Commentaar '1 HOND Britse rassenwetten: Welke school voor mijn kind na het lager onderwijs? olitieke vorming Ldschap uit Erfurt i CORN. VERHOEVEN: egende Persoonlijk vertrouwen ipadour i DIJK DE STEM VAN ZATERDAG 21 MAART 1970 21 i PE|L'NGEN PEILINCEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIL NGEN PEIUNGEN ^NGEN .PEILINGEN.PEIUNGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILIIGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILNGEN PEILINGEN ,Pf[LINGENPEILINGEN PEILINGEN PEIU N PEILINGEN PEILINGENPEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN ^PEILNGEN PEIL NGEN .PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILLINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIL -gravenhage 'Ij plaatsen: •voor opgeleid wil jaar en is algemeen een, met aansluiten nst, en heeft een- weekend beschik rvoor opgeleid wj 1 jaar en is zowel raüekamer van zenden aan de at- i het ziekenhuis, funktie waarvoor ■olledige personalia tfPP.R- heeft landelijk gezien geen beste beurt gemaakt bij de I 5)atenverkiezingen van deze week. Werkelijk spectaculaire successen eigenlijk alleen te melden uit Zeeuwsch-Vlaanderen. Deze winst is „reen goed deel te danken aan het vertrouwen van de bevolking in man, de N.K.V.-bestuurder v. d. Voorde. heer v. d. Voorde is geen briljant politicus, geen groot spreker. Hij echter wat er onder de mensen leeft. Hij staat voor zijn mensen. at weten ze. Daarom vertrouwen ze hem. Ean andere figuur is de communist Meis. Hij heeft als stakingsleider in de strokartonindustrie de sympathie verworven van zo veel Groningers, 31 de C.P.N. nu met 14,2 procent van de stemmen de derde partij in de oïincie Groningen (de tweede in de stad Groningen) is geworden. Groningen en Zeeuwsch-Vlaanderen bewijzen, dat hef stemgedrag van kiezer niet zo zeer bepaald wordt door programma's en het optreden i de grote politieke kopstukken maar veel meer door het persoonlijk Louwen in één bepaalde kandidaat, de man die de zorgen kent van man in de straat en diens taal spreekt. IACHTKLED1NG 3 Pompadour" ekende aanvullings lus voor: jn, slipje, panty en lfde materialen en 1 ;elijk combineren. ren, zoals blue, 1 ijgbaar DUSTER 2^ N DIJK lij WUS.TER ïïr IDE komende tijd zal er door sociologen en politici naarstig worden gezocht naar de oorzaken van de zorgwekkende absentie van de kie- i(s bij de jongste verkiezingen. [ongetwijfeld zal er veel worden gesproken over de soms weinig aan- ikelijke presentatie van degenen die het politieke bedrijf voeren, over voor het grote publiek dikwijls ondoorgrondelijke manoeuvres tussen ijen en fracties, over de ondoorzichtigheid van de politiek in het alge- ien en het gevoel van machteloosheid dat zich daarover bij velen mees- maakt. bat is allemaal waar- Toch kan er van vele, zo niet de meeste kiezers ■den gevergd dat zij zich wat meer moeite getroosten om iets te weten komen over de samenleving waarin hun inspraak wordt geboden. Maar ik hier geldt dat de meeste mensen niet voldoende zijn toegerust om die mentale inspanning te getroosten. |Zoals in zovele zaken zal ook hier bij het onderwijs moeten worden lonnen. Het vak maatschappijleer heeft zich gaandeweg burgerrecht wrven. Men moet zich echter afvragen of dat vak wel altijd zo wordt jeven dat het de belangstelling van de leerlingen voldoende opwekt en of er genoeg aan gedaan wordt in de hoogste klassen van het lager ■rwijs. n liet effect daarvan wordt pas bij een volgende generatie merkbaar. On- tijdgenoten kunnen alleen nog maar door schade en schande wijs wor- cf het. E EERSTE topconferentie tussen de leiders van Oost- en West-Duitsland heeft geen spectaculaire resultaten opgeleverd. Dat lag ook niet in lijn der verwachtingen. Het belangrijkste is dat de twee Duitslanden tot een zakelijk gesprek zijn gekomen. Bereid zijn met elkaar te len is de eerste voorwaarde voor de oplossing van de Duitse kwestie. (De demonstratief hartelijke ontvangst van Brandt door de Oostduitse l/olking houdt een boodschap in voor de linkse activisten in onze