ant
ie
STEDEBOUW
moet onder
I democratische controle
Stedeling van nu is moderne vluchteling
veilig
Professor David Jokinen
op de Amerikaanse bouwtoer
„Misschien
komt ooit
nog eens
de tijd,
dat
we ons
werkelijk
thuisvoelen
in
onze stad"
W. C. J. Boer
Groeiproces
Ideaal
Niet verbeterd
Geen uitdaging
„Knullig"
Weer thuis
a
iie u maar
ijn!
ruimer
boekt u b|j
tmera's toot
apparatuur;
senhand
r handen
:t vaardige
omgeving,
aide band,
leen handigheid
kkelijk
kelijk is?
Professor David Jokinen. Op zijn visitekaartje mag hij laten
drukken: cityplanner, stadsontwerper. In 1935 geboren als Ame
rikaan van Finse afkomst doet hij ook in Nederland van zich
spreken als hij in 1959 naar ons land komt via een Fullbright
Fellowship. Hij werkt een tijdje bij de Rijksdienst voor het Na
tionale plan en daarna duikt hij tot 1963 onder bij de Provinciale
planologische Dienst voor Zuid-Holland in Den Haag. Hoewel,
onderduiken is het juiste woord niet. Hij doet al gauw stof op
waaien met zijn iedeënplan voor het Haagse Bezuidenhout. In
1963 ontwerpt hij ook een verkeersplan, samen met ir. H. M
Goudappel, voor Vlaardingen. In die tijd ontstonden aarzelend
de ideeën de regeringszetel van Den Haag naar Harderwijk te
verplaatsen, van Utrecht een dubbelstad te maken met zo'n
235.000 inwoners en Antwerpen langzamerhand aan Rotterdam
vast te doen groeien.
(Van een onzer verslaggevers)
DEN HAAG City planner David Jokinen steekt zijn mening
nooit onder stoelen of banken. Ook niet over de toekomst van Ne
derlandse stedenbouw.
„Hoe zal Nederland er in de toekomst uit gaan zien? Dat is een
moeilijke vraag, want er zijn twee antwoorden op mogelijk: wat ik
denk dat er gaat gebeuren en wat ik vind dat er zou moeten gebeuren.
Wat het eerste betreft: Nederland zal er over twintig jaar precies zo
uitzien als het er de afgelopen vijftien jaar heeft uitgezien. Er zal
namelijk ongeveer hetzelfde gebeuren; een beetje experimentele wo
ningbouw, wat experimentele stedebouw. Veel zal hetzelfde zijn als
we nu al kennen, lelijke hoogbouw, lelijke stedenuitbreiding, veel din
gen die veel te langzaam gaan".
„Nee ik ben er zeker van dat
Europa niet dezelfde weg opgaat als
Amerika, zoals ik er ook absoluut
zeker van ben dat er niet één oplos
sing is voor Europa. Het verschil
tussen die twee is te groot. In Euro
pa zij de verschillen tussen de lan
den onderling ook veel te groot. Dat
is juist wat ik zo heerlijk vind van
het reizen in Europa. Binnen een
paar uur kom je een heel andere
mentaliteit tegen. Goed, er zijn dou
aneposten en het steeds weer geld
wisselen maakt het moeilijk. Schaf
dat af, voer één muntsoort in en
desnoods één taal. Maar bewaar wél
de oude architectuur, wél de oude
mentaliteit, want je hebt hier veel
meer de mogelijkheid voor ieder
afzonderlijk om zijn eigen persoon
lijkheid te zoeken dan in Amerika".
„Als dit bereikt zou kunnen wor
den, dan zeg ikEuropa is veel
meer bewoonbaar dan Amerika. Nu
nog niet. Hoe de steden in het Euro
pa van dan zullen groeien is nu al
te voorspellen. De stedelijke groei
zal over de grenzen spoelen tot in
heel Europa. Het i3 al begonnen met
Genève en de Franse grensstrook.
Basel en de Duitse, Lille en Roubaix
en de Belgische, Triest en de Joego
slavische grensstrook. Ai'beiders
trekken daarheen waar de banen
zijn".
„De Randstad Holland ligt dichter
bij België dan bij de Duitse grens.
Bovendien begint het belang van de
Rotterdamse en ook van de Ant-
Rotterdamse en ook van de Antwerp
se haven meer en meer verstrengeld
en complementaire functies".
