vr&t
Dé Joodse
zakenman
ontstond in
de ghetto's
lawaai
mens
en
milieu
Niet netjes"
^TUi oenen
Onbewust
Noodlot
verkeer
fijne herrie
schade
J.Th.J.M. Willems
kwaliteit
stichting
ZAItKUAciSIJLAtot VAN UL aittvl/^o jaimUAkI 19/1
door JACQUES LEVIJ
Joden zijn in het', zelfs
vrij recente, verleden
vaak gedwongen han
del te drijven om de
kost te kunnen ver
dienen. Soms, lang niet al
tijd, bereikten de Joodse
zakenlieden de top en wer
den grote bankiers, toon
aangevende financiers,
confectionairs van meer
dan plaatselijke betekenis
en handelaars wier belan
gen wereldwijd waren.
Meestal gebeurde dat niet,
omdat deze joodse man
nen voor zakendoen een
speciaal zintuig hadden.
Wel, omdat zij in de dage
lijkse strijd om het bestaan
als regel niet de kans kre
gen zich op andere terrei
nen dan de handel te be
wegen.
Ongetwijfeld werkten de
joodse traditie, geschiedenis
en de eeuwenoude culturele
en godsdienstige standaar
den mee om anders dan an
deren' te zijn. Vooral als de
omgeving waarin ze nu een
maal moesten leven ertoe
bijdroeg dat anders zijn' ex
tra te onderstrepen. Als dat
het geval was (en is), deden
en doen joodse mensen niet
anders, dan bijvoorbeeld
verdrukte Rooms-katholie-
ken. Ze sluiten rich aaneen,
steunen elkaar zoveel moge
lijk en spelen elkaar als het
enigszins mogelijk is ook
economisch de bal toe.
Niet, omdat ze joden zijn.
Wel, omdat ze door de hun
omringende veelal met goed
gezinde omgeving, op een
hoop, in één hoek, zijn ge
veegd. Vaak het ghetto. Toen
een vooraanstaande jonge
Britse jood onlangs werd ge
vraagd waarom juist hij als
jood, voorzitter was van de
raad van bestuur van een
zeer grote supermarkt-orga
nisatie, gaf hij in de ze
ventiger jaren van deze
eeuw het antwoord dat al
honderden jaren karakteris
tiek is geweest voor joden
die men soortgelijke vragen
liet beantwoorden. ,,Wij zijn
zakenmensen, net als vele
anderen!".
Misschien is het wat irrite
rend, wordt het zelfs als een
soort discriminatie ervaren,
als men zich nu speciaal be
zighoudt met de moderne
joodse zakenman. Wij dein
zen daarvoor wat terug. Het
woord ,jood' heeft voor ons
een wat verontrustende bij
smaak gekregen. Er is in 't
jongste verleden, ons verle
den, teveel gebeurd, juist
met deze groep medemen
sen. Wij die ons christenen
durven noemen, of humanis
ten, zijn heel erg gevoelig
geworden op dit punt. Wij
schamen ons, voelen ons me
de-schuldig. Toch is het goed
om de vraag te stellen, hoe
het mogelijk was dat de va
ders en grootvaders van on
ze joodse medeburgers
hoe weinig zijn het er helaas
nog vaak zulke voortreffe
lijk geslaagde en gewiekste
zakenlieden zijn geworden?
Het is onzin dat af te doen
met de verklaring dat ze het
zakendoen in het bloed had
den, dat ze zaken-flair had
den geërfd. Onzin, want in
die landen waar ook voor jo
den de mogelijkheid bestond
gewoon een vak te leren en
cc hun brood mee te verdie
ts" 'n Europa van de
18e er) 19e eeuw waren er
nauwelijks van die landen
waren joden even goede tim-
I merlieden. kleermakers, dia
mantbewerkers, goudsme
den om maar enige be
roepen te noemen als hun
niet-joodse medeburgers. Hoe
™ger en onvriendelijker
echter hun niet-joodse omge-
wng was, hoe duidelijker
nun joodse kenmerken rich
aftekenden. In zulk een om
geving bleef hun nauwelijks
ets anders over dan .zaken
neen, handel drijven, kopen
verkopen' Alle andere
egen naar een beroep of
carnere waren voor hen on
begaanbaar gemaakt.
