Londense maakt fortuin
met handel in oude knopen
Wooncultuur in Nederland omlaag
tussen m
w haakjes
Zakenlieden in VS
lonken naar Europa
Geen tien met een
griffel voor Veringa
iESMANN
Rchteruitof Sdanullehe aide)
boze feesten over jullie los j~
loten
DE NOBELPRIJS
josephine g
ojosephin!
suske
en wiske
twee
toffe
totems
WOENSDAG 21 OKTOBER 1970
wff srem/AJS w het amchewcamp
is helemaal met zd cpwekhehd. tchose.
ter oppB£i-ioofd, is razedp om pe ak»
laas pie hp &elepem heeft...
A^-TDtGOEKOE^NB
^AÉeiKA PAVld (AVtó'j
NEDERLAND mag trots zijn op
zijn wooncultuur en ten bewijze
daarvan 'savonds de gordijnen open
houden. In verhouding heeft onze
bevolking daar nog maar betrekke
lijk weinig voor over. Auto's, cara
vans en zelfs tweede huizen gaan
vaak voor. Aldus het jaarverslag
van de Rijksplanologische Dienst
over 1969, dat het in dit verband
onthullend noemt, dat in 1938/1939
ongeveer 11,5 procent van de con
sumptieve bestedingen van de ge
zinshuishoudingen aan woondien
sten werden uitgegeven tegen 6,8
procent thans.
In het jaarverslag werd eerder
geconstateerd, dat in discussies
over het woonmilieu de aandacht
voor het functioneren van de wijk
op zichzelf en in het grote geheel
van het stadslichaam wat op de
achtergrond raakt. Er wordt thans
vooral aandacht geschonken aan
het beleven van de wijk door de
bewoners.
Ook in de denkbeelden over het
stedelijke leefmilieu in het alge
meen krijgt de belevingswaarde
weer grotere aandacht.
De stedebouwkundige belangstel
ling begint zich voorts zij het
nog in beperkte mate te richten
op de ontwikkeling van het stads
gewest als eenheid.
Het karakter van het woonmilieu
wordt natuurlijk in hoge mate be
heerst door de bouwers. Dat tonen
zowel de goede als de slechte voor
beelden uit het verleden. Een al
gemene trend in de woningbouw
na de, oorlog is de collectieve mas
saliteit. Dit geldt in feite voor
vrijwel alle bouw; Tussen de
blokken van de bouwer voor de
markt, de institutionele belegger,
de gemeente of de woningcorpo
ratie om de grote bouwers te
noemen is in dit opzicht weinig
verschil meer te zien. De markt
was in feite uitgeschakeld, de snel
le bevolkingsgroei noopte tot grote
aantallen, de bouwtechniek maakte
seriebouw mogelijk. Zo wordt de
bouw primair gericht op een eco
nomisch verantwoorde investering
in onroerend goed. Stichtingskosten
en rentabiliteit verdringen de aan
dacht voor woonsfeer en gebrui-
kersprijs.
Natuurlijk is met de grote aan
dacht voor het bedrijfs-economi-
sche aspect de soliditeit van de
bouw gediend. In doorsnee ligt de
Nederlandse woningbouw dan ook
stellig boven het niveau van het
buitenlandse gemiddelde. De aan
pak uit zich echter ook in het niet-
individuele karakter van de wo
ning, de neutrale collectiviteit van
de complexen. De miserabelste
revolutiebouw hield vaak uiterlijk
nog de schijn op van het individue
le huis. Een groot deel van het
meest recente woonmilieu is daar
entegen slecht passende maatcon
fectie, tot en met de voorschriften
aan de bewoners over hun gebruik
van en hun gedrag in het complex.
De huisbaas heeft plaats gemaakt
voor de beheerder.
Natuurlijk moeten de bezwaren
ook weer niet worden overdreven.
Velen zijn zeer tevreden met de
„confectie" en het gemak dat dit
biedt. Anderen aanvaarden het
echter noodgedwongen, bij gebrek
aan een alternatief en voelen zich
onbevredigd in hun woonverlangen.
