co 89.- 69. Stijgende belangstelling voor plastische chirurgie „Bond blijft in be hoefte voor zien Europese landen willen zelfde PER JAAR 2500 UITVINDINGEN IN ONS LAND isjes en film ten bben DR. A. MOLENAAR 00 Sensor amera BENAMING BESPREKING ZAKELIJK NIEUWE PRESIDENTE VAN PLATTELANDSVROUWEN ik 5 Voorlichting INTERNATIONAAL PARTICULIEREN let ;t automatische eling. SENSOR ritspanner voor toto's. Gecoat tar 1:2,8/42 mm. net rood/groen onderbelichting. Ilaadsysteem. 8 slichti ngsrege- oeker geeft aan ende licht is om objectief 1:1,8/15 ansport. excl. batterijen (Van een onzer verslaggevers) ARNHEM Er is een steeds stijgende vraag naar plastisch chirurgische ingrepen. On danks het kwalijke image dat bij het publiek nog altijd op geld doet, heeft de patiënt veel vertrouwen in de man, die hem of haar weer kan voor zien van een schoner „voor komen". De kaartenbakken bij de plas tisch chirurgen puilen uit. En ofschoon het hier niet alleen zo genaamde esthetische behandelin gen betreft, komt deze categorie toch rijkelijk aan bod. Het is hier nog niet zoals in New York, waar vijftig procent van de ingrepen ligt op het „schoonheidsvlak". Toch is er ook in Nederland meer ruimte gekomen voop deze operaties. En het is bepaald niet zo dat alleen de rijkeren zich eraan kunnen wa gen. Veel van de patiënten vallen onder de verplichte ziekenfondsre geling. Voor de plastische chirurgen mag het dan ook geen zaak zijn of de patiënt al dan niet verplicht ver zekerd is. De plastisch chirurg aan de Ne derlandse ziekenhuizen krijgt te ma ken met verschillende vormen van deze chirurgie. Op de eerste plaats zijn dat de aangeboren afwijkingen, zoals een hazelip; verder de onge- valschirurgie (gelaatsverwondingen, brandwonden, waarbij huidtrams- plam/tatie nodig is), tumorchirurgie (huidkanker), handchirurgie en es thetische chirurgie (face lifting, te grote en te kleine borsten, haviks neus enz.). Vooral deze laatste vorm van plastische chirurgie, ook in Ne derland, heeft er steeds meer mee te maken dat met deze zogenaamde „kosmetische" chirurgie (een woord dlat die behandelende artsen liever niet gebruiken) veel menselijk leed te verhelpen is- Een van de plastische chirurgen in Nederland, dr. Andries Molenaar in Arnhem krijgt veel esthetische ope raties te verrichten. Hij heeft alles tegen de benaming kosmetische- of schoonheidschirurgie, omdat het pu bliek maar al te vaak deze bena ming trekt in termen van schoon heidssalons enz. Dr. Andries Molenaar (35, ge trouwd, een kind) deed na zijn arts examen 514 jaar algemene chirur gie. Daarna kon hij naar Amerika en legde zich daar twee jaar - in een team van 12 plastische chirurgen - o a. toe op de esthetische chirurgie en heeft samen met dr. S. Th. Woudstra de plastische chirurgie in handen van de Arnhemse ziekenhui zen en het streekziekenhuis te Ben- nekom. Molenaar: „Ik zou geen schoon heids- of kosmetische chirurg willen zijn. Dat is de misvatting die over ons vak is gekomen door publikaties over plastisch chirurgen die niet als zodanig erkend zijn. Zij zijn niet ingeschreven en bij hen kan men dus ook nooit terecht voor vergoe ding van het ziekenfonds. Deze mensen maken reclame voor zichzelf en pretenderen dingen die ze niet waar kunnen maken.Zij vestigen zich vaak boven een schoonheidssa lon, hebben daar een kamertje waar ze de ingrepen „afhandelen". Zij moeten wel veel improviseren en kuininen complicaties die zich voor doen niet opvangen. Het is grote nonsens dat de (erkende) plastische chirurg een snijdende dameskapper of een bloedige schoonheidsspecialist zou zijn. De aard van het vak brengt nu eenmaal met zich dat functie én esthetiek samen moeten gaan". „Ons vak beweegt zich aan de oppervlakte van het menselijk li chaam en daarbij is belangrijk dat zo weinig mogelijk schade aan het uiterlijk wordt aangebracht. Bij het verwijderen van een gezwel aan het geteut bijvoorbeeld zaïl een plastisch chirurg ervoor dienen te zorgen dat het effect van de ingreep zo weinig mogelijk zichtbaar is. Hier in Arn hem (en ook elders) is de samen werking tussen de andere specialis ten en de plastische chirurgen zeer goed. Voor mij bestaat geen verschil tussen grote en kleine ingrepen. Voor elke operatie zet ik me vol ledig in. Het belangrijkste criterium voor