A. publiek gaat vooruit POLITIEMAN IN AMSTERDAM POLITIEMAN IN HEERLEN vrij uit D e politieman: Uw vriend en helper. Jawel, maar deze aandoenlijke presentatie doet toch wel navrant aan wanneer je op de bon wordt geslingerd door het gelukkig aan invloed afnemende heb-ik-niks-mee-te-maken type, de man die nooit iets vraagt maar altijd iets gelast. De gelijkhebbers worden oud. Opvolgers zijn nauwelijks meer voorhanden. De periode dat tussen de oude oom agent, die voor ieder kind op zijn hurken ging zitten, en de jonge fris geschoren energieke geüniformeerde, die van ieder verbaal een komplete exhebitie maakt, niets bestond, is welhaast voorbij. De twee exponenten van het straatgezag, verdwijnen langzaam onder de voortdurende druk van wat menselijker opvattingen. Ze worden opgevolgd door jongelui, aan wie vooral is geleerd dat zij deel zqn van de samenleving en dat zij daarom best lid van een toneelvereniging mogen zijn, en daarnevens het grondwettelijke recht bezitten dorstige momenten in een openbare drankgelegenheid door te brengen. Zelfs gedurende de opleiding, al worden deze buitengaatse geneugten dan tot half elf in de avond beperkt. „Als je vroeger grote handen had, dan was je geschikt voor de politie", zegt een over zijn wetboeken gebogen aspirant-agent bitter. Een vergrijsde adjudant in het westen des lands: „ik heb het meegemaakt dat een jonge snaak van 19 jaar vorige week tegen me zei: adjudant ik ben het helemaal niet met U eens. Nou vraag ik je toch, die jongen had alles nog te leren". Dit, en nog veel meer levert genoeg vragen op, om ze in deze tijd, die de een verbindt met gezagscrisis, de andere met openheid, in de gelambrizeerde werkkamer te leggen van direkteur A.C.M. Broekaart van het Zuidnederlands Instituut voor Gemeentepolitie-opleidingen in Heerlen. Deze school wordt door 28 Noordbrabantse en Limburgse gemeenten, inclusief Nijmegen, onderhouden, teneinde tot in lengte van jaren verzekerd te zijn van geschoold politiepersoneel. Veertien van de 99 leerlingen zijn meisjes. De leerling komt er als al dan niet langharige in, een jaar later komt hij er nauwelijks korter geknipt met twee zilveren strepen op de mouw, een emmer vol wetskennis, een EHBO-diploma en bedrevenheid in reddend zwemmen en een hoop vorming uit. Als vriend en helper? Broekaart: „Ze hebben dan nog maar een eerste stap gezet. Met name de minderjarigen moeten dan nog minstens een jaar goed begeleid worden. Het is bijzonder belangrijk dat de jonge agent zich in de politiesfeer kan uitspreken. Hij moet zichzelf kunnen zjjn. Heeft een politieman altijd gelijk, dan ligt dat niet zozeer aan hem als wel aan een fout in de organisatie. Kan hij zich in die organisatie niet uitspreken, dan zoekt hij de compensatie op straat. Als er op het bureau nooit naar hem geluisterd wordt, dan zal hjj er wel voor zorgen dat ze op straat naar hem luisteren. Hij heeft vaak te maken met chefs van een andere generatie, soms een man die zich door iemand die zijn auto verkeerd heeft geparkeerd, persoonlijk beledigd voelt. Ik voel me ook altijd ongelukkig met de uitspraak dat een agent 24 uur per dag politieman is. Je moet je diensturen goed besteden. Maar daarna kun je gerust zeggen: hè hè, ik ben blij dat ik thuis ben". Direkteur Broekaart ziet de fouten van de politieman wel. „We hebben het er vaak over. Eigenaardig is dat de proces-verbalen vaak worden opgemaakt om de reaktie van de betrokkene. Als iemand een grote mond tegen de politieagent opentrekt krijgt hq zeker een