vrik Ons dagelijks brood Broodfabriek: Wij maken het niet anders Terugkeer naar de warme bakker Schoolstrijd toen en nu Schoolstrijd toen Schoolstrijd nu Verfegenwoor* digers(sters) Managers „We moeten niet te groot willen worden ■nera s voor pparatuur; :nhand handen vaardige omgeving, ide band, en handigheid kelijk elijk is? iMIE voor rekening N voor nacht-, en zondagsdiensten d f 60.- per maand) 1TSVAST PENSIOEN 1ATIS REIZEN IN buitenland (ook lezin) 18 en 40 jaar oud is, onderwijs heeft een goed gezichts- schikt, maximaal 1.90 iteresse heeft in een de, afwisselende baan Iheden, kan solliciteren ie van SSISTENT, itingen bij de van het station AL, telefoon toestel 462 of 438. door inzending van bon (zonder enN.V. Nederlandse Antwoordnummer daal. Nederlandse] Spoorwegen) ZATËRDAGBIJLAGE VAN DE STEM/3 SEPTEMBER I970. U word» uitgenodigd op maan dag 5 oktober a,s tussen 9.30 en 12.30 uur telefonisch contact op te nemen met 040-22921. Voor divei direct bês> mogelijkheden, die nationale maatscha bieden MANAGER Reportage HANS KOENEN HET IS al weer een jaar of vijf geleden dat het socialistische Tweede-Kamerlid mevrouw Gerda Brautigam het herkauwende Parlement nog voor het avondeten wekte met haar legendarisch geworden kwalificatie van het hedendaagse fabrieksbrood. „Stopverf" vond ze het. Wat haar betreft viert die oorlogsverklaring aan de groot-producenten haar eerste lustrum. „Ik sta er nog steeds volledig achter, het is nog steeds stopverf. Natuurlijk heel algemeen gesproken dan, want er zal misschien ook wel goed fabrieksbrood zijn, en niet alle warme bakkers leveren een smakelijke mik". Mevrouw Brautigams oordeel over ons dagelijks brood heeft toen geen kabinetscrisis veroorzaakt. Maar Nederlands grootste broodmakers konden het stopverf maar moeilijk door de keel krijgen, en, nu is de nasmaak nog niet volledig weggespoeld. Nog steeds vechten King Corn en Bums voor de ogen van televisiekijkend Nederland hun broodoorlog uit. Er wordt met technicolor op de consument geschoten. De twee grootste nationale merken hebben zich van mevrouw Brautigam ogenschijnlijk niets aangetrokken. De fabrieken werken op volle toeren door. Nederland kan zijn stopverf toch niet missen. Wil het niet missen. Dwars-gebakken gaat er in als koek. En het enige dat men weggooitjuist. Smaken verschillen. Producenten ook. Over smaken, bakkers en broodfabrieken gaat onderstaande reportage, opgetekend tussen meel en suiker, tussen melkpoeder en gist. jiË Foto Anion Werker Sjef Odekerken Een van de grootste broodfa brieken van Nederland staat in Zuid-Limburg. De naam is Marebos, de direkteur Sjef Odekerken. Hij wordt, ten ge rieve van het krantelezend publiek, voor deze gelege- heid bijgestaan door de chef personeelszaken en public relations J. Temmink Marebos loopt goed, heeft voor de helft de ganse Ne derlandse broodexport naar Duitsland in handen, en maakt naast zijn kleine 30 broodsoorten het veelkleuri ge arsenaal van banketbak- kerswaar tot en met een 2 miljoen pasteitjes per jaar. Als er over brood gepraat moet worden, praten Odeker ken en Temmink dus mee. Het broodverbruik is terug gelopen. De Nederlander mag dan een grote mond hebben, meer dan een 80 broden eet hij per jaar niet op. In 1950 waren dat er nog tegen de honderd. Odekerken: „Dat ligt aan de welvaart, naarmate die toe neemt daalt het broodver bruik per hoofd van de bevol king. Als wij vroeger uitgin gen, een pilsje hadden ge dronken en dan thuis kwa men, grepen we al gauw in de broodtrommel. De jongen van nu eet een nassibal of een zak frites". Temmink: „Het accent is op het beleg komen te liggen, het brood is bijzaak gewor den. Brood is, wat voedings waarde betreft, nog steeds het goedkoopste voedingsmiddel. Maar het wr.i. ie eten wordt geprefereerd. Er