Commentaar
'1
HOND
Britse rassenwetten:
Welke school voor mijn kind
na het lager onderwijs?
olitieke vorming
Ldschap uit Erfurt
i CORN. VERHOEVEN:
egende
Persoonlijk
vertrouwen
ipadour
i DIJK
DE STEM VAN ZATERDAG 21 MAART 1970
21
i PE|L'NGEN PEILINCEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIL NGEN PEIUNGEN
^NGEN .PEILINGEN.PEIUNGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILIIGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILNGEN PEILINGEN ,Pf[LINGENPEILINGEN PEILINGEN PEIU
N PEILINGEN PEILINGENPEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN ^PEILNGEN PEIL NGEN .PEILINGEN
PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILLINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIL
-gravenhage
'Ij plaatsen:
•voor opgeleid wil
jaar en is
algemeen een,
met aansluiten
nst, en heeft een-
weekend beschik
rvoor opgeleid wj
1 jaar en is zowel
raüekamer van
zenden aan de at-
i het ziekenhuis,
funktie waarvoor
■olledige personalia
tfPP.R- heeft landelijk gezien geen beste beurt gemaakt bij de
I 5)atenverkiezingen van deze week. Werkelijk spectaculaire successen
eigenlijk alleen te melden uit Zeeuwsch-Vlaanderen. Deze winst is
„reen goed deel te danken aan het vertrouwen van de bevolking in
man, de N.K.V.-bestuurder v. d. Voorde.
heer v. d. Voorde is geen briljant politicus, geen groot spreker. Hij
echter wat er onder de mensen leeft. Hij staat voor zijn mensen.
at weten ze. Daarom vertrouwen ze hem.
Ean andere figuur is de communist Meis. Hij heeft als stakingsleider in
de strokartonindustrie de sympathie verworven van zo veel Groningers,
31 de C.P.N. nu met 14,2 procent van de stemmen de derde partij in de
oïincie Groningen (de tweede in de stad Groningen) is geworden.
Groningen en Zeeuwsch-Vlaanderen bewijzen, dat hef stemgedrag van
kiezer niet zo zeer bepaald wordt door programma's en het optreden
i de grote politieke kopstukken maar veel meer door het persoonlijk
Louwen in één bepaalde kandidaat, de man die de zorgen kent van
man in de straat en diens taal spreekt.
IACHTKLED1NG
3 Pompadour"
ekende aanvullings
lus voor:
jn, slipje, panty en
lfde materialen en 1
;elijk combineren.
ren, zoals blue, 1
ijgbaar
DUSTER 2^
N DIJK lij
WUS.TER ïïr
IDE komende tijd zal er door sociologen en politici naarstig worden
gezocht naar de oorzaken van de zorgwekkende absentie van de kie-
i(s bij de jongste verkiezingen.
[ongetwijfeld zal er veel worden gesproken over de soms weinig aan-
ikelijke presentatie van degenen die het politieke bedrijf voeren, over
voor het grote publiek dikwijls ondoorgrondelijke manoeuvres tussen
ijen en fracties, over de ondoorzichtigheid van de politiek in het alge-
ien en het gevoel van machteloosheid dat zich daarover bij velen mees-
maakt.
bat is allemaal waar- Toch kan er van vele, zo niet de meeste kiezers
■den gevergd dat zij zich wat meer moeite getroosten om iets te weten
komen over de samenleving waarin hun inspraak wordt geboden. Maar
ik hier geldt dat de meeste mensen niet voldoende zijn toegerust om
die mentale inspanning te getroosten.
|Zoals in zovele zaken zal ook hier bij het onderwijs moeten worden
lonnen. Het vak maatschappijleer heeft zich gaandeweg burgerrecht
wrven. Men moet zich echter afvragen of dat vak wel altijd zo wordt
jeven dat het de belangstelling van de leerlingen voldoende opwekt en
of er genoeg aan gedaan wordt in de hoogste klassen van het lager
■rwijs. n
liet effect daarvan wordt pas bij een volgende generatie merkbaar. On-
tijdgenoten kunnen alleen nog maar door schade en schande wijs wor-
cf het.
