Zaterdagbij lage van 3 oktober 1970 Gebouwen Vergrijzing Fonds Kopzorgen Salarissen SU vrn. Rijke kloosters V ergeet liet maar! door JAN HOOYMAN DE kloosters zijn rijk Dit hardnekkige vooroordeel zal voor de oppervlakkige toeschouwer wel on uitroeibaar blijven zolang er nog imposante klooster gebouwen met een flinke lap grond er omheen te vinden zijn, die herinneren aan de tijd van het rijke Roomse leven. Deze image van de rijke kloosters wordt in onze tijd in stand gehouden met een nieuw argument: de kloosters zit ten fiscaal op rozen bij de inning van het arbeidsin komen van vele klooster lingen, wier werk in de sa menleving sinds een aantal jaren normaal wordt be taald tengevolge van de subsidiëring van het werk zelf: onderwijs, ziekenver pleging, sociale zorg. Als instelling zonder winstbe jag zouden de kloosters over dat inkomen geen be lasting hoeven te betalen. Zo blijven zij ook in deze seculariserende tijd nog rijk. Is dat werkelijk waar? Zijn de kloosters rijk? Wie op deze vraag voor ons land een afdoend antwoord wil geven, dat aan alle fa cetten van de veelvormige werkelijkheid recht doet, zou zich de moeite moeten ge troosten de doolhof van boek houdingen te doorworstelen van de ongeveer 160 religieu ze orden en congregaties, die de kerk in ons land telt. Een „financiële commissie religi euzen", een orgaan van de stichting Nederlandse Pries ters-Religieuzen, de stichting Broedercongregaties in Ne derland en de stichting Ne derlandse Vrouwelijke Reli gieuzen, is daar al drie jaar mee bezig. Secretaris /an de ze commissie is pater B. Wil brink M.S.F. in Grave. Hij zegt: „Als alle reële cijfers van alle kloosters in ons land duidelijk op tafel zouden lig gen, zou ongetwijfeld blijken dat ze gezamenlijk financieel onder de rode streep zit.' t" ook de geldverslindende missionaire activiteiten van de orden en congregatiesmissie- en ontwikkelings projecten, reis- en verblijfkosten van missionarissen op vakantie, verzorgings- en verplegingskosten van missio narissen die ziek terugkomen enz' al nog eenzelfde bedrag of nog meer tegen aan gooien om het gebouw voor zijn nieuwe bestemming veel al een bejaardenhuis, soms een inrichting voor geeste lijk gestoorden, maar zelden een winstgevende industrie geschikt te maken. Finan- cieel-economisch zijn die kloostergebouwen niet meer dan consumptiegoederen. De „produktiekosten" van de diensten, die vanuit de kloos ters worden verleend, kun nen niet volledig in de „prij zen" worden verdisconteerd. Dat is trouwens niet iets van de kloosters alleen. Niemand kan redeneren: mijn dien sten moeten zo en zoveel kos ten, want mijn huis kost zo en zo duur. Zinnig is alleen de redenering: ik verdien zo en zoveel, dus moet ik gaan wonen in een huis dat zo en zoveel kost. Het slinkend aantal kloosterlingen woont dus in gebouwen die te groot zijn en daarom onrendabel. En wat de omliggende gron den betreft: boerengrond brengt aan pacht niet meer op dan 2 procent. Het relatief weinige geld, dat de kapitale kloosterge bouwen opbrengen, is brood nodig om de eindjes van de gewone kloosterlijke huishou ding op langere termijn aan elkaar te knopen. Die huis houding heeft, enerzijds dooT de sterke vergrijzing van de kloosterbevolking en ander zijds door de sterke uitbouw van de wereldlijk-sociale voorzieningen, een grondige ontwikkeling doorgemaakt. Met name de oudedagvoor- ziening van de duizenden kloosterlingen, die straks niet meer op de oude manier door jonge huisgenoten in de oude vertrouwde omgeving verzorgd zullen kunnen wor den, baart de orden en con gregaties de grootste zor gen. In de bloeitijd van de kloosterroepingen waren de financiële problemen van de orden en congregaties nog geen fractie van wat ze nu zijn, ook al werd het werk van de buitenshuis werkende leden van de gemeenschap