Technische hogeschool
voor de
coef ectie-industrie
DE STEM 7
(Van een onzer verslaggevers)
AMSTERDAM Als een dy
namische kern zetelt de hogere
technische school (h.t.s.) voor
de confectie-industrie „Mr.
Koetsier", opgericht in 1951 op
initiatief van werkgevers en
werknemers in de confectie-in
dustrie, in het moderne „Con-
fectiecentrum" te Amsterdam.
Het imposante confectiecentrum
is het centrale verkoopgebouw
van de kledingindustrie, waar
in ongeveer 200 bedrijven hun
verkoopruimten onderbrachten;
rondom het confectiecentrum
staat een gebouwencomplex met
de hoofdvestigingen van vele
bekende Nederlandse confectie
bedrijven. „Direct toen er over
de bouw van het centrum werd
gesproken, werd het logisch ge
vonden ook de school daarin on
der te brengen", verklaart dr.
(sociale geografie) G. J. Reuve-
kamp (60). Hij is vanaf de op
richting directeur van de tot het
hoger beroepsonderwijs beho
rende h.t.s. „In de ons toebedeel
de ruimte is een uiterst doel
matige school gecreëerd".
De Nederlandse kledingindustrie
staat, gerekend naar omzetcijfers,
na de metaal-, de voeding- en ge
notmiddelen-, de chemische en de
textielindustrie op de vijfde plaats
met een jaarlijks stijgende omzet
van bijna 1,7 miljard gulden. De
Nederlandse confectie-industrie
kent 993 vestigingen (een onderne
ming kan meer dan 1 vestiging
hebben! met in totaal ca. 57.000
werknemers, onder wie rond 80
pet vrouwen. Tezamen worden er
zo'n 75.000.000 stuks confectiekle-
ren geproduceerd, die niet alleen
hun weg vinden naar de 13 miljoen
Nederlanders, maar ook naar het
buitenland: in 1968 werd voor f 250
miljoen aan kleding geëporteerd.
De dom de overheid gesubsidieer
de HTS leidt zijn leerlingen op voor
zowel technische als commerciële
hogere leidinggevende en specialis
tische functies in de voor de Neder
landse economie zo belangrijke
confectie-industrie. De afgestudeer
den zijn bovendien welkom in aan
verwante bedrijfstakken. Aan de
hand van zijn nauwkeurig bijge
houden kaartsysteem kan directeur
Reuvekamp, die zelf maatschappij
leer doceert, opsommen waarheen
de inmiddels ca. 370 oud-leerlingen
zoal zijn uitgezwermd: 49 pet ging
rechtstreeks naar de confectie-in
dustrie, ruim 10 pet naar het groot
winkelbedrijf en inkoopcombina
ties, 2 pet werd aangesteld in re-
searchfuncties (zoals bij TNO), 12
afgestudeerden kwamen terécht
bij adviesbureaus voor bedrijfsor
ganisatie (o.a- Berenschot). Een
organisatie- of een management
functie, een commerciële of een
produktiefunctie ligt voor de afge
studeerden van de HTS voor de con
fectie-industrie in het verschiet.
Ook in het buitenland hebben ver
scheidene oud-leerlingen een aan
trekkelijke positie gekregen; van
Chili tot Finland zijn zij te vinden-
Directeur Reuvekamp heeft op
zijn bureau wel 70 aanvragen-om-
personeel liggen waarvoor hij mo
menteel geen oplossing ziet. Toch
is hij bij uitstek de man om als in
termediair tussen „vacante baan"
en (oud-)leerling te dienen: slechts
19 leerlingen is hij in de loop der
jaren uit het oog verloren. Ook al
is het wel eens moeilijk eventuele
mutaties te volgen, toch is zijn
kaartsysteem bij. Vrijwel geen
avond passeert zonder dat bij hem
thuis tenminste tweemaal de tele
foon- of de deurbel rinkelt: ook
thuis worden contacten met oud-
leerlingen onderhouden.