„Het zou slechts een gezamenlijke
regeringspolitiek behoeven om deze
twee voornaamste Europese havens
onder één autoriteit te brengen. Ik
denk dat dit ook inderdaad zal ge
beuren, en zelfs nog vóór 1980. Deze
gigantische superhaven zal alle
overige in Europa overschaduwen.
Hij zal belangrijker zijn dan welk
havencomplex ter wereld dan ook.
Maar.... voor een huwelijk zijn twee
willige partners nodig. De overwin
naars zullen de werkers in beide
landen zijn".
Stedebouwkundige professor David Jokinen.
„Wat ik vind dat zou moeten ge
beuren heeft in eerste instantie niets
te maken met stedebouw, maar met
politieke veranderingen. Er zou een
democratische controle moeten ko
men op de gemeentebesturen. Dat
heeft rechtstreeks invloed op de ste
debouw. In Nederland zou elke twee
jaar gestemd moeten worden voor
nieuwe burgemeesters. Geen benoe
ming dus meer en ook niet het
Amerikaanse systeem. Let wel, deze
verkiezingen gelden dus alleen voor
de burgemeesters en niet voor de
wethouders. Het systeem dat we nu
hebben, maakt een democratische
controle op de gemeentelijke over
heid onmogelijk. Kijk, de bewoners
van de nieuwbouw zijn toch eigen
lijk de consumenten van de woon-
markt. Ik wil met dit systeem berei
ken, dat die consumenten met hun
verlangens en grieven direct terecht
kunnen bij hun burgemeester; die
heeft er dan maar wat aan te doen.
En hij zal het dan ook doen want
anders wordt hij na twee jaar niet
herkozen".
„Dan is er nog iets wat noodzake
lijk zou moeten gebeuren. De be
taalde diensten van Openbare Wer
ken van Amsterdam, Rotterdam en
Den Haag en ook in de provincies
met de helft verminderen. Heel een
voudig ze moeten constant een groep
hebben om aan nieuwe plannen te
kunnen werken, en niet ambenaren
die tot hun vijfenzestigjarige leef
tijd in vaste dienst aan hun stoel
gekluisterd blijven zitten. Die dien
sten hebben behoefte aan jonge
mensen met nieuwe ideeën, die bij
elk nieuw project architecten kun
nen aantrekken. Of het ooit zo zal
gebeuren, durf ik als buitenstaander
niet te zeggen. Ik wil alleen het
systeem zo veranderen dat de con-
sumptiemarkt zelf kan zeggen wat
ze wil".
„Want wat gebeurt er nu? De
slechte voorbeelden van stedebouw
liggen in Nederland voor het opra
pen. Kijk eens naar Zoetermeer: het
plan-Zoetermeer als slaapstaduit
breiding van Den Haag is econo
misch onefficiënt, sociaal een ver
spilling en een onnodige nachtmer
rie voor iedere forens. Deze kunst
matige slaapkamerstad wordt een
vergissing van de soort die we in
Amerika nu al jarenlang maken. Er
zou misschien nog iets aan te verbe
teren zijn als er een heel groot meer
en bos zou kunnen worden aange
legd", aldus deze Amerikaanse ste
debedwinger, die waarschijnlijk nog
geen kennis genomen heeft van de
volledige plannen van Zoetermeer.
„Een heel wat betere oplossing
zou zijn om Utrecht te verdubbelen,
er een' dubbelstad van te maken. We
praten nu wel over de Randstad
maar er is geen echte Randstad. Je
hebt drie grote steden en daarom
wil ik Utrecht op hetzelfde niveau
brengen en Rotterdam en Amster
dam niet zo groot. Dan blijft de
vraag of we een nieuwe stad moeten
bouwen tussen deze vier steden in
of dat we er een groen hart in
aanleggen. Wat willen de inwoners
van de Randstad zelf? Willen ze een
groen hart, oké, maar dan ook geen
snelwegen van Amsterdam naar
Rotterdam dwars door het hart
heen. Dat kan niet, want op het
moment dat je grote snelwegen aan
legt, komt ook de eerste bebouwing
er, bij elke afrit moet een benzine
station, een kleine winkel, een paar
huisjes, volgend jaar weer een paar
huisjes erbij en ga zo maar door. En
voor je het weet, heb je onbewust
een nieuwe langgerekte stad gecre
ëerd".