con- len. Een aantal van hun voormannen heeft geadviseerd bij de Stafen- Éiezingen van deze week te stemmen op de C.P.N. In Oost-Duitsland Telen ze kiezen voor het communisme. Het gejuich van de Oostduitsers ■rBrandt bewijst, dat zij, als zij vrij zouden zijn in hun keuze, zouden lzeri voor een bestel, zoals wij dat kennen. Ondanks alle gebreken, die laan kleven. narigheid bespaten, hter elke machine.» :n erna. bewezen van een ate capaciteit en en voor opbouw met werkbreedtes frond" vind ik een oerwoord, een lie mooiste woorden ook die we |ffl. Ik zit het nu zachtjes voor p uit te spreken: grond, grond, f- Meestal word ik een beetje ■an zo'n herhaling. Als ik drie „bewindsman" zeg, of „in- of „medemenselijkheid", ben lag verder voor sociale con- »of een redelijk gesprek verlo- f Maar bij woorden als „grond" pfl" of „wezen" loop ik rood verworteling; daar bedoel ►te dat ik dan wortel schiet en Bal lyrisch word over het blote aai op zichzelf. Wie dat niet be- I' moet niet verder lezen. Hij is [plastic en ik wens hem het beste. Iet wel, dat het niet mag wat ik I* Het is woordenmystiek of bloed en bodem, incest Nijn part. Maar het is elemen tal! doe ik het. Het wordt lente; I®? „bloed" en ik zeg „grond" r!'0oProod aan van verworteling. ptd is een oerwoord, een oerzaak 1® oerbezit. Er is niet oerigers [ïond. Grond is het eerste en e, het eerste bezit en het P'a wijsgerige begrip. Het is niet aarc'e waarop tarwe groeit is ook de laatste en T "like verantwoording van ons P; Bestaan is: staan op de „■inde grond, uit de klei ge- tfi- zijn en klei aan de voeten -P. Wie geen klei aan de voeten |'®aE zijn hoofd niet in de he- Ji, "kt, heeft voeten van leem. I" teek Daniël, die tot in de he- Lïkt' heeft voeten van leem. jjj'Pk voeten zou zijn gouden 'e™iaal nep zijn. Die voorstel- L tehvoordt aan een primitieve ■w* §Tond 4 subliem is, maar dat zij zon- I «ter niet kunnen bestaan. In Ïïische jaren ben ik op dat Ijlj™rnoveerd in een proef- |W" "voetn°ten". kleine mop- SM n de voeten die langzaam ptransormeerd werden. L heb ik nog steeds geen lts» 's avonds op het bal- cnriKI it/Jiii" c miin flat en kijk naar de U 0*1 |0]17n stukje grond om een ..Haal II E p„i' h°en. Geen verworteling. omgaande foldermaie hangt in de lucht en is ïin eerd- Het slaat nergens i6TOnd is dieP benederl mij; ii ta van de buren hebben er H,,„'gnomen. Mijn opwinding ud heeft geen voet om op te KI) jmeeft in de lucht en is ont- taa L een soort van heim- wr "et voorvaderlijk bestaan velop zonder Poslz03,Sum-1 H. J. Hoegen Dijkhc'fI ntwoordnr. 95. Doet^^ VOORKOMEN BETER DAN GENEZEN (Van een onzer redacteuren) Het klinkt misschien vreemd te spreken van een rassenpro bleem in Engeland, maar de Britse regering heeft reeds nu maatregelen getroffen om een ernstig probleem te kunnen voorkomen. Sinds 1950 kent Groot-Brittannië een forse toeloop van im migranten uit het Caraibische gebied, India en Pakistan. Im migratie in Engeland is evenwel niet nieuw. Ieren, Schotten, Franse protestanten, joden en Duitse vluchtelingen hebben zich in vorige eeuwen permanent in het land gevestigd. Na de tweede wereldoorlog emigreerden meer dan 250.000 vluchtelingen en ontheemden naar Engeland en de Hongaarse revolutie van 1956 bracht eveneens een groot aantal vluchte lingen binnen de landsgrenzen. Tweederde van de immigranten was afkomstig uit landen die niet tot het Britse gemenebest behoren. ,j .m'.i in, dat „grond" een oer- I ril..dat mens in de fundamenteel kan leven srondig kan nadenken. Dat is al heel wat. Ik sla het talent voor heimwee naar de oergrond niet laag aan en zou het niet willen mis sen. Maar wat het precies is, weet ik niet. Wie daaruit concludeert dat het niets is, mag zijn gang gaan. Met name weet ik niet of het heim wee slaat op het bezit van grond of op „grond" als laatste en meest fun damentele, geruststellende gedachte of op het een als voorwaarde voor het ander. Ik zie telkens weer kennissen verhuizen naar het platteland en het eigen stukje grond, maar ik weet niet of ze daar grond of begronding