ant ie STEDEBOUW moet onder I democratische controle Stedeling van nu is moderne vluchteling veilig Professor David Jokinen op de Amerikaanse bouwtoer „Misschien komt ooit nog eens de tijd, dat we ons werkelijk thuisvoelen in onze stad" W. C. J. Boer Groeiproces Ideaal Niet verbeterd Geen uitdaging „Knullig" Weer thuis a iie u maar ijn! ruimer boekt u b|j tmera's toot apparatuur; senhand r handen :t vaardige omgeving, aide band, leen handigheid kkelijk kelijk is? Professor David Jokinen. Op zijn visitekaartje mag hij laten drukken: cityplanner, stadsontwerper. In 1935 geboren als Ame rikaan van Finse afkomst doet hij ook in Nederland van zich spreken als hij in 1959 naar ons land komt via een Fullbright Fellowship. Hij werkt een tijdje bij de Rijksdienst voor het Na tionale plan en daarna duikt hij tot 1963 onder bij de Provinciale planologische Dienst voor Zuid-Holland in Den Haag. Hoewel, onderduiken is het juiste woord niet. Hij doet al gauw stof op waaien met zijn iedeënplan voor het Haagse Bezuidenhout. In 1963 ontwerpt hij ook een verkeersplan, samen met ir. H. M Goudappel, voor Vlaardingen. In die tijd ontstonden aarzelend de ideeën de regeringszetel van Den Haag naar Harderwijk te verplaatsen, van Utrecht een dubbelstad te maken met zo'n 235.000 inwoners en Antwerpen langzamerhand aan Rotterdam vast te doen groeien. (Van een onzer verslaggevers) DEN HAAG City planner David Jokinen steekt zijn mening nooit onder stoelen of banken. Ook niet over de toekomst van Ne derlandse stedenbouw. „Hoe zal Nederland er in de toekomst uit gaan zien? Dat is een moeilijke vraag, want er zijn twee antwoorden op mogelijk: wat ik denk dat er gaat gebeuren en wat ik vind dat er zou moeten gebeuren. Wat het eerste betreft: Nederland zal er over twintig jaar precies zo uitzien als het er de afgelopen vijftien jaar heeft uitgezien. Er zal namelijk ongeveer hetzelfde gebeuren; een beetje experimentele wo ningbouw, wat experimentele stedebouw. Veel zal hetzelfde zijn als we nu al kennen, lelijke hoogbouw, lelijke stedenuitbreiding, veel din gen die veel te langzaam gaan". „Nee ik ben er zeker van dat Europa niet dezelfde weg opgaat als Amerika, zoals ik er ook absoluut zeker van ben dat er niet één oplos sing is voor Europa. Het verschil tussen die twee is te groot. In Euro pa zij de verschillen tussen de lan den onderling ook veel te groot. Dat is juist wat ik zo heerlijk vind van het reizen in Europa. Binnen een paar uur kom je een heel andere mentaliteit tegen. Goed, er zijn dou aneposten en het steeds weer geld wisselen maakt het moeilijk. Schaf dat af, voer één muntsoort in en desnoods één taal. Maar bewaar wél de oude architectuur, wél de oude mentaliteit, want je hebt hier veel meer de mogelijkheid voor ieder afzonderlijk om zijn eigen persoon lijkheid te zoeken dan in Amerika". „Als dit bereikt zou kunnen wor den, dan zeg ikEuropa is veel meer bewoonbaar dan Amerika. Nu nog niet. Hoe de steden in het Euro pa van dan zullen groeien is nu al te voorspellen. De stedelijke groei zal over de grenzen spoelen tot in heel Europa. Het i3 al begonnen met Genève en de Franse grensstrook. Basel en de Duitse, Lille en Roubaix en de Belgische, Triest en de Joego slavische grensstrook. Ai'beiders trekken daarheen waar de banen zijn". „De Randstad Holland ligt dichter bij België dan bij de Duitse grens. Bovendien begint het belang van de Rotterdamse en ook van de Ant- Rotterdamse en ook van de Antwerp se haven meer en meer verstrengeld en complementaire functies". „Het zou slechts een gezamenlijke regeringspolitiek behoeven om deze twee voornaamste Europese havens onder één autoriteit te brengen. Ik denk dat dit ook inderdaad zal ge beuren, en zelfs