HET VOLMAAKTE LIED LEKKER VRIJ tm Oplossing brandweerwagen RIET ZEE JOSEPHINE O X m X O DE KAPOTTE WAGEN VAN DE BRANDWEER a. LUCKY LUKE prikkel draad over de prairie SUSKE en WISKE twee toffe totems DE STEM VAN ZATERDAG 27 JUNI 1970 Er is geen muziek die zachter en voller ruisen kan dan harpmuziek. Terwijl de vingers langs de snaren dansen en de voet beweegt, klinkt er het gesuizel van wind en water, van bladeren en halmen. Er was eens een harpenaar die spelen kon als de beste. Hij liet zijn harp liederen zingen die eeuwen oud waien en hij kon ook nieuwe muziek die nog nooit iemand gehoord had uit de de snaren halen. Nu eens wilde de mensen het een van hem horen, dan weer het an der. Maar de harpenaar was daarover niet tevreden. „Als ik maar een lied helemaal volmaakt zou kunnen spelen, dan zou nooit iemand meer iets anders willen horen. Zo'n lied moet bestaan." „Ik ken een lied dat mij nooit verveelt", zei een dartel meisje te gen de muzikant. „Ga maar mee", en ze nam hem bij de hand. Zij trok hem voort langs een snelle beek. Zij bestegen een klimmende weg die beschaduwd werd door wuivende bomen. En tenslotte kwamen zij aan een rotswand, waar een waterval naar beneden stortte en de beek spattend wegsprong. „Dit is de mooiste muziek die ik ken", zei het meisje. „Je moet er niet te dicht bij komen want dan bruist het te hard. Je moet niet te veraf blijven want dan hoor je al leen maar gemurmel. Maar juist daar tussen in hoor je een eindeloos mooi lied dat nooit verveelt". De harpenaar ging op een steen zitten in het vochtige gras en luis terde. Misschien had zij gelijk en zou hij hier het eeuwige lied kun nen horen om het na te spelen op de harp. Dag in dag uit ging de harpe naar met het meisje naar het neer stortende water luisteren en zei geen woord. Maar toen dit de hele zomer ge duurd had, klaagde het meisje: „Het verveelt me elke dag hierheen te gaan". „Is dat waar?" vroeg de man. „Dan is het ook geen eeuwige mu ziek die je hoort." „Ach, ik hoor het geruis helemaal niet meer. Ik let er niet meer op", zei ze Dit meisje was veel te dartel om dag in dag uit dezelfde muziek te horen. De harpenaar twijfelde nog. Voor taan ging hij alleen naar het onop houdelijke lied van het vallende wa ter luisteren. Maar intussen werd het kouder. De zomer week voor de herfst en daarna kwam de winter. Op een dag meende de muzikant dat wel. Maar in elk geval werd de waterval langzaam bevroren en op een dag was ook de laatste straal veranderd in een witte pegel. Nu bleef de harpenaar weer thuis en speelde zijn liederen die eeu wen oud waren en nieuwe melodie- en. Soms haalde hij precies het ge luid van de ruisende waterval uit de snaren. Toen het weer lente werd trok de miKil'rr.i opnieuw rond om ergens het eeuwig lied op te vangen. „Er bestaat een geluid dat mij nooit verveelt", vertelde hem een fijn da metje. „Welk geluid is dat?" „Ga maar mee", zei ze en nam zijn hand in twee vingertjes. Zij voerde hem langs een mooie laan naar een vij ver. Daar lag een bootje en ze stap ten erin, zaten op kussens en luister den. Langs de kant van de rivier wuifde ritselend riet. Water klokte re zachtjes tussen door en daarboven ruisten duizenden berkeblaadjes. „Dit is de mooiste muziek die ik ken", vond het dametje. „Je moet er niet te dicht bij komen want dan hoor je alleen de wind. En je moet niet te veraf zijn want dan hoor je alleen het water. Maar juist daartus senin". ook hij het ruisen van het water niet meer opmerkte. „Is het dan toch geen eeuwige muziek?" vroeg hij zich af. Misschien niet, misschien Dag-in dag-uit zat de harpenaar bij het dametje in de boot te luiste ren. Maar toen dat de hele zomer had geduurd zei ze: „Het begint me te vervelen". „Dan is het ook geen eeuwig lied", zei de harpenaar. „Ach, ik hoor het geritsel en geklok en geruis helemaal niet meer. Ik let er niet meer op", zei ze en kwam niet meer terug. Voortaan zat hij alleen in het boot je. Maar de zomer verdween, de herst kwam en de bladeren vielen af. De storm stak op en het riet knakte. In de plaats van een mur melend lied klonk er een gehuil en gekraak. Nu bleef ook de harpenaar weer thuis en speelde liederen die eeuwen oud waren