2* duidelijkste voorbeeld
lïl' ?.1.? is waar-
vnr, I c'e geschiedenis
nu n joodse emigranten
Rusland en Polen, enke
le miljoenen, die in het laat-
victoriaanse tijdperk (1880
1910) naar Engeland en de
Verenigde Staten vluchtten.
Arme mensen die de wijk na
men voor de voortdurende
programs, mishandelingen,
moordpartijen en berovin
gen. Vervolgingen die de
overheid stimuleerde en die
christelijke landgenoten
maar al te gaarne uitvoer
den. Die mensen vestigden
zich, bijvoorbeeld ia Londen,
in de meest trieste wijken,
zoals het overvolle smerige
East End. De gevestigde
Britse joden ontvingen ze
aanvankelijk met tegenzin.
De Engelsen met gematigde
tolerantie en zonder enig en
thousiasme. Werk was er
niet of nauwelijks voor ze.
Ze konden zichzelf en hun
gezinnen slechts in leven
houden door met grote werk
lust en voortdurende inventi
viteit alles aan te pakken
wat hun aan mogelijkheden
werd toegestaan. Ze begon
nen in het nieuwe land met
ongelooflijke moeilijkheden.
Maar er lagen, juist in die,
tijd, ook ongedachte kansen.
Van vervolgingen, geleid
door de wereldlijke en ker
kelijke overheden was in ie
der geval geen sprake. Wel
van wantrouwen, afkeer
vaak. Maar dat was iets
waarover ze niet eens meer
met de ogen knipperden.
Hun gemeenschappen ken
den eeuwenlang niets an
ders. En de kansen grepen
velen hunner in dit Enge
land dat door technische ont
wikkelingen aan de voor
avond van een ongekende
consumenten-hausse stond.
In enkele tientallen jaren
kwam een gemechaniseerd
produktieproces op gang, ge
richt op de massa. De voe-
dings-, kledings- en amuse
mentsindustrie begon haar
opmars. De welvaart en de
industriële werkgelegenheid
stegen snel. De joden stap
ten in het vacuüm. Nood en
noodzaak deden hen dat snel
ler zien dan de niet-joodse
burgers. Ze gingen zich be
zighouden met financiële
transacties. Later met de ne
ring, de confectie-industrie,
de handel in onroerend goed.
Ze hadden niets te verliezen.
Wel veel te winnen. Ze hoef
den geen oude banden door
te snijden. Ze moesten ge
woon ,iets' doen om in leven
te blijven. Ze kwamen meest
al uit stedelijke samenlevin
gen in Rusland. Ze hadden
flair om met mensen en geld
om te gaan. Ze wilden dag
en nacht werken. Het oude
land was voor hen eigenlijk
nimmer een echt vaderland
geweest. Voortdurend had
den er gevaren gedreigd.
Verworven bezit was er nooit
veilig geweest. Het nieuwe
land gaf zekerheden die het
oude nimmer had bezeten.
Bezit was er veilig. Duizen
den van de geïmmigreerde
joden ontdekten dat het in
Engeland, of in de Verenig
de Staten, even gemakkelijk
(of moeilijk) was een goede
winkelier of kleermaker of
geldwisselaar te zijn als in
Rusland. En veel veiliger!
De ghetto's overvol en ar
moedig van Londen, New
York en Chicago werden de
kweekbedden voor de ener
gieken en vindingrijken. De
grote meerderheid van de
hedendaagse succesrijke
joodse zakenlieden in de Ver
enigde Staten en Groot-Brit-
tannië zijn de zonen en klein
zonen van de immigranten.
Ze zijn volledig geïntegreerd
vormen geen aparte gemeen
schap meer. Maar in het be
gin van onze eeuw beschouw
den de niet-joodse burgers in
die gastlanden hun vaders en
moeders als bar ongewone
mensen. Hun opvattingen
over werk en geldverdienen
was anders. Ze wilden voor
uitkomen, weg uit de trieste
ghetto's en de armoe. Ze
wilden eindelijk hun eigen
toekomst bepalen. Dat was
een andere mentaliteit dan
die van de doorsnee Britse
of Amerikaanse arbeider, die
er niet over piekerde dat hij
iets moest doen om op de
maatschappelijke ladder te
stijgen. „Eens arbeider, al
tijd arbeider" gold voor hem.