E EERSTE topconferentie tussen de leiders van Oost- en West-Duitsland
heeft geen spectaculaire resultaten opgeleverd. Dat lag ook niet in
lijn der verwachtingen. Het belangrijkste is dat de twee Duitslanden
tot een zakelijk gesprek zijn gekomen. Bereid zijn met elkaar te
len is de eerste voorwaarde voor de oplossing van de Duitse kwestie.
(De demonstratief hartelijke ontvangst van Brandt door de Oostduitse
l/olking houdt een boodschap in voor de linkse activisten in onze con-
len. Een aantal van hun voormannen heeft geadviseerd bij de Stafen-
Éiezingen van deze week te stemmen op de C.P.N. In Oost-Duitsland
Telen ze kiezen voor het communisme. Het gejuich van de Oostduitsers
■rBrandt bewijst, dat zij, als zij vrij zouden zijn in hun keuze, zouden
lzeri voor een bestel, zoals wij dat kennen. Ondanks alle gebreken, die
laan kleven.
narigheid bespaten,
hter elke machine.»
:n erna.
bewezen van een
ate capaciteit en
en voor opbouw
met werkbreedtes
frond" vind ik een oerwoord, een
lie mooiste woorden ook die we
|ffl. Ik zit het nu zachtjes voor
p uit te spreken: grond, grond,
f- Meestal word ik een beetje
■an zo'n herhaling. Als ik drie
„bewindsman" zeg, of „in-
of „medemenselijkheid", ben
lag verder voor sociale con-
»of een redelijk gesprek verlo-
f Maar bij woorden als „grond"
pfl" of „wezen" loop ik rood
verworteling; daar bedoel
►te dat ik dan wortel schiet en
Bal lyrisch word over het blote
aai op zichzelf. Wie dat niet be-
I' moet niet verder lezen. Hij is
[plastic en ik wens hem het beste.
Iet wel, dat het niet mag wat ik
I* Het is woordenmystiek of
bloed en bodem, incest
Nijn part. Maar het is elemen
tal! doe ik het. Het wordt lente;
I®? „bloed" en ik zeg „grond"
r!'0oProod aan van verworteling.
ptd is een oerwoord, een oerzaak
1® oerbezit. Er is niet oerigers
[ïond. Grond is het eerste en
e, het eerste bezit en het
P'a wijsgerige begrip. Het is niet
aarc'e waarop tarwe groeit
is ook de laatste en
T "like verantwoording van ons
P; Bestaan is: staan op de
„■inde grond, uit de klei ge-
tfi- zijn en klei aan de voeten
-P. Wie geen klei aan de voeten
|'®aE zijn hoofd niet in de he-
Ji, "kt, heeft voeten van leem.
I" teek Daniël, die tot in de he-
Lïkt' heeft voeten van leem.
jjj'Pk voeten zou zijn gouden
'e™iaal nep zijn. Die voorstel-
L tehvoordt aan een primitieve
■w* §Tond
4 subliem is, maar dat zij zon-
I «ter niet kunnen bestaan. In
Ïïische jaren ben ik op dat
Ijlj™rnoveerd in een proef-
|W" "voetn°ten". kleine mop-
SM n de voeten die langzaam
ptransormeerd werden.
L heb ik nog steeds geen
lts» 's avonds op het bal-
cnriKI it/Jiii" c miin flat en kijk naar de
U 0*1 |0]17n stukje grond om een
..Haal II E p„i' h°en. Geen verworteling.
omgaande foldermaie hangt in de lucht en is
ïin eerd- Het slaat nergens
i6TOnd is dieP benederl mij;
ii ta van de buren hebben er
H,,„'gnomen. Mijn opwinding
ud heeft geen voet om op te
KI) jmeeft in de lucht en is ont-
taa L een soort van heim-
wr "et voorvaderlijk bestaan
velop zonder Poslz03,Sum-1
H. J. Hoegen Dijkhc'fI
ntwoordnr. 95. Doet^^
VOORKOMEN BETER
DAN GENEZEN
(Van een onzer redacteuren)
Het klinkt misschien vreemd te spreken van een rassenpro
bleem in Engeland, maar de Britse regering heeft reeds nu
maatregelen getroffen om een ernstig probleem te kunnen
voorkomen.