„Dat neemt niet weg, dat het hart
van de Randstad een heel mooi punt
zou zijn voor een nieuwe stad. Je
kunt daar dan wonen en in Amster
dam werken, je kinderen kunnen in
Leiden of Utrecht naar de universi
teit en je vrouw kan op de Lijnbaan
in Rotterdam gaan winkelen".
U sprak zojuist van de Amerikaan
se vergissingen waar het om stede
bouw gaat. Lopen wij niet het ge
vaar dat ons Europa er over dertig
jaar net zo zal uitzien als het Ame
rika van nu?
„Maar ik geloof dat ook zonder
een officiële huwelijkspolitiek Rot
terdam en Antwerpen naar elkaar
toe zullen groeien. De urbanisatie
volgt altijd de autosnelwegen. De
nieuwe route binnendoor, over de
brug bij Willemstad, zal de groei
stimuleren van Bergen op Zoom en
Roosendaal. De hele ontwikkeling
zal hier onvermijdelijk stoelen op
het verkeer te water en via auto
snelwegen. Maar ook het luchtver
keer moet niet veronachtzaamd wor
den. Het zou mij niets verbazen als
de regio van deze dubbele Benelux-
haven de plaats zal worden voor een
nieuw ultra-modern vliegveld. Ik
kan mij 'n gemeenschappelijke
K.L.M.-Sabenaluchthaven indenken,
ergens in Zeeland. Die zal gelijke
lijk de Randstad Holland in het
noorden en de Belgische driehoek in
het zuiden (Antwerpen, Brussel en
Gent) kunnen bedienen".
„Langs de Duitse grens zal de
invasie waarschijnlijk eenzijdiger
zijn. Venlo ligt dichter bij Duisburg
dan Duisburg bij Dortmund. De
Ruhr is een van de meest verontrei
nigde plaatsen van heel Europa. Het
water is er zo verzadigd van de olie
dat het brandt. De lucht is er zo
bezwangerd van vergif en rook dat
binnenkort tien miljoen Duitsers ve
le weken per jaar gasmaskers moe
ten dragen. De topmensen uit de
bedrijven zullen op nóg grotere af
stand gaan wonen om aan frisse
lucht te komen. Zij kunnen zich een
villa op het platteland veroorloven,
desnoods in het buitenland. Het ia!
nog eens mode worden, erop te po
chen dat men dagelijks als forens de
ouderwetse internationale grenzen
passeert. Tegen het einde van dit
decennium zal de hele corridor tus
sen Arnhem en Essen gevuld zijn
met moderne éénverdiepingsfabrie-
ken. Zij zullen profiteren van excel
lente rail-, water- en autowegver
bindingen. Deze omvangrijke nieu
we arbeidsplaatsen zullen zowel Ne
derlanders als Duitsers in diemst
hebben. Ze zullen zelfs dikwijls sa
men in een en dezelfde fabriek wer
ken, mét al de aanwezige Turken,
Spanjaarden, Joego-Slaven etcetera".
„Juist in verband met die veran
deringen die zich in het Europa van
de toekomst gaan voltrekken wijs ik
nog eens op mijn al uit 1963 stam
mende plan de regeringszetel naar
Harderwijk te verplaatsen. Rond
Harderwijk moet de schrijftafel van
Nederland komen. De regeringsbu
reaus en kantoren in Den Haag ko
men dan vrij voor de Amerikaanse
en Engelse bedrijven, die zich graag
daar zouden willen vestigen. Veel
van die kantoren zitten nu in Lon
den en Parijs. Ze zouden in Den
Haag kunnen zitten als je Den Haag
ziet als toekomstig kantoorcentrum.
Voor het geld, dat de overheid voor
die gebouwen krijgt, kan ze een
nieuwe schrijftafelstad, efficiënt en
economisch stichten dn het nieuwe
land"
De schrijftafel ln Harderwijk zal
een werkstad worden. Ziet u dan
een werkstad worden. Ziet u an
daarnaast weer een woonstad verrij
zen of zullen het meer tuindorpen
worden?
„Dat is moeilijk te zeggen",
Een combinatie van die twee is
het meest ideale. In een stad moet
er plaats zijn voor elke leeftijd. Als
je op de universiteit zit of net
getrouwd bent of als je gepensio
neerd bent dan is bijvoorbeeld de
binnenstad van Amsterdam een heel
mooie plaats om te wonen, maar als
je getrouwd bent en kleine kinderen
hebt dan moet je een tuin hebben.
Wonen op een vierde etage is dan
onmenselijk".
„Er moet een veel grotere va
riatie komen in de woningbouw.