verbaal. Daarnaast is het nog steeds een ijzersterk gegeven dat meisjes van rond 20 jaar veel minder kans lopen een proces verbaal te krijgen. Menselijk trekje". Natuurlijk ziet direkteur Broekaart niet alleen de negatieve kanten van het politie-beroep, ook al spreekt hij van „een rotvak". Aan de opleiding is veel gedaan. Er loopt al een volledige nieuwe generatie agenten op straat, aan wie bijzonder veel vorming is meegegeven door burgerdocenten, „want je moet niet altijd alles vanuit de politiehoek bekijken". Over het gebruik van geweld wil Broekaart ook wel wat kwijt. „In de grote steden, bij relletjes e.d. is het gebruik van geweld een zaak van bevelsvoering. Individueel blijft er daarnaast genoeg voor de man te beslissen over. Wanneer moet hq geweld gebruiken? Er zijn zeer uitvoerige voorschriften over. Dat wel, maar de man zelf moet beslissen. Daarom ook stel ik een goede lichamelijke konditie zo op prijs. Iemand die zich fit voelt, zal niet zo gauw naar wapenstok of pistool grijpen. De politieman moet altijd naar zo weinig mogelijk geweld streven. Eerst komt de lichamelijke kracht, daarna de wapenstok, en in het uiterste geval het pistool. Nogmaals, iemand die lichamelijk wat kan, heeft geen wapens nodig". Toch zou direkteur Broekaart wat meer aan die vorming willen doen. „Een jaar is wat kort. En voor kulturele vorming is nauwelijks gelegenheid. Het lopen van stages in fabrieken bijvoorbeeld, zou ook deel van de opleiding moeten kunnen uitmaken. Maar we hebben er de tijd niet voor. Een jaar is bijzonder kort". Toch heeft zijn school aanloop genoeg. Ook van meisjes. „Als ik wil heb ik er over een jaar honderd. Ze krijgen precies dezelfde opleiding, met een uitzondering voor het boksen. Schieten moeten ze ook. Onzin. Want meisjes lopen nooit met een pistool op zak." Aan de uitgang van de politieschool zit een keurig geüniformeerde aspirant-agent. Hij staat op in zijn wachthokje. „Goede morgen meneer". Een nieuwe generatie. et is vaak beangsti gend. Zo'n hele menigte voor je, hier en daar brandt het al, de straat is openge broken, keien vliegen door de lucht. Ze schelden je uit voor fascisten, vuile oranje SS-ers. Als het zover is, dan weet je: dit wordt een zware opgave". Dat zegt hoofdagent H. H. van Ros- sum (28) van de Amster damse gemeentepolitie, die deel uitmaakt van het para te peloton, dat onverwijld uitrukt wanneer er ongere geldheden zijn uitgebroken. „Het is de meest onsympa thieke kant van ons werk", bekent hij, „want niemand gebruikt graag geweld. Het grote voordeel tegen over enkele jaren terug is, dat we nu in groepen ope reren. Dat groepsverband moet, wat er ook gebeurt gehandhaafd blijven. Dat geeft ook grote psychologi sche steun. Je weet altijd de anderen naast je. We blijven altijd bij elkaar. Ook als we niet uitrukken. Hoofdagent Van Rossum is een van de ruim 2000 Amsterdamse politieman nen. Sedert zes jaar is hij in aktieve dienst, een term die in de hoofdstad in zijn volle zwaarte moet worden geïnterpreteerd. Was hij dan, achteraf gezien, liever bij een ander korps terecht gekomen? Van Rossum: „Neen. Ik ben geboren en getogen Amsterdammer. Ik kwam bij de Amsterdamse politie. Maar je kunt hier niet aan een huis komen. Toen ben ik naar de politie van Rijswijk gegaan. Daar kreeg ik een mooie flat. Toch ben ik weer naar Amsterdam teruggekomen, toen ik een flat in Amstel veen kon krijgen. Daar woon ik nu erg mooi". Terug in Amsterdam, te rug in de moeilijkheden. „In Rijswijk had je niet zo veel problemen. Allemaal