25 jaar
geleden
V
VT1J
Ult
E H et verhaal begint in
juni '43. Pater L. A. Bleijs,
een op 17 oktober 1906 te
Tilburg geboren Redemp
torist, is verbonden als ka
pelaan vanaf 1939 aan het
rectoraat Kapel in 't Zand
te Roermond. Tevoren was
hij van 1932 tot 1939 als
lector verbonden aan het
St. Alfonsusseminarie der
Redemptoristen te Nijme
gen. In Roermond komt
deze sociaal-bewogen
priester en gevierd predi
kant in aanraking met de
Verzetsbeweging en bij de
definitieve oprichting van
het distrikt Roermond van
de Landelijke Organisatie
voor Hulp aan Onderdui
kers komt hij vanzelfspre
kend in de topleiding.
Trouw aan
woord
SD razend
Heinz
Naar Londen
Achtervolgd
Alle landen
2ATÉRDAGBULA0E VAN DE STEM/15 AUGUSTUS 1970
door JULES KOCKELKOREN
Samen met Oom Leo (bis
schoppelijk secretaris J. L.
Moonen, omgekomen in con
centratiekamp Bergen-Bel-
sen op 15 april 1945) samen
ook met de opvolger van pa
ter Bleijs als L.O.-distriks-
1 eider Jacques Delsing uit
Echt (thans hoofddirekteur
Nederlandse Credietbamk
Amsterdam). Met „Ambro-
sius" (Jan J. Hendrikx uit
Venlo, omgekomen vermoe
delijk bij transport van Ora-
niënburg naar Bergen-Bei
sen begin 1945) en met ka
pelaan J. J. Naus uit Venlo
(omgekomen in Bergen-Bel-
sen op 15 april 1945).
Pater Bleijs is vermoedelijk
de enige verzetsleider, die,
nagenoeg onder de ogen van
de Duitse S.D., door eigen
mensen werd gekidnapt. Dit
geschiedde in het Redemp
toristenklooster te Roer
mond op 29 februari 1944
door Wiel Houwen (thans
59) uit Helden-Dorp. Samen
met de poiitiewachtmeesters
Raats en Grijsbach, even
eens uit Helden. Je reinste
James Bond-verhaal, dat
Wiel Houwen voor het eerst
in details aan me vertelde.
„Ik kende destijds Bleijs
niet persoonlijk", zegt Wiel
Houwen. „We wisten wel
van eikaars bestaan af in de
verzetsbeweging".
Doch Wiel Houwen, toen in
Helden-Doip hoofd van het
gemeentelijk luchtbescheT-
mingskantoor, ambtenaar
distributiekantoor, als lucht
beschermingsman „onbezol
digd veldwachter", tevens
Rode Kruisman (een wel
haast ideale combinatie voor
een verzetsleider) en boven
dien in het bezit van een vals
S.D. - identificatiebewijs,
wordt die nacht om één uur
's nachts op zijn duikadres
gewekt door huishoudster
Lisa. „Een heer Van Doorn
staat voor de deur". (Van
Doorn was de schuilnaam
van kapelaan Naus.)
„Pater Bleijs wordt van
nacht door de Duitsers ge
arresteerd',' zegt deze laco
niek. „Je moet hen voor zijn
en hem arresteren. Berich
ten van het S.D. hoofdkwar
tier te Maastricht". „Laat
die man dan vluchten", zegt
Wiel korzelig. „Hebben we
gedaan, maar Bleijs wei
gert", antwoordt kapelaan
Naus.
Toen lang tevoren pater
Bleijs aan zijn overste in
Roermond verlof gevraagd
had om zich bij de verzets
beweging aan te sluiten, had
deze geweigerd, omdat daar
door de kloostergemeen
schap in gevaar zou worden
gebracht. In hogere instan
tie bij de generaal-overste
kreeg pater Bleijs wél ver
lof daartoe, „mits hij het
klooster nooit in gevaar zou
brengen".
