Commentaar HET LAATSTE TABOE Vijfdaagse strijd in mei 1940 verloren in jaren '20 en '30 DR. CORN. VERHOEVEN IS) o.a.: Karde klap lieuwe perspectieven? VIJF DAGEN OORLOG (slot) ur CADEMIE D N.V. Tragi-komedie Ontzenuwd Verraderlijk DE STEM VAN ZATERDAG 28 MAART 1970 21 PBUREAU) NG [JS- ïdentie gewenst, 'resse voor deze Ire school veria voor boekhoud- aamheden ver- eind-eksamen- o (Mavo) sclio- Eoto, te adresse- igen kunt u bel- foor rO, HBS, MMS, kleuterleidster I mvragen t.n.v. di. t 168, Etten-Leur, innen, 01608-2977. ledschap voor in- lruik", fg plaatsingsmoge- [iode een deel der Landig zullen be- Icurate kandidaten jaar met U.L.O.- liploma of gevor- 1 wel tot aanbeve- Ig ter attentie van L TEL. 01600-24511 PrS PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIL NGEN PEIL NGEN ...PINGEN ||N^E'HNGEN PEIUNGEN ÊlUNGEN„PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILIIGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILNGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIU cW PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIL NGEN PEILINGEN PEJUNLSEIN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN de vele voordelen Ïet is geen alledaags gebeuren een minister, die een burgemeester in het openbaar een flinke tik op de vingers geeft. Wat het geval Beer- in|<Ridder van Rappard echter nog opmerkelijker maakt is het feit, dat leide heren tot de regentenclub gerekend worden. Het publiek denkt dan gauw: die dekken elkaar wel. Minister Beernink is voorstander van een harde lijn tegenover mensen jle het gezag ondermijnen. Zijn optreden tegen de burgemeester van jorkum bewijst, dat hij bij die gezagshandhaving handelt zonder onder- Wid des persoons. Een rechtse burgemeester, die faalt, ondermijnt even- ens het gezag. Hij wordt net zo hard aangepakt als (linkse) demonstran- i, die straatterreur bedrijven. Ondanks de ministreriële reprimande blijft Ridder van Rappard tot zijn nsionering aan als burgemeester. Sommigen zullen zeggen: Die man sft een huid als een olifant. Waarschijnlijk zijn we dichter bij de waar- id als we uit deze affaire concluderen dat de Ridder niet alleen harde jppen kan uitdelen maar ze ook kan incasseren. ok de A.R. stelt in zijn ontwerp-actieprogram dat belastingverzwaring in de toekomst onvermijdelijk zal zijn. De KVP had dat al eerder gedaan in het rapport-Steenkamp. Die be- itingvoorstellen moeten weliswaar nog door allerlei partij-organen wor- in goedgekeurd maar ze duiden er toch al op dat er in de confessionele het inzicht groeit, dat een werkelijk christelijke politiek offervaardig- id veronderstelt. Dit belastingaspecf zal in de komende maanden wel een belangrijke I gaan spelen. Het kan de band tussen de confessionele partijen en de D losser maken en nieuwe perspectieven openen ten aanzien van een |mengaan met de P.v.d.A. Voorlopig ligt er echter nog een uitspraak van de socialisten, dat zij met leze" KVP niet zullen samenwerken. Kan zo'n uitspraak gelden voor alle len De weg, die de P.v.d.A. thans volgt, leidt tot onderlinge verdeeld- lid, tot afsplitsing. Het moet Vondeling c.s. iets gezegd hebben, dat een iep studentenverzetsleiders geadviseerd heeft te stemmen op de P.N. IQMDAT we zo vooruitstrevend en vrijgevochten zijn, vertel- llen wij elkaar graag, dat het tijd sperk van de taboes voorbij is. Er lis niets meer waarover wij niet 1 vrij en openlijk met elkaar kun- ineti praten. Die overtuiging is een I ideale manier om het laatste ta ltoe aan het oog te onttrekken en Ier een blinde vlek van te maken. ■Dat laatste taboe heeft betrekking |op het laatste dat ons overkomt, ■het doodgaan. Dat is zozeer het ■laatste dat het oins inderdaad Ioverkomt; we doen het zélf nau welijks. Afschaffing van taboes betekent, dat