WD-ers, iedereen is het met elkaar eens. Hier in Amsterdam is het anders. Het zijn hele fijne mensen, maar ook eigenaardig. De ene dag gooien ze een klin- ker naar je hoofd, de vol gende dag zijn het de groot ste vrienden van de politie. „Als we uitrukken weten we nog niet veel. Onderweg horen we waar we naar toe moeten. Ook onderweg wordt door de commandant beslist of we in ons gewo ne pak gaan opereren of dat we gehelmd achter de schilden kruipen. Op de plaats van de rellen blijven we in de wagen totdat we opdracht krijgen eruit te springen. Daarna wachten we de bevelen af of we al dan niet in aktie moeten komen. Meestal vliegen de keien al door de lucht. Daar gebruiken ze nu plavuizen voor. Die worden uit het trottoir gelicht, op de stoep rand in drie stukken gebro ken, en die lekkere punten komen dan op je af zeilen. Je schenen. Dat is het erg- De aan nieuwe eneratie door HANS KOENEN foto's ANTON WERKER ste. Voor je hoofd heb je een helm, voor je lichaam het schild, maar voor je be nen heb je nik3. Dat hebben we allemaal al gemerkt. En wanneer je na zo'n dag eindelijk thuis komt, dan moet je het kwijt. Neen .drinken doe ik niet, ik kan er niet tegen, voor het zuiden ben ik onge schikt. Dan zeg ik tegen m'n vrouw, zet de televisie af, laten we wat gaan scha ken. Je moet je gedachten kunnen verzetten. Natuur lijk is m'n vrouw wel eens bang. Dan slaakt ze een zucht van verlichting als ik thuis kom. Een paar weken terug kwam ik pas om tien uur 's morgens thuis in plaats van om zes uur des avonds. Als je ooit iemand opgelucht hebt gezien... Ze dacht minstens dat het met me gebeurd was, Ze had den m'n vrouw niet ge waarschuwd dat het later zou worden. Waarom, dat weet ik eigenlijk ook niet". En toch houdt hoofdagent Van Rossum, ondanks de rellen, van zjjn vak. Vooral ook om Amsterdam. Het liefst kom je in een situatie waarin je er bent om ie mand anders te hlepen. Niet als politieman, maar gewoon om te helpen. Zo heb ik eens een kind ter wereld geholpen. Een vrouwtje alleen moest, veel te vroeg, een kind krijgen. De buurvrouw wist geen raad. Belde de vijf maal acht. Ik met een oudere col lega er naar toe. Wat doe je dan? Een woning krijgen in Amsterdam is moeilijk, maar zeker zo moeilijk is het om aan een vroed vrouw te komen. Goed, je collega probeert een vroed vrouw te bereiken. En in tussen komt het kind. Ge lukkig had mijn vrouw een week van tevoren een kind gekregen. Ik wist er dus iets van. Nou, toen heb ik het kind mede ter wereld geholpen. De navelstreng heb ik nog afgebonden. Toen het zover was dacht ik nou moet de vroedvrouw maar komen, want als de placenta komt, moet er wor den opgetreden. Gelukkig kwam die toen gauw. En gelukkig dat de jonge moe der was.... -an het einde van de ze maand gaat H. J. M. Meienhorst, adjudant bij de gemeentepolitie van Heerlen, met functioneel leeftijdsontslag. Dat bete kent dat hij deze maand 60 jaar wordt. Of omgekeerd, zoals u wilt. „Neen, pensi oen is dat gelukkig niet, bij de politie sta je van je 6Ö'ê tot je 65e op wachtgeld. Dat levert meer op dan pensioen". Misschien in tegenstelling met collega-leeftijdgenoten vindt adjudant Meienhorst dat het publiek er na de oorlog op vooruit is gegaan. Meienhorst: „Voor de oor log had je als politieman altijd gelijk. Wat je zei was wet. Geen mens die zich daar niet bij neerlegde. Nu moet je je beslissingen mo tiveren. Het publiek is ge lukkig veel kritischer ge worden. En bijna altijd kom je na je motivering tot een akkoord. Dat is veel beter