Als dus Bleijs het bericht
krijgt, dat die nacht de S.D.
hem komt arresteren, houdt
hij zich stipt aan die af
spraak.
„Laat ze komen. Ze kunnen
me fusilleren. Maar duik ik
onder, dan volgen er repres-
sailles voor het klooster. En
dat ban niet volgens mijn be
lofte" meent hij. En wacht
die nacht rustig op zijn ar
restatie.
„Jij moet hem arresteren",
zegt Naus in Helden tegen
Wiel. „Maar schiet op. Mis
schien zijn de Duitsers al in
Roermond",
„Ik waarschuw hals over
kop de poiitiewachtmees
ters Raats en Grijsbach"
vertelt Wiel. „In het holst
van de nacht. Het gaat om
minuten. Ze weten dan nog
van niks. Maar terwijl zij zich
in de auto in hun uniformen
hijsen, heb ik hun verteld
wat er aan de hand is.
We passeren die nacht met
onze politieauto de Maas
brug in Roermond, waar vijf
Duitse wachten ons wegens
onze papieren doorlaten.
Dan spoorslags naar de Ka
pel in 't Zand. Ik zeg te
gen Raats en Grijsbach, na
dat we op de kloosterpoort
gebonkt hebben: „Gaan jul
lie naar binnen en arresteert
Bleijs. Ik blijf hier in het
portaal. Mocht de S.D. als
nog komen, begin ik te
schieten. Kom me dan als de
donder te hulp".
Broeder Petrus verschijnt
na ons gebonk op de deur in
zijn onderbroekje. Totaal
overstuur.
„Deutsche Poliized. Sofort
das Zimmer van Bleijs".
Raats en Wijsbach achter de
broeder aan naar binnen. Ik
in het portaal op de loer op
de S.D., die elk moment kan
verschijnen. Bleijs is nog op.
Wachtend op zijn arrestatie.
En dus helemaal niet ver
rast. Maar het klooster in
rep en roer. Hij vraagt of hij
Pater L. A. Bleijs
als zichzelf
de zachtmoedige
maar
onverzettelijke
Redemptorist.
Pater L. A. Bleijs
als de
verzetsman
als „Lodewijk"
ondergedoken
in Helden-
Grashoek.
Op 17 augustus is het ^vijfentwintig jaar geleden, dat pater L. A. Bleijs C.s.s.R., destijds hoofdaalmoeze
nier van de Binnenlandse Strijdkrachten en lid van de Staf van Prins Bernhard, met zijn jeep veronge
lukte op de Arkelse Dijk te Gorinchem. Hij was met zijn chauffeur op weg naar Paleis Het Loo, om daar
aan koningin Wilhelmina een rapport uit te brengen over de houding van de commissarissen der ko
ningin en burgemeesters tijdens de bezettingsjaren. Ds. F. Slomp (in het Verzet bekend als Frits de Zwer
ver, zoals pater Bleijs zich als verzetsleider Lodewijk noemde) zou aan de bespreking bij koningin Wil
helmina deelnemen.
Het auto-ongeval op de Arkelse Dijk ontstond, omdat een wiel van de jeep los bleek te zitten. De chauf
feur van pater Bleijs kwam er met een gebroken arm vanaf. Op de Arkelse Dijk is een gedenkteken
voor pater Bleijs („Lodewijk") opgericht in 1947.
Onmiddellijk na het ongeval ronkte het in Verzets- en hofkringen van de geruchten, dat sabotage de oor
zaak zou zijn geweest van deze onverwachte en tragische dood van pater Bleijs. Nu, na vijfentwintig
jaar, kunnen we dit gerucht wel naar het rijk der legenden verwijzen. In die tijd was het best denkbaar,
dat in een legergarage een wiel aan een jeep slordig werd verwisseld en dat de bouten niet werden vast
gedraaid. De precaire opdracht, die pater Bleijs die dag ging vervullen bij koningin Wilhelmina en de
impulsiviteit, die destijds het benoemingsbeleid van deze grote Verzets-koningin kenmerkte, desnoods
blind afgaande op de rapporten van de Verzetsleiders, gaf wel stof aan de wilde geruchten van destijds.