of nieuwe. Soms hoorde je de vijver met de rietzoom en het bladerdak in zijn snaren zingen. Weer kwam de lente terug en de harpenaar trok erop uit om te luis teren naar ruisende geluiden. Nu was er geen meisje dat hem zei hier of daar heen te gaan en zo zwierf hij ver weg tot aan de zee. Eerst hoorde hij alleen maar een zacht murmelen. Maar dichtbij was het een geluid waarin je bijna verdronk. Juist daar tussenin klonk een lied dat werkelijk eindeloos was. De he le zomer door luisterde hij en het verveelde niet. Cl LIJ "O ui m JOSEPHINE 3l9o Deze brandweerman moet met zijn. wagen naar een brand. De monteur van de brandweergara ge was de wagen echter aan het repareren. Daarbij zijn een paar onderdelen zoekgeraakt. Zien jullie welke dat zijn? De oplos sing staat ergens op deze pagina. Het werd herfst en de muziek bleef ruisen. Het werd winter en ofschoon soms de stormen woedden, bedaarden zij weer. De muzikant was in een hutje getrokken en hoor de eindelijk de eeuwige muziek die nooit iemand zal vervelen! Nu ging hij naar huis terug om zijn instrument te halen. En toen hij weerkeerde in de hut, begon hij te spelen. Zo ruist de zee, zo rollen de golven, zo tokkelt de wind over hun koppen hij speelde en speelde maar merkte niet dat de zeemeer minnen uit de golven opstegen. „Laat ons deze muziek die nooit verveelt, meenemen naar de diep te!" riepen zij elkaar toe. Een grote golf spoelde naar de hut. Het water trok weer terug en sleepte de spelende harpenaar mee naar de zee. „O nee!!" riep de muzikant toen hij de zeemeerminnen zag. Want hij wilde wel eeuwige muziek spelen, maar niet op de bodem van de oceaan. Toen zette de grote golf hem weer terug op het strand en de meerminnen doken bedroefd naar de diepte. De muzikant keerde terug naar huis. Nu kende hij het lied dat nooit verveelt en sedertdien ruisen zijn snaren alleen nog maar als de zee, als rollende golven en wind die door het schuim speelt. AN MACGILLAVEY De sommen over procenten en maten, over die bakken met liters vol gaten, over breuken, die lasten, weg. hup diep in de kasten. Schriften en boeken vol dubbele teetjes en die woordjes met deetjes en dan nog de vragen en o dat dictee, Vlug in de kasten, hup weg ermee Koning en keizer en jaartallen rijtjes en kaartjes en grenzen met dubbele pijltjes, over de oorlog en de vree, weg in de kasten. Ja hup weg ermee. We moeten weer naar school, nu hebben we gieen jool, nu moet je lezen, leren en schrijven en soms om vier uur op school blijven. Els Claassen, 12 jaar, Dongen. ;i \m))\ f 3 s B2J-70 7SK IN EVA deze week twee bekende vrouwen, Ratna Sari Dewi Sukar no en Jacqueline Onassis. Onder de kop „Robert Kennedy ontplofte bijna" vervolgt George W. Herald de biografische schets van Jaqueli- ne Onassis. In augustus 1963 was Jacqueline te gast op Onassis jacht Christina. In oktober 1968 is ze opnieuw op het eiland Skorpios om met Onassis te trouwen. George W. Herald schrijft over Jacqueline en Onassis in deze vijf bewogen ja ren. Ratna Sari Dewi Sukarno is zelf aan het woord. „Ik wil Karina op zijn schoot zetten en zijn leven gelukkiger maken", zegt ze in Pa rijs tegen Ageeth Scherphuis die als Avenue-lezer voor de prijs van een briefkaart zelf eigenaar kan worden van het begin van een grafiekverzameling. Verder in Avenue de vaste items als mode, cosmeticg, tips voor de tuin en tenslotte de literaire ru briek van Renate Rubinstein. „BIJ WELKE van de vier hoofd groepen horen uw kinderen thuis?" vraagt Libelle zich af. Vol gens professor Thurlings (socioloog te Nijmegen) kan men de jeugd globaal in vier interessante type ringen verdelen namelijk de crea tieve en de passieve conformisten enerzijds en de creatieve en pas sieve non-conformisten anderzijds. Als men meer rekening zou hou den met de vele schakeringen die er onder de jongeren bestaan, zon der ze gemakshalve op één hoop te - 1 haar interviewde. En: „Als er iets met hem gebeurt, het woord dood gaan durf ik niet te gebruiken, zal ik mijn hele leven verdriet heb ben". Jammer is het vroege opma ken van de damesbladen er de oorzaak van dat in het interview Soekarno nog steeds leeft. De gouden klipper, een feuille ton gebaseerd op de