zoe ken, duistere klei of wijsgerige hel derheid, boerse vanzelfsprekendheid of stedelijk raffinement, bezitters- nuchterheid of afstandslyriek. Het oerige van het woord „grond" is dat het zich daarover in het geheel niet uitspreekt. Wie zegt dat de „eigen lijke" betekenis louter agrarisch is, en dat de filosofische - of lyrische - betekenis daarvan is afgeleid, zegt iets dat hij waarschijnlijk helemaal niet kan verantwoorden en gaat er bovendien van uit, dat een van beide betekenissen de oudste rechten heeft. En juist dat is onzeker. Zolang wij weten hebben mensen de grond en de aarde als een moeder vereerd. En die verering wijst op 'n lyrische hou ding, waarin de grond heel wat meer is dan louter een simpele kostwin ning. Het simpelste hoeft nog niet het meest oorspronkelijke te zijn. Wie de moeite zou nemen antieke woorden voor „bezit" na te gaan op hun af komst en betekenis in het spraakge bruik. zou trouwens ontdekken, dat deze houding eerder 'n regel dan 'n uitzondering is. Woorden als „wezen" of „substantie" die in het moderne spraakgebruik een vrij hoge graad van abstractie vertegenwoordigen, blijken in de oudheid daarnaast en tegelijk ook een elementair bezit aan te duiden Zij wortelen in de grond en daaraan danken zij het, dat zij hun hoofd zo hoog in de hemel kun nen steken. Hun betekenis is niet het „hogere" alleen, maar de spanning tussen hoger en lager, tussen het hoofd en de voeten. Die wisselwer king tussen hoog en laag is het enige waar het om gaat; de rest is afval. Misichien is bezit een voorwaarde om die wisselwerking te ervaren. Ik weet het niet. Liever zou ik het er varen van die wisselwerking „bezit" noemen. Juridische eigendom is ze ker geen garantie. Er wordt met ei gendom even ordinair omgesprongen als met de mooie woorden die wij in. onze taal hebben. Speculeren met grond is heel iets anders dan specu latief spreken over „grond". Ik blijf erbij dat het laatste uiteindelijk gron diger is dan het eerste en van meer betekenis voor datgene waar het werkelijk om gaat in het leven. Ook dat zouden we grond' of bezit' kun nen noemen, maar het kan ook „we zen", „ziel' of „verworteling" ge noemd worden. Tot de invoering van de immigra- tieverordeningen van 1962 hadden in woners van gemenebest-landen het volste recht zich in het moederland te vestigen. Aangetrokken door de hogere welstand en de betere moge lijkheden maakten velen van dit recht gebruik, met het gevolg dat de ge kleurde bevolking van Groot-Brittan nië een groei doormaakte van 50.000 tot ruim 1.250.000. In tegenstelling tot de vroegere immigranten toonden de nieuwko mers een duidelijk verschil met de oorspronkelijke bevolking van Enge land. Velen kwamen van arme plat telandsstreken en belandden in de industriegebieden in het zuidoosten, in de Midlands en in Yorkshire. Hun huidskleur, taal, cultuur en leefgewoonten vormden een bijna on overkomelijke hindernis bij het vin den van werk en woongelegenheid. Doordrongen van het feit dat ze Brit se onderdanen waren ondervonden de immigranten uit West-Indië het te gendeel. Het ontbrak hun veelal aan techni sche scholing zodat ze hoofdzakelijk in de laagstbetaalde, ongeschoolde beroepen terechtkwamen. Zij vestig den zich in groepen in de arme wijken van industriesteden. In de textielgebieden van Yorkshire bijvoorbeeld bevinden zich vele Pa kistani. in het Southall district van Londen Indiërs en in Hackney West indiërs. Juist deze concentraties ver hogen de spanning in de verhouding tussen de verschillende volksgroepe ringen. Na de invoering van de wet met de nieuwe immigratiebepalingen in 1962 werden uitsluitend geschoolde en van familie in Engeland afhanke lijke immigranten toegelaten. Om de groei van getto's tegen te gaan en te verhinderen dat bepaalde inferieure baantjes bij voorbaat voor kleurlingen worden bestemd moesten er stappen worden ondernomen om de gekleurde bevolking te verzekeren van werk in alle sectoren. Tegen deze achtergrond is in 1965 van regeringswege het National Committee for Commonwealth Im