De laatste jaren, voorafgaande aan dit destijds omstreden ongeval van deze intelligente, zachtmoedige,
doch genadeloos-oprechte gevoelsmens, leveren alle stof voor een avontuurlijke heldenfilm.
in de bapel nog mag com
municeren. Nou, dat mag.
Dan geboeid im onze auto.
En wij weg.
De overste heeft hem tevo
ren nog een briefje van hon-
deird im de hand gestopt. Ik
neem hert Bleijs af. „Er
braucht kein Geld mehr. Er
wird sofort erschossen",
brul Uk. En wij naar Helden.
Weer over de Maasbrug
Weer controle door de Duit
se wachtposten. Verder.
Raats heeft tijdens die
rit bij pater Bleijs, die niet
beter wist dan naar het Wit
te Huis in Maastricht ge
bracht te worden, een licht
je doen branden. Bleijs vond
het al vreemd, dat we rich
ting west i.p.v. zuid reden.
Maar slilkte het smoesje, dat
we nog meer van die „Brii-
der" op zouden halen. Maar
als Raats opeens zegt:
„Wiel, waar blijf je van
nacht niet die gast?", weet
Bleijs hoe laat het is. Hij
eist onmiddellijk terugge
bracht te worden naar het
klooster in Roermond. Kun
je net denken. We hebben
hem in een cel gestopt, on
der het raadhuis te Helden
en ik heb tegen de politie ge
zegd: „Laat hem daar maar
zitten. Maar let wel op, dat
hij er niet tussen uit gaat.
Hij wil zijn belofte aan zijn
overste gestand doen".
Bleijs heeft in die cel geze
ten tot de daaropvolgende
avond.
„Enkele uren later", vertelt
Wiel Houwen, „staat de S.D.
uit Maastricht als een gek
op de kloosterpoort in Roer
mond te bonken. Arrestatie
van Bleijs. Maar de ontdane
overste kan naar eer en
geweten zeggen, dat de
voorafgaande nacht de S.D.
reeds de arrestatie verricht
heeft. En de Duitsers moe
ten dit verhaal wel slikken.
In die tijd namelijk heerst
er tussen de S.D. van Den
Bosch en die van Maastricht
een „competentiestrijd".
Maastricht arresteert ook in
Brabant; Den Bosch in Lim
burg. En zo meent Nitsch,
dat Den Bosch hem wéér is
voor geweest temeer daar,
de wachtposten op de Maas
brug te Roermond weten te
melden, dat politie met een
pater in de richting Den
Bosch is gepasseerd in die
nacht.
s' Morgens bel ik Oom Leo
(bisschoppelijk secretaris
Moonen) en hoor, dat de
Duitsers erin getrapt zijn en
niets tegen het klooster on
dernomen hebben, 's Avonds
komen kap. Naus, kap. Jan
sen (nu pastoor ie Tegelen),
kapelaan Van Enckevoirt
(nu rustend priester in Se-
venum), Jacques Delsing en
Frans van Herten uit Horn
naar Helden. Ik laat Bleijs,
onze eregevangene, uit de
cel halen en we weten hem
gerust te stellen over zijn
klooster. Dan duikt hij een
week of vier onder bij onder
wijzer Van Soest op de Gras-
hoek. Van Soest vraagt, wie
die heer in burger is. Doch
uiteraard zeg ik volgens ge
bruik niets.
Maar kort daarna zegt Van
Soest met zijn droge humor:
„Wiel, mijn gast is een pa
ter". „Hoe weet je dat?"
vraag ik. „Ik zie het aan
zijn korte pasjes", zegt Van
Soest. „Al is hij dan nu in
burger, die is gewend een
toog te dragen".