Een bijzondere omstandigheid
gaat in dit verband de stadssanering
vormen, waardoor duizenden zeer
individueel wonenden eerlang geen
nieuwe woonmogelijkheden zullen
kunnen vinden die overeenkomen
met wat zij gewend waren.
De discussies over het woon
milieu die nu worden gevoerd zul
len stellig uitkristalliseren in nieu
we verlangens die, naar het lijkt,
zich vooral zullen richten op een
grotere vrijheid om de woning en
haar naaste omgeving vorm te
geven en te gebruiken naar eigen
inzicht. Wellicht zal daarvoor weer
een oud elan onder de bouwers
moeten herleven of zullen nieuwe
organisatievormen ontstaan, b.v.
zodanige, waarin gemeente, bouwers
en bewoners participeren en ook
gezamenlijk het risico van hun
experimenten aanvaarden, aldus
het jaarverslag, dat constateert, dat
geld bij dit alles een grote rol speelt.
EEN AMERIKAANSE directeur
in de groothandel die 100.000
dollar per jaar verdiende kreeg
onlangs een soortgelijke post bij
een Britse maatschappij aange
boden tegen 60.000 dollar. Des
ondanks hadden hij en zijn
vrouw er oren naar, omdat ze
graag in Londen wilden wonen.
Maar toen hij constateerde dat
het grootste deel van zijn lager
Brits salaris naar de hogere
Britse belastingen zou gaan,
wees hij, zij het niet van harte,
het aanbod af.
Maar een Amerikaanse directeur
die in Londen voor 'n Amerikaanse
auto-maatschappij werkt zaïg diezelf
de kwestie in een ander licht. Vast
besloten om iin Londen te blijven
toen zijn maatschappij hem over
plaatste naar de Verenigde Sta
ten, wees hij de aangeboden promo
tie en salarisverhoging af, nam ont-
onitslag en begon een baan in Enge
land te zoeken.
Dit zijn twee voorbeelden van
een stijgend aantai zakenlieden dat
zich afgelopen jaar voor dezelfde
vraag zag geplaatst: kan een Ameri
kaanse „manager" genoegen nemen
met een salarisvermindering van
15.000 dollar of meer per jaar om
zijn geluk in Europa te vinden
Adviesbureaus voor leidend per
soneel in Londen hebben het afge
lopen jaar een belangrijk toeneming
geconstateerd in het aantal aan
vragen van Amerikaanse zaken -
lieden die overwegen Amerika te
veriaten om in Engeland of op het
Europese vasteland te gaan wer
ken.
Dit streven is versterkt door de
achteruitgang in de Amerikaanse
economie. Het Amerikaanse bureau
voor arbeidsstatistieken heeft een
lijst van 114.000 werkloze managers
in de Verenigde Staten, twee keer
zoveel als een jaar geleden.
Ket „management" - consulenten
bureau Kierman Associates meldt
ook, dat een toenemend aantal
Amerikaanse managers èen baan
in Europa ambieert om de vakken
nis te verruimen. Maar tot nu toe
kan niet gesproken worden van een
„brain-drain" in omgekeerde rich
ting op grote schaal.
Betrekkelijk weinig Amerikaanse
managers die naar Europese moge
lijkheden informeren betsluiten in
derdaad naar Europa te gaan. Zij
die dat wel doen bevinden zich in
de leeftijdsgroep van 35-45 jaar en
zijn werkzaam in de „advertising",
„public relations" of „marketing".
Het consulentenibureau Ashley
Associates heeft een stijging van
50 procent waargenomen in de aan
vragen van Amerikaanse directeu
ren die in Engeland of op het vaste
land willen werken. Het aantal aan
vragen bedraagt thans tussen de 40
en 50 per maand. Vele Amerikaanse
managers staan zeer realistisch
tegenover het lagere Europese sa
larispeil en zijn bereid verlaging
te aanvaarden.