Sinds 1950 kent Groot-Brittannië een forse toeloop van im
migranten uit het Caraibische gebied, India en Pakistan. Im
migratie in Engeland is evenwel niet nieuw. Ieren, Schotten,
Franse protestanten, joden en Duitse vluchtelingen hebben
zich in vorige eeuwen permanent in het land gevestigd.
Na de tweede wereldoorlog emigreerden meer dan 250.000
vluchtelingen en ontheemden naar Engeland en de Hongaarse
revolutie van 1956 bracht eveneens een groot aantal vluchte
lingen binnen de landsgrenzen.
Tweederde van de immigranten was afkomstig uit landen
die niet tot het Britse gemenebest behoren.
,j .m'.i in, dat „grond" een oer-
I ril..dat mens in de
fundamenteel kan leven
srondig kan nadenken.
Dat is al heel wat. Ik sla het talent
voor heimwee naar de oergrond niet
laag aan en zou het niet willen mis
sen. Maar wat het precies is, weet
ik niet. Wie daaruit concludeert dat
het niets is, mag zijn gang gaan.
Met name weet ik niet of het heim
wee slaat op het bezit van grond of
op „grond" als laatste en meest fun
damentele, geruststellende gedachte
of op het een als voorwaarde voor het
ander. Ik zie telkens weer kennissen
verhuizen naar het platteland en het
eigen stukje grond, maar ik weet niet
of ze daar grond of begronding zoe
ken, duistere klei of wijsgerige hel
derheid, boerse vanzelfsprekendheid
of stedelijk raffinement, bezitters-
nuchterheid of afstandslyriek. Het
oerige van het woord „grond" is dat
het zich daarover in het geheel niet
uitspreekt. Wie zegt dat de „eigen
lijke" betekenis louter agrarisch is,
en dat de filosofische - of lyrische -
betekenis daarvan is afgeleid, zegt
iets dat hij waarschijnlijk helemaal
niet kan verantwoorden en gaat er
bovendien van uit, dat een van beide
betekenissen de oudste rechten heeft.
En juist dat is onzeker. Zolang wij
weten hebben mensen de grond en de
aarde als een moeder vereerd. En
die verering wijst op 'n lyrische hou
ding, waarin de grond heel wat meer
is dan louter een simpele kostwin
ning. Het simpelste hoeft nog niet het
meest oorspronkelijke te zijn. Wie
de moeite zou nemen antieke woorden
voor „bezit" na te gaan op hun af
komst en betekenis in het spraakge
bruik. zou trouwens ontdekken, dat
deze houding eerder 'n regel dan 'n
uitzondering is. Woorden als „wezen"
of „substantie" die in het moderne
spraakgebruik een vrij hoge graad
van abstractie vertegenwoordigen,
blijken in de oudheid daarnaast en
tegelijk ook een elementair bezit aan
te duiden Zij wortelen in de grond
en daaraan danken zij het, dat zij
hun hoofd zo hoog in de hemel kun
nen steken. Hun betekenis is niet het
„hogere" alleen, maar de spanning
tussen hoger en lager, tussen het
hoofd en de voeten. Die wisselwer
king tussen hoog en laag is het enige
waar het om gaat; de rest is afval.
Misichien is bezit een voorwaarde
om die wisselwerking te ervaren. Ik
weet het niet. Liever zou ik het er
varen van die wisselwerking „bezit"
noemen. Juridische eigendom is ze
ker geen garantie. Er wordt met ei
gendom even ordinair omgesprongen
als met de mooie woorden die wij
in. onze taal hebben. Speculeren met
grond is heel iets anders dan specu
latief spreken over „grond". Ik blijf
erbij dat het laatste uiteindelijk gron
diger is dan het eerste en van meer
betekenis voor datgene waar het
werkelijk om gaat in het leven. Ook
dat zouden we grond' of bezit' kun
nen noemen, maar het kan ook „we
zen", „ziel' of „verworteling" ge
noemd worden.