nog vóór 1980. Deze gigantische superhaven zal alle overige in Europa overschaduwen. Hij zal belangrijker zijn dan welk havencomplex ter wereld dan ook. Maar.... voor een huwelijk zijn twee willige partners nodig. De overwin naars zullen de werkers in beide landen zijn". Stedebouwkundige professor David Jokinen. „Wat ik vind dat zou moeten ge beuren heeft in eerste instantie niets te maken met stedebouw, maar met politieke veranderingen. Er zou een democratische controle moeten ko men op de gemeentebesturen. Dat heeft rechtstreeks invloed op de ste debouw. In Nederland zou elke twee jaar gestemd moeten worden voor nieuwe burgemeesters. Geen benoe ming dus meer en ook niet het Amerikaanse systeem. Let wel, deze verkiezingen gelden dus alleen voor de burgemeesters en niet voor de wethouders. Het systeem dat we nu hebben, maakt een democratische controle op de gemeentelijke over heid onmogelijk. Kijk, de bewoners van de nieuwbouw zijn toch eigen lijk de consumenten van de woon- markt. Ik wil met dit systeem berei ken, dat die consumenten met hun verlangens en grieven direct terecht kunnen bij hun burgemeester; die heeft er dan maar wat aan te doen. En hij zal het dan ook doen want anders wordt hij na twee jaar niet herkozen". „Dan is er nog iets wat noodzake lijk zou moeten gebeuren. De be taalde diensten van Openbare Wer ken van Amsterdam, Rotterdam en Den Haag en ook in de provincies met de helft verminderen. Heel een voudig ze moeten constant een groep hebben om aan nieuwe plannen te kunnen werken, en niet ambenaren die tot hun vijfenzestigjarige leef tijd in vaste dienst aan hun stoel gekluisterd blijven zitten. Die dien sten hebben behoefte aan jonge mensen met nieuwe ideeën, die bij elk nieuw project architecten kun nen aantrekken. Of het ooit zo zal gebeuren, durf ik als buitenstaander niet te zeggen. Ik wil alleen het systeem zo veranderen dat de con- sumptiemarkt zelf kan zeggen wat ze wil". „Want wat gebeurt er nu? De slechte voorbeelden van stedebouw liggen in Nederland voor het opra pen. Kijk eens naar Zoetermeer: het plan-Zoetermeer als slaapstaduit breiding van Den Haag is econo misch onefficiënt, sociaal een ver spilling en een onnodige nachtmer rie voor iedere forens. Deze kunst matige slaapkamerstad wordt een vergissing van de soort die we in Amerika nu al jarenlang maken. Er zou misschien nog iets aan te verbe teren zijn als er een heel groot meer en bos zou kunnen worden aange legd", aldus deze Amerikaanse ste debedwinger, die waarschijnlijk nog geen kennis genomen heeft van de volledige plannen van Zoetermeer. „Een heel wat betere oplossing zou zijn om Utrecht te verdubbelen, er een' dubbelstad van te maken. We praten nu wel over de Randstad maar er is geen echte Randstad. Je hebt drie grote steden en daarom wil ik Utrecht op hetzelfde niveau brengen en Rotterdam en Amster dam niet zo groot. Dan blijft de vraag of we een nieuwe stad moeten bouwen tussen deze vier steden in of dat we er een groen hart in aanleggen. Wat willen de inwoners van de Randstad zelf? Willen ze een groen hart, oké, maar dan ook geen snelwegen van Amsterdam naar Rotterdam dwars door het hart heen. Dat kan niet, want op het moment dat je grote snelwegen aan legt, komt ook de eerste bebouwing er, bij elke afrit moet een benzine station, een kleine winkel, een paar huisjes, volgend jaar weer een paar huisjes erbij en ga zo maar door. En voor je het weet, heb je onbewust een nieuwe langgerekte stad gecre ëerd". „Dat neemt niet weg, dat het hart van de Randstad een heel mooi punt zou zijn voor een nieuwe stad. Je kunt daar dan wonen en in Amster dam werken, je kinderen kunnen in Leiden of Utrecht naar de universi teit en je vrouw kan op