migrants opgericht onder voorzitter schap van de aartsbisschop van Can terbury. Tegelijkertijd werd de eer ste wet op de rassenverhoudingen een feit. Het NCCI (later CRC, Commu nity Relations Commission) heeft tot doel het bevorderen van harmonieu ze relaties tussen de verschillende rassen en nationaliteiten. Daaronder valt voornamelijk de coördinatie van alle werkzaamheden die door vrij- willigerscomités worden verricht. Deze commissies zijn over het gehe le land verdeeld en hebben mede werkers in de belangrijkste centra waar immigranten wonen. Hun taak is advies uit te brengen aan de plaatselijke autoriteiten en instellin gen, het verzamelen van gegevens als mede het organiseren van opleidings cursussen en conferenties. Verder brengt de commissie advies uit aan de minister van binnenlandse zaken. De Race Relations Act van 1965 verbood discriminatie op grond van huidskleur, ras, cultuur of nationali teit in publieke gelegenheden zoals restaurants, cafés, bioscopen en open bare vervoermiddelen. Een twee de wet zorgde voor een verbod van rassendiscriminatie in de vorm van achterstelling bij sollicitatie, dienstverlening, maatschappelijke en materiële voorzieningen, behuizing en zakelijke transacties. Eveneens werd het publiceren van discriminerende artikelen veroordeeld. Een verantwoordelijke commissie bestaande uit vrijwilligers, waaron der ook personen die deel uitmaken van de immigrantengemeenschappen werd aangesteld om conform de wet rassenkwesties tot een oplossing te brengen. Bij vermeende dicriminatie kan de benadeelde bij een subcom missie een klacht indienen, die recht streeks aan het bestuur wordt voor gelegd. Indien van discriminatie spra ke is zal het vrijwilligerskorps zich hierover heraden en bemiddelen om een verzoening tot stand te brengen tussen de gediscrimineerde en de schuldige Het is dus niet de bedoeling de aangeklaagde voor het gerecht te ha len. Dat gebeurt slechts wanneer genoemde partij geen verklaring tot „verzoening" wil ondertekenen. Tot nog toe is dit slechts in een geval gebeurd. Doordat de commissieleden op vrij willige basis werken kan de beklaag de zich verzekeren van de volle inzet van perscnen die zich uit zuiver so ciaal oogpunt voor zijn recht beijve ren. Allereerst zal men trachten de discriminerende partij te overtuigen van het onrecht dat hij, misschien onbewust, de ander heeft aangedaan. Inzake een misverstand zal men op tactvolle wijze te werk moeten gaan, het vermoeden achteruitgesteld te zijn is even pijnlijk als het feit zelf. Bovendien zal iemand niet altijd direct een klacht indienen wanneer een dergelijk feit zich heeft voorge daan en de kwestie maar zo spoedig mogelijk vergeten in plaats van een uitvoerige bemiddelingspoging te moe ten doorstaan. Men zal niet gemakkelijk tot rechts vervolging besluiten, dat wil zeggen iemand een verbod opleggen het strafbare feit nogmaals te plegen, omdat dit laatste machtsmiddel een averechtse uitwerking heeft. Het zal eventueel bestaande haatgevoelens alleen maar aanwakkeren en risico van vergeldingsmaatregelen. met zich meebrengen. Daarnaast is de medewerking van het volk nodig om de publieke opinie te wijzigen. Wan neer de bevolking doordrongen is van de gelijke rechtspositie van de nieuwe landgenoten zullen de laatsten min der wantrouwend tegenover de beslis sende meerderheid staan. De wet lijkt daarom de enig juiste methode om vooroordelen uit de weg te ruimen. Dia methode is effectief en preven tief. In Engeland is nog geen sprake van ernstige rassenmoeilijkheden en de kans is groot dat ze op deze wijze geheel kunnen worden voorkomen. De wet laat de immigranten de vrij heid hun eigen cultuur te behouden en de regering gaat ervan uit dat de ingebrachte tradities en ideeën een verrijldng voor het land kunnen be tekenen. De integratie moet zeker niet gezien worden als een volledige inpassing in het Britse patroon. Het doel is wederzijdse verdraag zaamheid en gelijke kansen voor ie- derean. Dit unieke systeem lijkt te prefereren boven zware veroordelin gen in