Tot de invoering van de immigra-
tieverordeningen van 1962 hadden in
woners van gemenebest-landen het
volste recht zich in het moederland
te vestigen. Aangetrokken door de
hogere welstand en de betere moge
lijkheden maakten velen van dit recht
gebruik, met het gevolg dat de ge
kleurde bevolking van Groot-Brittan
nië een groei doormaakte van 50.000
tot ruim 1.250.000.
In tegenstelling tot de vroegere
immigranten toonden de nieuwko
mers een duidelijk verschil met de
oorspronkelijke bevolking van Enge
land. Velen kwamen van arme plat
telandsstreken en belandden in de
industriegebieden in het zuidoosten,
in de Midlands en in Yorkshire.
Hun huidskleur, taal, cultuur en
leefgewoonten vormden een bijna on
overkomelijke hindernis bij het vin
den van werk en woongelegenheid.
Doordrongen van het feit dat ze Brit
se onderdanen waren ondervonden de
immigranten uit West-Indië het te
gendeel.
Het ontbrak hun veelal aan techni
sche scholing zodat ze hoofdzakelijk
in de laagstbetaalde, ongeschoolde
beroepen terechtkwamen. Zij vestig
den zich in groepen in de arme wijken
van industriesteden.
In de textielgebieden van Yorkshire
bijvoorbeeld bevinden zich vele Pa
kistani. in het Southall district van
Londen Indiërs en in Hackney West
indiërs. Juist deze concentraties ver
hogen de spanning in de verhouding
tussen de verschillende volksgroepe
ringen. Na de invoering van de wet
met de nieuwe immigratiebepalingen
in 1962 werden uitsluitend geschoolde
en van familie in Engeland afhanke
lijke immigranten toegelaten.
Om de groei van getto's tegen te
gaan en te verhinderen dat bepaalde
inferieure baantjes bij voorbaat voor
kleurlingen worden bestemd moesten
er stappen worden ondernomen om
de gekleurde bevolking te verzekeren
van werk in alle sectoren.
Tegen deze achtergrond is in 1965
van regeringswege het National
Committee for Commonwealth Im
migrants opgericht onder voorzitter
schap van de aartsbisschop van Can
terbury. Tegelijkertijd werd de eer
ste wet op de rassenverhoudingen een
feit. Het NCCI (later CRC, Commu
nity Relations Commission) heeft tot
doel het bevorderen van harmonieu
ze relaties tussen de verschillende
rassen en nationaliteiten. Daaronder
valt voornamelijk de coördinatie van
alle werkzaamheden die door vrij-
willigerscomités worden verricht.
Deze commissies zijn over het gehe
le land verdeeld en hebben mede
werkers in de belangrijkste centra
waar immigranten wonen. Hun taak
is advies uit te brengen aan de
plaatselijke autoriteiten en instellin
gen, het verzamelen van gegevens als
mede het organiseren van opleidings
cursussen en conferenties.
Verder brengt de commissie advies
uit aan de minister van binnenlandse
zaken.
De Race Relations Act van 1965
verbood discriminatie op grond van
huidskleur, ras, cultuur of nationali
teit in publieke gelegenheden zoals
restaurants, cafés, bioscopen en open
bare vervoermiddelen. Een twee
de wet zorgde voor een verbod
van rassendiscriminatie in de vorm
van achterstelling bij sollicitatie,
dienstverlening, maatschappelijke en
materiële voorzieningen, behuizing en
zakelijke transacties. Eveneens werd
het publiceren van discriminerende
artikelen veroordeeld.