de Lijnbaan in Rotterdam gaan winkelen". U sprak zojuist van de Amerikaan se vergissingen waar het om stede bouw gaat. Lopen wij niet het ge vaar dat ons Europa er over dertig jaar net zo zal uitzien als het Ame rika van nu? „Maar ik geloof dat ook zonder een officiële huwelijkspolitiek Rot terdam en Antwerpen naar elkaar toe zullen groeien. De urbanisatie volgt altijd de autosnelwegen. De nieuwe route binnendoor, over de brug bij Willemstad, zal de groei stimuleren van Bergen op Zoom en Roosendaal. De hele ontwikkeling zal hier onvermijdelijk stoelen op het verkeer te water en via auto snelwegen. Maar ook het luchtver keer moet niet veronachtzaamd wor den. Het zou mij niets verbazen als de regio van deze dubbele Benelux- haven de plaats zal worden voor een nieuw ultra-modern vliegveld. Ik kan mij 'n gemeenschappelijke K.L.M.-Sabenaluchthaven indenken, ergens in Zeeland. Die zal gelijke lijk de Randstad Holland in het noorden en de Belgische driehoek in het zuiden (Antwerpen, Brussel en Gent) kunnen bedienen". „Langs de Duitse grens zal de invasie waarschijnlijk eenzijdiger zijn. Venlo ligt dichter bij Duisburg dan Duisburg bij Dortmund. De Ruhr is een van de meest verontrei nigde plaatsen van heel Europa. Het water is er zo verzadigd van de olie dat het brandt. De lucht is er zo bezwangerd van vergif en rook dat binnenkort tien miljoen Duitsers ve le weken per jaar gasmaskers moe ten dragen. De topmensen uit de bedrijven zullen op nóg grotere af stand gaan wonen om aan frisse lucht te komen. Zij kunnen zich een villa op het platteland veroorloven, desnoods in het buitenland. Het ia! nog eens mode worden, erop te po chen dat men dagelijks als forens de ouderwetse internationale grenzen passeert. Tegen het einde van dit decennium zal de hele corridor tus sen Arnhem en Essen gevuld zijn met moderne éénverdiepingsfabrie- ken. Zij zullen profiteren van excel lente rail-, water- en autowegver bindingen. Deze omvangrijke nieu we arbeidsplaatsen zullen zowel Ne derlanders als Duitsers in diemst hebben. Ze zullen zelfs dikwijls sa men in een en dezelfde fabriek wer ken, mét al de aanwezige Turken, Spanjaarden, Joego-Slaven etcetera". „Juist in verband met die veran deringen die zich in het Europa van de toekomst gaan voltrekken wijs ik nog eens op mijn al uit 1963 stam mende plan de regeringszetel naar Harderwijk te verplaatsen. Rond Harderwijk moet de schrijftafel van Nederland komen. De regeringsbu reaus en kantoren in Den Haag ko men dan vrij voor de Amerikaanse en Engelse bedrijven, die zich graag daar zouden willen vestigen. Veel van die kantoren zitten nu in Lon den en Parijs. Ze zouden in Den Haag kunnen zitten als je Den Haag ziet als toekomstig kantoorcentrum. Voor het geld, dat de overheid voor die gebouwen krijgt, kan ze een nieuwe schrijftafelstad, efficiënt en economisch stichten dn het nieuwe land" De schrijftafel ln Harderwijk zal een werkstad worden. Ziet u dan een werkstad worden. Ziet u an daarnaast weer een woonstad verrij zen of zullen het meer tuindorpen worden? „Dat is moeilijk te zeggen", Een combinatie van die twee is het meest ideale. In een stad moet er plaats zijn voor elke leeftijd. Als je op de universiteit zit of net getrouwd bent of als je gepensio neerd bent dan is bijvoorbeeld de binnenstad van Amsterdam een heel mooie plaats om te wonen, maar als je getrouwd bent en kleine kinderen hebt dan moet je een tuin hebben. Wonen op een vierde etage is dan onmenselijk". „Er moet een veel grotere va riatie komen in de woningbouw. Niet alleen in de koopwoningen voor de rijken, maar ook in de woningwetbouw. Ik geloof dat de fout is dat de overheid van het principe uitgaat dat zij weten wat goed is voor de