worden niet zo veel boterhammen meer meegenomen, iedere be- drijfscantinc gerft soep en warme worst". Odekerken: „Vroeger was het vlaatje wat i .or de za terdag. Nu verkopen we ie dere dag vlaaljes." Steeds meer warme bakkers worden door de grote brood fabrieken verdrongen. De meeste broodeters vinden dat jammer, want de warme bakker heeft een image dat veel makkelijlt-r is dan alle verpakte wittebroden bij elkaar. Het arbeidsloon wordt de warme bakker te veel, de bakkerszoon voelt er niets voor zijn vader met diens ongunstige werktijden, met diens onvermoeibaar zwoegen in zeer hoge tempe raturen, op te volgen. Zeker niet voor wat hij ervoor ver dient. En daarnaast, het broodverbruik is afgenomen. Het zijn bij elkaar de oorza ken van de verdwijnende warme bakker. Nog steeds heeft hij met 6000 collega's een 60 pet. van de broodpro- duktie in handen. Daar te genover staan 800 grotere bedrijven, die de overige 40 pet. leveren. Veel fabrieksbrood dus. En dat fabrieksbrood heeft het Tweede Kamerlid mevrouw Gerda Brautigam stopverf in de mond gegeven. Temmink: „Ik ken mevrouw Brautigam wat beter. Ze heeft natuurlijk een of ander verpakt wittebrood gegeten dat ze niet lekker vond. Zo iets kan ik me voorstellen. Maar een industriële bakke rij levert ook andere broden. Mevrouw Brautigam denkt natuurlijk aan Frankrijk, aan die warme stokken. Die vergelijking is natuurlijk niet reëel. Maar naast, wat ik consumptiebrood zou willen noemen, hebben we een aan tal and'ere soorten die blijk baar wel lekker zijn. Er be staat een enorme behoefte aan verpakt brood, anders maakten we het toch niet. Trouwens waar zou dat smaakverschil in moeten zit ten. In principe wordt het brood al 6000 jaar op dezelf de manier gemaakt. Ons bak- proces, dat praktisch volau tomatisch is, is hetzelfde als dat van de warme bakker. Bloem - gist - smaaktoevoe- gingen. Het kan gewoon niet anders". Odekerken: „Wij hebben het voordeel dat we over heel preciese apparatuur kunnen beschikken. Alles wordt au tomatisch gecontroleerd. Wij hebben geklimatiseerde ridjs- kassen. En, wat er bij de kleine bakker het eerst in gaat, komt er, omdat de oven gesloten is, het laatste uit. Bij ons heeft ieder brood dezelfde baktijd". Maar toch, talloze vakantie gangers hebben het Franse stokbrood, nog vers in hun herinnering. Dat kan een broodfabriek niet lekker warm op tafel leveren. Temmink: „Broodtechnisch gezien is stokbrood slecht brood, bereid uit de slechtste meelsoorten die er in Europa te krijgen zijn". Over smaak valt niet te twisten. Ook niet met de Duitsers. Zoals gezegd, Ma rebos levert veel aan de oos terburen. Odekerken: In Duitsland wordt niet naar vers brood gevraagd. Daar laten ze het liever een paar Öagen liggen. We leveren tot in Miinchen toe. Zoiets kan, „Neen, voor een goede niet te oude warme bakker, die wat durft, die liefde heeft voor zijn vak, die een goed produkt levert en veel sor tering heeft, zie ik le toe komst niet zo somber in". Dat zegt warme bakker Lambert Werres die al zijn dikke 20 soorten brood via de winkel in Kerkrade aan de man brengt. „Ik zit hier gunstig, tegenover Albert Heyn en De Gruyter. Die ver kopen ook brood, maar al leen verpakt. Mag niet an ders van de warenwet. En dan zit ik goed, overal waar veel mensen komen zit je goed. Je moet natuurlijk niet op een uur kijken, het is hard werken, maar het is wel te halen'.' Werres heeft zegge en schrijve in de bak kerij één man personeel. „Dat is precies goed zo. Er zijn genoeg winkels die bel len met de vraag: wil je geen brood voor ons bakken. Doe ik niet. Ik heb geen uit breidingsplannen. Wordt veel te duur aan personeel. Juist de kleine warme bakker, die blijft bestaan. In het brood moet je heel groot of heel klein zijn. Vorig jaar ben ik