Het bureau is thans bezig te on
derzoeken of er voldoende Britse
maatschappijen in Engeland en op
het vasteiainid zijn die belangstel-
linghebben voor Amerikaanse ma
nagers.
Ook in Engeland is het door de
economische toestand en een reeks
fusies en reorganisaties moelijk
voor Brits hoger personeel ge
worden. Vele managers zoeken een
baan, maar toch meemt Ashley Asso
ciates dat er voldoende Britse be
langstelling is voor Amerikaanse
„business-know-how" om Amemri-
kaanse sollicitaties aan te moedigen.
A. Nobel
was een Zweeds
industrieel dieo.a.
het dynamiet uitvond
Bij zijn overlijden in 1896 liet hij eer
vermogen ha van ca. 32 miljoen
Zweedse kronen.(ca. 9miljoen dollar)
Uit dit vermogen
zijn jaarlijks vijf
prijzen beschikbaar
voor totaal circa
200. 000 dollar.
Jaarlijks worden deze 5prijzen uitge
reikt aan hen, die bijzonder verdienstelijk
zijn geweest op het gebied van de na
tuurkunde scheikunde, letterkunde
en -de vrede.
De prijzen kunnen verdeeld worden over
2 of meer personen .De prijsuitreiking ge-
gewoonlijk door de Zweedse toning
schiedt t
I
Cl
LU
I/O
0
„IK VIND de minister en zijn
staatssecretaris een goed team,
een soort Israel Laseroms. Ve-
ringa vind ik een acht waard en
Grosheide 9. Als team zou ik ze
een acht willen geven".
Dit schrijft dr. H. A. Schuring,
lid van de Tweede Kamer voor de
CHU. in „Het Schoolblad", het
weekblad van de Algemene Bond
van Onderwijzend Personeel. In
totaal geven zes kamerleden in dat
weekblad desgevraagd hun oordeel
over het beleid van minister Ve-
ringa en staatssecretaris Grosheide,
een oordeel dat is neergelegd in
punten-
Het „puntenlijstje" ziet er als
volgt uit:
C. Laban (PvdA): „Ik ben te
genstander van het geven van cij
fers. Maar ik zou als beoordeling
willen geven: net voldoende- Hij
zegt dat de staatssecretaris „meer
moed" toont en tegen zijn eigen
achterban durft in te gaan. Minis
ter Veringa", aldus de heer Laban,
„vind ik helemaal niet eerlijk".
H, J. L. Vonhpff (VVD): „On
danks de bekwaamheid en de vak
kennis van Grosheide geef ik hem
een 6V2 en Veringa een 7. „Dat
is gemiddeld een 7, dat klopt dus".
De heer Vonhoff noemt het depar
tement van O en W „administra
tief gezien een troep", waarmee
z.i. geen behoorlijke corresponden
tie is te voeren.
M. Dijkstra (D'66): „De staatsse
cretaris zou ik voor technische
vaardigheid een 8 of 9 geven, maar
voor soepelheid, beleid, visie een 6
of 6%. Veringa geef ik geen
cijfer voor technische vaardigheid,
omdat hij geen deskundige is. Als
waardering zou ik willen zeggen:
hij zat bij de start op een 8 en nu
op een 7. Hij is minder soepel,
minder slagvaardig geworden"-
Dr. B. van der Lek (PSP): „Ik
zal een beoordeling geven, want ik
ben tegen het geven van cijfers-
Minister Veringa heeft m.i. een
bijzonder goede presentatie, maar
„mijn indruk is dat het maar al te
vaak niet zo veel voorstelt". De
heer Van der Lek zegt, dat minis
ter Veringa de moeilijkheden uit
de weg gaat dioor een onduidelijke
opstelling. „Hij is een type, dat
moeilijkheden wil oplossen door
uitstellen".
Naar zijn oordeel is Grosheide
omgekeerd: hij is serieus, presen
teert zich niet goed, hij is ontvan
kelijk voor nieuwe ideeën en sug
gesties, maar „hij is niet de man
die werkelijk creatieve nieuwe op
lossingen aandurft". De heer Van
der Lek constateert, dat beiden in
het kader „niet uit de verf ko
men".
