pakken". Bo vendien zou de lawaaigrens van brommers omlaag moe ten worden gebracht, aan vankelijk was deze door TNO vastgesteld op 70 decibel op een afstand van 7,5 meter, maar op aandringen van de RAI werd de norm later op geschroefd naar 77 decibel, op een afstand van 7 meter. Waar het wel mogelijk is om de geluidshinder juri disch in te tomen (bijvoor beeld in de woningbouw) ge beurt dat vaak niet omdat er onvoldoende controle be staat. De voorzitter van de Stichting Geluidshinder acht het noodzakelijk dat die re gels beter worden nageleefd en dat de normen nog stren ger zouden moeten worden (d.w.z. dat de huizen en flats nog beter geïsoleerd zouden moeten worden dan momen teel wettelijk verplicht is). Maar zoals overal op het ter rein van de milieuhygiëne, struikelen deze gerechtvaar digde eisen ook hier op de financiën. Een betere contro le, afdoende maatregelen en goede technische voorzienin gen kosten geld en dat geld is vaak elders nog harder no dig dan hier, althans dat denkt men. Behalve het bepleiten van meer aandacht voor de ge luidshinder is de Stichting Geluidshinder (waarin o.a. vertegenwoordigd zijn: 'de Algemene Nederlandse Ver eniging voor Sociale Genees kunde, het Instituut voor Ge zondheidstechniek TNO, het Koninklijk Instituut voor In genieurs, de Koninklijke Ne derlandse Toeristenbond AN WB, de Nationale Federatie voor de Geestelijke Volksge zondheid en de Vereniging van Nederlandse Gemeen ten) ook nog praktisch ac tief. Prof. Burema: „Als er bijvoorbeeld een kerkvoogd klaagt over het lawaai van motorrijders tijdens de kerk dienst, dan gaat er niet al leen advies naar die kerk voogd, maar dan richten we ook een schrijven aan die motorclub en vaak komen we via een dergelijke be middeling al tot een oplos sing". Naast deze adviezen aan particulieren tracht de stichting ook de overheid te stimuleren, brengt ze tech nische aanbevelingen en ad viezen tot stand en probeert ze het wetenschappelijk on derzoek te bevorderen. Ten slotte organiseert de stich ting congressen, vergade ringen en andere bijeenkom sten over geluidshinder ('dit jaar komt er 'n geluidshinder dag'). Kortom: de stichting Geluidshinder doet al het mogelijke om de nadelige in vloeden van het lawaai te verminderen en heeft hiertoe een „sterk gezelschap" bij eengebracht dat de komende jaren voortdurend de aan dacht zal blijven vragen. Prof. Burema: „geluidshin der zal ondanks alle goede vooruitzichten de komende 10 jaar erg belangrijk blij- vjp, want het is te lang een stiefkind, een verwaarloosd gebied geweest".

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1971 | | pagina 27