geruchtmakende rechtszaken met alle daaruit voortvloeiende sen sationele publikaties die de tegenstel lingen nog slechts verscherpen. (Literatuur: Smoothing the way for immigrants. M. B. Carter, char- man of the Race Relations Board.). FOTO BOVEN Mrs. Yvonne Connolly is de eerste hoofdonderwijzeres onder de vele kleurlingen-immigranten die Groot- Brittannië telt. Hier geeft zij les aan een school in Islington, Noord-Lon- den, waar zich veel immigranten heb ben. gevestigd. (Van een medewerker) Teder jaar opnieuw ziet een aantal ouders zich geplaatst voor het feit, dat hun kind de lagere school ofwel het basis-onderwijs afge maakt zal hebben. Voor praktisch geen der leerlingen betekent dit een eindpunt. Zij zijn nog enkele jaren leerplichtig en zullen dus voortgezet onderwijs gaan volgen. Na de lagere school gaat men als het ware de bagage inpakken, waarmee men verder door het le ven gaat. Om deze materialistische vergelijking nog even door te trek ken: natuurlijk biedt meer bagage meer mogelijkheden, maar het is ook weer niet zo, dat men kansloos is als men weinig bagage kan dra gen. Dan is het alleen belangrijk de juiste bagage te kiezen. Hoezeer de ouders ook hulp ont vangen, de opvoeding van hun kin deren is uiteindelijk hun verant woordelijkheid. Om het voor een kind juiste schooltype te bepalen, is het voor de ouders dan ook van belang enig inzicht te hebben in de mogelijkheden, die het huidige sys teem biedt. Een grote rol bij het kiezen van de voortgezette opleiding speelt na tuurlijk het advies van het hoofd van de lagere school. Deze zal dit advies meestal niet alleen bepalen op grond van de persoonlijke ken nis, die hij van het kind heeft. Op vele basisscholen worden tegen woordig verschillende tests afge nomen. Met deze tests kan men niet alleen de intelligentie meten, maar ook nog andere begaafdhe den, zoals het ruimtelijk inzicht en de verbale en wiskundige aanleg. Men moet echter nooit vergeten, dat de uitkomsten van die tests niet absoluut zijn, maar alleen een hulp middel voor de ouders vormen bij het bepalen van hun keus. Er spe len nog tal van andere factoren een rol en zeker intelligentie als zodanig is van een minder over heersend belang, dan men zo op het oog zou aannemen. Het doel van het onderwijs is in het algemeen tweeledig: aan de ene kant dient het ter ontplooi ing van de persoonlijkheid van de leerling en tevens om hem of haar de noodzakelijke algemene vorming te geven. Aan de andere kant moet het on derwijs de leerling voorbereiden op zijn of haar toekomstige functie in de maatschappij. In de wereld der volwassenen be staat een groot aantal functies en beroepen, vanaf zeer eenvoudige tot zeer veeleisende. Voor de juiste vervulling is een zekere hoeveel heid algemeen vormend onderwijs noodzakelijk alsmede een beroeps opleiding. Hoe gecompliceerder het beroep is hoe meer algemene vor ming noodzakelijk zal zijn. Het voortgezet onderwijs valt uiteen in enkele grote groepen. Om bovenaan te beginnen: daar vinden we het VWO (Voorbereidend We tenschappelijk Onderwijs). Het is bestemd voor die leerlingen, die van plan zijn later een universitai re opleiding te gaan volgen. Het omvat op de eerste plaats het gym nasium. In de hogere klassen wor den deze gesplitst in een alpha en een bèta-afdeling. De alpha rich ting legt de nadruk op de studie van de klassieke talen, terwijl in de bèta-afdeling de studie van wis kunde en natuurwetenschappen meer op de voorgrond komt. Als tweede vorm van Voorbrei- dend Wetenschappelijk onderwijs hebben we het atheneum. Dit neemt een van de taken van de oude HBS over, n.I. de voorbereiding op een universitaire studie. Ook hier vindt men een splitsing in de ho gere klassen. Bij de A-afdeling gaat men vooral in de richting van economische en maatschappelijke vakken, bij de B-afdeling in die van de wiskunde en natuurweten schappen. Het Lyceum verenigt gymnasium en athneum in een scholengemeen schap. Dit is dus verder geen op zichzelf staande school. De cursusduur van al deze scho len is 6 