EN
\ek
Ln rvlS
d.
S IW
italon
eding
ityle
h DÏN-I
JM
LEINTJES
ÏDER-
Zaterdagbijlage van 12 december 1970
Dinsdag begint de rechtszaak tegen
35 jonge Zuidmolukkers die betrok
ken waren bij de bezetting van de
Indonesische ambassade in Wasse
naar. Als begeleiding daarvan dit
verhaal over de achtergronden, de
traditie en de doelstellingen van de
«roep die wij „De Ambonezen"
plegen te noemen.
Aanpassing
Met gods hulp
Toekomst
i
vrij
uit
de
te
De internationale staatsrechtelijke en
juridische problemen die aan de al of
niet erkenning 'van de Republiek der
ZuidJVIolukken ten grondslag liggen
zijn gecompliceerd en verwarrend.
Ook als men bereid is het recht van
Zuidmolukkers op zelfbeschikking ten
gunste van een eigen soevereine staat
erkennen - en dat recht is in het
kader van de uiteindelijke overeenkomst
tussen Nederland en Indonesië zeer
twijfelachtig zal men dienen toe te
geven dat de internationale situatie
weinig of geen uitzicht biedt voor de
i uitoefening van dat recht.
25 april 1950 is de Republiek der
Zuid-Molukken uitgeroepen. Dat gebeurde,
toen duidelijk was dat Indonesië zijn
verplichting tot erkenning van de
rechten van de deelstaten niet wenste
11a te leven. De Indonesische regering
stuurde aan op een eenheidsstaat.
De RZM omvat 1300 voor een groot
deel kleine eilanden in het oostelijk deel
van de Indonesische archipel. Grotere
eilanden zijn onder andere: Ceram,
Ambon, Buru, Tanimbar. Tot het gebied
behoren ook de Kei- en Aru.eilanden.
Er wonen zo'n 750.000 mensen. De RMZ,
anderhalf maal de oppervlakte van
Nederland, wordt in het oosten begrensd
door Nieuw-Guinea, in het westen door
Celebes en in het zuiden door Timor
gematigd president
Marcus Mallaama: bewust anders dan de Nederlanders
Emigranten tegen wil en dank
P c*
DE TRAGEDIE
van de 25.000 Am
bonezen en de 3000
Keiezen in ons
land, de zaak van
Republiek der Zuid-Mo
ten, is een triest restant
|w de grote Nederlands-In-
feesische kwestie,
pet Is ook het verhaal van
pn kleine minderheidsgroep
J een vreemd land met on-
Ktijpelijke maatschappelij-
f en culturele verhoudin-
l't Het is ook het verhaal
p emigranten tegen wil en
pek, van slachtoffers van
patbare internationale po
inte verwikkelingen, waar-
Ren zij machteloos stonden
staan. Het is ook het ver-
JJ1 van mensen die vrijwel
«tóeloos werden, omdat ze
Ba allemaal eind 1962 het
wiesische staatsburger-
tap verloren. Het is tevens
"nsschien wel in de eer-
Plaats, het verhaal van
Iteraties in de
If'
verstrooi-
De oudere genera
tie zo'n 8000
mensen waaronder
de vaders en moe-
t'ers die slechts
F tijdelijk' (1951) op
f bevel hun kazernes op
E' moesten verlaten om
I eP te gaan naar het ver-
I aoude Nederland. De 4000
rmulsoldaten met de
'P'ge status van leden
ue Koninklijke Land-
Fht
werden onmiddel-
pd
aankomst in Neder-
1.1 gedemobiliseerd. Zij
L ,Jn daardoor hun hou-
WOUW aan de koningin
b. .7. Nederland) en de
feemge status die zij
Kn ?lren 'n de eigen
bezaten.
jte jongere genera
tie 5000 mensen
--werd in Indone
sië geboren, maar
Naad n°.eïde °P het
I ls de SroeP die
We t 0 samenleving
U ftmen vanuit de,
k w geïsoleerd gele-
Piaad den' Een Ne'
I een bewonderd en
vereerd land, dat hun mens
onwaardige huisvesting
moest geven, omdat er in
die jaren niets anders was.
Maar ook een Nederland dat
hun goede scholing en
schoolopleiding wilde geven
en dat hen, als ze zich niet
afzijdig hielden, wel wilde op
nemen. De werkenden in de
ze groep pasten zich wat
moeizaam aan. Bleven veel
al Maleis spreken. De jon
geren van de groep, de
schooljeugd, sprak spoedig
overwegend Nederlands én
Maleis.