Misschien was de sterke
drang die deze joden ertoe
bracht .verder' te komen, 't
onbewuste verlangen te ont
komen aan het eeuwenoude
stigma van .anders' zijn, aan
de voortdurende vervolgin
gen. Ze wilden overleven.
Daarbij kwaim dat ze zich
van de eigen identiteit goed
bewust waren. Juist, omdat
zij eeuwenlang als groep in
een vijandige omgeving zich
staande hadden moeten hou
den. Anti-semitisme kon, en
kan, elk ogenblik weer de
kop opsteken. Dan begint de
migratie opnieuw. Het is
nuttig in zo'n geval een fik
se hoeveelheid waardevol be
zit te kunnen meenemen.
Dat maakt de vervolgden in
het nieuwe land minder
kwetsbaar, minder afhanke
lijk. En vaak kan men met
dit bezit in het oude land
zijn leven kopen. De erva
ringen van heel wat rijke jo
den in „de Duitse tijd", be
wijzen dat. In de tachtiger
jaren van de vorige eeuw, en
ook nog decennia daarna,
was het voor een jood, zelfs
in het .verlichte' westen,
vrijwel onmogelijk in loon
dienst, ambtelijk of in de in
dustrie, tot de top door te
dringen. Zelfs vaodaag-de-
dag bestaat daar verzet te
gen. Recente uitlatingen van
leidinggevende figuren uit.
de kring van de universiteit
van Cambridge en gerappor
teerd in een studie over de
joden in Engeland bewijzen
dat zonneklaar! De onzeker
heid en moordende concur
rentie van de ghetto's, de
drang van de eigen vervolg
de minderheidsgroep, de vij
andige omgeving, het diepe
verlangen zo intens men
selijk iets bestendigs, iets
blijvends te bezitten iets
te betekenen bracht de
grote joodse financiers, za
kenlieden, geleerden en kun
stenaars voort. Het sociaal
stigma was hun stimulans.
Het zijn, stuk voor stuk, de
elementen die in de 18e
eeuw de Quakers, hun hechte
eenheid als groep gaf en hen
als individuen vaak tot wel
zijn bracht. Het zijn, stuk
voor stuk, dezelfde elemen
ten die overal ter wereld on
derdrukte minderheidsgroe
pen hun vasthoudendheid en
gevoel voor saamhorigheid
gaven en gewen, als zij niet
bewust worden uitgeroeid, 't
Zijn de elementen die bij
voorbeeld in ons eigen land
de katholieke gemeen
schap tientallen jaren bijeen
heeft gehouden en velen van
haar leden tot zaken doen',
tot het streven naar indivi
duele zelfstandigheid en ze
kerheid heeft gebracht, toen
ze geen toegang hadden tot
vele functies.
De joden waren zich bewust
van hun gezamenlijk (nood)
lot, hun gemeenschappelijke
identiteit. Dat hielp hen. Dat
bracht ook onderlinge steun
naast felle concurrentie in
de ghetto's. Een van de ar
gumenten die de Duitse en
andere nazi's aanvoerden
om de joden te vernietigen
was dat ze elkaar hielpen,
bevoordeelden. Maar elke
minderheidsgroep die wordt
vervolgd, die in een kwade
reuk staat, die in het eigen
milieu wordt opgesloten, zal
op de eigen groep terugval
len. Vele zeer geslaagde
joodse zakenlieden begonnen
hun loopbaan met steun van
ghetto-gemoten. Ze spraken
eikaars taal, hadden dezelf
de achtergrond. Toen ze ten
slotte baantjes te vergeven
hadden, zochten ze hun me
dewerkers in de groep waar
uit ze voortkwamen. Gebeurt
dat niet overal? Men ziet 't
zelfde, bijvoorbeeld, in de
academische wereld, waar
jaar- en studiegenoten el
kaar maatschappelijk in het
zadel helpen, ondanks felle
onderlinge naijver.