jaar. Doorgaande komen we terecht hij het HAVO (Hoger Algemeen Vormend Onderwijs). Dit neemt de taak van de voormalige HBS over voorzover deze bedoeld was als al gemene voorbereiding op de maat schappij. Dit onderwijs is bedoeld als voorbereiding op het hoger be roepsonderwijs en heeft een cur susduur van 5 jaar. Het HAVO- diploma geeft de mogelijkheid ver der onderwijs te volgen aan een Hogere Technische School, Hogere Land- of Tuinbouwschool, School voor Hoger-Pedagogisch Onderwijs (voormalige school voor maat schappelijk werk), School voor Ho ger Economisch en Administratief Onderwijs en de Kweekschool voor Onderwijzers. De volgende tak van voortgezet onderwijs is het MAVO (Middel baar Algemeen Vormend Onder wijs). Dit vervangt de vroegere ULO en MULO-scholen. Bij deze laatste kon men spreken van een zekere neiging tot beroepsonder wijs door de bijzondere praktische gerichtheid van de lessen. Er werd in feite een opleiding gegeven voor bepaalde kantoorfuncties. Bij de MAVO ligt het karakter meer op de algemene vorming. De opleiding bij de MAVO is gesteld op 4 jaar maar er is de mogelijkheid gescha pen van een 3-jarige opleiding. De ze laatste kan van belang zijn voor leerlingen, die eerder aan beroeps onderwijs willen beginnen en daar om geen zin hebben in een 4 jaar durende algemene vorming. De MAVO geeft aansluiting op het middelbaar beroepsonderwijs. Dit omvat o.a. het Middelbaar Technisch Onderwijs, het middel baar land- en tuinbouwonderwijs en Middelbaar Economisch en Ad ministratief Onderwijs. Als laatste maar zeker niet on belangrijkste vinden we het LAVO (Lager Algemeen Vormend Onder wijs). Hoewel dit als aparte school kan bestaan en dan het meeste te vergelijken valt met de voormalige VGLO-scholen, zal het LAVO in de praktijk meestal gekoppeld zijn aan het lager beroepsonderwijs. Daaronder verstaan we het Lager Technisch Onderwijs, het Lagere Land- en Tuinbouwonderwijs, het Lagere Huishoud- en Nijverheids onderwijs en het Lager Economisch en Administratief Onderwijs. Omdat dit laatste een geheel nieuw schooltype is, zal daar in een apart artikel nader op ingegaan worden. Tot slot een enkel woord over de overal nieuw ingevoerde „brug klas". Iedere opleiding na de Lage re School begint met .een dergelij ke klas. Maar het zal duidelijk zijn, dat de verschillende soorten scho len niet geheel gelijke brugklassen kunnen hebben. In principe 'zijn er 2 soorten „brugjaren": een voor het VWO, HAVO en MAVO en een voor het LAVO (waarbij inbegrepen het lager beroepsonderwijs). Maar ook hier zijn toch weer onderlinge ver schillen: in de brugklas van het VWO (Gymnasium) mag h.v. La tijn worden gegeven. Ook hij het LAVO komen er zulke onderlinge verschillen voor: het rooster van de brugklas van een Lagere Tech nische School ziet er b.v. anders uit dan dat van een school voor Lager Economisch en Administra tief Onderwijs. Het gevolg daarvan is, dat er niet al te veel verwacht mag worden van de zgn. doorstroming na het brugjaar. Hiermede wordt bedoeld het overgaan naar een schooltype, dat beter hij de begaafdheden van de leerling past. Het zal b.v. voor een HAVO-leerling bijzonder moei lijk zijn om over te stappen naar het gymnasium, omdat hij dan al met 1 jaar achterstand Latijn be gint. Aan de andere kant zal een HAVO-leerling, die het niet zo goed doet, wel vrij gemakkelijk naar het MAVO kunnen. Soortge lijke moeilijkheden heeft een leer ling, die van het Lager Economisch en Administratief Onderwijs over wil stappen naar een Lagere Tech nische School. Op deze laatste school zal men met bepaalde hand vaardigheidsvakken veel verder zijn. Hieruit blijkt alweer van hoe groot belang een juiste schoolkeuze na de Lagere School is. Met het bovenstaande is een al gemeen overzicht gegeven van de mogelijkheden, die er na de Lage re School bestaan. Hoewel geen volledigheid is nagestreefd, kan het de ouders toch voldoende in zicht geven voor een verantwoorde schoolkeus voor hun zoon of doch ter.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1970 | | pagina 21