niet naar waarde gehono reerd. De „mankracht" bin nen eigen muren was ruim voldoende en uiteraard goed koop. Novicen, werkzusters en werkbroeders verrichtten de noodzakelijke handenar beid. Zieke en oude klooster lingen werden in eigen om geving door jonge huisgeno ten verzorgd. Bij al hun een voud en armoede kenden de kloosterlingen geen persoon lijke materiële zorgen. Dat is door de crisis in de kloos terroepingen wel heel anders geworden. Nu de aanwas van /uwe kloosterlingen mi niem is geworden en hier en daar praktisch tot stilstand is gekomen, nu het aantal uittr 'ingen stijgt, worden orden en congregaties gecon fronteerd met een vooral fi nancieel pijnlijk vergrijzings proces onder haar leden. Als er geen novicen meer komen moet er person/el worden gehuurd om het huishouden op gang te houden. En ar beid is in deze tijd niet goed koop. Maar de allergrootste zorg, die de besturen van or den en congr nlles kwelt is deze: hoe moet straks de ou de dag worden gefinancierd van de duizenden kloos'.er- lingen 30.000 zusters, 10.000 priesters en 800" broeders als er geen jonge kloosterlin gen mc/r zijn om hen te ver zorgen en als van go zdkope huisvesting in de inn.' 'dels verkochte 1 '.oosters geen spreke k-n zijn. Men is dan aangewezen op de ziekenver- plegings- en bei- rdenliuizen de gewone samenleving. Nu is dat in deze seculari- sere le tijd op zichzelf geen bezwaar, mac.r de verpleeg- en pension,.rijzen van van daag zijn natuurlij'.; onbe taalbaar voor mensen, die zelf niet voor een ziektekos tenverzekering, een pensi oenverzekering, een werk loosheids-, invaliditeits- of andere verzekering hebben kunnen zorgen. Ze ontvangen natuurlijk wel de gewone a.o.w.-- ''kering di' iedere Nederlander krijgt, maar d: rvan zouden ze hooguit in es.i traditionele kloosterge meenschap kunnen rondko men. niet in een eigentijds bejaardenhuis. En de bijstandswet dan? Dat lijkt -.-en uitkomst, maar he'l wat overheidslichamen wij zen een beriep op deze w-i ten behoeve van een kloos terling af met het argument, dat de kloostergemeen- -.hap voo- hen -oet opkomen. Dat lijkt een zin nig argument, maar de klooste.s hebben daar meest al ni:i de middelen vc jr, ze ker voor al hun oude en behoeftig v, ordende le den. De orden en congreg, - ti- o zijn dr-'- doende om het welzijn van h".n leden op lan- g e termijn zo goed moge lijk in te passen in de we reldlijk-sociale voorzieningen oud - a-"ere door de op- De rijkdom die door de im posante gebouwen en omlig gende gronden wordt gesug gereerd is alleen maar schijn. Men moet al een vol komen vreemdeling iin Jeru zalem zijn om niet te weten, dat de crisis in de klooster roepingen hele kloosters dreigt te ontvolken. Tiental len orden en congregaties zijn genoodzaakt een of meer van haar kloosters te koop aan te bieden. Ze moeten er gewoonweg mee leuren. Zo het al lukt een koper te vin den, dan zijn toch de geval len waarin een kloosterge bouw voor een goede prijs kan worden verkocht, de uit zonderingen die de regel be vestigen, dat kloosters ver beneden de boekwaarde van de hand gedaan moeten wor den. Die gebouwen zijn meestal voor een paar mil joen verzekerd, maar in fei te brengen ze niet méér op dan de koper ervoor wil ge ven. Dat is meestal niet meer dan een paar ton. Want die koper moet er dan meest- Kloosters zijn steenrijke instellingen, zo luidt een van Nederlands hardnekkigste vooroordelen. Wat er van waar is? Niks, concludeert hef onderzoek van Jan Hooyman. De kloosters zijn slechts rijk aan problemen. En een daarvan is de ouderdoms voorziening, die de religieuse instellingen handen vol geld skost brengst van verko-hte kl tergebouwen in een welge richt "s te storten. Maar een redelijke oudedagsvoor- zie. 