Tijdens die onderduikperiode
heeft pater Bleijs trouwens
's nachts de h. mis opgedra
gen voor de drie geallieerde
piloten, een Ier, een Tsjech
en een Indiaan, die met een
zelfde vliegtuig waren neer
gestort en die ondergedoken
zaten b(j Lies en Ben Mar
tens
Terwijl Pater Bleijs bij Van
Soest ondergedoken zit,
krijgt Wiel Houwen bericht,
dat de verrader van Bleijs,
een Duitse deserteur Heinz,
in Roermond opgehaald en
daarna gefusilleerd moet
worden. Heinz zou trouwens
niet slechts de verrader zijn
van Bleijs, ook van enkele
verzetspriesters, die in ie
spannende nacht door de S.
D. gearresteerd werden.
„Ik heb die Heiinz, een jonge
vent van een jaaT of zeven
tien, opgehaald en hier in de
cel gezet, waar ook Ble;j.s in
gezeten had', zegt Wiel. De
ze Heinz was gedeserteerd,
was in Posterholt over de
grens gekomen en was on
dergedoken bij de kapelaan
daar. Bleijs zelf bezorgde
hem een vals persoonsbe
wijs. Maar kort daarna
kwam een tweede Duitse de
serteur, dook daar eveneens
onder, doch giing er enkele
dagen later tussen uit. Zo
was Heinz de vermoedelijke
verrader. Ik heb hem ge
zegd, dat hij nog twee uur te
leven had en dat ik dan zou
terugkomen. Maar in die
twee uur ben ik onzeker ge
worden. Heinz vertelde zijn
verhaal en ik geloofde hem.
Hij zou die tweede deserteur
in alle vertrouwen over
Bleijs verteld hebben.
Na die twee uur haal ik
Heinz af uit de cel en breng
hem naar de kapelaan om
hem te verhoren. Onze weg
voert toevallig over 't kerk
hof en daar is net een vers
graf gedolven wegens een
sterfgeval in het dorp. Ik
zeg tegen Heinz: „Was
jetzt?". Hij zegt „Dit is mijn
graf". Doch ik heb hem niet
gefusilleerd volgens bevel,
doch heb hem laten onder
duiken in Helden-Dorp, la
ter in Helden-Panningen.
Gelukkig maar. Want Heinz
was niet de verrader, doch
die tweede Duitse onderdui
ker in Posterholt. Was een
V-man, een provocateur van
de Gestapo. Trouwens, toen
ik Bleijs diezelfde dag op de
Grashoek bezocht, vroeg die
terstond naar Heinz. Ik zei
hem nooit meer naar derge
lijke mensen te vragen.
Toen zei Bleijs: „Dan is die
jongen onschuldig gestor
ven". En hij huilde
Heinz is in mei 1944, nadat
Wiel zelf al gearresteerd
was, in Sevenum bij 'n razzia
door de S.D. gegrepen en
gemarteld om namen te we
ten tekomen. Hij heeft ge
zwegen en wist te vluchten.
„Toen ik een jaar later hier
terugkeerde uit kamp Sach-
serihausen was Heinz de eni
ge, die met een bos bloemen
voor de deur stond", zegt
Wiel nu voldaan
Een week of vier na de kid
napping van Bleijs krijgt
Wiel Houwen avonds om
negen uur een telefoontje
van kapelaan Naus om pater
Bleijs binnen een uur naar
Nijmegen te brengen om op
een vluchtlijn naar Londen
gezet te worden. Hij rijdt als
een razende en zet pater
Bleijs af op een adres in de
Annastraat te Nijmegen.
En dan neemt Harry Tum-
mers te Echt („Piloten-
Harry", nu 52 jaar) het lot
van de pater in handen. De
pater zal immers via een pi-
lotenlijn van Harry op trans
port gaan.