Dr. G. J. ter Woordt (KVP): „ïk
kan geen afzonderlijke beoordeling
geven. Trouwens het feit, dat mi
nister Veringa onze (KVP)-lijst-
aaruvoerder is geworden spreekt
voor zich. Dat betekent, zo stelt
hij, dat onze waardering ook voor
de staatssecretaris erg hoog is.
„Het is een span, dat vanuit ver
schillende achtergronden bijzonder
knap gewerkt heeft. Een echt team
en dat waardeer ik ook bijzonder"-
„IK HEB MIJN KANS gekre
gen toen Londen hip werd. Ik
was er precies rijp voor. Oud ge
noeg: niemand legde me in de
luren. Jong genoeg: ik kon de
jeugd best volgen. Bedreven in
je antiekhandel, tot uitgekookt
toe: tien jaar op de markt ge
staan. Goed acht jaar geleden be
gon ik een winkeltje in Carnaby
Street en het liep meteen ge
weldig. De jongens wilde „sen
timental jackets" en ik werd be
kend als „de" knopenexpert.
De vrouw die dit vertelt, heeft
bijtijds, nog vóór Carnaby enig
symptoom van verloop te zien gaf,
de straat en de buurt verlaten. Ze
heeft haar zaakje overgeplant naar
een lief pleintje in een nette
buurt: The Button Queen, uitslui
tend in oude knopen en nog wat
aanverwante snuisterijen zoals ges
pen en coats of arms.
„De markt, dat is een leerschool.
Bijna twintig jaar heb ik geleerd
waarnaar ik zoeken moet en waar
ik het kan vinden. Verkopen is
geen kunst. Maar aan de spullen
komen, dat wordt hoe langer hoe
moeilijker- Want de vraag naar
antiek is enorm en de verzamel
woede houdt alles vast". s
Ook knopen?
„En of. Victoriaanse zitten vast
in verzamelingen. Oudere bestaan
bijna niet meer, zijn verloren ge
gaan of omgewerkt. Mijn oudste
zijn ruim 200 jaar. Ik peuter nog
wel eens wat los vooral van Ame
rikanen, Er zijn daar echte button-
clubs- Ze specialiseren zich alweer
in categorieën, in bepaalde perio
den of materialen, technieken, af
beeldingen. Ze specialiseren zich
postzegelaars. Ik heb een klant,
vrouw in Texas, die heeft een
van 10.000 knopen".
Het is niet moeilijk in Tony de
een marktvrouw te herken-
Ze heeft brutale ogen, neemt
blad voor de mond en ook
servet terwijl ze haar sand-
in de mond propt en door-
Maar ze heeft verstand van
waar en dus ook smaak.
Knopen zijn nu eenmaal kleine
dingetjes, zelfs de grootste. De eta
lage van het winkeltje is dan ook
niet indrukwekkend, behalve voor
de turende kenner. Het interieur
valt me zelfs een beetje tegen:
kastje met laadjes, wat tabletten
met knoopjes aan de wand, open
etui's en gespen in kleine vitrines.
Achter de winkel een kamertje
met het grote bureau waaraan we,
eenmaal wat aan elkaar gewend,
tegenover elkaar gaan zitten-
„Je kunt van knopen geschiede
nis aflezen. Kijk hier, allemaal le-
gerknopen uit Spanje, oude en ou
dere. De allereerste knopen? Ik
geloof dat de oudst bekende in
Denemarken gevonden zijn, twee
stuks van amber, 4000 jaar oud".
Bij wijde lange kleren hoorde
altijd de grote versierde spang. In
de late middeleeuwen werd in mo
del geknipte kleding mode en het
was van beslissende betekenis dat
het Westen op kruistochten de
knoop leerde kennen van Turken
en Mongolen. Knopen met lusjes,
pas later met knoopsgatten.