we alles „doodgewoon", „dood- ■""--oiidig" vinden. Dat wil zeg- zo eenvoudig als de dood. gewone en eenvoudige van de bestaat waarschijnlijk hier- dat hij het laatste is en niet t iets eenvoudigeiis te herleiden. Mdeenvoudig is datgene wat het laatste woord heeft. Maar het laatste is, wat het ook is, niet iets (fet we kunnen overzien en waar- i we de eenvoud kunnen be- ■oordelen. We noemen het „een- ■voudig" uit onmacht; we kunnen Pet niet op een zinvolle manier ■eerder analyseren. Daarom heb- S, ue besloten erover te zwij- Jp. Het is „doodgewoon" omdat |™t geen zin heeft erover te pra- het praten erover is uitgeput, hl is de dood het laatste, toch Ihmien (lat hij iets we moeilijk zelf zeggen eenvoudigs is. Niet wij tische tragedie. De dood blijft er buiten. Voor ons levensgevoel is erotiek niet meer iets dat de dood overwint; zij bereikt zelfs de ouderdom niet. Alleen beschaving die op een of andere manier liefde en onsterfelijkheid mythisch weet te verweven, kan zich permitteren de twee taboes van eros en dood te verbinden en ze eventueel te gelijk op te heffen. DE, Etruriërs waren gewoon in hun dodensteden het leven in al zijn feestelijkheid af te beelden. Zij schenen te geloven dat deze samengebalde levenskracht d'e dood overwon of op zijn minst het leven over kritieke puinten heen zou helpen. Daarom werden er ook wedstrij den bij de graven gehouden. De middeleeuwers begroeven hun do den soms in de kerken en hielden ze zo in htm midden. Him levens lust en hun erotiek konden op eik moment de confrontatie met de vergankelijkheid aan. Erotiek en dodendans waren bedde doortrok ken van een passief levensgevoel waarin berusting het laatste woord had. De passiviteit was hun wellust en hun pornografie. Merkwaardig genoeg heeft dit woord „pornografie" altijd betrek king op geschriften of afbeeldin gen die een seksueel taboe door breken. Het is voor deze aandui ding gevormd en betekent zoiets als „bordeelschrijverij". Maar als we van die herkomst afzien Ihii if1 het laatste woord, maar Li' geloof dat dit de reden is, fojT® de dood in een verlichte bet grote taboe wordt. Naar- n'g wij meer doordrongen ra ai van de menselijke macht over »ach?re^' wordf o-Des wat met Weeft, en activiteit te maken die Hé buitbreedtes van 12,1 S00, 1000, 1500 of 2000 in de HD-veidsr v,iT Uw handelar.r jUf [1ATIEBON -tffltfi en envelop zonder J J. Hoegen Dijkhof Haw Irdnr. 95. Doetinchem Kid meer betrokken in de open- .verdwijnt alles wat met l'-nj u en machteloosheid ver- u houdt, dieper in de doofpot. is het taboe bij uitstek [Worden. |h~- 'j&oa van de dood heeft te lipid »en met onze machte-loos- VJ6genovei bet laatste. Het L van taboes lukt ons w ,maar in zoverre datgene stond „ket verbod van spreken «en 1 Sobracht kan worden bin- ktha„ cu"kel van activiteit of ïeksii..V4e^pressie- Toen erotiek en Werrao nag het teken van i»apm - noodlot stonden, eenbiZ1J iÜDelijk beiaden met S' Hun anticipatie houdt |j( 5 ®®t de ontdekking van IW als expressie, wille- spel. De vrijmoedigheid e daarover gesproken ls een uitdrukking van de 'ging dat wij in dit opzicht Fau n meer z«n van Amor, iten "i nndere mythische i «pL maakt geen won- «o met zÜn Pijlen. Eros is Passie. Het erotische 18 bevrijd, niet de ero- zoals gewoonlijk gebeurt in het levende spraakgebruik kan het evengoed gebruikt worden om de doorbreking van elk taboe aan te duiden. De middeleeuwse manier om de dood uit te beelden maakt op ons een pornografische indruk omdat voor ons de gedachte aan dood en verrotting onder een ta boe valt, niet zozeer omdat zij te maken heeft, met afwijkende ui tingen van seksualiteit. Wie de passiviteit prijs geeft als een beschamende zwakheid, zal de liefde niet meer als een lot er varen waarover iin belijdende