Niet alleen in de koopwoningen
voor de rijken, maar ook in de
woningwetbouw. Ik geloof dat de
fout is dat de overheid van het
principe uitgaat dat zij weten wat
goed is voor de burgers. De stad
is er voor de mensen die er wonen
en niet voor de overheid. Wat wij
in Nederland nodig hebben zijn
meer grote privé-ontwikkelings-
bedrijven, die een totale stad tot
ontwikkeling kunnen brengen.
Als dat eerder was gebeurd was
het woningnoodprobleem allang
opgelost. Op die manier is het na
melijk mogelijk om meer wonin
gen te bouwen voor aanmerkelijk
minder geld."
(Van een onzer verslaggevers)
BREDA. De lange rechte
ujen woonbloks of het nu een
gezinswoningen zijn of torenhoge
jats met de kleine privetuiu-
les of de obligate strookjes ge-
»eentegroen: verboden zich op
le' gras te bevinden; ze zijn de
natuurliefhebber een kwelling, de
loloog een gruwel en de land-
naparchitect een nachtmerrie.
°ed, de naoorlogse woningbouw
's ia zo'n tempo ook al komt
minster Schut dan weer niet aan
?n dit jaar gestelde aantal wo-
,'ugen en met zo weinig mid-
Landschapsarchitect W. C. J. Boer Ra&EL. 5 -
delen
Vegrati
van start gegaan dat aan in-
ie van de bouw in het land-
c aP en omgekeerd pas nu, en
n°Lg aarzelend, gedacht wordt.
ar aeeft niet een groot dichter
dat wij Nederlanders al
tijd wel vijftig jaar achterlopen?
Hoe het ook zij, de uitbreidings
plannen van vele gemeenten zgn
al half in uitvoering als men vlot
weg nog even een paar gras
strookjes „plant", wat bolletjes in
de grond stopt en ziezo, klaar is
Kees, we hebben de natuur weer
geïntegreerd in de woongemeen
schap. Nog erger, we zijn in staat
complete woonsteden te maken
boven en onder de grond het
Centre de la Défense in Parijs is
er het voorbeeld van die een
steenwoestenij zijn zonder één
prietje groen.
Kinderen groeien op tussen gepar
keerde auto's en geparkeerde woon
gebouwen. Beangstigend. Waar is
het contact met de natuur? Kunnen
we aan dat gemis iets doen? Heeft
de stad als woongemeenschap ge
combineerd met werkgemeenschap
nog wel zin, moeten we heel andere
plannen maken, waarbij de bioloog
een zinnig woord meespreekt?
De heer W. C. J. Boer, tuin- en
landschapsarchitect BNT zegt hiero
ver:
„Als de vraag ons beklemt of onze
huidige nieuwe woonwijken en
woonsteden optimaal voldoen aan
het verlangen naar een hoogwaardig
leefmilieu en een ontkennend ant
woord daarop meer en meer door
klinkt, dan geldt dit in het bijzon
der met betrekking tot de vrijetijds
besteding binnen het woonmilieu,
dat te weinig mogelijkheden biedt
voor individuele zelfwerkzaamheid
en gemeenschappelijke activiteiten,
voor afzondering en ontmoeting. Het
afnemen van de tuin elementair
component van eigen domein
heeft vooral veel afbreuk gedaan dan
de leefbaarheid in stedelijke milieus-
voor een grote groep van de bevol
king in hun expanderende levensfa
se. Het gaat hier om het begrip tuin
in zijn oerkunde: „omheining" van
eigen domein waar je jezelf kunt
zijn, individualiteit als voorwaarde
tot gemeenschapsleven en maat
schappelijke solidariteit".
„Het feit dat de buren in je „bui
tenwoonkamer" kunnen kijken,
dwingt velen weer juist tot die aan
passing en beperking van activitei
ten waardoor de zgn. grotere woort-
vrijheid in randgemeenten toch
maar betrekkelijk is. Andere woon
vormen zijn nodig om de tuin weer
geschikt te kunnen maken voor ver
scheidenheid van gebruik naar tijd-
Jttip, seizoen en gieza nsst ruotuiur
waarbinnen weer een divergerende
individualiteit zijn eigen woonver-
langens heeft".