„De mogelijkheden voor onze
oud-leerlingen liggen op een enorm
breed terrein. Ook in het buiten
land blijkt de behoefte aan kader
heel groot te zijn", verklaart de
heer Reuvekamp, die gelukkig is
met de 6 vrouwelijke leerlingen on
der de 28 nieuwe leerlingen van dit
seizoen. Dat betekent namelijk, dat
zijn school nu voor 10 pet is be
volkt met meisjes-studenten. Voor
de vrouw zijn er immers eveneens
prachtige toekomstmogelijkheden
in de confectie-industrie en aan
verwante bedrijfstakken wegge
legd. Hij denkt aan functies als
kwaliteits-controleuse, ontwerp
ster, inkoopster, redactrice (van
een vakblad) en directrice van een
confectiefabriek of van een eigen
modezaak. In dit opzicht is het van
belang erop te wijzen, dat de con
fectie-industrie vaak ten onrechte
wordt vereenzelvigd met de textiel
industrie die een moeilijke tijd
doormaakt.
Een hoogleraarsdochter, die als
de meeste leerlingen op kamers
woont (vandaar een kantine om de
jongelui wat „tegemoet te komen")
vertrouwt ons toe. dat zij zeker in
de economische sector van de op
leiding veel vrouwelijke facetten
aantreft. Haar doel is een werk
kring als inkoopster.
Directeur Reuvekamp, zo geboeid
door zijn werk dat hij er liefst een
marathongesprek aan wijdt, zegt:
„Alle leerlingen maken een prak
tijkjaar door voor zij aan hun laat
ste schooljaar beginnen. Een con
tactleraar onderhoudt hun contact
met de praktikanten. De stagiaires
hebben inspraak wat him plaatsing
betreft- Ze maken in het praktijk
jaar twee stages- periodes door
van elk ruim 5 maanden en veelal
in twee uiteenlopende werkkringen.
Zo brengen zij bijvoorbeeld een pe
riode door in een confectiefabriek,
bij een adviesbureau voor bedrijfs
organisatie, in een grootwinkelbe
drijf of bij een inkoopcombinatie.
Hun aanwezigheid wordt door de
werkgever gewaardeerd met een
vergoeding, die gebonden is aan
een maximum van f 300,- per
maand".
Da eveneens voor buitenlanders
toegankelijke school vergt een stu
dietijd van 4 jaar voor leerlingen
met een einddiploma op Havo-ni
veau en nog een voorbereidend jaar
(in totaal dus 5 jaar) voor leerlin
gen van Mavo-niveau. Na een ge
meenschappelijke basisopleiding
tijdens het voorbereidende en het
eerste studiejaar kunnen de al
tijd psychologisch geteste leer
lingen zowel in het tweede als in
het vierde schooljaar zelf een keu
ze bepalen uit de op de school ge
doceerde vakken. Daarbij kunnen
zij het accent leggen op de techno
logische, de organisatorische of de
commerciële richting.
Ook in het buitenland bestaan
soortgelijke opleidingen, zoals in
New York, Londen, Parijs, Mun-
ehen-Gladbach en het Zweedse Bo
ras. Zij zijn echter wel op geheel
andere leest geschoeid.
In de naaste toekomst verwacht
onze gastheer drastische herstruc
turering van de leerstof, waarbij
vooral ook de probleemgebieden uit
het zich voortdurend en snel moder
niserende bedrijfsleven centraal
komen te staan.
Jaarlijks besteedt men in Neder
land per persoon gemiddeld 150
gulden aan confectie (in West-
Duitsland 200, Frankrijk 90, Spanje
60, Zweden 165, Italië nog geen 2
gulden). Het betreft confectie in de
ruimste zin des woords, waaronder
dames-, heren- en kinderbovenkle-
ding, bedrijfskleding, overhemden,
dusters, lingerie, onder- en nacht
kleding, militaire uniformen, 'lede
ren- en bontkleding. De invoer aan
kleding bedroeg in 1968 f 500 mil
joen. Om een indruk te krijgen wat
onze eigen confectie-nijverheid ver
mag volstaan we met een kleine
greep uit grootse produktiecijfers
over 1968 2.524.000 overalls, 1-627.
000 schorten, 7.083-000 japonnen en
4.145.000 rokken, 11-657.000 beha's,
2.375.000 herenkostuums, 4.878.000
heren- en 1.556.000 damespantalons
1.817 000 spijkerbroeken, en niet in
de laatste plaats: 2.755-000 mantels
en 545 000 mantelkostuums (juist
onze mantelindustrie is van zeer
grote betekenis).