burgers. De stad is er voor de mensen die er wonen en niet voor de overheid. Wat wij in Nederland nodig hebben zijn meer grote privé-ontwikkelings- bedrijven, die een totale stad tot ontwikkeling kunnen brengen. Als dat eerder was gebeurd was het woningnoodprobleem allang opgelost. Op die manier is het na melijk mogelijk om meer wonin gen te bouwen voor aanmerkelijk minder geld." (Van een onzer verslaggevers) BREDA. De lange rechte ujen woonbloks of het nu een gezinswoningen zijn of torenhoge jats met de kleine privetuiu- les of de obligate strookjes ge- »eentegroen: verboden zich op le' gras te bevinden; ze zijn de natuurliefhebber een kwelling, de loloog een gruwel en de land- naparchitect een nachtmerrie. °ed, de naoorlogse woningbouw 's ia zo'n tempo ook al komt minster Schut dan weer niet aan ?n dit jaar gestelde aantal wo- ,'ugen en met zo weinig mid- Landschapsarchitect W. C. J. Boer Ra&EL. 5 - delen Vegrati van start gegaan dat aan in- ie van de bouw in het land- c aP en omgekeerd pas nu, en n°Lg aarzelend, gedacht wordt. ar aeeft niet een groot dichter dat wij Nederlanders al tijd wel vijftig jaar achterlopen? Hoe het ook zij, de uitbreidings plannen van vele gemeenten zgn al half in uitvoering als men vlot weg nog even een paar gras strookjes „plant", wat bolletjes in de grond stopt en ziezo, klaar is Kees, we hebben de natuur weer geïntegreerd in de woongemeen schap. Nog erger, we zijn in staat complete woonsteden te maken boven en onder de grond het Centre de la Défense in Parijs is er het voorbeeld van die een steenwoestenij zijn zonder één prietje groen. Kinderen groeien op tussen gepar keerde auto's en geparkeerde woon gebouwen. Beangstigend. Waar is het contact met de natuur? Kunnen we aan dat gemis iets doen? Heeft de stad als woongemeenschap ge combineerd met werkgemeenschap nog wel zin, moeten we heel andere plannen maken, waarbij de bioloog een zinnig woord meespreekt? De heer W. C. J. Boer, tuin- en landschapsarchitect BNT zegt hiero ver: „Als de vraag ons beklemt of onze huidige nieuwe woonwijken en woonsteden optimaal voldoen aan het verlangen naar een hoogwaardig leefmilieu en een ontkennend ant woord daarop meer en meer door klinkt, dan geldt dit in het bijzon der met betrekking tot de vrijetijds besteding binnen het woonmilieu, dat te weinig mogelijkheden biedt voor individuele zelfwerkzaamheid en gemeenschappelijke activiteiten, voor afzondering en ontmoeting. Het afnemen van de tuin elementair component van eigen domein heeft vooral veel afbreuk gedaan dan de leefbaarheid in stedelijke milieus- voor een grote groep van de bevol king in hun expanderende levensfa se. Het gaat hier om het begrip tuin in zijn oerkunde: „omheining" van eigen domein waar je jezelf kunt zijn, individualiteit als voorwaarde tot gemeenschapsleven en maat schappelijke solidariteit". „Het feit dat de buren in je „bui tenwoonkamer" kunnen kijken, dwingt velen weer juist tot die aan passing en beperking van activitei ten waardoor de zgn. grotere woort- vrijheid in randgemeenten toch maar betrekkelijk is. Andere woon vormen zijn nodig om de tuin weer geschikt te kunnen maken voor ver scheidenheid van gebruik naar tijd- Jttip, seizoen en gieza nsst ruotuiur waarbinnen weer een divergerende individualiteit zijn eigen woonver- langens heeft". „De verschijningsvorm van de ïuidige groenstrookvoorziening in ruil voor de tuin, het plein, de gracht en het park en ten onrechte beschouwd als identiek vor het mo derne open-ruimtebeeld, heeft noch het klimaat voor ontplooiingsmoge lijkheden verbeterd in hoogbouw wijken, noch de „natuur bij het huis" gebracht, terwijl het overheer sende netheidsbeeld van versiering n aankleding een miskenning