„De verschijningsvorm van de
ïuidige groenstrookvoorziening in
ruil voor de tuin, het plein, de
gracht en het park en ten onrechte
beschouwd als identiek vor het mo
derne open-ruimtebeeld, heeft noch
het klimaat voor ontplooiingsmoge
lijkheden verbeterd in hoogbouw
wijken, noch de „natuur bij het
huis" gebracht, terwijl het overheer
sende netheidsbeeld van versiering
n aankleding een miskenning is van
de betekenis die het „groen" zou
kunnen hebben bijvoorbeeld als
„wildernis" in het ruige en avon
tuurlijke spel van de jeugd. Deze
groenvoorziening is ook nauwelijks
in staat gebleken de concentrische
voortwoekering te structureren, de
verstrikking daarvan tegen te gaan.
terwijl stedelijkheid, daarentegen in
de zin van beschutting en besloten
heid in de gebouwde woonomgeving
door een ongedifferentieerde „ver
kaveling" in bouwvormen en groen
stroken evenmin bereikt is. Binnen
is beklemmend binnen en buiten is
ongenaakbaar buiten, omdat het bin
nen geen buiten en het buiten geer
binnen heeft".
De kunstmatigheid en zelfs ge
kunsteldheid van veel „stedelijke
groenvoorzieningen" hebben de tuin
architectuur gedegradeerd tot de
techniek van „tochtgatenbeheersing"
en de landschapsarchitectuur tot
compenserende maatregelen naast
en los van de stad".
Kijk, ik geloof nog steeds dat de
stad betekenis heeft voor het wonen
van de mens, al is het niet meer
dezelfde betekenis van heel vroeger
toen de stad een veste was die
moest besehermen tegen aanvallen
van buiten".
Er zijn stadsmodellen denkbaar,
en dan denk ik speciaal aan middel
grote steden, waarop je nog kunt
uitbreiden zonder dat het één grote
koek wordt. Je kunt nog een hoofd
centrum hebben, de oude stad. die
voelbaar meedoet in het totaalbe
stand. Dat geldt zeker voor steden
met een middeleeuwse kern als
Delft, Gouda, Alkmaar, Amersfoort".
Wat moet je doen? Moet je een
stad uitbreiden of moet je ergens
een nieuwe stad maken? Moet je
misschien en groot aantal kleinere
steden creëren diet op zichzelf een
homogene afgrond geheel vormen?
Alle relaties, zowel met het stede
lijk leven als met het buitenleven
moeten voelbaar zijn, maar waar
ligt de grens tussen voetbaar en
niet-voelbaar? Welke structuren kun
ie tekenen waarin het voelbaar nog
net denkbaar is. Dan denk je aan
een langgerekte stad, een vingervor-
mige stad, dat hangt ook van jet
landschappelijke gegeven af.
On's deltagebied met de langge
rekte landschappen langs de loop van
onze grote rivieren, onze heuvelrug
gen, allemaal lineaire structuren die
je als begeleiding zou kunnen ge
bruiken bij de stedelijke ontwikke
ling. Dan heb je als het ware direkt
contact met het buiten zijn, maar
toch binnen een klein gebied een
sterk besloten stedelijk leven. Daar
wordt echter alleen maar over ge
schreven en de plannen worden ge-
ekend. We durven het exper.men
niet eens aan. Weet je, kosten mo
gen daarin geen rol spelen: als ie
durft te praten over woonexperi-
menten dan moet je ook de moed
hebben eens een miljard eraan kwijt
te raken".
„En wat de relatie binnen-buiten
betreft, ik geloof dat de Nederland
se architect in ons klimaat, in onze
landschappen de uitdaging nooit
heeft gekend. De opgespoten zand
vlaktes waarop in Amsterdam en
Rotterdam nieuwe woonwijken ont
staan nemen ook elke uitdaging
weg: het landschap is weg Er staa'
tegenover dat je zoveel hectaren
maagdelijke grond hebt. die op ziel
inspirerend kunnen werken. Je hebf
carte blanche. En dan lukt het nog
niet. Dan nog zetten we alleen maar
blokken neer met zogenaamd ge
meenschappelijke tuinen, Maar een
echt gemeenschappelijke tuin zal
nooit van de grond komen wanneer
de relatie met dat gebouw van zo
veel lagen niet van horizontaal naar
verticaal ergens één ding wordt".
Die blinde onderhuizen moeten
onder de flats uit. Er moet iets
ingebouwd worden, waar kinderen
iets aan hebben en dat moet dan
naar buiten doorlopen. Pergola's,
tuinmuren, zitjes, kinderspeelplaat
sen, dan ga je ongemerkt van de
tuin het gebouw in.