„Ik krijg op een dag begin
april een bericht van Jacques
Delsing, of Bleijs niet via een
pilotenlijn van mij naar Lon
den kan", vertelt nu Harry
Tummers. „Bleijs moet weg
en heeft belangrijke op:
drachten voor Londen. Hij
moet met „Rudi" met mi-
krofilms van de Philips en
met rapporten over het ver
zet naar de koningin en de
regering".
Bleijs arriveert begin april
per trei in Echt en duikt
onder bij de ouders van Jac
ques Delsing. Vader Delsing
haalt hem van de trein af.
We hebben nog op Paas
maandag bij de familie Del
sing een afscheidsetentje ge
had. Samen met Leo Moo
nen, Rudi en pater Bleijs.
Ik heb contact opgenomen
met de groep Abtenarenver-
zet in Maastricht (Sijmons,
Bartels, Hovens) en heb
hem na die veertien dagen
per trein naar Maastricht
begeleid en overgedragen
aan deze groep voor verder
transport. Maar Bleijs heeft
het niet gemakkelijk gehad.
Het is in het buitenland een
helse reis geworden met
grote gevaren en verschrik
kingen.
Zoals ik na de bevrijding
van Bleijs vernomen heb, is
zijn reis aanvankelijk in Pa
rijs al spaak gelopen. Daar
zou hij met „Rudi" op het
trajekt over de Pyreneeën
naar Spanje gezet moeten
worden. Doch hij raakte Rudi
daar kwijt.
In zijn boek „Verantwoor
ding", door Bleijs na de be
vrijding geschreven en in een
uiterst kleine oplage uitslui
tend voor zijn vrienden toen
beschikbaar gesteld, vertelt
pater Bleijs zeer kort, doch
welsprekend van deze Euro
pese zwerftocht. Met de
Gestapo voortdurend op zijn
hielen. Uit zijn exempaar,
met een opdracht van pater
Bleijs zelf voorin geschre
ven, leest Harry Tummers
voor:
„Toen ik in die nacht van 18
op 19 april tezamen met Ru
di mijn missie naar Enge
land begon, waren er slechts
zeer weinig ingewijden daar
van op de hoogte. Ik leefde
nog in de overtuiging, dat
ik weer spoedig in Neder
land terug zou zijn om mijn
vrienden mondeling het re
laas van mijn wedervaren
te doen", schrijft pater
Bleijs.
„Toen echter de grens tus
sen Frankrijk en Zwitser
land aanvankelijk niet te
passeren bleek (Bi. wilde
over Zwitserland naar Zwe
den - Engeland)toen wij
daarna vannit Zwitserland
Frankrijk introkken en door
de Franse miliciens werden
gevangen genomen; toen in
Zuid-Frankrijk op de mor
gen van onze aankomst on
ze contactmensen werden
gearresteerd; toen onver
wachts onze gidsen voor de
overtocht over de Pyrenee-
en door de Duitsers werden
neergeschoten; en toen de
dienst der Gestapo tot in
Spanje Jleek te werken, heb
ik de veronderstelling van
een spoedige terugkeer naar
Nederland als een illusie uit
mijn gedachten gezet
Begin augustus 1944 komt
pater Bleijs via Gibraltar in
Londen aan. Hij brengt zijn
rapporten uilt, adviseert over
de verzetsbeweging, spreekt
voor Radio Oranje. Wordt er
gewantrouwd, tegengewerkt
zelfs. Hij is de stem
van hert verzet. En het ge
weten van een vervolgd
volk. Die ook niet zwijgt, als
die eerste tijd na de bevrij
ding vele mistoestanden aan
het licht treden. En konin
gin Wilhelmina vertrouwt op
hem in alle omstandigheden.
„Een zachtmoedig man','
zegt Wiel Houwen. „Een ge
voelsmens. Maar onverzette
lijk ais het om het recht
ging
der de vrouw. Met de harte
lijke groeten.