met bezorgen gestopt. Alles loopt nu via de winkel. Dat bezorgen werd te duur. Het kan alleen economisch wan neer de bezorger a>an 3.5 mi nuut per Mant genoeg heeft. Dat is in de praktijk veel te weinig". Wat is de specifieke kracht van de warme bakker? Wer res: „De sortering, de zorg voor het brood. De varië teit. Als een klant een meer doorbakken brood wil, dan kan hij dat krijgen. De fa briek kan dat nooit leveren: ieder brood heeft daar de zelfde baktijd. Bij ons hoeft dat niet. En dan ons vloer brood natuurlijk, het brood dat los op de tegels wordt gebakken. Kan ook niet bij de fabriek. En vloerbrood heeft nu eenmaal een andere smaak. Brood dat niet in de vorm gebakken is haal je er zo uit. Neen, de fabriek kan dat niet maken". Werres is niet zo bang van de broodfabrieken. „De men sen komen er van terug. Ze willen niet verplicht zijn al tijd hetzelfde brood te moe ten kopen. Van de andere kant, met King Corn en Bums wordt zoveel reclame gemaakt dat ik het ook moet maken. Het heeft een ande re naam natuurlijk, maar 't is hetzelfde dwarsgebakken wit. En als ik het niet maak, kopen ze het aan de over kant. En dat hoeft voor mij niet. Trouwens dat witbrood loopt in Holland veel beter dan in Limburg. Dat komt door die oorlog. Na de be vrijding kon het brood niet wit genoeg zijn. En nu nog leveren ze ons gebleekte bloem. Hier houden ze meer van een wat Duitsere smaak. Van zuurdeeg, en dat kan de fabriek ook weer niet want aan het bakken zit 'n beetje risico, en dat vraagt de vak kennis die het fabrieksperso- neel niet heeft". En dan her innert de warme bakker Vverres zich de basKers- school. „Een klas van zo'n 25 man. Als er vijf van bak ker zijn geworden is 't veel. Zoals ik zeg, je moet er voor voelen, je moet een beetje durf hebben, er iets nieuws in durven gooien. Och, dan gaat 't wel. Je moet natuur lijk wel iets goed maken. Maar ja, je ki door de oek nooit eens uitgaan. Daar kan niet iedereen te gen. Ik .vel, ik heb een mooi vak. En c'iar kan ik een pils je voor laten staan." door JOS AHLERS Woensdag is het precies 50 jaar geleden dat de Eerste Kamer zonder hoof delijke stemming de Lager-Onderwijswet 1920 aannam. In dit levenswerk van de Eerste Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, dr. J. Th. de Visser, werd de vrijheid van onderwijs zoals die in 1917 in de Grondwet was gekomen verwezenlijkt. Daarmee was een definitief einde gekomen aan de schoolstrijd die de gemoederen in Nederland zo'n zeven tig jaar lang heeft beroerd. Het is nauwelijks meer voor te stellen dat het bijzonder onderwijs in dit land zoveel moeite heeft moeten doen om volledig aanvaard te worden. Nu immers is bijzonder onderwijs regel, openbaar onderwijs uitzondering, want meer dan zeventig procent van alle scholen zijn bijzondere scholen. De Nijmeegse onderwijssocioloog dr. J. A. Kemenade meent evenwel dat we momenteel op de drempel van een nieuwe schoolstrijd staan. Het spoor terug voert naar het prille begin van de ne gentiende eeuw. In 1801 kwam dank zij de Leidse hoogleraar 3. H. van der Palm, toen „agent van na tionale opvoeding" de eerste schoolwet tot stand. De rege ling ging voornamelijk over de openbare of gemeentelij ke scholen, maar er stond ook een bepaling in over bij zondere scholen: iedere bur ger mocht na goedkeuring van het gemeentebestuur 'n bijzondere school oprichten. Onderwijswetten waren toen nog sneller verouderd dan te genwoordig, wainit in 1803 kwam er al een nieuwe wet en in 1806 weer een andere. Die weit van 1806 hield stand tot 1857 en bepaalde dat er openbare scholen waren, die geheel of gedeeltelijk uit de openbare kassen werden be kostigd, en bijzondere scho len waarvoor toestemming van de overheid nodig was. De taak van het openbaar onderwijs werd toen kenne lijk