De leden van deze groep wil
len bewust, niet aHeen in ui
terlijk, maar ook in cultuur
anders zijn dan de Neder
landers. Het heimwee is in
de groep aanwezig, maar
dan meer als een sterk ver
langen naar de verwezenlij
king van het ideaal: de au
tonome republiek der Zuid-
Molukken.
De derde genera
tie, ongeveer 10.000
jonge mensen be
neden de 20 jaar.
Allen in Nederland
geboren. Opgegroeid in ge
zinnen waar nog heel sterk
adat en traditioneel huwe
lijksrecht, kerkelijke invloed
en de Maleise taal, groeps-
verplichtingen en dorpsbin
ding gelden. Ze kregen en
krijgen onderwijs op Neder
landse scholen. Veelal zijn
het ijverige leerlingen. Van
huis uit hebben ze het ver
langen .verder te komen',
ook omdat het eigen land
straks als ze teruggaan'
goed opgeleide mensen nodig
heeft. Vaak is het feit dat ze
slecht Nederlands spreken 'n
handicap. De scholen houden
daar te weinig of geen reke
ning mee. Het is de groep
die als het ware verblijft in
het duistere niemandsland
tussen twee maatschappijen,
twee landen. Het „vader
land" kennen zij alleen van
horen-zeggen.
Maar de moderne westerse
onpersoonlijke samenleving,
waarin zij buiten gezin en
woonwijk verdwijnen, heeft
haar onmiskenbaar stempel
op hen gedrukt.
door JACUES LEVIJ
Op 2 maart 1951 werd voor
Nederland „het Ambonese
vraagstuk" onherroepelijk.
In het rechtsgeding tussen
4000 Ambonese en Keiëse ex-
KNIL-leden (op Java, na
gevechten tussen Indonesi
sche troepen en opstandige
burgers en soldaten op Cele
bes en andere eilanden, in
kazernes samengetrokken
door het Nederlandse mili
taire commando) en de Ne
derlandse staat, stelde de
Hoge Raad de vijf eisers die
namens de groep optraden in
het gelijk.
Het KNIL telde bij zijn op
heffing 26 juli 1950 zo'n 65.000
manschappen, waarvan on
geveer 3000 de Nederlandse
nationaliteit hadden. Vrijwel
al de niet-Europese K N I L-
leden demobiliseerden in het
geboorteland (eiland), gin
gen over naar het leger van
de republiek Indonesia, of
bleven als burgers wonen in
het demobilisatiegebied. De
4000 „Ambonese" ex-KNIL-
leden, met de status van le
den van de Koninklijke
Landmacht, konden niet te
rug naar Ambon. De Indone
sische regering wilde ze daar
niet toelaten. Er was guerril
la-activiteit. De vrees be
stond, dat de gedemobili
seerde KNIL-lers zich tegen
de republikeinse strijdkracht
zouden keren.
Nederland en Indonesië kwa
men overeen dat de 4000 In
donesische staatsburgers
met hun familie in Neder
land zouden demobiliseren.
Indonesië verplichtte zich tot
onmiddellijke toelating van
degenen die terug wilden ke
ren. De Indonesische rege
ring heeft ook die belofte
niet gehouden. Integendeel,
in 1958 werd een Indonesi
sche wet afgekondigd waar
in van alle Indonesiërs in 't
buitenland werd geëist dat
zij binnen vijf jaar kenbaar
zouden maken dat zij hun In
donesische staatsburger
schap wilden houden. Men
neemt aan dat ongeveer 10
procent van de groep „Zuid
molukkers" in Nederland
zich heeft gemeld. Hun na
men zijn niiet bekend, ook
niet bij de eigen groep. In de
20 jaar die sinds hun komst
verstreken zijn, zijn onge
veer 2000 Ambonezen en Kei
ezen naar Indonesië terug
gekeerd.. Het is niet bekend
wat er met die spijtoptanten
is gebeurd. Er is hier en
daar bezorgdheid over hun
lot.