mij is dat ik voldoening heb in mijn werk en dat de patiënt tevre den is. Dan is het voor mij geen zaak meer of het een grote of een zogenaamde routine-operatie betreft. Over routine-operaties kun je eigen lijk niet eens spreken Elke ingreep is belangrijk en behoort dan ook te gebeuren in een ziekenhuis. Daaro ver hoeven we verder niet te pra ten". Dr. Molenaar, die meer dan welke plastische chirurg in Nederland ook werkzaam is op het vlak van de esthetische chirurgie, bereidt zijn operaties terdege voor. Aan de hand van foto's, gemaakt voor de ingreep, bespreekt hij met de patiënt tot welke resultaat hij kan komen. Hij adviseert patiënten aan de hand van zijn jarenlange ervaring. Zijn persoonlijk oordeel speelt een belangrijke rol, bijvoorbeeld bij het vergroten en verkleinen van bor sten. Vrouwen met (te) kleine bor sten vragen hem vaak om (te) grote borsten. Zijn persoonlijke smaak gaat uit naar de niet te grote borst- prothesen, terwijl zijn collega liever iets grotere maten neemt. Hij zal bijvoorbeeld van een a-cup (klein) naar een b-cup gaan, maar nooit naar een c-cup (zeer groot). „Naar zijn mening heeft Raquel Welch zul ke maten", Hij zegt dat het vooral ligt aan de lengte en het postuur van de patiënt. „Ik wens een zo natuurlijke vorm, in harmonie met de rest van het lichaam. Dat is trouwens in heel mijn werk een punt. De patiënt wil er na de behan deling beter uitzien, bijvoorbeeld na face lifting. Maar het mag ook weer niet zo zijn dat de omgeving zegt: „wat ben jij veranderd". Men moet gewoon kunnen opmerken diait je er gezonder uitziet, een effect bijvoor beeld zoals bij iemand die net te rugkomt van de wintersport". In zijn kaartenbak staan veel neusreducties. „Ik doe veietl neu zen". Dienaangaande is er een goede samenwerking met de keel- neus, en oorarts. Esthetische behandelingen die voortaan onder de ziekenfonds vergoeding vallen zijn bijna alle borstverkleiningen, neusverkleinin- gen, flaporen en vetschort (te vlezi ge buik) „Oïiamgs had ik een pa tiënte van wier borsten ik totaal vier kilo heb afgehaald, twee kilo van elke borst". Steeds meer mensen kloppen aan bij de plastische chirurg. De rede nen waarom zij vaak ook van „zake lijke" aard. Een zakenvrouw is meer „waard" wanneer zij er gezond uit ziet. Een campinghoudster krijgt meer cliëntele wanneer haar borsten niet (te) klein zijn enz. Het zijn overwegingen die in deze tijd een belangrijke rol spelen en ook daar lieeft een plastische chirurg reke ning mee te houden. Vooralsnog bijft „op medische indicatie" een noodzakelijke voorwaarde voor zie kenfondsvergoeding. Ook al kan de plastisch chirurg dat voortaan veelal zelf bepalen zonder tussenkomst van een psychiater. Dr. A. Molenaars: „Ik zou geen schoonheids of kosmetisch chirurg willen zijn.' (Van een onzer verslaggevers) STOLWIJK Waar had, symbolisch gezien, de nieuwe presidente van de Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen, mevrouw A.I. van den Dool-de Graaff, beter kunnen wonen dan in de langzaam verstede lijkende plattelandsgemeente Stoiwijk. Dat vroeg ik mij af, toen ik door de uitgestrekte polders reed: een we.g, twee slo ten, de ene slapende boerderij naast de andere, vooroverge- leund van ouderdom. Is er niet een zelfde ontwikkeling gaande in de Bond van Plattelands vrouwen: verstedelijking? Maar heeft zo'n bond dan eigenlijk nog wel recht van bestaan? Zit er alleen al niet een discrimi natie in het woord Plattelands vrouwen? Ze zit tegenover me, gespitst op een verdediging van „haar" Platte landsvrouwen. Ze heeft een ex pressief gezicht, flitsende ogen- Naast vrouw van een arts en soms zijn praktijkassistente is ze moe der van vier kinderen die, nu wat ouder, haar volledig tijd gunnen voor haar pas aanvaarde president schap. .Ach. dat wij een bond zijn van en voor louter boerinnen is een zo verbreid misverstand dat we er al helemaal aan gewend zijn. Neem nu dit dorp, een agrarisch dorp dus We hebben hier 25 procent boerin nen en 75 procent andere platte landsbewoonsters als lid. Het lan delijk gemiddelde ligt iets hoger, ik dacht zo dat er daar een derde agrarische leden waren. In Fries land. Groningen, Drente heb je er allicht meer dan hier in Zuid- Holland. waar natuurlijk allemaal import "(lont Uiteindelijk ben ik zelf