zo goed omschreven dat we er tot in onze dagen ge noegen mee genomen heb ben: Het onderwijs moest zó worden ingericht, dat het on der „het aanleren van gepas te en nuttige kundigheden, de verstandelijke vermogens der kinderen ontwikkelt en zij zeiven opgeleid worden tot alle maatschappelijke en christelijke deugden". De openbare school was een „ge mengde school": zij moest voor kinderen van elke gods dienstige richting toeganke lijk zijn. Die gemengde school werd meer en meer een monopolie van de over heid. In de grondwet van die dagen was de vrijheid van onderwijs niet met zoveel woorden erkend en het op richten van bijzondere scho len werd op die grond door de provinciale of plaatselijke besturen herhaaldelijk ge weigerd. Deze vrijheiidsbe- knotting werd voor heel wat belijders van het christelijk geloof één van de redenen om naar Amerika te emigre ren. Duizend rekesten In 1840 kwam Groen van Prinsterer in de Kamer en daarmee begon de strijd eerst goed. In 1848 kwam de staatscommissie. Thorbecke, die de grondwet moest gaan herzien, met de formulering: „Het geven van onderwijs is vrij". En daarmee lag de knuppel in het hoenderhok. Brochure na brochure van voor- en tegenstanders kwam van de pers. De Twee de Kamer kreeg een stroom van tegen de duizend rekes ten te verwerken. Niettemin kwam die formulering in de nieuwe grondwet, maar daarmee was de zaak nog lang niet beslecht. Groen van Prinsterer en zijn medestan ders bleven pleiten voor een wettelijke regeling, die aan de woorden en bedoelingen van de nieuwe grondwet recht zouden doen. Minister Van Reenen probeerde het tweemaal, maar zonder succes. In 1865 regende het weer rekesten tegen zijn po ging en men telde zo'n 13 duizend handtekeningen. Groen deed in een van de vele blaadjes die hij in die tijd liet verschijnen een be roep op de koning. En niet tevergeefs, de koning ver klaarde zijn sanctie niet aan een wet te kunnen geven, waartegen zoveel van zijn burgers zulke ernstige be zwaren hadden. En dat bete kende het einde van het ka binet nog voordat de school wet was afgehandeld. Minis ter Van Rappard slaagde er vervolgens in wel een wet aangenomen te krijgen mede dank zij de steun van een deel der katholieken maar de wet was voor de voorstanders van bijzonder onderwijs onverteerbaar Groen verliet onmiddellijk na de stemming de zaal met achterlating van het volgen de briefje: „Nu de beraad slagingen over de wet op het Lager Onderwijs zijn afgelo pen, neem ik met smart, doch uit persoonlijk plichts besef en na rijp beraad, mijn ontslag als lid van de Twee- Kamer der Staten-Gene- raalHet grote punt was dat de mogelijkheid van sub sidiering van bijzondere scholen uit 's rijks kas niet nn de wet kwam. Wel stond er ie dat gemeenten en pro vincies subsidie konden ge ven, maar dan moesten de scholen toegankelijk zijn voor alle kinderen. Geweldige aktie De volgende jaren werd' ook al door het verdwijnen van Groen, de schoolstrijd hoofd- zakelijk builteai het parle- ment gevoerd. Eerst om streeks 1870 komt er veran dering ook al door een man dement van de bisschoppen wa-ainn de gelovigen de zaak van het christelijk onderwijs op het hart gebonden wordt. ■Niettemin kwam in 1878 het ministerie-Kappeyne met 'n ontwerp voor een nieuwe la- ger-onderwijswet dat het on- dersteunen vain bijzondere scholen uit de publieke kas als met geoorloofd beschouw de. De reacties waren uiter mate hevig, maar de wet werd aangenomen. Maar di rect daarop kwam er een geweldige actie op gang. On der een petitie aan de koning om zijn handtekening niet te plaatsen onder de wet kwa men m vijf dagen 300.000 ?finn^ker£eiV. ,Meer dan 160M0 katholieke gezins hoofden zonden een rekest. Toch kreeg de wet de ko ninklijke sanctie. De vrien den van het bijzonder onder wijs