1
1
Het is niet waar dat joden
intelligenter zijn dan niet-jo-
den. Het is wél waar dat
juist uit de generaties van
joodse emigranten-kinderen
vele geleerden en kunste
naars zijn voortgekomen.
Hierbij speelde de joodse
godsdienstige traditie 'n rol.
Elke joodse jongen leerde in
't ghetto de Talmoed lezen en
verklaren. Enkele uren per
dag werden daaraan besteed
onder leiding van de rabbi.
Een rigoureuze leiding mees
tal. Traditie, gebaseerd op
typisch joodse veelal eeu
wenoude godsdienstige ge
schriften en waarden, werd
in ere gehouden. Dat kweek
te eerder een intellectueel
bewustzijn dan een godsdien
stig inzicht. Liefde voor gees
telijke inspanning, voor het
bespiegelen over de grote
vragen van leven en dood,
maatschappij en mens werd
de begaafden onder de jood
se kinderen, zelfs in de arm
ste en eenvoudigste gezin
nen, als het ware met de
paplepel ingegeven. De stu
die van Talmoed-teksten sti
muleerde telkens weer tot 't
zoeken van eigen antwoor
den op de vraag naar het
waartoe en waarom van de
dingen. De jood, eeuwenlang
in de ghetto's van Rusland
«rut I
«tmriMNÉati
De Jodenbreestraat in Amsterdam rond de eeuwwisseling
De oude joodse geschriften, bronnen van studie en
wijsheid.
en Polen onmenselijk behan
deld, zocht zelfverwerkelij
king in het verweven van
rijkdom en geleerdheid. Mis
schien is die drang, opvallen
door een prestatie, ook wel
de oorzaak van het feit, dat
onder de grote muzikale ver
tolkers veel joden werden en
worden gevonden. Niet het
bezit van veel geld, veel
kennis, veel vaardigheid op
een bepaald gebied, zochten
deze mensen. Wel het aan
zien, de status, die dat alles
hun kon brengen. In eigen
kring en er buiten. In 1965
verkLaarde slechts 5.5 pro
cent van de leden van een
joodse gemeenschap ergens
in Engeland dat ze het be
zit' van geld het belangrijk
ste vonden, omdat dat hun
aanzien bracht. 24 procent
vond kennis veel gewichtiger
en 37 procent sprak zich uit
voor karaktervastheid en een
goed gedrag. De ondervraag
den waren de zonen en doch
ters van de immigranten en
stonden nog dicht bij 't ghet-
to-verleden en de ghetto-cul-
tuur van de grootouders en
ouders. Maar het .typisch
joodse' van hun samenleving
leek te verdwijnen. De kin
deren van deze tweede gene
ratie zullen geheel in de sa
menleving waarin hun voor
ouders zich als ni et-geziene
gasten in groepen vestigden
zijn opgenomen. Over 'n aan
tal jaren zal men onder hen
natuurlijk ook zakenlieden
vinden. Maar dan zullen het
geen uitgesproken .joodse'
zakenlieden rijn. De tijd en
de tolerantie hebben dan hun
werk gedaan. Tenzij in de
landen waar zij leven en
werken de waanzin van de
vervolging hen opnieuw op 'n
hoop zou jagen. Laten wij
niet te zelfverzekerd over die
mogelijkheid ongelovig de
schouders ophalen. Wie had
de massale vernietiging dur
ven voorspellen waaraan de
nazi's nog maar zo kort ge
leden de joden prijs gaven?
En duiden de recente pro
cessen in de Sovjet-Unie te
gen joden niet op een latent
anti-semitisme
Ons leven wordt met de
dag onrustiger. Per jaar
groeit het lawaai in onze om
geving met ongeveer' een de
cibel (hier en daar zelfs met
twee) en aan de toename
van het aantal lawaaibron-
nen schijnt ook geen eind te
komen. „Het geluid groeit
voortdurend in hevigheid en
dichtheid" verklaart prof.
dr. L. Burema, voorzitter
van de Nederlandse Stich
ting Geluidshinder 'en steeds
meer mensen krijgen daar
door last van het lawaai dat
hen a.h.w. van alle kanten
bedreigt'. We worden ons
bovendien meer bewust van
allerlei overlast en zijn
steeds minder bereid om on
prettige dingen als stank en
lawaai op de koop toe te ne
men. Kortom: lawaai wordt
hinderlijk en de meesten van
ons voelen er niets voor om
naast de stank, het vuile wa
ter en andere nevenproduk-
ten van onze cultuur ook nog
met geluidshinder te worden
opgescheept.