Het werd allengs duidelijk
dat er van massale terug
keer binnen enkele jaren
naar Indonesië, naar de op
25 april 1950 door een pro
clamatie uitgeroepen Repu
bliek der Zuid-Molukken,
geen sprake kon zijn. De Ne
derlandse regering besloot
omstreeks 1960 de volledige
verzorging van de migranten
stop te zetten. De gedachte
die daarbij voorzat was dat
een langer verblijf in Neder
land alleen maar acceptabel
zou zijn, als een zo groot mo
gelijke aanpassing, dus be
slist geen integratie, moge
lijk gemaakt zou worden.
Daarom werd toen ook be
sloten de woonoorden zo snel
mogelijk op te heffen. Er
zijn nu van de 70 Ambonese
woonoorden uit de zestiger
jaren nog 8 over.
Er is een hele strijd geweest
over de plaatsing van de ge
zinnen in open of gesloten
woonwijken. Tegen haar zin
moest de regering besluiten
plaatsing in „gesloten woon
wijken" te aanvaarden. De
betrokkenen wilden niet tus
sen de Nederlanders in wo
nen. Ze wilden het groeps
verband handhaven. Heel
duidelijk zat daarbij de bijna
religieuze gedachte van het
handhaven van het dwingen
de contact voor eventuele re
patriëring bij opde voor
grond. De meeste „Zuidmo
lukkers" zijn in het Neder
landse arbeidsproces opgeno
men. Zij hebben, omdat ze
langer dan 5 jaar in Neder
land wonen, verblijfsrecht
gekregen. De kerkelijke si
tuatie is voor Nederlandse
begrippen nogal ingewik
keld. 92 procent van de Am
bonezen is protestant (Evan
gelisch Molukse Kerk), 3
procent meest Keiëzen
is katholiek en 5 procent is
mohammedaan. De domi
nees, de meesten spreken
geen Nederlands, oefenen
grote invloed uit. En kan niet
aan worden getwijfeld dat de
sterke kerkelijke binding en
de rigoureuze, ook kerkelij
ke, tucht van groot belang
zijn om de gedachte van de
eigen staat, de Republiek der
Zuid-Molukken, levend te
houden. Ook de zeer sterke
organisatie, het gehoorza
men aan de voormannen
meest gewezen onderofficie
ren van het KNIL speelt
een grote rol. De gezagsver
houdingen binnen de groep,
het onderling contact over 't
hele land is groot, zijn
krachtig. Men moet daarbij
bewondering hebben voor de
manier waarop de leiders
hun mensen als regel in de
hand houden. Het is, bij
voorbeeld, een statistisch be
wezen feit dat naar verhou
ding heel wat meer Neder
landse jongeren met de poli
tie in aanraking komen dan
Ambonese jongeren. Een ge
vaarlijke ontwikkeling is het
ontstaan van een extreme
groep die ex-sergeant-ma
joor Tamaela van het K N 1
L als haar, zeer militante,
leider erkent. Hij noemt zich
kolonel in het Zuidmolukse
leger en acting-president,
omdat Manuhuto gevangen
zit. Hij poogt bij de V N ge
hoor te krijgen. Een veel ge
matigder houding neemt ir
J. A. Manusama in, die door
zijn aanhangers de over
grote meerderheid van de
groep als president van
de Zuid-Molukken wordt aan
vaard.
Er zijn vele verantwoordelij
ke Ambonezen die heel goed
weten dat het ideaal van de
Zuidmolukse staat vrijwel
zeker niet te verwezenlijken
is. Ze begrijpen echter dat
zij die mening in eigen kring
moeilijk ingang kunnen doen
vinden. Hoe kan de groeps-
binding, uiterst waardevol,
blijven bestaan, als het ge
zamenlijke ideaal verdwijnt?
Daarom wordt vaak gedaan
alsof het allemaal wel in or
de komt. „Met gods hulp" is
dan de uitvlucht uit de moei
lijkheid van de internationa
le werkelijkheid. Elk redelijk
gesprek wordt daardoor op
slag onmogelijk. Allen die
achter de eis van een Zuid
molukse staat staan er
zijn ook onder de Nederlan
ders heel wat vooraanstaan
de figuren die de Ambonese
eisen in die richting steunen
op grond van him opvattin
gen over het zelfbeschik
kingsrecht zullen er goed
aan doen te beseffen dat zij
een grote verantwoordelijk
heid dragen. Vooral ten aan
zien van de 10.000 jongeren
die Ambon en Indonesië
slechts van-horen-zeggen
kennen. Vele van die jonge
mensen begrijpen de Neder
landse samenleving niet. Ze
spreken vaak slecht Neder
lands. Ze hebben veelal een
accent en menen soms te
recht dat ze daardoor niet
voor vol worden aangezien.