gmgen nu om herzie- van de grondwet vra gen. De grondwet van 1848 garandeerde immers wel de formele vrijheid van onder- wijs, maar over bekostiging uit de openbare kas werd niet gesproken. Er kwam 'n nieuwe grondwet, maar het onderwijsartikel werd niet veranderd... Wel werd de Kamer tot 100 leden uitge breid en dat leidde tot een rechts kabinet onder leiding van baron Mackay, dat in de eerste plaats een school wet-ministerie zou zijn. In 1889 werd er prompt een be gin gemaakt met de subsidie, ring van bijzondere scholen. De wet werd meermalen her. ZIsn onder meer ook in verband met de leerplicht wet die in 1900 tot stand kwam en bracht steeds weer verbeteringen voor het bijzonder onderwijs. Maar de voorstanders van dat onder wijs streefden naar een vol ledige gelijkstelling met net openbaar onderwijs. Maar toen dait in het kabinet- Heemskerk inderdaad werd voorgesteld en men zelfs stelde dat bijzonder onder wijs voortaan regel en open baar onderwijs aanvullend zou zijn sneuvelde het kabi net omdat de verkiezingen van 1913 een ernstige neder laag voor rechts brachten. In de grondwet van 1917 kwam die financiële gelijk stelling er evenwel toch en daarmee was de schoolstrijd iin feiite beslist. De lager-on- derwijswet van 1920 (die nog altijd van kracht is) zorgde voor de realisering im de praktijk. De uitbouw van het bijzonder onderwijs kon be ginnen. Er komt een nieuwe school strijd. Dat is althans de me ning van de Nijmeegse on derwijssocioloog dr. J. A. v. Kemenade. Geen schoolstrijd meer langs levensbeschouwe lijke criteria „want dat zijn niet meer de criteria die onderscheidend zijn in onze bevolking" maar een schoolstrijd langs andere ideologische criteria. Een schoolstrijd tussen groe pen die nu nog niet duidelijk afgetekend zijn, maar waar van de uitersten zich wellicht manifesteren in kringen rond V P R ONieuw Links en T R O SDe Telegraaf. Van Kemenade is in 1968 gepro moveerd op een proefschrift over „De katholieken en hum onderwijs". Uit zijn studie bleek dat vam de fervente voorstanders voor eigen ka tholiek onderwijs in onze tijd niet zo heel veel meer over blijft. Veel ouders kiezen voor de katholieke school uit gebrek aan een goed alter natief. In 1966 zeiden slechts 19 procent van de katholie ke ouders bezwaar te ma ken tegen een oecumenische school en 44 procent gaf er toen al de voorkeur aan bo ven de katholieke school. Mr. Schelfhout, directeur van het Centraal Bureau voor het Katholiek Onderwijs (en senator voor de K V P) heeft er geen geheim van gemaakt persoonlijk voor stander te zijn van een sa menwerkingsschool althans voor het voortgezet onder wijs. Jaren geleden hebben de bisschoppen aan het Ka tholiek Onderwijzersverbond gevraagd het eigene van een katholieke school onder woor den te brengen, maar dat is er nooit van gekomen. In de huidige discussies wordt meestal gesteld dat een ka tholieke school op de eerste plaats een goede school dient te zijn. Bij de discussies die momenteel overal in 't land worden gehouden op initia tief van het centraal bureau wordt ook niet meer gespro ken over het eigen karakter van het katholiek onderwijs. Enerzijds niet omdat het ka tholiek onderwijs er nu een maal is en anderzijds omdat men eigenlijk niet meer ge ïsoleerd over de katholieke school kan gaan praten. Die twee tendenties werken gelijktijdig: enerzijds min der strak vasthouden aan de eigen katholieke school en anderzijds meer waarde hechten aan de methodiek van de school. Gaat 't puur om cultuur-overdracht of is de voorbereiding op het le ven veel wezenlijker? Wat deze laatste keus betreft botsen de meningen wel de gelijk en steeds harder. Van daar ook die profetie over een nieuwe schoolstrijd.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1970 | | pagina 27