iTIEVE I.) N.V. N.V. i nkwerkers »g uds- rs goes rerk >aan orzieningen Zaterdagbijlage van 20 juni 1970 [LENSTRAAT 1 )ERLAND N.V. 3tS -.s. plannen Voorsprong Nieuwe bron door J. WILLEMS Groot verlies Netj es Herstel bedrijf als ESS vrn uit oen moeten doen anken rerk, Heer Van Westen. om uw loon* riiniumfabriek aan de n-Oost: 1 udsmontage, op het anende metaalbewer- gereedschapswerktui- van plaatbewerking, een lassen op voor- linimum eisen die voor ktie gesteld worden. Franse taal strekt tot huisvestingsmogelijk- jven sollicitaties, voor- en onder vermelding er El 4, worden inge- eling Personeelszaken: id N.V., Postbus 49, door WIM KOCK Ken salaris is een som gelds, zuur verdiend en altijd aan de krappe kant, waarvan je met moeite kunt rondkomen als je je het nodige weet te ont zeggen. Voor de meesten gaat deze definitie van het salaris aardig op mits er ook een voetnoot over het belasting- en premiewezen wordt aangebracht. Maar al is een salaris dan niet veel; het valt toch wel op dat de zwoeger niet de enige is die erop zit te wach ten. Het machtige bankwe zen is even belust op ons sa laris als wijzelf. Het hele jaar door trekken de banken ons aan de jas door middel van folders en advertenties. Het lijkt wel of zij zich meer moeite getroosten om te krij gen wat ze willen dan wijzelf die onze c-a-o.-onderhande lingsdelegaties hoogstens één keer per jaar het gevecht in sturen. Nu gaat bij banken alles in het groot: de geldstroom, het verbruik van marmer en an dere natuursteensoorten, de winst en tenslotte ook de bij- kantoren-bouw. Als padde stoelen rijzen de bijkantoren uit de grond. Een dorp van een bé tje formaat krijgt naast zijn Boerenleenbank al gauw een kantoortje van de Amro-bank, de Algemene Bank Nederland, de Raiffei- senbank of welke dan ook. Het zijn trouwens niet alleen de handels- en boerenleen banken, die op onze duiten azen: verreweg de meeste vestigingen heeft tenslotte de PTT en in al die kantoor tjes zetelt, zoals bekend, de Postcheque en Girodienst. Ook de Bondsspaarbank is getraind in het uitzaaien van zichzelf over alle grote en kleine bevolkingsconcen traties. Wat echt nieuw aan deze ontwikkeling is, is de felle concurrentie, de wed loop op ons loonzakje, een race, Hie zich vooral mani festeert in een haast explo sieve bijkantorenbouw. „Natuurlijk jagen we el kaar op kc;ten op deze ma nier", geven twee hoge func tionarissen van de Centrale Boerenleenbank in Eindho ven toe. „We proberen alle maal daar te komen waar een aantrekkelijk bevol- kingspotentieel aanwezig is. Er wordt uitgezocht hoeveel concurrenten er al zitten en geprobeerd wordt uit te vin den of weer andere concur renten vestigingsplannen hebben. Maar dat laatste is natuurlijk niet gemakkelijk, en er kunnen er altijd nog bijkomen terwijl je al aan het bouwen bent. Zo ontstaan er inderdaad situaties waar van je kunt zeggen dat er teveel bijkantoren bij elkaar staan". De hevigheid van de con currentiestrijd staat blijk baar niet toe dat de belang hebbende banken bij elkaar gaan zitten om te bekijken hoe ieder voor zich het nut teloos verschieten van kruit kan voorkomen. Alleen de Boerenleenbank en de Raif- feisenbank die je qua ka rakter en structuur tweelin- ct op te nemen met 2 lijnen. gen zou kunnen noemen zijn zover. Die zitten nu samen in de commissie vestigingsbeleid, die moet voorkomen dat er een wedloop ontstaat op de „witte plekken" op de kaart van Nederland, waarvan zin loze doublures het gevolg zouden kupnen zijn. De Boerenleenbank: „Wij van onze kant zijn wel bereid ook met andere banken dit soort samenwerking aan te gaan. Maar er is niet veel animo voor". Dat laatste zal wel komen omdat de Boerenleenbank en de Raiffeisenbank een voor sprong hebben en, wat het aantal vestigingen betreft, alleen maar de Postcheque en Girodienst en de Bonds spaarbank vóór zich hebben. De rest ligt (nog ver) achter. De Amro-bank komt er nog het