Ze trekken zich hun anders
zijn aan. Thuis vinden ze
geen steun. Het milieu werkt
tegen. Ze zitten klem tussen
twee werelden. Hun domi
nees weigeren Nederlands
met ze te spreken. Vaak ken
nen ze dat ook niet. Dat al
les leidt tot agressiviteit van
deze jongeren. Een gevaar
waarop de staatscommissie-
Verwey reeds in haar studie
van april 1959 over „Ambo
nezen in Nederland" wees.
Toen reeds vroeg die com
missie om studies, opdat
juist voor die jongeren de
aanpassing aan de samenle
ving van het gastland ge
makkelijker gemaakt zou
worden. Op dat punt ook
heeft Nederland gefaald, on
danks heel veel goed en on
baatzuchtig werk dat voor de
Ambonezen is geschied. De
Ambonese jongeren hebben
dezelfde problemen waar
mee de Nederlandse jonge
ren worstelen. Maar daar
naast bewegen ze zich in een
samenleving die zij als vij
andig ervaren. Zij hebben
dezelfde gevoelens van on
lust als de „Hollandse" jon
gens en meisjes met wie zij
de scholen bezoeken. Ze heb
ben echter een veel gevaar
lijker uitlaatklep. Zij kunnen
hun onlustgevoelens botvie
ren op de politieke vloer die
de ouderen hebben gelegd,
de vloer van de Republiek
der Zuid-Molukken.
Die Ambonese jongeren kun
nen in eigen kring niet of
heel moeilijk loskomen van
dat drukkende ideaal. In hun
kerken vinden zij voor hun
problemen geen steun. De
kerkeraden weren de jonge
ren uit de kerkgebouwen, als
ze er iets anders willen doen
dan bidden. Hun mogelijkhe
den om zich in eigen groeps
verband te ontspannen zijn
daardoor, en door de adat
gewoonten en groepsbindin-
gen, uiterst beperkt. Zij krij
gen nauwelijks kans, met
behoud van het vele goede
dat de eigen groep aan so
ciale opvattingen en onder
linge hulpvaardigheid kan
bieden, te komen tot de op
bouw van een eigen milieu
Bovendien is het voor hen
nog steeds heel moeilijk con
tact te maken met Neder
landse leeftijdgenoten.
In het gesprek dat minister
president De Jong en minis
ter Luns 21 oktober na
Wassenaar dus met ir.
Manusama hebben gehad,
bleek opnieuw het ideaal van
de eigen staat een werkelijk
ongedwongen benadering
van het uiterst actuele
vraagstuk van de aanpassing
binnen de Nederlandse ge
meenschap in de weg te
staan. Jammer, want wie het
verslag leest van dat ge
sprek krijgt sterk het gevoel
dat de Nederlandse regering
alles wil doen in het mense
lijke vlak om te helpen: fi
nanciële hulp bij terugkeer,
technische bijstand, natura
lisatie, als groep in Neder
land blijven met behoud van
de eigen waardevolle cul
tuur. Ook wil de Nederland
se regering trachten een dia
loog tot stand te brengen
tussen de vertrouwenslieden
van de groep in Nederland
en de Indonesische regering.
De Nederlandse regering be
schouwt de politieke en vol
kenrechtelijke problematiek
van de Republiek der Zuid-
Molukken als afgedaan.
Maar zelfs indien Nederland
de R M S zou erkennen en 't
op een breuk met Indonesië
laten aankomen, zo merkte
minister-president De Jong
op, dan nog zou daarmee
niets bereikt zijn. In de V N
steunt men pogingen tot af
splitsing van gebieden van
jonge staten niet. De Ambo
nezen in Nederland zijn tus
sen de wal en het schip ge
raakt bij de afwikkeling van
het Nederlandse koloniale
rijk. Dat dient men te be
treuren. Er ligt een taak
voor allen die het goed me
nen met deze groep ballin
gen. Niet door haar steeds
maar zichzelf te laten spie
gelen in het als een fata
morgana lokkende schimmi
ge ideaal van de eigen staat,
maar door hulp te bieden bij
de aanvaarding van een rea
liteit, die een gevolg is van
internationale verhoudingen
die niet kunnen worden te
ruggedraaid.