'ng voor enkele duizen den mensen kost tientallen miljoenen. Men denke maar eens aan de „inkoop" van pem.oenjaren. Zeggen dat de kloosters al veel ee "er d'e nodige oudedagsvoorzienin gen 'oor bun leden hadden moeten treffen, is goed pra ten achteraf. De vernieuwing in de ke de secularisering en met name de crisis in de kloosterroepingen heeft ie dereen iin of iec over rompeld. Wie kon tien jaar geleden voorzien, dat 't ver zorging!- en financieringssy steem in de kloostergemeen- schappe -baseerd op zelf verzorging in eigen huizen en met eigen goedkope werk krachten -o snel en zo volko men .chterhaal' zou blijken te ijn? GiftPn, le„iten en erfstellingen, eeuwenlang be kende bronnen ''an inkomen mor de kloosters, zijn in on ze tijd erk to-uggelop-n en als ze er nog zijn, dan z.'.'n ze veelal_ doelgebonden, zo dat ze niet kunnen worden aangewend /oor de leniging van de allergrootste zorg van de besturen van orden en c-ngregaties: de t ledags- voorziening van hel groei end aantal bejaarde kloos terlinge 46 procent van de religieuze zusters en broeders een be taalde functie in ce samen leving, maar van de priester religieuzen slechts 15 ,-rocent (de meesten van hen werken in de .issie). Toch mag men van deze ird-omstenbron voor de kloosters geen wonderen verwachten. Vooreerst slinkt dit inkomen regelmatig door het stijgend aantal uittredin gen juist onder degenen, die in de kracht van hun leven zijn en vaak een topsalaris verdienen of daarheen onder weg zijn. Vorig jaar verloor een congregatie in Neder land 2 procent van haar le denbestand door uittredin gen. Deze procent fcestar.-'s- verlies betekende 25 procent van het arbeidsinkomen van deze congregatie. Vervolgens is het niet waar, dat de kloosters ten aanzien van de ze salarissen fiscaal op ro zen zouden zitten, omdat zij als instellingen zonder winst bejag daarover geen belas ting zouden hoeven te beta len. Van alle Individuele sa larissen van verdienende kloosterlingen worden nor maal loon- en inkomstenbe lasting geheven alsmede premies voor sociale voorzie ningen. En dat is heel rede lijk. Waarom zonden kloos terlingen op dit punt een uit zonderingspositie moeten in nemen? Maar het is wel in consequent van de burgerlij ke o verb rid dat zij verdie nende kloosterlingen fiscaal als voor zichzelf zorgende in dividuen behandelt, maar niet verdienende of niet ver diend hebbende kloosterlin gen, die op hun oude dag een beroep doen op de bijstands wet, terug verwijst naar de kloostergemeenschap. Die worden dus wel in een uit zonderingspositie geplaatst. Tenslotte moeten van de sa larissen van de verdienende kloosterlingen niet alleen de oudedagsvoorziening van henzelf en van hun mede kloosterlingen, maar ook de geldverslindende missionaire activiteiten van de orden en congregaties worden gefi nancierd: missie- en ontwik kelingsprojecten, reis- en verblijfkosten van missoona- rissen op vakantie, verzor- van missionarissen die ziek terugkomen, enz. zolang er nog imposante kloostergebouwen te vinden zijn Blijven over de sa van de kloosterlingen, die 'n volledig betaalde baan heb ben in het onderwijs, de zie kenverpleging en de sociale zorg. Die vormen inderdaad een reële on zeer beduidende bron van inkomen voor de kloost' Ruw g ichat heeft Rijke kloosters? Vergeet het maar. Met een verleden ach ter zich, rij'- san „verdien sten voor d'e hemel" door be langeloze zieken- en bejaar- rpPr-C;i°I?ing "in de *•- reld hebben v T orden e.i congregaties in deze tijd van secu-arisatie zware kopzor gen om hun eigen leden strak,, deele-btig te doen zijn aan de zegenin en van onze mode ne tijd: een rede- hjke oude dag krachtens wet telijk sociale voorzienin gen. Voor de financiële ba sis van die voorzieningen heeft ten tijde van het rijke* Roomse leven geen haar op iemands hoofd gedacht te ze gen.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1970 | | pagina 23