en voorzichtige woorden gesproken moet worden. Maar daar staat dan tegenover dat de dood iets „dood gewoons" moet worden, iets dat vanzelf spreekt en waar wij dus maar niet over moeten spreken. Hij wordit verzwegen; zijn macht wordt bezworen op een manier die nauwelijks nog magisch mag heten, namelijk door de negatie. Hij is doodgewoon afwezig, Nie- mainid zal zeggen dat het verboden is erover te praten. Het is niet verboden, maar het is zinloos. Het zou kunnen zijn, dat het woord „zinloos" de wetenschappelijke, hygiënische vertolking is van het moderne taboe. Wij noemen dan dingen doodgewoon en zeggen dat het zinloos is er verder over te praten, omdat we er machteloos tegenover staan. De cultus van de activiteit laat ons geen andere mogelijkheid. Nederlandse soldaten worden in krijgsgevangenschap gevoerd. WAT waren tie werkelijke oorzaken van de nederlaag van ons land in de „vijfdaagse oorlog" van 1940? Het Derde Rijk had van 1933 af een voor die tijd „ultra moderne krijgsmacht opgebouwd". Het Nederlandse defensie apparaat was in de periode tussen de twee wereldoorlogen - 1918 tot 1939 onder invloed van „tal van factoren verwaar loosd." De Nederlandse krijgtmacht was in materieel opzicht zwak en kon ook niet bogen op een overvloed aan personeel. Er was enig „geheim contact" met de geallieerden. Maar van een wer kelijke coördinatie, van gemeenschappelijke, goed-geïntegreerde plan nen, was geen sprake. Angstvallig, bijna op het belachelijke af achteraf gezien poogde de Nederlandse regering naar buiten haar neutraliteit te bewaren. Een houding die bepaald niet in overeenstem ming was met de gevoelens van de grote meerderheid van ons volk. Dat moest van nazi-Duitsland niets hebben. „Het kwam alles hierop neer, dat Nederland zwak was en in zijn ver dediging vrijwel alleen stond al leen tegenover een tegenstander die over de sterkste strijdmacht be schikte welke Europa op dat mo ment kende. Voor een hardnekkige verdediging bezaten wij noch de ruimte, noch het kader, noch de manschappen, noch de middelen, noch de mentaliteit". Dat schrijft dr. L. de Jong in het slot van zijn 3de deel over „Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog". Men kan, zo zegt hij, stellen dat Hitier op het ogenblik dat op 10 mei de eerste schoten op ons land werden gelost de strijd al gewonnen had. „Kwantitatief was de Duitse Wehr- macht die tegen ons opereerde niet superieur, kwalitatief was zij dat wél in hoge mate. Daarom hand haven wij ook de uitspraak die wij in ons eerste deel deden: dat de strijd die wij in de meidagen van '40 te voeren kregen, verloren is in de jaren '20 en '30 een bezuinigings- periode waarvan zich zelfs in de strijd nog een tekenend symptoom openbaarde. De Jong noemt het een tragikomi sche noot dat de commandant veld leger op de derde oorlogsdag (de derde, niet de eerste) via het Alge meen Hoofdkwartier gemachtigd werd, alle uitgaven te doen die nodig waren voor het in staat van verde diging brengen van de onder hem ressorterende stellingen. Wij moe ten ze eerst heroveren", merkte een van de officieren van het zuidfront van de Vesting Holland verbitterd op. „Er ontbrak slechts aan", schrijft Nierstrasz (de voornaamste au teur van het officiële seriewerk „De strijd op Nederlands grondgebied tijdens de wereldoorlog II") „diait de commandant veldleger gemachtigd werd tot het doen schieten op de vij and". Dat onze troepen, gegeven hun zwakke bewapening, slechte training onvoldoende encadrering, gebrekki ge mentale voorbereiding en veelal onbekwame leiding een beperkte ge- vechtswaarde hadden, is duidelijk". De Jong wijst er voorts op dat in el ke oorlog die begint de vuurdoop een zware beproeving is. Een goed vechtend leger wordt nooit uit de grond gestampt