Een verantwoordelijke commissie
bestaande uit vrijwilligers, waaron
der ook personen die deel uitmaken
van de immigrantengemeenschappen
werd aangesteld om conform de wet
rassenkwesties tot een oplossing te
brengen. Bij vermeende dicriminatie
kan de benadeelde bij een subcom
missie een klacht indienen, die recht
streeks aan het bestuur wordt voor
gelegd. Indien van discriminatie spra
ke is zal het vrijwilligerskorps zich
hierover heraden en bemiddelen om
een verzoening tot stand te brengen
tussen de gediscrimineerde en de
schuldige
Het is dus niet de bedoeling de
aangeklaagde voor het gerecht te ha
len. Dat gebeurt slechts wanneer
genoemde partij geen verklaring tot
„verzoening" wil ondertekenen. Tot
nog toe is dit slechts in een geval
gebeurd.
Doordat de commissieleden op vrij
willige basis werken kan de beklaag
de zich verzekeren van de volle inzet
van perscnen die zich uit zuiver so
ciaal oogpunt voor zijn recht beijve
ren. Allereerst zal men trachten de
discriminerende partij te overtuigen
van het onrecht dat hij, misschien
onbewust, de ander heeft aangedaan.
Inzake een misverstand zal men op
tactvolle wijze te werk moeten gaan,
het vermoeden achteruitgesteld te
zijn is even pijnlijk als het feit zelf.
Bovendien zal iemand niet altijd
direct een klacht indienen wanneer
een dergelijk feit zich heeft voorge
daan en de kwestie maar zo spoedig
mogelijk vergeten in plaats van een
uitvoerige bemiddelingspoging te moe
ten doorstaan.
Men zal niet gemakkelijk tot rechts
vervolging besluiten, dat wil zeggen
iemand een verbod opleggen het
strafbare feit nogmaals te plegen,
omdat dit laatste machtsmiddel een
averechtse uitwerking heeft. Het zal
eventueel bestaande haatgevoelens
alleen maar aanwakkeren en risico
van vergeldingsmaatregelen. met
zich meebrengen. Daarnaast is de
medewerking van het volk nodig om
de publieke opinie te wijzigen. Wan
neer de bevolking doordrongen is van
de gelijke rechtspositie van de nieuwe
landgenoten zullen de laatsten min
der wantrouwend tegenover de beslis
sende meerderheid staan. De wet lijkt
daarom de enig juiste methode om
vooroordelen uit de weg te ruimen.
Dia methode is effectief en preven
tief. In Engeland is nog geen sprake
van ernstige rassenmoeilijkheden en
de kans is groot dat ze op deze wijze
geheel kunnen worden voorkomen.
De wet laat de immigranten de vrij
heid hun eigen cultuur te behouden
en de regering gaat ervan uit dat
de ingebrachte tradities en ideeën een
verrijldng voor het land kunnen be
tekenen. De integratie moet zeker
niet gezien worden als een volledige
inpassing in het Britse patroon.
Het doel is wederzijdse verdraag
zaamheid en gelijke kansen voor ie-
derean. Dit unieke systeem lijkt te
prefereren boven zware veroordelin
gen in geruchtmakende rechtszaken
met alle daaruit voortvloeiende sen
sationele publikaties die de tegenstel
lingen nog slechts verscherpen.
(Literatuur: Smoothing the way
for immigrants. M. B. Carter, char-
man of the Race Relations Board.).
FOTO BOVEN
Mrs. Yvonne Connolly is de eerste
hoofdonderwijzeres onder de vele
kleurlingen-immigranten die Groot-
Brittannië telt. Hier geeft zij les aan
een school in Islington, Noord-Lon-
den, waar zich veel immigranten heb
ben. gevestigd.
(Van een medewerker)
Teder jaar opnieuw ziet een aantal
ouders zich geplaatst voor het
feit, dat hun kind de lagere school
ofwel het basis-onderwijs afge
maakt zal hebben. Voor praktisch
geen der leerlingen betekent dit
een eindpunt. Zij zijn nog enkele
jaren leerplichtig en zullen dus
voortgezet onderwijs gaan volgen.
Na de lagere school gaat men als
het ware de bagage inpakken,
waarmee men verder door het le
ven gaat. Om deze materialistische
vergelijking nog even door te trek
ken: natuurlijk biedt meer bagage
meer mogelijkheden, maar het is
ook weer niet zo, dat men kansloos
is als men weinig bagage kan dra
gen. Dan is het alleen belangrijk
de juiste bagage te kiezen.