ook import geweest. Mevrouw A. I. van den Dool-de Graaff. Gaan de Plattelandsvrouwen niet aan haar doelstelling voorbij? „We hebben «sen doelstelling van zo'n veertig jaar geleden: het be vorderen van de belangen van het platteland in zijn geheel. Het gaat erom het leven in 't dorp een beetje aantrekkelijk te maken". De komst van een nieuwe presi dente brengt van veranderingen mee. Is dat nu ook het geval? „Och, die zijn al een beetje aan de gang eigenlijk. Natuurlijk blijft de huishoudtechndsche voorlichting, zoals kookles, naailes, bloemschik ken, alles rond een huishouden dus, maar daar komen bijv. hier in Zuid-Holland bij een aantal litera tuurkringen. Dames die daarvoor een opleiding hebben genoten le zen met een klein clubje een boek en bespreken dat. Liefst eem beetje moderne boeken, maar dat hangt ook van het dorp af. er zijn ge spreksleidsters opgeleid om in eem huiskamergroep te kunnen discus siëren, althans om daar leiding aan te kunnen geven, over alle punten die op het ogenblik aan de orde zijn. Noem ze maar op, milieuhy giëne, abortus, buitenshuiswerken- de vrouwen, alles wat op het ogen blik in het middelpunt van de algemene belangstelling staat of in die van de groep". Stelt de Bond zich achter de Dolle Mina's? „Misschien op een aantal punten wel. maar u moet niet vergeten hoe het hier gegroeid is. Een boe rin heeft helemaal geen behoefte aan een baan buitenshuis. Die werkt in het bedrijf mee Vrouwen van middenstanders idem dito. Er is dus een grote groep vrouwen die zich niet aangesproken voelt. Die vrouwen hebben zoveel werk op hun eigen bedrijf dat ze er gewoon geen tijd voor hebben. De bond is dus wel veranderd maar nog niet overbodig geworden. Mis schien komt dat ooit nog eens, maar ik heb de indruk, dat het voor heel veel vrouwen erg leuk is als ze ergens vreemd komen wo nen lid te worden, om de mensen op een andere manier te leren kannen. Een lid in een nieuw bouwwijk brengt vaak weer nieu we leden mee. Dat is zowel voor de oude als voor de nieuwe bewo ners leuk. Je moet natuurlijk wel zorgen dat je met een redelijk programma komt. De mensen wor den kritischer, gelukkig. Ze gaan bewuster kiezen". De naam plattelandsvrouwen al leen al een discriminatie?" „Nee, dat dacht ik niet. Ik vind juist het leuke, dat wij uit alle sociale lagen leden hebben. Na tuurlijk, er zijn bijna geen landar beiders meer, maar voorzover ze er zijn, kunnen de vrouwen er lid van zijn en zijn ze het ook". „Groeit het ledenaantal nog? „Nog altijd ja. De bond bestaat nu veertig jaar, maar het gekke is dat er bijvoorbeeld in Friesland afdelingen zijn die al, geloof ik, 52 jaar bestaan. Dat kan natuurlijk niet zou je zeggen, maar dat zijn afdelingen van de bond van oud leraressen aan het landbouwhuis- houdonderwijs. Die zijn toen over gestapt en ook plattelandsvrouwen geworden. Dat was wel in het verleden maar voor het heden kan ik gerust zeggen: Ik zie nog steeds toekomst in de bond". (Van een onzer verslaggevers) DEN HAAG De Nederlandse Octrooiraad (de super-ideeënbus' van ons land) behandelt per jaar 20.000 octrooi-aanvragen. Als men bedenkt, dat daarvan 17.500 uit het buitenland komen, zit men gelijk midden in het probleem waarover zich thans tal van octrooi-deskundigen buigen: hoe kunnen we in Europa tot een uni form stelsel komen? Dat is een belangrijk vraagstuk, want op het ogenblik is het zo, dat een octrooi alleen geldt in het land waar het is aangevraagd. Wil een ondernemer zijn vinding behalve in eigen land ook beschermen in ande re landen, dan moet hij in al die landen afzonderlijk octrooi aanvra gen (vandaar die 17.500 buitenland se aanvragen in ons land). Dat geeft uiteraard een enorme hoeveelheid (papieren) rompslomp. Een bijkomend probleem is dat elk land andere eisen stelt voor de er kenning van een octrooi. Om uit deze kostbare diversiteit te raken wordt op Europees niveau gewerkt aan een uniforme regeling. Ook in beperkter kring, namelijk in het Eu ropa van de Zes, zijn grootse plan nen Het streven is er op gericht om te komen tot een Europese octrooiraad, die bevoegd is octrooien te verlenen die gelden voor heel Europa. Dat zou niet alleen veel tijd, maar ook een enorme hoop geld besparen. Het internationale octrooi-insti tuut, dat sinds 1949 bestaat en in het