Het bestrijden van de ge
luidshinder wordt daarom
sinds enige tijd met kracht
aangepakt en het resultaat is
volgens prof. Burema een
„duidelijk minder worden
van de geluidshinder. Als we
alert blijven hebben we waar
schijnlijk het ergste gehad,
verslapt de aandacht dan
gaat de ontwikkeling van de
groeiende lawaaioverlast
door". Volgens de zorgvul
dig formulerend directeur
van de Rotterdamse GGD zal
het voorkomen en bestrijden
van lawaai sneller gereali
seerd worden dan bijvoor
beeld het tegengaan van de
watervervuiling omdat „er
vaak gemakkelijk iets aan te
doen is".
„De luchtvaart en het weg
verkeer zijn inderdaad de be
langrijkste bronnen van la-
waai", Prof. Burema stemt
duidelijk van harte in met on
ze suggestie dat het verkeer
toch wel het leeuwendeel van
de geluidshinder voor z'n re
kening neemt, maar voegt er
wel onmiddellijk aan toe dat
men de grootste boosdoener
toch steeds van plaats tot
plaats opnieuw zal moeten
vaststellen; „voor de arbei
ders in een fabriekshal met
onvoldoende afgeschermde
turbines is het lawaai in die
hal veel erger dan de her
rie van het vrachtverkeer
dat langs die hal dendert, elk
geval moet afzonderlijk wor
den bekeken". Ook de indus
trie (bijvoorbeeld scheeps
werven en constructiewerk
plaatsen) zijn dus kennelijk
belangrijke lawaaiproducen-
ten en in de loop van het ge
sprek voegen zich bij deze
twee de herrie die door huis
houdelijke apparaten veroor
zaakt wordt, de beatmuziek
(„als die hard genoeg wordt
gespeeld levert ze onherroe
pelijk bepaalde oorbeschadi
gingen op, zeker bij de mu
sici zelf"), de brommers en
de draagbare radio's („per
soonlijk vind ik het geluid
van draagbare raddo's buiten
bijzonder storend, vooral in
een bos of zo. Je kunt dit ge
luid echter niet als geluids
hinder betitelen").
Een bijzonder ernstige
vorm van geluidhinder is de
overlast die de bewoners van
veel moderne huizen van de
buren hebben. Prof. Bure
ma: „vooral in veel flats
waar de mensen dicht bij el
kaar wonen is het ongewilde
kontakt tussen de buren vaak
enorm groot, als er iemand
naar het toilet gaat kun je
gewoon horen of het meneer
of mevrouw is. Bij deze la
waaioverlast van de buren
spelen natuurlijk sympatieën
en anti-patieën een belang
rijke rol, van de een kun je
meer hebben dan van de an
der. Over het algemeen wor
den de mensen echter min
der verdraagzaam, we le
ven meer onder psychische
druk dan vroeger en verdra
gen daardoor de geluiden
van anderen veel minder
dan men zou verwachten".
Voor de lang verwaarloosde
geluidshinder verder uit te
werken moet eerst nog wor
den opgemerkt dat geluid op
zich absoluut niet schadelijk
is, integendeel. Prof. Bure
ma: „mensen die in een ab
soluut stille ruimte worden
gebracht raken heel snel ge-
desoriëteerd, ze weten niet
meer waar ze zijn, weten
niet meer hoelaat het onge
veer is en krijgen een ang
stig gevoel van onzekerheid.