Een van hen heet Giovanni
Parmine. Zijn familie woont
in Italië, j. een dorp vlakbij
Napels. Hij werkt in Mün-
chen. Zijn loon: 1600 DM per
maand. Hij zegt: „We
betalen hier één Mark per
dag voor huisvesting en de
maaltijden in de kantine zijn
ook niet duur. Ik kan hier
800 Mark per maand sparen"
Giovanni Parmine doet dat
al sinds twaalf maanden. Als
hij in '72 naar zijn geboorte
land terugkeert, neemt hij
zo'n 25.000 Mark spaargeld
mee Kan hij in Italië
een leuk huisje voor kopen.
Me-Ndur komt uit Kenya.
Hij studeert in Boedapest
medicijnen, maar tijdens de
vakanties bouwt hij mee.
Loon: 300 DM per week. Hij
noemt dat „een nuttig vakan
tiewerk". Giovanni Parmine
en Mc-Ndur zijn twee van de
totnogtoe 5.000 arbeiders, die
samen met 340 architecten en
ingenieurs, Duitslands groot
ste na-oorlogse trots doen
verrijzen. In het voorbije
eerste bouwjaar verzetten zij
in 2,5 miljoen arbeidsuren
ruim twee miljoen kubieke
meter aarde en verwerkten
zij 144.100 kubieke meter be
ton, 158.888 kubieke meter
kiezel, 47.800 ton cement en
18.850 ton staal. Zij bouwen
de hallen en sportterreinen
die aan 100.000 bezoekers
plaats moeten bieden. En dat
die bezoekers in '72 tussen
vijf en honderd DM voor een
staanplaats dienen neer te
tellen, beroert hen nau
welijks. „De bazen hebben
ons vrijkaarten beloofd", zegt
een van hen.
d»or HARRO COUMANS
^'jfhonderd arbeiders uit vele
landen bouwen in München de
arena's van de twintigste
%topische Spelen (1972).
laar behalve Olympisch München
aonwen zij er ook aan een
Privé-kapitaal.
oor de arbeiders is
de Olympische koorts
van „München 1972" al
een jaar geleden begon-
nen. Voor de burgers
van de Znidduitse mil
joenenstad niet. Vraag
een taxi-chauffeur naar
de in zijn stad te honden
twintigste aflevering van
de Olympische Spelen
en hij zegt: „De Olym
pische Spelen? Dat is
pas over twee jaar, man"
De arbeiders zeggen dat
niet. Zij die alle Olympische
accommodatie moeten schep
pen, leven al een jaar naar
de paar weken in '72 toe. En
zij leven «r goed van, boven
dien.
Vanaf de televisietoren
middelpunt van en ideale uit
kijkpost over de hectaren die
tot Olympic-land zijn uitver
koren lijken zij nijvere
mieren die aan een onmoge
lijke opgave bezig zijn. Dui
zenden mannen uit vele lan
den, uit alle hoeken van de
wereld. Totnogtoe uit 23 lan
den, waartoe Ghana, Tune
sië en de VS behoren; binnen
kort uit 25, 30, 35 landen,
waartoe Nederland. Want de
Duitse „Gründlichkeit"
maakt van München 1972 'n
Duitse erezaak, welke per
fectie elk financieel offer
draaglijk maakt. En dat
maakt het aanlokkelijk voor
elke werkman. Zij, de inter
nationaal arbeidszame voor
boden van een internationaal
gebeuren, bouwen Olympisch
München, zonder er een on
ontwarbaar Babylon van te
maken. Zij werken van vijf
uur 's morgens tot een uur
's nachts, in twee ploegen.
De meesten verlaten Euro
pa's grootste bouwwerken
nauwelijks. Tot augustus
1972. Zij wonen in bouwketen,
vlak naast hun werk. En hun
loon sturen ze op naar moe