Ongemerkt ben je thuis. Nu moet
je de deur in en de trap op of de lift
in. Er is nooit over gedacht dat het
ook anders kon. Ter verontschuldi
ging mag misschien gezegd worden
dat de woningnood de architecten
geen tijd heeft gegund om visionair
te denken. En als ze iets hadden
wat anders was dan hadden ze er
geen geld voor".
Zoals ik het nu schilderde is er de
recreatiemogelijkheid voor iedereen
bij zijn woonomgeving. Het alterna
tief is grote opvangcentra voor de
recreatie van de stedeling, maar
waar ligt de capaciteit die je nodig
hebt om de stedeling uit de randstad
Holland, met zijn grote industriali
satie, te kunnen laten recreëren. We
zijn er te enen male niet met die
knullige plannetjes die we nu na
tien jaar knokken opgezet hebben
voor Midden-Delfland. We hebben
nog steeds geen tweede Amsterdam
se Bos, of een tweede Kralinger-
hput. In Nederland heb je voor zul
ke plannen minstens vijfentwintig
jaar nodig, rekening houdend met
een redelijke traagheidsfactor. Vijf
entwintig jaar is wel het minimum
voordat hier een visie realiteit
wordt, begrepen wordt, onderkend
wordt als visie"
„Een van onze laatste kansen om
stedelijk wonen in verband met die
recreatie aanvaardbaar te maken is
een structuur brengen die gecon
fronteerd is met het landschap, het
andschap erin betrekt. Ik ben van
mening dat wij met onze gegevens
structuren kunnen maken waarin je
bij wijze van spreken maar tien
minuten hoeft te lopen om vanuit een
zeer duidelijk stedelijk milieu in de
vrije natuur te komen. Als we dal
als een droom zien en in de toekom
stige woningbouw niet toepassen
dan zullen we met de ellende blij
ven zitten van de enorme exodus in
het weekeinde. Maar je moet eerst
een droom werkelijkheid maken om
te weten of het een spookbeeld of
een nachtmerrie geweest is".
„Het stimuleren van nieuwe
woonvormen dient daarom niet be
perkt te blijven tot de directe ge
bouwde woonomgeving, maar ook op
een leefmilieu als totaliteit van wo
nen, recreatie en landschap te wor
den betrokken. Het woord experi
ment dat gedachten oproept aan een
vermetel waagstuk, is ongelukkig
gekozen voor nieuwe woonvormen,
die duidelijk beter zijn en waardoor
nauwelijks meer iets fout kan gaan.
niet fouter dan het al is".
„Misschien is het over dertig Jaar
mogelijk om woningen te bouwen
die in de natuur zijn opgenomen
zonder dat ze aan die natuur af
breuk doen en zonder dat ze ook
aan het stedelijk leven afbreuk
doen. En daar gaat het om, want
wat betekent stedelijk leven: een
gevoel van thuiszijn van beschut
ting. En dat geldt nog, ook al hebben
we geen gevaarlijke natuur meer
om ons heen. En al hoeven we
geen vestingsteden meer te maken.
Het binnenkomen in een stedelijk
milieu is toch steeds weer het ge
voel krijgen van jongens, we zijn
weer thuis. En nu gebeurt het omge
keerde: we zeggen jongens, we moe
ten eruit. De stedeling van nu is een
displaced person. Daarom geloof ik
dat de herwaardering van de stad
een punt is waar we in de toe
komst naar toe moeten werken. Ik
zou anders niet weten hoe we da
mens in nederzettingen kunnen on
derbrengen".
„Het kan alleen veranderen, en
dan zijn we op hetzelfde onderwerp
teruggekomen, als we de zaak goed
aanpakken door de natuur in de
stad te halen en de stad naar de
natuur terug te brengen. Dat is voor
mij een wezenlijke opgave en zeker
geen droombeeld".
Het scheppen van groenelementen
buiten de stad als opvangcentrum
voor de weekendvlucht van de „ont
heemde stedeling" is geen wezenlij
ke oplossing wanneer niet eerst het
wonen zelf uit de ban van zijn
denigrerende beperkingen wordt be
vrijd. Recreatie, zichzelf realiseren,
is met alle engebonden aan de vrije
tijd, verweven als het is in een
totaal proces en dat is waar we van
uit moeten gaan. Maar misschien is
dat voorlopig slechts nieuw voer
voor sociologen".