Ieder mens heeft regelmatig
prikkels nodig en de geluids-
orikkels kunnen dus ook heel
nuttig rijn voor iemands ge
zondheid. Bovendien wordt
lang niet alle lawaai als hin
derlijk ervaren: bromfietsers
zijn soms pas tevreden als
hun brommer heel veel her
rie maakt, kinderen houden
vaak ook van lawaai en het
zelfde kan men zeggen van
bijvoorbeeld rel-Italianen,
beatliefhebbers en sommige
sportmensen. Voor veel jon
gens en mannen is veel her
rie bovendien een teken van
mannelijkheid, wat dat ook
moge zijn".
Voor de meeste mensen is
(teveel) lawaai echter min
of meer schadelijk. Dat te
veel lawaai doofheid en
slechthorendheid kan veroor
zaken zal geen mens meer
verwonderen. Doofheid als
beroepsziekte is al lang be
kend. Behalve doofheid kan
lawaai ook leiden tot een on
rustige slaap doordat de z.g.
slaapdiepte vermindert.
Ieder mens heeft minstens
twee uur diepe slaap nodig
en zonder dat herrie nu di
rect wakker maakt kan het
de slaap toch storen doordat
die diepe slaap steeds wordt
verhinderd bijvoorbeeld door
langsdenderemd verkeer).
Prof. Burema: „Door het
lawaai wordt de slaap ge
stoord zonder dat men er
wakker van hoeft te wor
den". Verder heeft lawaai
volgens de Rotterdamse
hoogleraar een samentrek
ken van de bloedvaten tot
gevolg en vaaitstoornissen
behoren derhalve ook tot het
gebruikelijke pakket van la-
waai-hinderstoornissen. La
waai maakt daarnaast labie-
ler („volgens een buiten
lands onderzoek komen in
een wijk met veel lawaai
meer psychiatrische opna
men voor") en kan het hart
ritme en de spijsvertering
verstoren. Er bestaan boven
dien aanwijzingen dat la
waai schadelijk is voor het
ongeboren kind en dat kinde
ren van moeders, die in een
lawaaierige omgeving wo
nen, nerveuzër zijn dan an
deren. Lawaai roept boven
dien aggressiviteit op (en an
dersom) zoals men bij de ac
tie van de Zwanenburgers te
gen Schiphol heeft kunnen
zien en heeft verder een
groot aantal andere psychi
sche gevolgen. Volgens
Franse onderzoekers is la
waai oorzaak van 70 pet van
alle neuroses. De Wereld Ge
zondheids Organisatie heeft
berekend dat industrielawaai
de V.S. elk jaar meer dan 4
miljard dollar kost door on
gelukken, ondoelmatig wer
ken, riekten en eisen voor
schadevergoeding en volgens
Amerikaanse deskundigen
vormt de geluidshinder mo
menteel een der belangrijk
ste oorzaken van overspan
ning, duizelingen, moord- en
zelfmoordgevallen en ver
schillende allergische ziek
ten. Prof. Burema is erg
voorzichtig met deze gege
vens en vindt dat meer on
derzoek nodig zal zijn om de
relatie lawaai - aandoenin
gen met zekerheid te kunnen
vaststellen, maar de aanwij
zingen rijn er in ieder geval.
Lawaai is dus naast nuttig
ook erg schadelijk en prof.
Burema pleit met zijn stich
ting dan ook voor (veel)
meer aandacht voor de ge-
luidshinderbestrijding; „in
de bestrijding van de milieu-
De Nederlandse Stich
ting Geluidshinder heeft
onlangs 'n brief gezonden
aan de minister van
Volkshuisvesting en
Ruimtelijke Ordening met
het verzoek om er voor te
zorgen dat hij de houw
van woningen (ook van
woningwet-woningen) vol
daan wordt aan gestelde
eisen ten aanzien van de
geluidsisolatie. Er moet
volgens de Stichting een
betere controle komen en
er moeten aansprakelijk
heden worden gesteld.
Naar aanleiding hiervan
hadden we een gesprek
met prof. dr. L. Burema,
voorzitter van de Ne
derlandse Stichting Ge
luidshinder en directeur
van de Rotterdamse GG
en GD.
verontreiniging behoort dit
onderwerp tot de prioritei
ten", verklaarde hij op 11
mei jl. tijdens heit congres
Noise 2000 in Groningen, 'n
vergadering waarop desloin-
digen uit heel Europa de
problematiek rond de ge
luidshinder hebben bedis
cussieerd.