Hoezeer de ouders ook hulp ont
vangen, de opvoeding van hun kin
deren is uiteindelijk hun verant
woordelijkheid. Om het voor een
kind juiste schooltype te bepalen,
is het voor de ouders dan ook van
belang enig inzicht te hebben in de
mogelijkheden, die het huidige sys
teem biedt.
Een grote rol bij het kiezen van
de voortgezette opleiding speelt na
tuurlijk het advies van het hoofd
van de lagere school. Deze zal dit
advies meestal niet alleen bepalen
op grond van de persoonlijke ken
nis, die hij van het kind heeft. Op
vele basisscholen worden tegen
woordig verschillende tests afge
nomen. Met deze tests kan men
niet alleen de intelligentie meten,
maar ook nog andere begaafdhe
den, zoals het ruimtelijk inzicht en
de verbale en wiskundige aanleg.
Men moet echter nooit vergeten,
dat de uitkomsten van die tests niet
absoluut zijn, maar alleen een hulp
middel voor de ouders vormen bij
het bepalen van hun keus. Er spe
len nog tal van andere factoren
een rol en zeker intelligentie als
zodanig is van een minder over
heersend belang, dan men zo op het
oog zou aannemen.
Het doel van het onderwijs is
in het algemeen tweeledig: aan
de ene kant dient het ter ontplooi
ing van de persoonlijkheid van de
leerling en tevens om hem of haar
de noodzakelijke algemene vorming
te geven.
Aan de andere kant moet het on
derwijs de leerling voorbereiden
op zijn of haar toekomstige functie
in de maatschappij.
In de wereld der volwassenen be
staat een groot aantal functies en
beroepen, vanaf zeer eenvoudige
tot zeer veeleisende. Voor de juiste
vervulling is een zekere hoeveel
heid algemeen vormend onderwijs
noodzakelijk alsmede een beroeps
opleiding. Hoe gecompliceerder het
beroep is hoe meer algemene vor
ming noodzakelijk zal zijn.
Het voortgezet onderwijs valt
uiteen in enkele grote groepen. Om
bovenaan te beginnen: daar vinden
we het VWO (Voorbereidend We
tenschappelijk Onderwijs). Het is
bestemd voor die leerlingen, die
van plan zijn later een universitai
re opleiding te gaan volgen. Het
omvat op de eerste plaats het gym
nasium. In de hogere klassen wor
den deze gesplitst in een alpha en
een bèta-afdeling. De alpha rich
ting legt de nadruk op de studie
van de klassieke talen, terwijl in
de bèta-afdeling de studie van wis
kunde en natuurwetenschappen
meer op de voorgrond komt.
Als tweede vorm van Voorbrei-
dend Wetenschappelijk onderwijs
hebben we het atheneum. Dit neemt
een van de taken van de oude
HBS over, n.I. de voorbereiding op
een universitaire studie. Ook hier
vindt men een splitsing in de ho
gere klassen. Bij de A-afdeling
gaat men vooral in de richting van
economische en maatschappelijke
vakken, bij de B-afdeling in die
van de wiskunde en natuurweten
schappen.
Het Lyceum verenigt gymnasium
en athneum in een scholengemeen
schap. Dit is dus verder geen op
zichzelf staande school.
De cursusduur van al deze scho
len is 6 jaar.
Doorgaande komen we terecht
hij het HAVO (Hoger Algemeen
Vormend Onderwijs). Dit neemt de
taak van de voormalige HBS over
voorzover deze bedoeld was als al
gemene voorbereiding op de maat
schappij. Dit onderwijs is bedoeld
als voorbereiding op het hoger be
roepsonderwijs en heeft een cur
susduur van 5 jaar. Het HAVO-
diploma geeft de mogelijkheid ver
der onderwijs te volgen aan een
Hogere Technische School, Hogere
Land- of Tuinbouwschool, School
voor Hoger-Pedagogisch Onderwijs
(voormalige school voor maat
schappelijk werk), School voor Ho
ger Economisch en Administratief
Onderwijs en de Kweekschool voor
Onderwijzers.