Tony zegt: „Bij draperieën horen
geen knopen- Maar op jackets wel.
En zo kun je in de kostuumhistorie
zien wanneer de knoop interessant
wordt... En dan komt de industrie
en de machinaal gemaakte knoop
en het goedkope materiaal! Ik heb
nog handgewerkte zilveren knoop
jes uit 1905. Dan is het afgelopen.
De oorlog heeft het laatste restje
belangstelling van de baan ge
veegd. Vanaf die tijd is de knoop
alleen maar utiliteit. Er komt nu
weer wat belangstelling voor ju
welen knoopjes".
Langzaamaan begint Tony de la
den aan haar kant van het bureau
open te trekken. Ze wordt zachter
van beweging en kijkt met liefde
naar haar schatten-
Eerst krijg ik wat grapjes te
zien. Manchetknopen van rond de
eeuwwisseling met piepkleine
kiekjes op celluloid, van smachten
de dames en heren zoals op oude
prentbriefkaarten. Maar ook met
de portretjes van beroemde actri
ces en van het koningspaar in
kleur! Ze gaan voor goed geld
gemakkelijk van de hand. Niet zo
snel gaan de kostbaarder stukken
zoals haar Wedgwood knopen, 25
pond per stuk-
Het setje van 6 email knoopjes,
niet groter dan een dubbeltje, alle
precies gelijk gedecoreerd in Ju-
gendstilmotief (dus ook niet ouder
dan onze eeuw oud is) moet 50
pond opbrengen..
Zelden was een knoop bedoeld
als solitair; meestal hoorde hij
thuis in een rij en daarom is de
copiplete set vele malen duurder
dan een gelijk aantal even mooie
knoopjes dat niet bij elkaar hoort-
Ze laat fluwelen tabletten zien
met sets in brons, bij elkaar ho
rend maar onderling toch verschil
lend: vliegjes, kevertjes, cheru
bijntjes, jagers, ruiters, romanti
sche paren.
Van achter slot en grendel ko
men de étuis te voorschijn. Verza
meling. Niet te koop. Zegt ze.
Maar ze weet dat ik geen koopster
ben... Vlaamse landschap-miniatu
ren geschilderd op porselein, com
pleet voor eenrijige jas.
Zeven miniaturen met empire
randjes: van een Franse jas- Als
zijlijntje heeft Tony de wapen
schilden die op rijtuigportieren
werden geklonken En horlogeket
tingen met breloques.
Een artikel in opkomst zijn de
schoengespen, zij signaleerde de
mode bij het eerste ontluiken. Met
echte juwelen bestaan ze niet
meer: omgewerkt tot ceintuurs of
broches voor de vrouwen van een
volgende generatie! Maar zilver
heeft ze wel; en alliages van me
taal, met strass en grafiet. Ze doet
hier nog niet lang in; koopt en
verkoopt. Maar het is duidelijk,
ook hieruit gaat een verzameling
groeien.
Hoe is zij tot het antiek geko
men?
„Ik begon op Art School". Hier
op knik ik maar zo'n beetje- Want
precies deze woorden zijn mij door
zoveel boys en girls uit swingende
cities als verklaring en bewijs van
deskundigheid achteloos toege
voegd, dat de bevolking van de
academies wel hard moet verlopen
om ze allemaal een kans van enke
le maanden te geven!
„Zijn vooral die bronzen knopen
niet gemakkelijk na te gieten?"
Zij geeft toe dat haar zoon goede
zaken doet in een eigen winkeltje
met namaak. Zij houdt ervan de
jeugd aan te moedigen. Haar zoon
moet al heel stom zijn als hij van
haar het zaken doen niet geleerd
heeft.
A. MAC GILLAVRY
humann
irt voor
eri orkest
minor,-
X
C. Franck
Variation
Symphonique
voor piano en
orkest
Dvorak
New World
Symphony
EN LATEN INE VOOE DE RMJTONS
HOPEN RW DE ATACHEN EEN