dichtste bij de koplopers omdat de vroegere Rotter- damsche Bank al lang gele den inzag dat de bank meer naar de mensen toe, is niet den gebracht. Dat brengen van de bank naar de mensen tie, is niet alleen een kwestie van kost baar en vaak (als gevolg van de concurrentiestrijd) ver spillend bouwen. De nieuwe ontwikkeling heeft ook gi gantische interne problemen opgeroepen. De massaver werking: de plotseling aan zwellende stroom van kleine cliënten, de uitbreiding van de „lokettencapaciteit" en alles wat daaraan vastzit, noodzaakt tot drastische ad ministratie reorganisatie, ministratieve reorganisatie, en tot computerisatie. Maar niets is de bank te veel, zo lijkt het, als het om de kleine rekeninghouder gaat. Dat roept de vraag op: wat ziet die bank dan in ons salaris, dat voorzover wij zelf weten hoofdzakelijk naar de kruidenier, de gara ge, het energiebedrijf, de huisbaas, het warenhuis en naar de belasting gaat? Er moeten momenteel in Nederland ongeveer 1 mil joen betaalpassen in omloop zijn. Dat betekent dus even veel giro-rekeninghouders bij banken. Bij de Boerenleen bank rekent men per cliënt'n vlottend bedrag aanwezig van 1000 gulden. Hoewel dat gemiddelde landelijk geno men waarschijnlijk iets zal zakken, kan men toch wel stellen dat het over een koek gaat van zo'n miljard gulden. FOTO CHRIS HEIL Dit bedrag groeit snel, evenals het aantal giro-reke ninghouders bij de banken. Nu is het wel zo dat er per salaris-rekening voor de bank geld bij moet. Volgens een berekening van de Boe renleenbank moet het ge middelde bedrag dat op een salarisrekening staat onge veer 2500 gulden bedragen, wil zo'n rekeninghouder de bank evenveel opbrengen als hij kost. Het gaat er de banken dan ook op de eerste plaats om een nieuwe bron van cliënten aan te boren: een grote mas sa mensen die langzaam maar zeker welvarender wordt en die de bank graag ziet komen voor diensten als spaarrekeningen, hypothe ken, persoonlijke leningen etc. Daar worden de kleine salarisklanten aantrekkelijk omdat zij met zovelen zijn. Zeer veel kleine klanten dra gen sterk bij tot de rentabi- litiet en zij vormen, omdat zij geen grote zaken doen, een stabiele factor. Om de gunst van deze klant te win nen, hebben de banken zich de rompslomp van de giro service op de hals gehaald. De concurrentieslag is nog in volle gang. De nieuwe markt ligt nog grotendeels braak.'Er zijn kop- en staart- lopers. De Postcheque- en Gi rodienst heeft zijn grote tech nische voorsprong, de Boe renleenbank zijn grote aantal vestigingen en zijn aloude er varing met kleine klanten. De handelsbanken hebben hun oude image dat sommi ge klanten, die wat 'deftiger' terecht willen, misschien aan spreekt. De strijd is nog hele maal open en op de vraag of er winnaars en verliezers zul len zijn, zegt de Centrale Boerenleenbank kryptisch: „De cliënt zal de winnaar zijn". En zo gek is die rede nering nog niet. Want de wat meer ouderwets ingestelden onder ons die nog altijd de voorkeur geven aan het „handje-contantje" bóven de giro-servjce én de rente van de bank zullen steeds meer collega's, vrienden en kennis sen naar de bank zien gaan. Je kunt er tenslotte wijzer van worden al moet je dan wel bijdragen in de kosten van de concurrentiestrijd. „De kredietnemer betaalt uit eindelijk" zegt de bank. Wie in het krijgt staat bij de bank. betaalt dus mee aan de bouw van wéér een bijkantoor. Geen plaats meer voor bloemen in de berm Het is natuurlijk veel verstandi ger om de be zwaren tegen het verarmen van onze wegbermen te ondersteunen met weten schappelijk verantwoorde argumenten, maar het kan ook wel eens nuttig zijn om dat niet te doen. De mens heeft naast zijn ver stand ook gevoel gekregen en hoewel emotionele ar gumenten het nog steeds moeten afleggen tegen ra tionele, weldoordachte ar gumenten, moet het ver lies van bloemen in de wegberm ook aangetoond worden door te wijzen op het teloor gaan van veel