is van de betekenis die het „groen" zou kunnen hebben bijvoorbeeld als „wildernis" in het ruige en avon tuurlijke spel van de jeugd. Deze groenvoorziening is ook nauwelijks in staat gebleken de concentrische voortwoekering te structureren, de verstrikking daarvan tegen te gaan. terwijl stedelijkheid, daarentegen in de zin van beschutting en besloten heid in de gebouwde woonomgeving door een ongedifferentieerde „ver kaveling" in bouwvormen en groen stroken evenmin bereikt is. Binnen is beklemmend binnen en buiten is ongenaakbaar buiten, omdat het bin nen geen buiten en het buiten geer binnen heeft". De kunstmatigheid en zelfs ge kunsteldheid van veel „stedelijke groenvoorzieningen" hebben de tuin architectuur gedegradeerd tot de techniek van „tochtgatenbeheersing" en de landschapsarchitectuur tot compenserende maatregelen naast en los van de stad". Kijk, ik geloof nog steeds dat de stad betekenis heeft voor het wonen van de mens, al is het niet meer dezelfde betekenis van heel vroeger toen de stad een veste was die moest besehermen tegen aanvallen van buiten". Er zijn stadsmodellen denkbaar, en dan denk ik speciaal aan middel grote steden, waarop je nog kunt uitbreiden zonder dat het één grote koek wordt. Je kunt nog een hoofd centrum hebben, de oude stad. die voelbaar meedoet in het totaalbe stand. Dat geldt zeker voor steden met een middeleeuwse kern als Delft, Gouda, Alkmaar, Amersfoort". Wat moet je doen? Moet je een stad uitbreiden of moet je ergens een nieuwe stad maken? Moet je misschien en groot aantal kleinere steden creëren diet op zichzelf een homogene afgrond geheel vormen? Alle relaties, zowel met het stede lijk leven als met het buitenleven moeten voelbaar zijn, maar waar ligt de grens tussen voetbaar en niet-voelbaar? Welke structuren kun ie tekenen waarin het voelbaar nog net denkbaar is. Dan denk je aan een langgerekte stad, een vingervor- mige stad, dat hangt ook van jet landschappelijke gegeven af. On's deltagebied met de langge rekte landschappen langs de loop van onze grote rivieren, onze heuvelrug gen, allemaal lineaire structuren die je als begeleiding zou kunnen ge bruiken bij de stedelijke ontwikke ling. Dan heb je als het ware direkt contact met het buiten zijn, maar toch binnen een klein gebied een sterk besloten stedelijk leven. Daar wordt echter alleen maar over ge schreven en de plannen worden ge- ekend. We durven het exper.men niet eens aan. Weet je, kosten mo gen daarin geen rol spelen: als ie durft te praten over woonexperi- menten dan moet je ook de moed hebben eens een miljard eraan kwijt te raken". „En wat de relatie binnen-buiten betreft, ik geloof dat de Nederland se architect in ons klimaat, in onze landschappen de uitdaging nooit heeft gekend. De opgespoten zand vlaktes waarop in Amsterdam en Rotterdam nieuwe woonwijken ont staan nemen ook elke uitdaging weg: het landschap is weg Er staa' tegenover dat je zoveel hectaren maagdelijke grond hebt. die op ziel inspirerend kunnen werken. Je hebf carte blanche. En dan lukt het nog niet. Dan nog zetten we alleen maar blokken neer met zogenaamd ge meenschappelijke tuinen, Maar een echt gemeenschappelijke tuin zal nooit van de grond komen wanneer de relatie met dat gebouw van zo veel lagen niet van horizontaal naar verticaal ergens één ding wordt". Die blinde onderhuizen moeten onder de flats uit. Er moet iets ingebouwd worden, waar kinderen iets aan hebben en dat moet dan naar buiten doorlopen. Pergola's, tuinmuren, zitjes, kinderspeelplaat sen, dan ga je ongemerkt van de tuin het gebouw in. Ongemerkt ben je thuis. Nu moet je de deur in en de trap op of de lift in. Er is nooit over gedacht dat het ook anders kon. Ter verontschuldi ging mag