roman Airport van Arthur Hailey geillustreerd met foto's uit de gelijknamige film is reeds aan zijn zevende afleve ring. „Een handvol Noord-Holland" is de titel boven evenveel reistips voor weekend- en dagtochten door Noord-Holland. In Eva-praktisch vijf titels: „Het moet.... een grote hoed". „Tot de laatste druppel" en hierbij ver telt Eva over de kwaliteiten van een electrische vruchtenpers. „Ge zond op vakantie", dokter Kater wil uw kinderen gezond op vakan tie sturen met een gezondheids cocktail. „Het opbergmeubel" is ti tel vier, en „Glimmend in de zon", een zomerjurkenparade in glim mende stof... vegen, zou er al een grote stap gezet zijn in de richting van een beter begrip tussen de generaties, aldus prof. Thurlings. Jammer al leen, dat de overigens voortref felijke illustraties van Peter van Straaten vrijwel identiek zijn aan die welke hij regelmatig in Het Parool pleegt te plaatsen „Nederlands meest gelezen co lumniste" Scheherazade, brengt ditmaal buiten haar vaste rubrie ken als Prietpraat en Libelle-cock- tail een aardig verhaal over het lian, dat na jarenlang contact-per uitverkoren Indiase weeskindje Li- brief eindelijk naar haar „schrijf- moeder" in Nederland mocht ko men. Overigens valt tussen de re gels door heel goed te lezen, dat Scheherazade, die zelf een viertal jaren geleden het initiatief nam tot de „schrijfmoederactie" maar wat trots is op het resultaat. Dat het verschijnsel van de nieuwe pruikentijd door de meeste weekbladen al uitputtend is be handeld, blijkt voor Libelle geen bezwaar te zijn er nog eens vijf rijkelijk geïllustreerde pagina's aan te wijden. Verder in Libelle de gebruikelij ke mode, de nu al zesde aflevering van het vervolgverhaal „bij volle maan" en natuurlijk tenslotte Li- belle-speciaal, vijftien paginsKs vol praktische tips, nieuwtjes en idee ën. Anjo d'Hondt, 6 jaar, Stoppeldijk Het julinummer van Avenue opent deze maand met de gebrui kelijke korte colums uit Londen en Parijs en de reeds min of meer befaamde „club van fijnproevers", een rubriek waarvan gourmets reeds bij voorbaat het water in de mond loopt. De speciale reportage bestaat de ze keer uit een dodumentaire over jonge mensen, opgehangen aan een aantal toch tamelijk vrijblijvende interviews met de zogeheten „sprekende minderheid". Zoals ge bruikelijk staan de foto's van Ed van der Elsken weer op bijzonder hoog peil. Eveneens zeer goed verzorgd is de reportage over de Alpes Mariti- mes, door Avenue „Alpen aan zee" genoemd, waarbij aansluitend een beknopte reisgids voor dit prachti ge gedeelte van Zuid-Frankrijk is opgenomen. Dat schilderijen verzamelen een dure grap is, blijkt ook een niet bepaald op de grote massa mik kend blad als Avenue niet onbe kend te zijn. Vandaar wellicht een zeven pagina's tellend artikel over (goedkopere) grafiek, waarbij men IN MARGRIET deze week de eerste van een drietal artikelen over de Israëlische „moeder des Vader lands", de 72-jarige premier Golda Meir, „onze Golda" zoals ze door haar drie miljoen landgenoten wordt genoemd. In deze eerste af levering het verhaal van Golda's jeugd. Sinds 1 januari mag ieder Ne derlands bruidspaar zelf een ge meente kiezen om in te trouwen. Voor Margriet was dat aanleiding tot het maken van een buitenge woon kleurrijke huwelijksreporta ge van een bruidspaar dat een van Zeelands mooiste stadjes, Veere, uitkoos voor deze grote dag. Verder in deze aflevering een grappig kort verhaal; het vervolg van Margriets vervolgverhaal „de Hartelozen" waar Honoré de Bal zac; een aardige kruiswoordpuzzel, waarbij men de vakjes moet invul len met behulp van diverse televi siebekenden en tenslotte natuurlijk de vaste rubrieken, waarbij vooral het bijzonder efficiënte memo van de maand eruit springt. veen om! we hadden nooit naar dit land van wilden mogen komen! terwjl je weg was zon ze alles in brand komen steken1 /dan zoü ik gcaa& hesben dat oe de keuken wat ruimer maakt en dat je aan een rommelkamer denkt en... o... meneer luke, als u rood katoen voor m'jn gordijnen zou willen meebren - gen maar geen vurig rood. nee, wat naar het* rose toe,en [wawawawa.lj*"

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1970 | | pagina 29