gebouw van de Octrooiraad aan het Haagse Willem Witsenplein is gevestigd, kan in zeker opzicht de voorloper van de Europese Octrooi raad genoemd worden. Het instituut verricht voor de aangesloten landen (Nederland, België, Luxemburg, Frankrijk, Engeland,Zwitserland en Monaco) het onderzoek, dat nodig is om de stand van de techniek te kennen. Het instituut kan gezien worden als een servicebureau voor de octrooiraden. Het moet over een zo volledig mogelijke technische do cumentatie beschikken. De aard van de werkzaamheden van de Octrooiraad brengt veel in ternationale contacten met zich mee. De laatste jaren bestaan er ook vrij intensieve contacten met Oostblok landen als de Sovjet-Unie, Honga rije en Tsjecho-Slowakije. Sinds produkten uit Oostbloklanden ook op de westerse markt verschijnen zien die landen het belang in van octrooien. Zij willen hun produkten immers ook zo goed mogelijk be schermen tegen concurrentie. Hoe gaat het aanvragen van een octrooi in zijn werk? De aanvraag, die voorzien moet zijn van een korte aanduiding, een beschrijving van de stand der techniek en een litera tuuropgave, kan persoonlijk worden ingediend bij de raad, die overdag van tien tot vier uur open is. Omdat hier het motto „Wie het eerst komt, die het eerst maalt" van toepassing is, worden aan alle aanvragen voor zien van een tijdstempel. Voor mensen, die ineens 's avonds „de uitvinding van hun leven" doen en niet willen wachten tot de vol gende ochtend, heeft de Octrooiraad een vernuftige brievenbus in zijn gevel. Om twaalf uur 's nachts ver schuift daarin een tussenschot. Zo worden de aanvragen gescheiden in twee stapeltjes. Het ene wordt ge acht om middernacht te zijn binnen gekomen het ander om een minuut voor tien 's ochtends. Na het indienen van de aanvraag moet de uitvinder verzoeken om een vooronderzoek, dat dient om globaal vast te stellen wat er op het gebied van de uitvinding bekend is. Blijkt daaruit, dat de kans op octrooi- verlening redelijk -is dan moet de De nieuwbouw van de Nederlandse Octrooiraad. Over twee jaar hoopt men dit gebouw in gebruik te nemen. Het verrijst in de Plaspoelpolder (Rijswijk). uitvinder, om die verlening verzoe ken. binnen zeven dagen na de aan vraag, anders vervalt de zaak. De uiteindelijke verlening van het octrooi, waaraan nog tervisielegging en openbaarmaking van de aanvraag voorafgaat, is niet de laatste fase in de procedure. Ten slotte namelijk is oppositie mogelijk van mensen, die menen dat het octrooi een doublure is. Komt die oppositie niet binnen vier maanden, dan wordt het octrooi de finitief verleend. Verreweg de meeste octrooi-aan vragen komen van de industrie. Die is doorgaans het beste geïnformeerd over de stand van de techniek op een bepaald gebied. Daar wordt trouwens ook veel geld gestoken in het zoe ken van nieuwe vindingen of verbe teringen van bestaande. Echt spec taculaire vindingen worden niet al te dikwijls gedaan, althans in de ogen van niet-ingewijden. Het aan vragen van octrooi door particulie ren komt betrekkelijk weinig voor en is dikwijls ook zinloos als men geen industrie achter zich heeft, die de vinding in de praktijk toepast. Alleen dan brengt het geoctrooieer de produkt immers wat men ervan verwacht: geld. In 1969 werd min der dan een procent van het aantal octrooien aan particulieren verleend. Het betrof dan meestal simpele za ken als een bepaald soort spatlappen voor bromfietsen of een nieuw type achterlicht. De industrieën zijn zeer gebrand op octrooien, omdat daarmee de kos ten van research terugverdiend kun nen worden. Vaak echter komt men niet verder dan het aanvragen van octrooi, omdat men de toepassing te kostbaar of nog te onvolimaakt vindt. Een voorbeeld is de hetelucht- motor. In 1950 kwam Philips daar mee. Uit de literatuur bleek, dat er omstreeks 1870 ook al een hetelucht- motor was geconstrueerd, die nimmer is toegepast. Ook de heteluchtmotor van Philips werd tot heden niet in produktie genomen. Een ander voorbeeld is de ritsslui ting. Die dateert uit 1890. Zij werd voor het eerst met succes toegepast op Amerikaanse legerkleding tijdens de eerste wereldoorlog. Na de eer ste oorlog zag je de rits pas om streeks 1925 op burgerkleding.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1971 | | pagina 9