misschien gezegd worden dat de woningnood de architecten geen tijd heeft gegund om visionair te denken. En als ze iets hadden wat anders was dan hadden ze er geen geld voor". Zoals ik het nu schilderde is er de recreatiemogelijkheid voor iedereen bij zijn woonomgeving. Het alterna tief is grote opvangcentra voor de recreatie van de stedeling, maar waar ligt de capaciteit die je nodig hebt om de stedeling uit de randstad Holland, met zijn grote industriali satie, te kunnen laten recreëren. We zijn er te enen male niet met die knullige plannetjes die we nu na tien jaar knokken opgezet hebben voor Midden-Delfland. We hebben nog steeds geen tweede Amsterdam se Bos, of een tweede Kralinger- hput. In Nederland heb je voor zul ke plannen minstens vijfentwintig jaar nodig, rekening houdend met een redelijke traagheidsfactor. Vijf entwintig jaar is wel het minimum voordat hier een visie realiteit wordt, begrepen wordt, onderkend wordt als visie" „Een van onze laatste kansen om stedelijk wonen in verband met die recreatie aanvaardbaar te maken is een structuur brengen die gecon fronteerd is met het landschap, het andschap erin betrekt. Ik ben van mening dat wij met onze gegevens structuren kunnen maken waarin je bij wijze van spreken maar tien minuten hoeft te lopen om vanuit een zeer duidelijk stedelijk milieu in de vrije natuur te komen. Als we dal als een droom zien en in de toekom stige woningbouw niet toepassen dan zullen we met de ellende blij ven zitten van de enorme exodus in het weekeinde. Maar je moet eerst een droom werkelijkheid maken om te weten of het een spookbeeld of een nachtmerrie geweest is". „Het stimuleren van nieuwe woonvormen dient daarom niet be perkt te blijven tot de directe ge bouwde woonomgeving, maar ook op een leefmilieu als totaliteit van wo nen, recreatie en landschap te wor den betrokken. Het woord experi ment dat gedachten oproept aan een vermetel waagstuk, is ongelukkig gekozen voor nieuwe woonvormen, die duidelijk beter zijn en waardoor nauwelijks meer iets fout kan gaan. niet fouter dan het al is". „Misschien is het over dertig Jaar mogelijk om woningen te bouwen die in de natuur zijn opgenomen zonder dat ze aan die natuur af breuk doen en zonder dat ze ook aan het stedelijk leven afbreuk doen. En daar gaat het om, want wat betekent stedelijk leven: een gevoel van thuiszijn van beschut ting. En dat geldt nog, ook al hebben we geen gevaarlijke natuur meer om ons heen. En al hoeven we geen vestingsteden meer te maken. Het binnenkomen in een stedelijk milieu is toch steeds weer het ge voel krijgen van jongens, we zijn weer thuis. En nu gebeurt het omge keerde: we zeggen jongens, we moe ten eruit. De stedeling van nu is een displaced person. Daarom geloof ik dat de herwaardering van de stad een punt is waar we in de toe komst naar toe moeten werken. Ik zou anders niet weten hoe we da mens in nederzettingen kunnen on derbrengen". „Het kan alleen veranderen, en dan zijn we op hetzelfde onderwerp teruggekomen, als we de zaak goed aanpakken door de natuur in de stad te halen en de stad naar de natuur terug te brengen. Dat is voor mij een wezenlijke opgave en zeker geen droombeeld". Het scheppen van groenelementen buiten de stad als opvangcentrum voor de weekendvlucht van de „ont heemde stedeling" is geen wezenlij ke oplossing wanneer niet eerst het wonen zelf uit de ban van zijn denigrerende beperkingen wordt be vrijd. Recreatie, zichzelf realiseren, is met alle engebonden aan de vrije tijd, verweven als het is in een totaal proces en dat is waar we van uit moeten gaan. Maar misschien is dat voorlopig slechts nieuw voer voor sociologen".

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1970 | | pagina 35