het ontstaat niet bij toverslag De keerzijde van die medaille is dat, zowel het verloop als de duur van de veldtocht in Nederland Hitier en zijn generaals zijn tegengevallen. Op 10 mei mislukte de Duitse luchtlan ding bij Den Haag en op de 13de werd de Nederlandse weerstand door de Duitse militaire leiding nog zo hoog aangeslagen dat besloten werd, hem door middel van vernietigende aanvallen op de grote steden in het westen den land te breken. De Jong zegt verder dat hij de in druk heeft „dat de prestaties van de Nederlandse krijgsmacht niet on gunstig afsteken bij die van de krijgsmachten van België en Frank rijk twee landen waar men, an ders dan ten onzent, vrij recente oorlogservaring had: ervaring uit de eerste wereldoorlog". De Jong poogt ook een antwoord te geven op de vraag, hoe het Ne derlandse volk als geheel op de strijd in de meidagen heeft gereageerd. Hij stelt dat het onmogelijk is daar op een verantwoord wetenschappe lijk antwoord te geven. Hij gelooft dat in grote groepen van de bevol king een gevoel van opluchting baan brak, toen de Nederlandse strijdmacht in ons land capituleerde. „Wij willen wel aannemen dat ve le, misschien wel de meeste Neder landers door de Duitse inval ge schokt werden; dat zij vol spanning naar de schaarse radioberichten luis terden; met verontwaardiging rep ten van het snode gedrag der Vijfde- Colonnisten; ontzet waren over het vertrek van koningin en kabinet; pijnlijk verrast door de aankondi ging der capitulatie ja, dat het dia- gelijks bestaan hun gedurende de in vasieperiode tamelijk zinloos voor gekomen was behalve voorzover het met de oorlog in verband gestaan had. Maar gingen die gevoelens bij elk een even diep? Waren zij in elkeen aanwezig? Wij menen van niet", merkt De Jong op. ..Onverschillig heid en onaandoenlijkheid zijn ster ke krachten in de geschiedenis. Dat is niet alleen tijdens de bezetting gebleken het bleek uit sommiger reacties onmiddellijk na de Duitse in val die anderen diep kwetsten". Uit de bereidwilligheid van velen de oprukkende Duitse troepen in perfect Duits op kaarten de weg te wijzen. Uit de gastvrijheid van heel wat Nederlandse vrouwen die Duitse soldaten koffie en fruit aanboden. En dat waren geen leden van de NSB. Iets van die verbijstering daar over vindt men terug in een oogge tuigenverslag van een Nederlandse krijgsgevangene. Hij vertelt hoe hij, met vele anderen, in Brabant in krijgsgevangenschap wordt gevoerd. Langs de kant staan Nederlanders, grinnekende jonge kerels. Ze ma ken schampere opmerkingen. „Daar heb je nu die jonge kerels die in het leger hadden moeten zitten in plaats van de opgeroepen huisvaders van Nederlandse uniformen, een om vangrijke Vijfde Colonne opgericht, bewapen^ en geïnstrueerd, valse ge ruchten verspreid, hier en daar ook leden van de Nederlandse strijd krachten vergiftigd. Niettemin had den die Nederlandse strijdkrachten zich overal heftig geweerd, „won deren van dapperheid" verricht, dui zenden en nog eens duizenden uit hun rijen zien sneuvelen". De Jong treedt bij die slot-opsom- ming in dit deel in bijzonderheden. In feite heeft hij het dan over de mythe van die oorlogsdagen in ons land. Een mythe die in de bezetting en daarna sterk is blijven bestaan. In zijn voorgaande hoofdstukken heeft De Jong heel wat van die my the ontzenuwd. „Natuurlijk ontkennen wij niet dat de elementen waaruit dit beeld sa mengesteld was, aanraking hebben met de werkelijkheid: inderdaad was Nederland onverhoeds en in strijd met plechtige toezeggingen be sprongen; inderdaad hadden de Duitsers misbruik gemaakt van Ne derlandse uniformen; inderdaad wa ren zij er bij Kronwerderzand niet doorgekomen; inderdaad waren de mariniers de enigen geweest die tot op de Willemsbrug (Rotterdam) doorgedrongen waren; inderdaag had het bombardement van Rotter dam een terroristisch karakter ge dragen; inderdaad gold voor be schieting en bombardement van Middelburg hetzelfde; inderdaad was prins Bernhard in Zeeuwsch- Vlaanderen verschenen maar on danks dat alles mag men stellen dat het laat ons zeggen: populaire beeld van de in de meidagen gevoerde strijd een belangrijke vertekening vormde van de werkelijkheid: een tegelijk dramatische en romantische simplificatie waarvan de grond toon was dat de Duitsers, hadden zij slechts normale strijdmethoden toegepast, dat moedige en heldhaf tige Nederland er niet onder gekre gen zouden hebben daar waren ab normale, ja misdadige strijdmetho den voor nodig geweest. Die vertekening nu, die simplifica tie, mag men als aanwijzing zien voor een diepe emotionele gekrenkt heid. Stellig, er was voor die ge krenktheid reden: het Derde Rijk had van Nederland niets te duchten ge had, niettemin had het Nederland de oorlog aangedaan, duizenden militai ren en burgers van het leven beroofd, de centra van Rotterdam en Middel burg verwoest, het gehele land bezet. Nuchter denkende Nederlanders had den, voorzover zij enig menselijk of nationaal zelfrespect, enig politiek bewustzijn hadden, hoe vaag of al gemeen ook, aan die feiten voldoen de om met felle verontwaardiging op die meidagen terug te zien. Dat zo- velen aan die feiten niet voldoende hadden maar ze in een vertekend en toegespitst beeld van de werkelijk heid opnamen, toont de kracht van de krenking aan die ondergaan was". En De Jong besluit dit deel van zijn studie met de woorden: „wonderlijk zijn de wegen der ge schiedenis. Het vertekende beeld van hetgeen in werkelijkheid ge schied was, zou talloze Nederlan ders bijblijven en menigeen hun ner een extra-inspiratie zijn bij de worsteling ter verdediging van algemeen-menselijke en nationale waarden die, al beseften dat slechts weinigen, op het moment begon waarop het vuren gestaakt werd". JACQUES LEVIJ Dr. L. DE JONG. Het Koninkrijk der Nederlandsen in de Tweede Wereldoorlog". (Deel 3, „Mei '40") Populaire ed. 18,50 (488 pag.), wetensch. ed. f 45,(558 pag.). Vele illustraties. 35 jaar verwaten jonge kerels die er niets van begrijpen, die een troep verslagen soldaten van hun ei gen volk, uitgeput en afgemat, in krijgsgevangenschap zien wegvoe ren, en stompzinnig en béte grin sic ken". En verder schrijft deze man dan: „Ineens wordt ons duidelijk dat er twee soorten Hollanders bestaan. Eén soort die de oorlog gevoerd of aan den lijve gevoeld hebben of in ieder geval intens hebben meege leefd en de andere soort, ver wend, onbenullig, lamzakkig, die er niets van gemerkt hebben, die er zelfs niets mee te maken hebben ge had, en dus nog even verwen^ on benullig en lamzakkig doen als tevo ren om te huilen"! Daartegenover zijn er talloze voorbeelden van diep en oprecht meeleven. De Jong geeft er ook eni ge. Algemeen was wel het gevoel dat de Duitsers ons land diep hadden ge krenkt. De Waffen-SS op het Amsterdamss Rokin. Een flinke menigte slaat de intocht gade. Hij gaat in op de gevoelens die algemeen waren. Dat heeft niets te maken met wat werkelijk was ge schied. Maar wel met alles wat de Nederlandse massa meende dat ge schied was. „Nederland, zo meende men dan, was door het Derde Rijk onverhoeds en verraderlijk besprongen. Daarbij hadden de Duitsers niet alleen een verpletterende militaire overmacht ingezet zij hadden ook op grote schaal verboden en lafhartige metho den toegepast: hun luchtlandingstroe pen in vermommingen gestoken, op grote schaal misbruik gemaakt van Nederlandse burgers in gesprek met Duits soldaat. Zelfrespect was Mi vele landgenoten ver te zoeken.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1970 | | pagina 21