zo". Goed, de houding van het publiek is veranderd. Is er sprake van gezagscrisis? Meienhorst: „Daar heb ik hier nog nooit iets van ge merkt. Natuurlijk zijn er lui die zenuwachtig worden wanneer er zo'n 50 man voor het gemeentehuis op de grond gaan zitten. Maar dat heeft niets met gezags crisis te maken. Dan moe ten die auto's maar even een halve straat omrijden. Het verkeer, vooral de au tomobilisten, wordt te veel als een soort heilige koe ge zien. En dat is het, volgens mij, beslist niet. Ik weet wel dat er zijn die hier heel anders over denken". Adjudant Meienhorst heeft zo zijn eigen gedachten over de politie. „De politie moet tolerant zijn. De es sentie moet niet worden aangetast, dat niet natuur lijk. Maar je kunt als poli tie een heel eind gaan voordat je je gezicht ver liest. Een paar jaar gele den, ik weet het nog goed, moesten we naar het raad huisplein omdat provo's de Coriovallum-zuii zouden witlalcken. We gingen er met twee man naar toe. Er werden wat grappen ver kocht, een fiets werd wit gekalkt, en er werd e en proclamatie voorgelezen. Al die tijd zaten de jonge lui op de rijweg. Nou en. Daar komt 's avonds toch geen hond voorbij. Die ene auto moet maar omrijden. Iedereen moet op zijn tijd wat ruimte hebben. Van de week komt hier nog een meneer binnen. Hij was een dag in Heerlen. Hoe hij zich nu het beste kon vermaken. Nou, dan vraag je naar de interessen van die man. En je wijst hem de weg. De politie is er om te helpen". Wat dat betreft heeft adju dant Meienhorst herinne ringen te over „Zoals van die bruidsjapon. Dat was ook jaren geleden. Een bruid in nood op de avond voor haar huwelijk, omdat de bruidsjapon niet klaar was. Ze wisten geen raad. Wat doe je dan? Juist, je belt de politie. Zij ook. Ik zat er mee. Ik dacht, dat wordt een ramp als dat kind haar bruidsjapon niet heeft. Dus ga ik bel len. Net zo lang tot ik de bedrijfsleider heb gevonden van de firma die de japon had gemaakt. We halen die man op, rijden naar de zaak, en even later leveren we de bruidsjapon bij de aanstaande bruid af. Dat is toch heerlijk. Een week later kreeg ik een kaart uit Italië. Met de hartelij ke dank voor de bruidsja- ponnenservice. Kijk, dat is leuk". Er zijn ook andere herinne ringen. „Soms zit je in moeilijkheden. Ik kwam 'n keer een huis binnen voor een familieruzie. De bloed- spetters zitten tegen het behang. De knaap die dat op zijn geweten heeft blijkt dan twee keer zo groot te zijn als ik, en dronken. Die vent grijpt je bij je strot. Dat is dan zo'n moment dat je denkt: hoe moet dat verder. En maar praten met die kerel. Ik kreeg hem zover dat hij mee naar buiten ging. Intussen kwam er assistentie. Zulke mo menten zijn rot. Maar vaak gebeurt dat niet". Meienhorst wil ook wel over het heden praten. Bij voorbeeld over het merk waardige politiefenomeen, dat na adjudant alles op houdt. „Dan kun je wel zeggen als adjudant hoor ik bij de 5 op de 135, maar je kunt toch maar niet ver der. Je staat daar met een brok ervaring, en dan is dat jammer dat je daar verder niets mee kunt doen. Kijk, die grens moet doorbroken worden. Hier en daar is al een schuch ter begin gemaakt. Maar meer is er nog niet van de grond gekomm. En dan te weten dat er zo'n gebrek aan inspecteurs is. Colle ga's zeggen wel eens, als je nu adjudant verder kon, was dat hele tekort aan in specteurs zo opgeheven. Ik vind het gewoon jammer dat ik eruit moet voordat die grens doorbroken is". I

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1970 | | pagina 23