Dan volgt een rondwandeling
door de school, waar de leerlingen
zich oa. bezighouden met moderne
talen maten, coupe en patronen,
exacte wetenschappen, mode, be
drijfsadministratie, bedrijfspsy
chologie en bedrijfseconomie. Wel
licht omdat in de oude hoewel
uitermate sfeervolle school geen
sprake was van modem geoutilleer
de lokaliteiten voor natuur- en
scheikunde, textielwarenkennis en
textielonderzoek, kregen de voor
deze lessen bestemde ruimten juist
bijzondere aandacht in de nieuwe
school- Ook de naai- en snijzalen
om slechts enkele leslokalen op
te sommen herbergen belangrij
ke en vaak kostbare apparatuur als
volautomatische snijmachines, hy
draulische stansmachines en appa
ratuur voor het vergroten van pa
tronen.
Dr Reuvenkamp geeft ook nog
een geschiedenislesje ten beste:
„De kledingindustrie is amper drie
kwart eeuw oud en wellicht ont
staan door toedoen van de uitdra
gers uit de 17e, 18e en 19e eeuw.
Slechts weinig mensen konden in
vroeger eeuwen nieuwe kleding la
ten maken. Merendeels droeg men
zelfgemaakte of tweedehandskleren
Op een gegeven moment gingen
kleermakers en -maaksters niet
meer alleen op bestelling werken,
maar ook een voorraad kleding ma
ken. Daarmee deed de „confectie"
(iets anders dan confectie-indus
trie) zijn intrede. Via handelaren-
in-gedragen-kleding, bij wie de bur
gers gewend waren hun tweede-
hands-kleren te kopen, werden de
nieuwe kledingstukken aan de man
gebracht. Zij bleken alleen verkoop
baar als ze de koper vertrouwen
inboezemden en dat deden ze pas
als zij er enigszins „gebruikt" uit
zagen.
Verscheidene factoren oefenden
een grote kracht uit op de ontwik
keling van de naaimachine door de
Amerikaan Elias Howe in 1845. De
stichting van de eerste Nederland
se dames- en kindermantelfabriek
door Berghaus in 1882, het beginnen
met een produktie van werkmans-
kleding door Isaac Bendien in 1890,
waartoe hij maar liefst 4 trapnaai-
machines, 1 strijkplank, een paard
en een wagen aanschafte. Om
streeks die tijd verschenen even
eens de eerste confectiebedrijfjes
in Groningen, Rotterdam en Am
sterdam.
In 1940 verwerkten 1060 Neder
landse ondernemingen met 45.000
medewerkers en 30.000 machines
in totaal reeds 127 miljoen meter
stof.
In een van de eerste lessen
op de h.t.s. voor de confectie-
industrie wordt de student ge
confronteerd met de vraag:
„Wat is nou eigenlijk confectie-
industri?". Daarop antwoordt
de toekomstige confectie-func-
tionaris steevast en correct:
„Natuurlijk het maken van kle
ren" (het maken van textiel is
zoals we reeds benadrukten
wat anders). Na het eind
examen werpt de afgestudeerde
zich als speciaal daartoe opge
leide deskundige in een uiterst
boeiende bedrijfstak, die veel
behoefte heeft en hoge eisen
stelt aan leidinggevend per
soneel.
MOSKOU (AP) Toen Joeri
Pjotrov scheidde en hertrouwde,
konden hij en zijn nieuwe bruid
nergens anders onderdak vinden
Thans lacht Joeri als hij aan die
eerste dagen denkt. Sindsdien zijn
de natuurkundige en zijn vrouw
Nadya verhuisd naar een nieuwe
tweekamerwoning in een snel groei-
einde wijk van Moskou. Deze wo
ning is nog atijd bekrompen voor
hen en hun vierjarig dochtertje.
Divans in de woonkamer worden
als bedden gbruikt. Maar zij ach
ten zichzelf gelukkig, omdat zij zich
herinneren hoeveel erger het vroe
ger was.
Joeri en zijn vrouw zijn typische
voorbeelden van vele Sovjetbur-
voldoende huisvesting gekomen zijn
dank zij het grootste stedelijke
bouwprogramma van goedkope wo-
ningn ter wereld. Ofschoon ont
sierd door slonzigheid, prullerige
kostbare vertragingen heeft de gro
te vlucht van de huizenbouw in de
Sovjet-Unie althans een bres van
betekenis geslagen in een woning-
schaarste,die door het Kremlin als
..buitengewoon acuut" is erkend,
stampen aannemers van Siberië
tot de zonnige Kaukasus nieuwe
huizen uit de grond in een tempo
van meer dan twee miljoen wonin
gen per jaar. Gehoopt wordt, dat
een grootscheeps vijfjarenplan, dat
tegen het einde van dit jaar moet
zijn utgevoerd, meer dan 20 pro-
cnet nieuwe huizen meer zal ople
veren dan het vorige plan. Alleen
al het vorige jaar zijn elf miljoen
mensen in nieuwe of verbeterde
flats getrokken en 20 nieuwe ste
den uit de grond gerezen.