De volgende tak van voortgezet
onderwijs is het MAVO (Middel
baar Algemeen Vormend Onder
wijs). Dit vervangt de vroegere
ULO en MULO-scholen. Bij deze
laatste kon men spreken van een
zekere neiging tot beroepsonder
wijs door de bijzondere praktische
gerichtheid van de lessen. Er werd
in feite een opleiding gegeven voor
bepaalde kantoorfuncties. Bij de
MAVO ligt het karakter meer op
de algemene vorming. De opleiding
bij de MAVO is gesteld op 4 jaar
maar er is de mogelijkheid gescha
pen van een 3-jarige opleiding. De
ze laatste kan van belang zijn voor
leerlingen, die eerder aan beroeps
onderwijs willen beginnen en daar
om geen zin hebben in een 4 jaar
durende algemene vorming.
De MAVO geeft aansluiting op
het middelbaar beroepsonderwijs.
Dit omvat o.a. het Middelbaar
Technisch Onderwijs, het middel
baar land- en tuinbouwonderwijs
en Middelbaar Economisch en Ad
ministratief Onderwijs.
Als laatste maar zeker niet on
belangrijkste vinden we het LAVO
(Lager Algemeen Vormend Onder
wijs). Hoewel dit als aparte school
kan bestaan en dan het meeste te
vergelijken valt met de voormalige
VGLO-scholen, zal het LAVO in de
praktijk meestal gekoppeld zijn
aan het lager beroepsonderwijs.
Daaronder verstaan we het Lager
Technisch Onderwijs, het Lagere
Land- en Tuinbouwonderwijs, het
Lagere Huishoud- en Nijverheids
onderwijs en het Lager Economisch
en Administratief Onderwijs.
Omdat dit laatste een geheel
nieuw schooltype is, zal daar in een
apart artikel nader op ingegaan
worden.
Tot slot een enkel woord over de
overal nieuw ingevoerde „brug
klas". Iedere opleiding na de Lage
re School begint met .een dergelij
ke klas. Maar het zal duidelijk zijn,
dat de verschillende soorten scho
len niet geheel gelijke brugklassen
kunnen hebben.
In principe 'zijn er 2 soorten
„brugjaren": een voor het VWO,
HAVO en MAVO en een voor het
LAVO (waarbij inbegrepen het
lager beroepsonderwijs). Maar ook
hier zijn toch weer onderlinge ver
schillen: in de brugklas van het
VWO (Gymnasium) mag h.v. La
tijn worden gegeven. Ook hij het
LAVO komen er zulke onderlinge
verschillen voor: het rooster van
de brugklas van een Lagere Tech
nische School ziet er b.v. anders
uit dan dat van een school voor
Lager Economisch en Administra
tief Onderwijs.
Het gevolg daarvan is, dat er niet
al te veel verwacht mag worden
van de zgn. doorstroming na het
brugjaar. Hiermede wordt bedoeld
het overgaan naar een schooltype,
dat beter hij de begaafdheden van
de leerling past. Het zal b.v. voor
een HAVO-leerling bijzonder moei
lijk zijn om over te stappen naar
het gymnasium, omdat hij dan al
met 1 jaar achterstand Latijn be
gint. Aan de andere kant zal een
HAVO-leerling, die het niet zo
goed doet, wel vrij gemakkelijk
naar het MAVO kunnen. Soortge
lijke moeilijkheden heeft een leer
ling, die van het Lager Economisch
en Administratief Onderwijs over
wil stappen naar een Lagere Tech
nische School. Op deze laatste
school zal men met bepaalde hand
vaardigheidsvakken veel verder
zijn.
Hieruit blijkt alweer van hoe
groot belang een juiste schoolkeuze
na de Lagere School is.
Met het bovenstaande is een al
gemeen overzicht gegeven van de
mogelijkheden, die er na de Lage
re School bestaan. Hoewel geen
volledigheid is nagestreefd, kan
het de ouders toch voldoende in
zicht geven voor een verantwoorde
schoolkeus voor hun zoon of doch
ter.