Wat kan er worden ge
daan? Het is in vele geval
len heel goed mogelijk om
de gevolgen van lawaai te
verminderen door bijvoor
beeld het dragen van oorbe
schermers, maar prof. Bure
ma ziet de oplossing van dit
probleem toch liever in een
aanpakken van de bron. In
fabriekshallen zouden veel
meer werktuigen zoals gene
ratoren en turbines omkast
moeten worden, de knalpot-
ten van brommers en ande
re vervoersmiddelen zouden
beter moeten worden uitge
voerd en ook aan de geluids
isolatie van huizen kan veel
meer worden gedaan dan
momenteel het geval is. Het
grote probleem is volgens
prof. Burema echter steeds,
dat deze eisen moeilijke ju
ridische facetten hebben,
vooral in het verkeer is het
heel ingewikkeld om iemand
die teveel lawaai veroor
zaakt „aan te pakken". Bo
vendien zou de lawaaigrens
van brommers omlaag moe
ten worden gebracht, aan
vankelijk was deze door TNO
vastgesteld op 70 decibel op
een afstand van 7,5 meter,
maar op aandringen van de
RAI werd de norm later op
geschroefd naar 77 decibel,
op een afstand van 7 meter.
Waar het wel mogelijk is
om de geluidshinder juri
disch in te tomen (bijvoor
beeld in de woningbouw) ge
beurt dat vaak niet omdat
er onvoldoende controle be
staat. De voorzitter van de
Stichting Geluidshinder acht
het noodzakelijk dat die re
gels beter worden nageleefd
en dat de normen nog stren
ger zouden moeten worden
(d.w.z. dat de huizen en flats
nog beter geïsoleerd zouden
moeten worden dan momen
teel wettelijk verplicht is).
Maar zoals overal op het ter
rein van de milieuhygiëne,
struikelen deze gerechtvaar
digde eisen ook hier op de
financiën. Een betere contro
le, afdoende maatregelen en
goede technische voorzienin
gen kosten geld en dat geld
is vaak elders nog harder no
dig dan hier, althans dat
denkt men.
Behalve het bepleiten van
meer aandacht voor de ge
luidshinder is de Stichting
Geluidshinder (waarin o.a.
vertegenwoordigd zijn: 'de
Algemene Nederlandse Ver
eniging voor Sociale Genees
kunde, het Instituut voor Ge
zondheidstechniek TNO, het
Koninklijk Instituut voor In
genieurs, de Koninklijke Ne
derlandse Toeristenbond AN
WB, de Nationale Federatie
voor de Geestelijke Volksge
zondheid en de Vereniging
van Nederlandse Gemeen
ten) ook nog praktisch ac
tief. Prof. Burema: „Als er
bijvoorbeeld een kerkvoogd
klaagt over het lawaai van
motorrijders tijdens de kerk
dienst, dan gaat er niet al
leen advies naar die kerk
voogd, maar dan richten we
ook een schrijven aan die
motorclub en vaak komen
we via een dergelijke be
middeling al tot een oplos
sing". Naast deze adviezen
aan particulieren tracht de
stichting ook de overheid te
stimuleren, brengt ze tech
nische aanbevelingen en ad
viezen tot stand en probeert
ze het wetenschappelijk on
derzoek te bevorderen. Ten
slotte organiseert de stich
ting congressen, vergade
ringen en andere bijeenkom
sten over geluidshinder ('dit
jaar komt er 'n geluidshinder
dag'). Kortom: de stichting
Geluidshinder doet al het
mogelijke om de nadelige in
vloeden van het lawaai te
verminderen en heeft hiertoe
een „sterk gezelschap" bij
eengebracht dat de komende
jaren voortdurend de aan
dacht zal blijven vragen.
Prof. Burema: „geluidshin
der zal ondanks alle goede
vooruitzichten de komende
10 jaar erg belangrijk blij-
vjp, want het is te lang een
stiefkind, een verwaarloosd
gebied geweest".