Om het tempo nog te versnellen
is de staat kort geleden begonnen
het particulier initiatief aan te moe
digen door aan groepen van Rus
sen leningen en materialen te ver
strekken om zelf coöperatieve ap
partementen te bouwen.
zijn hoger dan de huur van flats,
worden gebruikt. Ze dragen bij tot
de hoge vlucht van de huizenbouw
die door de staat gebouwd en
staatseigendom zijn, maar de
wachttijd voor ze betrokken kun
nen worden is korter een kwes
tie van maanden in plaats van ja
ren en als het coöperatieve ap
partement eenmaal is afbetaald
in de regel na 15 jaar is het vrij
van huur.
Kenmerkend voor het groeiende
aantal Russen, die liever coöpera
tieve appartementen kopen is Sas-
ja Volkov, een betrekkelijk goed
betaalde kantoorbediende te Mos
kou. Hij betaalt 27 roebel (ruim
honderd gulden) per maand voor
een nieuwe coöperatieve tweeka
merwoning, waar hij woont met
zijn vrouw en zijn zoontje van vijf
jaar. Zijn moeder woont in een af
zonderlijke eenkamerwoning in een
flat van de staat, waarvoor Sasja
een huur van zes roebel betaalt.
Deze lage huur is kenmerkend
voor de meeste Sovjetwoningen,
ook nog.
De drie Volkovs, die nu in hun
nieuwe tweekamerflat wonen, vin
den het heerlijk hun eigen keuken
en badkamer te hebben en de le
vensruimte per persoon wat uitge
breid. „Het is geweldig" zegt Sas
ja. Hij erkent, dat de bewegings
ruimte nog altijd blijft beneden de
door de staat vastgestelde gezond
heidsnorm, maar al is zij ook klein
de levensruimte van de Volkovs
is ongeveer het gemiddelde voor
de hoofdstad en ruim boven het ge
middelde voor het gehele land.
De aanbetaling van de nieuwe
heeft 1600 roebel bedragen een
hele som, zelfs voor een arbeider
zoals hij, die meer dan het gemid
delde loon verdient. Voor iemand,
die niet meer dan het gemiddelde
verdient, betekent dit bedrag on
geveer het loon van een jaar.
Deze aanbetaling en de maande
lijkse termijnen gedurende 15 jaar
brengen de totale kosten op glo
baal 6.500 roebel.
Het aantal nieuwe coöperatieve wo
ningen wordt voor dit jaar op bijna
50 procent hoger dan in 1969 ge
raamd. De pogingen van de staat
om een einde te maken aan de hui-
zenschaarste worden medebegunstig
door het lage Russische geboorte
cijfer en wettelijke voorschriften,
die het velen onmogelijk maken naa
de overgrote steden te verhuizen.
Maar ondanks de tot dusverre ge
maakte vorderingen blijft de schaar
ste kritiek. Een functionaris van
het Kremlin zou op de vraag van
bezoekers uit het buitenland, wan
neer Sovjetburgers voldoende le
vensruimte zouden hebben, naar ve
beleef ik niet meer".
Soms proberen Russen de licht
zijde te zien. Er wordt een grap
vertelt over een eenkamerwoning,
zo overvuld met gezinnen, dat toen
een man een schilderij ten geschen
ke kreeg. Hij verzuchte: „Ik heb
geen muur om het aan op te han
gen. Ik woon in het midden van
de kamer".
Voor velen schijnt het verblijf
in overvolle woningen nooit een
einde te zullen nemen. Zij wijzen
erop, dat sinds de eerst jaren van
de communistische staat geld voor
huizen een .iserabele tweede is
geweest, vergeleken met de enorme
sommen, die werden besteed aan
de ontwikkeling van de industrie
en de militaire macht.
Gegeven de beperkte geldmidde
len hebben de Sovjet-ontwerpers
hun toevlucht genomen tot kosten
besparende materialen als vooraf
pasklaar gemaakt muur gedeelten
compleet met ingebouwde deuren
en ramen. Ze worden in fabrieken
goedkoop en snel geproduceerd
aan de lopende band om onverschil
lig waar in dit uitgestrekte land te
maar leiden ook tot monotoon een
vormige gebouwen.