schoonheid. Onze wegbermen worden steeds armer aan bloemen, omdat Rijkswaterstaat en de lagere beheersorganen vin den dat die wegkanten er netjes uit moeten zien en om te bereiken dat er alleen nog maar gras groeit, maait men de bermen net zo lang tot er geen bloem meer in terug te vinden is. De bloemen zullen derhalve weldra niet meer als sym bool van de lente kunnen gel den, tenminste niet wat de bermen betreft. De Neder landers die hebben geleerd om niet alleen te kijken doch daarnaast ook nog te zien, zullen dus weldra naar An- dalusië of de Ardennen moe ten om nog te kunnen genie ten van het rood, blauw, geel, paars en wit dat onze wegen in mei zo aantrekkelijk maakte. Het verlies van deze bloe men is een gróót verlies; niet alleen gaan we daar door een uiterst effectieve manier om de kwaliteit van de grond te meten missen, maar wat zeker nog belang rijker is: door het verlies van de bloemen zal een belangrijke bron van levens geluk uit het leven van de huidige en toekomstige Ne derlanders worden weggeno men. Nu is schoonheid een wat moeilijk begrip omdat het voor ieder iets anders zou be tekenen, maar volgens mr. Gorter, directeur en secre taris van Natuurmonumen ten, „is het toch wel vast te stellen welke elementen in een landschap aan de men sen de meest aangename sen satie van schoonheid geven" m.a.w. er is wel degelijk een grootste gemene deler op te stellen van wat men mooi vindt en wat niet en er is maar heel weinig fantasie voor nodig om in te zien dat bloemen en in het bijzon der wilde bloemen daarbij horen. We „zeggen het met bloemen", gebruiken bloe men om sfeer en gezelligheid te scheppen en geven bijna zonder uitzondering toe na enig schutteren dat we het rood, de frisse geur en de mooie vorm van bloemen toch wel erg mooi vinden. Ten koste van' aanzienlijke sommen proberen we daar om overal in Nederland stuk ken natuurschoon te bescher men, groeiplaatsen van zeld zame planten worden zorg vuldig afgepaald en bepaalde soorten bij de wet beschermd De van oorsprong zeer rijke vegetaties langs de weg maaien we echter zo vaak dat er zich geen krui den (bloemen) en struikjes kunnen ontwikkelen want dat staat niet netjes, aldus een woordvoerder van Rijks waterstaat. Da belachelijke inconsequentie die in dit ge drag zit behoeft geen uitleg maar ontgaat desondanks de meeste mensen. Natuurlijk, het gras mag niet zo hoog worden dat de weg aanduidingen onzichtbaar worden, maar daartoe hoeft men de begroeiing niet te milimeteren. Zeker, het gras op taluds mag niet worden verstikt door een teveel aan kruiden omdat dan 's win ters die hellingen geen be scherming meer zouden heb ben en dus erg gevoelig zou den worden voor regen en wind, maar dat rechtvaar digt natuurlijk niet 't dood- maaien van alle wegkanten. We houden de bermen op een zo overdreven wijze 'schoon' omdat dat netjes staat en dat netjes wordt dan door en kele ambtenaren geïnterpre teerd met: eenvormig, kaal arm en steriel. Dat een groot aantal Nederlanders (de meeste?) liever geen bloe men in die bermen zouden zien, speelt hierbij een te ver waarlozen rol. Dit is en onjuiste situatie Afgezien van enkele gevallen waarin een korte gras mat misschien noodzakelijk is, zou men de plantengroei langs de wegen meer aan haar lot over moeten laten. Een dergelijke geplande ver waarlozing is veel goedkoper (het hooi is namelijk door loodvergiftiging meestal toch onbruikbaar en men zou dus met een keer maaien of bran den per jaar kunnen vol staan), het toelaten van veel bloemen en struiken is veel mooier en door deze vorm van beheer zou men dus flink kunnen bijdragen tot 't herstel van het landschap, trrwijl het bloeien van meer kleuren in de berm (en op dijkhellingen, en in parken, en langs kanalen en bo- terwijl het bloeien van meer bijdrage zou leveren aan het levensgeluk van veel men sen. i I

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1970 | | pagina 23