Een combinatie van haast en ge
pruts met de uitvoering van de ont
werpen heeft geleid tot slechte kwa
liteit van de bouwsels en tot het
achterblijven van het aantal wonin
gen bij de gegeven beloften. In 1969
is het nieuwbouwplan voor het elf
de achtereenvolgende jaar niet ge
heel uitgevoerd. Het totaal aantal
gebouwde huizen besloeg 106 mil
joen vierkante meter, maar de be
doeling was, dat het 121 miljoen
vierkante meter zou beslaan.
Als de sensatie van het bezit van
een nieuwe woning eraf gaat, kla
gen de Russen vaak over dunne mu
ren, die de radiomuziek van de bu
ren niet buiten sluiten, over scheu
rende buizen, ongelijke vloeren, sto
ringen in de werking van de lift en
slechte afwerking van deuren en ra
men.
Toen heet water uit een gebar
sten radiator in 'n woning stroom
de, haalde een bouwvakarbeidster
de schouders op en zei: „Dat moet
je verwachten in een nieuw ge
bouw".
In Moskou hebben sommige ge
bouwen uit de vijftiger jaren voor
uitstekende randen om voetgangers
op straat te beschermen tegen val
lende stukken van gele siertegels,
die slecht aan de gevels zijn beves
tigd. Doordat ze slordig worden
gebouwd en niet worden onderhou
den zijn vele nieuwe flatgebouwen
na enkele jaren al reusachtige krot
ten, omgeven van door onkruid ver
stikte grond.
Volgens een bericht van de Sov-
jet-oers moest in een periode van
drie jaar 18 miljoen vierkante me
ter woonruimte gelijk staande
aan 10 procent van de nieuwe hui
zenbouw in die periode worden
verlaten wegens gebrek aan onder
houd. Het regime heeft de belofte
elektriciteit te leveren aan bijna
alle huizen in de steden gestand ge
daan maar de meeste huizen hebben
geen aardgas. Vele woningen voor
al in de provinciesteden hebben bin
nenshuis geen behoorlijke water
voorziening. Op slechts enkele hui
zenblokken afstand van de hoofd
straat van Kazan, een stad aan de
Wolga met een miljoen inwoners,
sjouwen de huisvrouwen aan juk
ken emmers water uit een pomp
om de hoek naar haar woningen.
Sanitaire inrichtingen binnenhuis
treft men zelden aan in huizen op
de deur is een vertrouwd deel van
het landschap.
Het meubilair is veelal schaars.
Een veelbelovend ingenieur en kan
didaat-lid van de communistische
partij, die in de buurt van Alma
Ata in Midden-Azië woont, is trots
op zijn nieuwe hi-fi maar heeft
geen ijskast.
Zijn kleine tweekamerwoning be
vindt zich in een nieuw maar reeds
vervallen gebouw, dat lijkt op een
kazerne van betonblokken. Terwijl
de meeste Sovjetburgers in bekrom
pen ruimten leven krijgt een min
derheid van vooraanstaande partij
functionarissen geleerden en kun
stenaars „extraruimte" toegewe
zen. Velen hebben grote woningen
plus weelderige huizen. Statistie
ken worden hieromtrent niet gepu
bliceerd.
Ondanks alle tekortkomingen
heeft de huisvesting in de Sovjet-
Unie de bewondering gewekt van
op zijn minst een Amerikaanse
functionaris, die bekommerd is om
de behoeften van de V.S. zelf. Dr. A.
Allan Bates, chef van de afdeling
industriële normen van het bureau
of standards prijst de goedkope pro-
duktiemethoden van de Russen, om
dat deze hen in staat stellen wonin
gen te bouwen voor minder dan een
derde van wat ze in de V.S. kosten.
„De Sovjet-Unie", merkte hij in
een rapport aan iiet ministerie van
handel op, „is het eerste en tot-
dusverre 't enige land, dat het pro
bleem van het verschaffen van aan
vaardbare, goedkope huisvesting
aan zijn grote massa gewone bur
gers heeft opgelost". Bates gaf
te kennen, dat de Sovjet-burgers
binnen tien jaar wellicht de best
gehuisveste mensen ter wereld zui
len zijn.